14
Chalet Marmot was zo pittoresk als een Zwitsers chalet maar kon zijn. Het lag hoog in de weilanden boven het dorp, en de brede balkons keken uit op de indrukwekkende Gotschna ertegenover en rechts het glooiend aflopende Prättigau-dal. Het dak van het chalet was bedekt met sneeuw; het had houten wanden die donkerbruin waren geworden van ouderdom, en rode luiken met kunstig uitgesneden harten.
Het was vier uur in de middag toen ze aankwamen. De lucht was diepblauw en de zon scheen oogverblindend, zodat de sneeuwkristallen glinsterden als dicht op elkaar gezette diamanten. David bracht de bagage naar binnen, terwijl Tom buiten op en neer beende met zijn iPhone tegen zijn oor gedrukt en een sigaret in zijn mondhoek. Phaedra liep de hal in en inhaleerde de vertrouwde dennengeur. Ze liet haar ogen over het interieur gaan, en haar blijdschap nam toe toen ze de zitkamer in liep, waar de achtermuur werd gedomineerd door een traditionele Zwitserse haard met een stapel houtblokken erin, klaar om aangestoken te worden. De muren en plafonds waren betimmerd met antiek vurenhout uit Prättigau-boerderijen van twee- of driehonderd jaar oud, waar traditionele Zwitserse patronen van bloemen en inscripties in schoonschrift in waren uitgesneden. Impressionistische schilderijen hingen naast oude meesters, en de banken waren ruim en uitnodigend, en lagen vol met kussens. Buiten was het wit en besneeuwd, maar binnen zorgden de houten lambrisering en het enorme rode Perzische kleed voor een uitermate knusse sfeer.
‘Je moeder heeft een erg goede smaak,’ zei ze terwijl ze door een poortje de eetkamer in liep. ‘Ze heeft een goed oog voor stoffen. Blauw- en roodtinten doen het heel goed in de bergen.’
‘Ik zou het niet weten.’ David haalde zijn schouders op. ‘Het is in ieder geval gezellig.’
‘Ze had binnenhuisarchitect moeten worden. Ze heeft echt gevoel voor stijl.’
Hij volgde haar de eetkamer in, waar oude tinnen bierkroezen in de vensterbanken stonden, en de vurenhouten wanden en balken de sfeer van een traditionele boerenhoeve ademden. ‘Misschien was ze dat ook wel geworden als ze niet met mijn vader was getrouwd,’ zei hij.
‘Ze is nog jong.’
‘Het is moeilijk om op haar leeftijd met iets nieuws te beginnen,’ voerde David aan.
‘Misschien gaat ze Fairfield wel een metamorfose geven.’
‘Ze mocht van papa nooit ergens aankomen, op de slaapkamer na.’
‘Nou ja, het huis kan hier en daar wel een likje verf gebruiken. Nu George er niet meer is om haar tegen te houden…’
‘Ik ben het met je eens. Een huis moet een thuis zijn. Maar ik denk dat ze er te zeer van doordrongen is dat het een erfgoed is om er iets aan te veranderen. En mijn oma is ook voortdurend aanwezig om met haar kraaloogjes in de gaten te houden wat er gaande is.’
‘Ik vind dat ze moet doen wat ze zelf wil. De afgelopen dertig jaar van haar leven heeft ze het alleen maar andere mensen naar de zin gemaakt. Vind je niet dat het nu tijd wordt dat ze iets voor zichzelf gaat doen? Misschien moet ze gaan reizen.’
‘Ze zou nooit in haar eentje gaan, en tante Rosamunde zou haar al heel snel het bloed onder de nagels vandaan halen.’
‘Ze moet het huis uit, en haar hoofd uit. Zolang we in een bekende omgeving zijn, blijven we hangen in ons hoofd, met al die onzinnige gedachten waar we niets mee opschieten. In het buitenland léven we in onze zintuigen; dan nemen we al die nieuwe en prachtige taferelen, geuren en geluiden in ons op. We stijgen uit boven het zinloze gepruttel van onze gedachten en leven volkomen in het nu, net als ik nu doe. Ik neem dit schitterende nieuwe uitzicht in me op en ik voel me zó boven het alledaagse verheven.’ Ze lachte verlegen, zich ervan bewust dat het raar klonk. ‘Het was een goed idee van jullie om eruit te gaan. Ik voel me nu al beter.’
Aan Davids liefdevolle blik was duidelijk te zien dat hij haar helemaal niet raar vond. ‘Ik ook,’ zei hij instemmend. ‘Maar ja, alleen jouw aanblik is al genoeg om me een beter gevoel te geven!’ Ze wendde zich af, in verlegenheid gebracht. Zijn flirterige opmerking verraste haar. Hij lachte het weg, alsof het hem ook had verrast en hij nu spijt had dat hij het gezegd had. ‘Kom, ik zal je laten zien waar je mag slapen.’
De benedenverdieping had Phaedra verrukt, maar de bovenverdieping beviel haar nog beter. Haar slaapkamer was helemaal bekleed met blauwe Toile de Jouy, en het bed was zo hoog dat ze erin zou moeten klimmen. Ze liep naar het raam en keek het dal in. Geen wonder dat George zo verzot was geweest op Murenburg; het had de bekoring van een adventkalender.
De jongens gaven Phaedra geen tijd om haar koffer uit te pakken. Ze wilden dat ze zo snel mogelijk ski’s en schoenen ging huren, zodat ze de volgende ochtend vroeg weg konden. Met George’ jeep reden ze de berg af naar het dorpje en parkeerden tegenover de supermarkt om boodschappen te gaan doen. Phaedra had graag de keuken van het mooie chalet gebruikt, maar David en Tom stonden erop dat ze elke avond zouden eten bij de Wynegg of bij het Chesa Grischuna.
Ze huurde een indrukwekkend paar Core-ski’s bij Gotschna Sport en David zorgde ervoor dat ze een pieper had voor het off-piste skiën. Het personeel sprak hun oprechte deelneming uit. George was een geliefd en alomtegenwoordig persoon geweest in Murenburg. Sinds zijn dood was er in het dorp over weinig anders gepraat en men rouwde om hem alsof hij een van de hunnen was.
David maakte Phaedra’s ski’s vast op het imperiaal en ze reden langzaam door het dorp, wijzend naar bezienswaardigheden en zwaaiend naar de dorpelingen, die de auto herkenden en enthousiast teruggroetten.
Phaedra was verrukt. Murenburg had de sfeer van een verloren romantisch tijdperk en de bekoring van een doos Lindt-bonbons. Twee Berner sennenhonden begroetten enthousiast hun in bont gehulde baasje die uit het cadeauwinkeltje kwam; een stel paarden stond voor een slee gespannen bij het Alpina Hotel te wachten, en ze lieten telkens als ze met hun hoofd schudden hun bellen rinkelen; en de koetsier, in zijn traditionele blauwe geborduurde jak, rookte een pijp en praatte vrolijk met voorbijgangers die bleven staan om de paarden te aaien. Aan de overkant, op het perron van het station, stond een verweerde dorpeling met een baret op kastanjes te verkopen achter een stalletje, precies zoals hij de afgelopen veertig jaar had gedaan, zijn stem weergalmend door de straat terwijl hij riep: ‘Heisi maroni, heisi maroni!’ Het zachtgele Hotel Vereina glansde met vorstelijke grandeur in de zon, terwijl het bescheidener Chesa, een eindje verderop in de straat, een ouderwetse charme uitstraalde.
Tom wees haar op de enige nachtclub, de Casa Antica, en trakteerde hen op een paar verhalen over zijn avonturen daar. David stopte bij de bakker, waar nog maar een paar vlechtbroden op de schappen lagen. Phaedra ging met hem mee naar binnen en luisterde hoe hij vrolijk in gebroken Zwitserduits met de oude dame achter de toonbank kletste. ‘Ik ben bang dat ik niet zo’n talenmens ben,’ zei hij tegen Phaedra, terwijl de vrouw met een tang een brood pakte en dat in een papieren zak liet glijden.
‘Je deed het goed, wat ik ervan hoorde,’ antwoordde ze.
‘Wat jij hoorde is ongeveer alles wat ik kan zeggen.’
‘Het doel van een andere taal spreken is communiceren, toch? Dus in dat geval heb je je doel bereikt.’
‘Tom spreekt het veel beter dan ik. Hij heeft hier een jaar gewerkt toen hij van school kwam.’ David keek uit het raam en zag zijn broer om de auto heen lopen, druk pratend in zijn iPhone. ‘Tom heeft echt een talenknobbel.’
‘Ik heb zo’n idee dat hij een talentvol iemand is die tegelijkertijd ook heel lui is. Klopt dat?’
David lachte. ‘In één keer goed. Hij zou alles kunnen doen wat hij wil, maar hij kiest voor die nachtclub.’
‘Daar is niks mis mee, zolang hij maar gelukkig is.’
‘Ik weet niet zeker of dat wel zo is.’ David fronste zijn voorhoofd. ‘Hij gaat dingen uit de weg…’
De oude vrouw stak haar hand uit en David tastte in zijn zak naar kleingeld om haar te betalen. Phaedra keek toe hoe Tom stond te bulderen van het lachen en vroeg zich af of hij echt verdriet had gehad over de dood van zijn vader, of dat hij, zoals David beweerde, de pijn gewoon had weggeduwd. Ze realiseerde zich dat dit reisje voor haar en David belangrijk was, maar voor Tom nog veel belangrijker.
Die avond aten ze met z’n drieën bij het Chesa, waar David en Tom als familie werden verwelkomd. Het leek alsof ze bijna iedereen kenden en door alle enthousiaste begroetingen duurde het even voordat ze bij hun tafeltje waren. David stelde Phaedra aan iedereen voor, maar hij zei tegen niemand dat ze zijn halfzus was. Phaedra was opgelucht. Ze voelde zich er niet klaar voor om haar verhaal met vreemden te delen. Het was beter voor hen allemaal als het een familiegeheim bleef.
Iedereen schonk overdreven veel aandacht aan haar, en plotseling drong het tot haar door dat ze ervan uitgingen dat zij Davids vriendin was. Ze keken van haar naar David en lachten veelbetekenend, en aan hun bewonderende blikken was duidelijk te zien dat ze haar een goede partij vonden. David legde zijn hand op Phaedra’s onderrug en leidde haar naar hun tafeltje in de hoek. Maar intussen voelde ze de mensen naar hen kijken en ze hoorde hen fluisteren. Tot haar eigen verbazing gaf het haar een prettig gevoel; ze vond het leuk om aan David gekoppeld te worden.
De tafel stond op de ideale plek om de ruimte te overzien. Het restaurant was bijna vol en de serveersters zigzagden tussen de tafels door in hun mooie dirndljurken met nette witte schortjes. Phaedra liet haar ogen over de alpentaferelen glijden die in de houten balken waren uitgesneden. Ze nam de warme atmosfeer van de ruimte in zich op en zuchtte van genoegen. Wat was ze blij dat Julius haar had overgehaald om Davids oorspronkelijke uitnodiging om naar Fairfield te komen aan te nemen. Ze voelde zich nu deel van hun familie – en ze had nog nooit deel uitgemaakt van een echte familie.
Ze dronken wijn, aten van de heerlijke gerechten en lachten om Toms verhalen. Toen Tom naar buiten ging om een sigaret te roken, bleven David en Phaedra alleen achter en opnieuw knetterde de spanning tussen hen zo hevig in de lucht dat Phaedra ervan overtuigd was dat het hele restaurant het kon zien. David lachte haar toe over de tafel heen. Hij kon zijn gevoelens niet verbergen. Ze namen zo snel in hevigheid toe dat hij niet zeker wist of hij ze nog wel onder controle kon houden, en als de woorden ‘broer en zus’ niet tussen hen in de lucht hadden gehangen als de tralies van een gevangenis, zou het de natuurlijkste zaak van de wereld zijn geweest om haar hand vast te houden.
David rekende af – het viel Phaedra op dat Tom het niet eens aanbood – en ze reden over het smalle weggetje naar Chalet Marmot. Sterren fonkelden aan de hemel en de maan verlichtte de bergen met een fosforescerend zilveren licht, waardoor elke boom en rots op de Gotschna duidelijk afgetekend stond.
‘Wat prachtig, hè?’ zei Phaedra toen ze even later samen met David op het balkon stond, een mok chocolademelk in de hand. ‘De berg komt echt op je af en de hemel lijkt zo diep. Zo ver weg.’ Ze keek hoe haar adem in de koude lucht een wolkje vormde.
‘Het is moeilijk voorstelbaar dat papa daarboven is overleden,’ zei David, en hij trok zijn gezicht in een frons.
‘Van hieraf ziet het er zo vredig uit.’
‘Het is toch verschrikkelijk dat zoiets moois zo veel kwaad kan doen?’
‘Het stond geschreven in het Boek des Levens, David.’
‘Ik weet het.’
‘Het was zijn lot om te gaan.’
‘Maar toch is het moeilijk voor ons.’ Hij nam een slok chocolademelk en slikte hoorbaar.
‘Degenen die achterblijven, die lijden het meest. Je vader heeft er waarschijnlijk heel weinig van gemerkt toen de lawine hem raakte. Misschien heeft hij helemaal geen pijn gevoeld. Maar wij voelen die voortdurend.’
David sloeg zijn arm om haar schouders en trok haar tegen zich aan. ‘Ik ben blij dat je hier bent, Phaedra.’
‘Ik ook,’ antwoordde ze, een traan wegpinkend. ‘We zitten in hetzelfde schuitje, en dat maakt het zo veel makkelijker te dragen.’
David wilde haar vragen waarom ze over haar leeftijd had gelogen. De vraag lag op het puntje van zijn tong, maar zijn nieuwsgierigheid werd verdrongen door angst en hij hield zich in. Hij wilde niet het risico lopen haar vertrouwen te verliezen door toe te geven dat hij in haar spullen had gekeken of dat hij haar op een leugen had betrapt. Het was duidelijk dat ze alleen had gelogen om hen allemaal te beschermen voor de waarheid: dat zijn vader vreemd was gegaan toen hij pas getrouwd was. Maar het zat hem toch dwars, als een lelijke plastic zak die in een prachtig bos is achtergelaten. Zolang hij wist dat de zak er lag, kon hij niet voor honderd procent van het uitzicht genieten. Uiteindelijk zou hij het aan haar moeten vragen – maar niet op het moment dat ze tegen hem aan leunde.
Later, toen hij in bed lag, dacht hij na over het huwelijk van zijn ouders. Voor zover hij wist, waren ze heel gelukkig geweest. Zijn moeder had zijn vader op een bijna kinderlijke manier aanbeden. Ze had nooit in twijfel getrokken wat hij deed, had hem de baas over haar laten spelen en had dat onderdanig als een geisha geaccepteerd. Op zijn beurt had George haar altijd met het grootste respect behandeld en haar met de felheid van een leeuw verdedigd als iemand haar te na kwam. Ze hadden nooit gekibbeld of ruziegemaakt, en hij herinnerde zich intieme momenten tussen hen, wanneer zijn vader haar hand vasthield of zich naar haar overboog om haar op haar wang te kussen. De liefdevolle blik op zijn moeders gezicht was een beeld dat hem altijd was bijgebleven. Dus als zijn vader was vreemdgegaan, maakte dat dan iets uit?
Voor zover David wist, had het geen invloed gehad op hun huwelijk. Het was niet goed te praten, maar niemand was erdoor geschaad. Wat niet weet, dat niet deert – en dat was een cliché omdat het waar was. Hij draaide zich op zijn andere zij en deed zijn ogen dicht. Eén ding wist hij zeker: als zijn vader zich zo veel moeite had getroost om te voorkomen dat Antoinette gekwetst werd, dan zou hij hetzelfde doen.
De volgende ochtend ontbeten ze vroeg en om negen uur waren ze al op de top van de Gotschna. De lucht was helder en koud, en de hemel van een fel, geestdriftig blauw, waartegen de berg duidelijk afstak. Maar de stemming was somber. Vandaag zouden ze de plek bezoeken waar George was overleden. De gedachte daaraan hing als een donkere wolk boven hun hoofd.
Phaedra was zenuwachtig. Alleen haar handschoenen weerhielden haar ervan om op haar nagels te bijten. Tom was heel stil, afgezien van een paar flauwe grappen in de gondel van de kabelbaan. David verborg zijn ongerustheid achter efficiëntie. Hij vertelde Phaedra wat het programma voor de dag was en wees haar op de beroemde Wang, een van de steilste hellingen van Murenburg. ‘Met elke bocht val je een meter naar beneden,’ legde hij uit. ‘Het is prachtige poedersneeuw, maar het is enorm gevaarlijk.’
Phaedra keek neer op de brede strook jonge boompjes die het bos doorsneed en het drong tot haar door dat dit echt lawinegebied was.
Toen ze boven waren, rookte Tom nog snel een sigaret. Ze klikten hun ski’s aan en keken nog even naar het indrukwekkende uitzicht over het dal en de berg Madrisa in het zuiden, badend in het zonlicht. Phaedra droeg een witte broek en een donkerblauwe jas, waardoor haar slanke taille en vrouwelijke heupen benadrukt werden. Ze rilde, maar niet van de kou, en keek hoe Tom zijn sigarettenpeuk in de sneeuw gooide. Hun ogen ontmoetten elkaar en voor het eerst zag ze angst op zijn gezicht. Ze glimlachte hem begrijpend toe en hij deed zijn best om terug te lachen. Hij zag eruit als een klein jongetje en ze wilde wel naar hem toe vliegen en haar armen om hem heen slaan.
Plotseling werden ze geraakt door de ernst van hun missie, als door een koude windvlaag. Ze spraken niet meer. David zette af en Phaedra volgde hem, haar hart zwaar van verdriet, omdat George wel duizend keer deze berg af geskied moest zijn.
Die eerste afdaling samen had hun een goed gevoel moeten geven, want ze waren alle drie ervaren, snelle skiërs. David was onder de indruk van Phaedra, die haar bochten nam als een wedstrijdskiër, haar gewicht behendig van de ene naar de andere kant verplaatsend, terwijl haar ski’s met een scherp, zoevend geluid door de sneeuw sneden. Ze was elegant en sterk, maar bovenal snel, en de Framptons stonden bekend om hun snelheid. Maar op dit moment waren ze zich te zeer bewust van het doel van hun tocht om het plezier toe te laten. De dood van George nam al hun gedachten in beslag.
Tom nam de sleeplift alleen, zodat David en Phaedra op elkaar aangewezen waren. ‘Wat is hij stil,’ zei Phaedra.
‘Tom gaat dingen uit de weg, maar papa kun je hier niet uit de weg gaan.’
‘Het dringt nu echt tot hem door, hè?’
‘Dat moest eens gebeuren, vroeg of laat.’
‘Arme Tom,’ zuchtte ze meelevend.
‘Hij lijkt wel stoer…’
‘Nee, dat lijkt hij niet,’ onderbrak Phaedra hem.
‘Veerkrachtig dan.’
‘Nee, David, hij ziet eruit als iemand die alles wegstopt.’
‘Hij is eraan gewend om zijn problemen in alcohol te verdrinken. Hier heeft hij geen plek om zich te verstoppen.’
‘En dat is wel zo gezond. Hij rouwt, laat het dan los en kan verder met zijn leven. Dat moeten wij allemaal doen.’
David keek naar haar omlaag. ‘Je kunt goed skiën, Phaedra.’
Ze keek grijnzend naar hem op. ‘Jij ook, David.’
‘Waar heb je zo leren skiën?’
‘Ik ben opgegroeid in Vancouver, weet je nog?’
‘Ik ken niet veel vrouwen die zo snel zijn op de ski’s als jij.’
‘Dat zal ik maar beschouwen als een compliment, niet als een seksistische opmerking.’
‘Ik stel het gewoon vast, ik zeg het niet om te provoceren. De meeste vrouwen die ik ken, zijn niet zo dapper als jij. Ben je net zo goed off-piste als op de piste?’
‘Natuurlijk.’ Ze haalde bescheiden haar schouders op. ‘Ik neem elke uitdaging aan.’
‘Je zult op de proef gesteld worden. Papa is aan zijn einde gekomen terwijl hij aan het extreemskiën was. Daar was hij dol op, op grenzen verleggen. Hij skiede altijd zo, en meestal kwam hij ermee weg. Ik denk dat hij gewoon pech heeft gehad.’
‘We zullen voorzichtig doen.’
‘Het noodlot zal toch niet twee keer toeslaan?’
Phaedra schudde haar hoofd. ‘Zeg nooit nooit. Ik kan ook roekeloos zijn, maar door George ben ik me enigszins gaan inhouden.’
‘Heb je je pieper aan?’ vroeg hij, doelend op het elektronische apparaatje waarmee je elkaar kon terugvinden in het geval van een lawine.
‘Natuurlijk. Zeg me alsjeblieft dat jij weet hoe dat ding werkt!’
David werd ernstig en keek op naar de spitse toppen van de Weissfluhgipfel. ‘Ja. Maar laten we hopen dat het niet nodig is.’
Ze voegden zich boven aan de Mahder-lift bij Tom en gingen toen op weg naar de Furka, vanwaar ze overstaken naar de Graudergrat en toen hun ski’s losklikten om Alp Duranna te beklimmen. De zon werd steeds warmer. Phaedra bond haar jas en helm om haar middel en klom met de mouwen van haar trui tot aan haar ellebogen opgerold en de rits ver naar beneden getrokken. De sneeuw lag fonkelend om haar heen en de bergen torenden met hun kartelige toppen en steile afgronden boven haar uit.
Uiteindelijk bereikten ze de top. Ze staken hun ski’s in de sneeuw en gingen zitten om een reep chocola en Davids heupflacon pruimenbrandewijn met elkaar te delen.
‘Wat schitterend,’ zei Phaedra, enthousiast om zich heen kijkend naar de zee van lichtblauwe toppen.
‘We staan op het topje van de wereld,’ zei David.
‘Wat een ongelooflijk gevoel,’ ging ze verder. ‘Net alsof we deel zijn van de eeuwigheid. Ik voel me heel klein en tegelijkertijd zo verbonden met alles.’ Ze ademde genietend diep in en vulde haar longen met lucht.
‘Hier zou papa ook hebben gezeten na zijn klim,’ zei David ernstig. ‘Hij zou hebben uitgekeken naar de afdaling. Hij zou blij zijn geweest met alle nieuwe sneeuw. Ik vraag me af of hij ook naar deze toppen heeft gekeken, net als wij nu doen, en zich ook verbonden heeft gevoeld met iets wat groter was dan hijzelf. Ik heb hem nooit gevraagd wat hij dacht over God.’
Tom haalde diep adem en staarde voor zich uit naar de uitgestrektheid waar geen einde aan leek te komen. Kilometers verderop, aan de horizon, losten de bergen op in mist. Daarachter lag de oneindigheid. Al starend voelde hij iets diep in zijn binnenste in beweging komen. Voor het eerst in zijn leven werd hij zich bewust van de eeuwige stroom, en op een bijzondere manier voelde hij zich er onderdeel van. Hij had niet durven denken aan de plek waar zijn vader nu was. Hij had niet willen accepteren dat hij er niet meer was. Doen alsof alles oké was, was de enige vorm van zelfverdediging die hij kende. Maar nu zette zijn borstkas uit van de onderdrukte emoties en snakte hij ontzet naar adem toen ze omhoogkwamen in zijn keel en verder naar boven, totdat hij een zwaar, trillend gekreun voortbracht. Het ging buiten hem om, alsof een vreemd wezen bezit had genomen van zijn lichaam en hij alleen maar machteloos kon toekijken hoe het door hem heen raasde en hem deed sidderen en stuiptrekken.
David sloeg zijn broer bezorgd gade terwijl diens gezicht vertrok van pijn en hij naar adem snakte. Phaedra kroop door de sneeuw naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen. Hij gaf zich meteen over en begroef zijn gezicht in haar jas. Ze bleven allemaal doodstil zitten, terwijl Tom zijn verdriet door zijn lichaam heen liet golven.
‘Dit is goed,’ zei Phaedra toen Tom weer rustig was geworden. ‘Je zult je er veel beter door voelen. Je kunt het niet altijd maar inhouden. Dat is het ergste wat je kunt doen. Je moet het onder ogen zien en dan loslaten. Doen alsof het er niet is maakt het alleen maar erger.’
Tom stak zijn hand uit naar zijn rugzak, maar David had die al opengeritst en haalde de sigaretten van zijn broer eruit. Met trillende handen stak Tom er een op met de aansteker die David hem voorhield. De eerste teug vulde zijn longen en hij voelde zich meteen kalmer. ‘Het spijt me,’ zei hij ten slotte. ‘Ik weet niet wat me bezielde.’
‘Het is goed,’ zei David. ‘Je reactie was alleen wat vertraagd, dat is alles.’
Tom staarde de berg af naar de plek waar zijn vader zijn dood tegemoet was geskied. ‘Ik mis hem,’ zei hij met een klein stemmetje. ‘Ik mis hem heel erg.’
‘Dat weet ik,’ antwoordde David. Hij volgde de blik van zijn broer en staarde ook de berg af. ‘Daar ergens was de lawine.’
‘Ben je er klaar voor, Tom?’ vroeg Phaedra.
‘Ik denk dat ik er nooit klaar voor zal zijn,’ antwoordde hij met een zucht, en hij nam nog een diepe trek van zijn sigaret.
‘Maar we moeten wel,’ zei Phaedra. ‘Niemand van ons zal in staat zijn verder te gaan voordat we hier hem herdacht hebben.’ Ze hees zichzelf overeind. ‘Kom op, jongens. Hoe langer we wachten, hoe moeilijker het wordt.’