20

Antoinette stond voor het tuinhuis in een overall en met een pet op, die ze allebei had aangeschaft bij de boerenwinkel in Winchester, en had een grote tuinbezem in haar hand. ‘Ik begin met de binnenkant,’ zei ze tegen Barry. ‘Kijk jij maar wat je met de buitenkant kunt.’

‘Snoeien,’ zei hij, krabbend aan zijn kin.

‘Ik denk dat we hier iets moois moeten planten. Clematis die tegen de muren op klimt en geurige struiken op de plek waar nu die brandnetels groeien. Wat vind jij?’

Hij keek naar de zon. ‘Clematis zal het hier wel goed doen.’

‘Mooi.’

‘Ik ken iemand die die stoelen kan repareren,’ zei hij, wijzend naar een paar mooie smeedijzeren stoelen die aan een bijpassende tafel onder het afdak stonden.

‘Weet jij wie dit heeft gebouwd?’

Barry schudde zijn hoofd. ‘Geen idee.’

‘Het is zó romantisch! Er móét wel een verhaal achter zitten, denk je niet?’

‘O, vast wel,’ zei Barry. Hij begon de brandnetels uit te trekken en gooide ze op de kar die hij achter de tractor de heuvel op had gereden. ‘Het is een raadsel, mevrouw.’

Antoinette verdween in het gebouwtje en begon stof en spinnenwebben weg te halen, die in de hoeken naar beneden hingen als smerige stukken gaas. Er lagen dode motten op de vensterbanken en op de vloer vond ze het karkas van een vogel. Ze zag dat er een ruit gebroken was, waardoor het arme beestje wel een ingang had gehad naar zijn graf, maar geen uitgang. Tegen de achtermuur stond een stapel meubels onder een wit laken. Barry zou haar moeten helpen om die allemaal naar buiten te brengen.

Dokter Heyworth had gezegd dat hij om vijf uur zou komen. Hoewel ze zich niet wilde mengen in zijn opbloeiende vriendschap met haar zus, kon ze niet wachten om hem te vertellen dat ze zijn moeders muziekstuk had gespeeld en dat het was alsof ze naar een prachtige zonsondergang had gekeken. Ze wilde hem ook het tuinhuis laten zien, omdat ze samen op het idee waren gekomen om het op te knappen. Ze keek op haar horloge en wenste dat ze mevrouw Gunice had gevraagd om sandwiches te maken voor de lunch. Het leek zonde van de tijd om terug naar het huis te gaan om te eten.

Stukje bij beetje werd het tuinhuis bevrijd uit de tentakels van het bos. Er was veel te doen, maar tegen de middag had Barry alle brandnetels uitgetrokken en een aantal van de struiken gesnoeid die het gebouwtje langzaam maar zeker in beslag namen. Planten waren doorgeschoten en hazelaars in elkaar gegroeid, waardoor er een dichte wirwar van takken en gebladerte was ontstaan. Ze stonden hun werk in ogenschouw te nemen, met hun vieze handen het zweet van hun voorhoofd wissend.

‘Dit is een goed begin,’ zei Antoinette.

‘Je realiseert je niet hoeveel er te doen is totdat je eraan begint,’ zei Barry.

‘Ik zal vragen of David me van het weekend wil helpen.’

‘Dan kan hij het zware werk doen. Al die meubels moeten eruit; dan kan het goed schoongemaakt worden.’

‘Ik ben zo blij dat we het tuinhuis weer tot leven brengen. Toen ­George er nog was, had ik nooit tijd voor dit soort dingen.’ Antoinette veegde een vlieg van haar gezicht. ‘Het leven gaat verder, hè? Ik bedoel, je denkt dat dat niet zal gebeuren. Je kunt het je niet voorstellen. Maar het gebeurt wel.’

‘Het is net als met een rivier, lady Frampton. Als die een obstakel tegenkomt, vindt hij altijd een manier om eromheen te gaan en zijn weg te vervolgen.’

‘En ik word erdoor meegesleurd.’

‘U moet recht voor u uit blijven kijken. Niet naar beneden. Net als een koorddanser.’

‘Ik weet het.’ Ze lachte naar hem. ‘Heb je honger?’

‘Als een paard.’

‘Laten we dan iets gaan eten. Harde werkers moeten goed eten.’

‘Ik heb mijn brood in de kas liggen.’

‘Maakt je vrouw je brood altijd klaar?’

‘Ja, dat doet ze al veertig jaar.’

‘Ben je echt al zo lang getrouwd?’

‘Deze herfst drieënveertig jaar.’

‘Dat is echt bijzonder, Barry.’

Hij slaakte een diepe zucht en grijnsde ondeugend. ‘Het is een heel mensenleven, lady Frampton.’

Ze liepen samen de heuvel af en lieten de tractor bij het tuinhuis staan voor later.

Toen Antoinette het grasveld overstak, kwam David op haar af lopen. ‘Ik moet je spreken,’ zei hij ernstig.

Antoinette gebaarde naar Barry dat hij kon gaan en de oude man liet hen alleen.

‘Wat is er gebeurd?’ Haar gedachten gingen automatisch naar Tom en ze kreeg het bekende gevoel alsof de grond onder haar wegzonk.

‘Het gaat om oma.’

‘O.’ Ze zuchtte opgelucht.

‘Ze heeft Phaedra uitgenodigd om dit weekend te komen logeren.’

‘Mooi!’

‘Bij háár.’

‘O, dat is niet zo mooi. Heb je Phaedra gesproken?’

‘Zij kan er niets aan doen. Ze wil niet onbeleefd zijn. Maar geen sprake van dat ik haar bij oma laat slapen. Misschien wordt ze ’s ochtends dan wel helemaal niet meer wakker.’

‘Ik snap het. Maar je verwacht toch niet dat ík er iets van ga zeggen, hè?’

‘Iemand moet iets zeggen.’

‘En diegene ben jij, David.’

‘Maar wat voor reden moet ik dan opgeven?’ Hij maakte een hulpeloze beweging met zijn schouders.

‘Dat Josh en Tom er ook zijn en dat het leuker voor haar is om in het huis te slapen.’

‘Dan moeten ze wel echt komen.’

‘Als ze horen dat Phaedra komt, weet ik zeker dat ze spoorslags hiernaartoe komen!’

‘En Roberta!’ Hij trok een gezicht.

‘Roberta is alleen maar overbezorgd. Ze draait uiteindelijk wel bij.’

David grijnsde. ‘Ik hoop dat je gelijk hebt. Ik ga meteen naar oma toe.’

Antoinette haastte zich naar binnen om Rosamunde in te lichten. De gedachte aan Phaedra in Margarets ijzeren greep was onverdraaglijk. Ze trof haar zus in de zitkamer aan, waar ze zat te borduren en intussen naar een verhaal op de radio luisterde. ‘Mag ik even iets zeggen?’ vroeg ze, zich ervan bewust dat ze stoorde.

‘Het is niet zo’n goed verhaal,’ zei Rosamunde. ‘Ik wil liever golf zien. Wil je even kijken of dat op tv is?’

Antoinette zette de televisie aan, lichtelijk geïrriteerd dat Rosamunde dat zelf niet kon. Haar zus pakte de afstandsbediening. ‘Leg nog eens uit hoe Sky werkt.’

‘Echt, Rosamunde, het is bepaald geen hogere wiskunde.’

‘Voor mij wel. Denk je dat het middageten al klaar is? Ik rammel.’

‘Dan heeft het geen zin om Sky aan te zetten, als je toch gaat eten.’

‘Ik dacht dat ik vandaag wel aan tafel kon.’

‘Mooi.’

‘Ja, ik voel me iets beter.’

‘Zijn de blauwe plekken al wat minder?’

‘Ja, een heel stuk. Maar ik denk toch dat dokter Heyworth er nog een keer naar moet kijken.’

‘Ik denk niet dat hij komt om naar jouw blauwe plekken te kijken, Rosamunde.’

Het gezicht van haar zus werd vuurrood. ‘Denk je van niet…?’

‘Nee, ik denk van niet.’ Antoinette zette de televisie uit en ging zitten. ‘Ik denk dat hij het als een excuus gebruikt om langs te komen en jou te kunnen zien.’

‘Wat doet hij dan als ik beter ben?’

‘Jou de liefde verklaren, vermoed ik. Hoe kan hij je anders nog blijven zien?’

Rosamunde rilde van opwinding. ‘O, echt? Ik weet niet… Ik word er een beetje zenuwachtig van. Het is toch ook ál te belachelijk?’

Antoinette glimlachte. ‘Hij komt vanmiddag theedrinken, toch?’

‘Ja, om vijf uur zei hij, geloof ik.’

‘Dan zal ik jullie alleen laten.’

‘O, nee! Niet doen!’ Rosamunde keek verontrust.

‘Ik sta erop. Er is nog zo veel te doen bij het tuinhuis. Ik moet me trouwens even opfrissen. Ik zit onder het zand.’

‘Moet ik een andere blouse aan voor de thee?’

‘Ja, ik denk dat je die blauwe aan moet doen. Blauw staat je goed, en waarom doe je voor de verandering je haar niet eens los?’

‘Ik heb het in geen dertig jaar los gedragen!’

‘Dan is dit een goed moment om daarmee te beginnen. Trouwens, we hebben een probleempje.’

‘O? Wat dan?’

‘Margaret heeft Phaedra gevraagd om dit weekend bij háár te logeren.’

‘Ach, lieve help!’

‘David is nu met haar aan het praten, maar zodra hij weg is zal ze wel op hoge poten hiernaartoe komen.’

Rosamunde stond behoedzaam op van de bank. Haar bovenbeen was nog beurs, maar ze kon inmiddels zonder pijn lopen. Het was in ieder geval niet meer zo afschuwelijk rood. Het deed haar denken aan een jachtongeluk dat ze had gehad toen ze in de twintig was, behalve dat ze toen veel sneller hersteld was.

Ze werd oud, dat was het probleem. Was het heel erg dwaas om op haar leeftijd nog te flirten? Zette ze zichzelf voor gek? Was ze niet veel te vastgeroest om zich te wagen aan een relatie? Was ze klaar voor een relatie? Ze liep naar de tafel en ging voorzichtig zitten. Het was leuk om aandacht te krijgen van een aantrekkelijke man. Ze kon zich niet heugen wanneer een man haar voor het laatst het gevoel had gegeven dat ze bijzonder was. Het was moeilijk te geloven, maar het was zo, dus kon ze er maar beter van genieten in plaats van zich af te vragen of ze er wel klaar voor was. Als ze er op deze leeftijd nog niet klaar voor was, dan zou het nooit meer gebeuren. Ze zou de raad van haar zus opvolgen en haar haar los doen. Zo knap als Antoinette was ze niet, maar ze kon datgene wat Moeder Natuur haar had gegeven wel verfraaien. Ze zuchtte somber: Moeder Natuur had haar niet echt verwend.

 

David bracht de auto tot stilstand bij het huis van zijn grootmoeder. Het was een mooi, goed geproportioneerd gebouw in Queen Anne-stijl, met een steil pannendak waarop vier grote schoorstenen als stijve schildwachten in de houding stonden. De roodstenen voorgevel was bedekt met blauweregen, waar al kleine blaadjes aan zaten. De plant probeerde stiekem naar binnen te kruipen door de open ramen, waar hij meteen gedwarsboomd zou worden door Margaret en haar snoeischaar. Er zaten duiven in de wirwar van takken, en in mei hing de blauweregen altijd vol bloemen als druiventrossen, die een zoete geur verspreidden die je overal in huis kon ruiken.

David had het huis van zijn grootmoeder altijd mooi gevonden. Hij was er geboren en had er de eerste jaren van zijn leven gewoond, voordat zijn ouders naar het grote huis verhuisden, maar daar wist hij niets meer van. Wel had hij mooie herinneringen aan de tijd dat hij er als jongetje kwam spelen. Zijn grootmoeder had een spelletje gehad dat ‘De melkboer’ heette, met piepkleine melkflesjes en minipakjes boter en kaas. In die wereld kon hij urenlang opgaan, waarbij hij alles uitstalde op het tapijt achter de bank in de zitkamer. En het huis had twee trappen, een aan de voorkant en een aan de achterkant. Dat maakte het de ideale plek voor ‘Cocky Ollie’, een soort verstoppertje waar na de zondagse lunch de hele familie altijd aan meedeed. Soms, als zijn ouders op reis waren, logeerde hij hier met zijn broers en pikten ze koekjes uit de provisiekast, die ze midden in de nacht onder hun bed opaten. Eén keer waren ze betrapt door hun grootvader. In tegenstelling tot zijn vrouw, die opvliegend en ongeduldig was, was hun grootvader een zachtaardige, goedlachse man geweest. Hij had geprobeerd boos te worden, met zijn lippen op elkaar geperst en zijn handen in zijn zij, maar Tom had gegiecheld en die kleine subversieve daad had de oude man in bulderend gelach doen uitbarsten. Hij had hen de kruimels laten opvegen en ze hadden moeten beloven dat ze nooit meer zouden stelen, want anders zouden ze van hun grootmoeder een flinke uitbrander krijgen. Ze kenden haar standjes maar al te goed, dus ze waren hun grootvader dankbaar voor zijn bescherming.

Terwijl hij stopte voor haar huis herinnerde David zich dat Margaret, ondanks haar boze buien, heel veel gelachen had met Arthur. Hij was de enige die haar blij kon maken, en zonder zijn vrolijkheid was het leven zwaar geworden voor zijn grootmoeder.

David zag dat zijn auto niet de enige was die op het grind geparkeerd stond: in de schaduw van de taxusheg stond een oude Morris Minor. David vroeg zich af van wie die was. Hij liet Rufus naar buiten en keek toe hoe de hond naar de vreemde auto toe draafde en onmiddellijk tegen het voorwiel aan plaste. David ging door de voordeur naar binnen. Hij nam niet de moeite om aan te kloppen, want dat had hij nog nooit gedaan. Het huis van zijn grootmoeder was hem even vertrouwd als zijn eigen huis, en ze zou het heel raar hebben gevonden als hij had aangebeld.

Toen hij de hal in stapte, hoorde hij stemmen in de zitkamer. Eerst klonk het als een laag gezoem, als van een grote bij, maar toen hij dichterbij kwam kon hij een mannenstem onderscheiden – en die sprak over de liefde. Hij bleef voor de deur staan, die op een kiertje stond, en probeerde te bedenken of hij al dan niet naar binnen zou gaan. Hij had nooit gedacht dat zijn grootmoeder een minnaar zou hebben. Hij dacht eigenlijk dat ze daar te oud voor was – en te opvliegend. Maar nu zat ze in haar zitkamer te luisteren naar een man die sprak over liefde. Hij verstijfde en deinsde achteruit, zich er plotseling van bewust dat hij op het punt stond een geheim afspraakje te verstoren. Maar net toen hij terugsloop naar de voordeur, kwam Basil luid snuivend de zitkamer uit draven. David had geen andere keus dan naar binnen te stappen en maar te hopen dat het hem vergeven zou worden.

Margaret schrok toen ze hem zag en trok haar hand uit die van dominee Morley. David was ervan overtuigd dat hij haar zag blozen. ‘Hallo, oma,’ zei hij op zijn meest nonchalante toon, in een poging te doen alsof hij niet geschokt was door de aanblik van zijn grootmoeder met de dominee. ‘Dag, dominee Morley.’

‘Dag, David.’ Dominee Morley keek helemaal niet gegeneerd.

‘David, wat doe jij hier?’ vroeg Margaret.

‘Ik kwam gewoon even bij je langs.’

‘Onzin. Niemand komt ooit “gewoon even bij me langs”.’ Ze lachte naar de dominee. ‘Ze willen altijd iets van me!’ voegde ze er droog aan toe.

‘Ik kan een andere keer wel terugkomen.’ Hij maakte aanstalten achteruit weg te lopen.

‘Nee hoor, het is goed,’ zei ze.

‘Ik moet echt gaan,’ begon dominee Morley.

‘Nee, dat moet u niet,’ zei Margaret vinnig, en ze legde een hand op zijn arm om hem ervan te weerhouden overeind te komen. ‘Waarom ga je niet zitten, David? Nu je er toch bent, kun je net zo goed blijven.’

‘Goed dan.’ Hij ging in de oude leunstoel van zijn grootvader zitten en herinnerde zich het groene emmertje met kaaskoekjes dat altijd op het bijzettafeltje stond, en dagelijks werd bijgevuld door Moira, hun Ierse kokkin.

‘Je komt over Phaedra praten, zeker?’ vroeg Margaret.

Het had geen zin te doen alsof dat niet zo was. ‘Onder andere,’ antwoordde hij luchtig.

‘Ze logeert bij mij dit weekend.’

‘Denk je niet dat het leuker voor haar is bij mama in huis?’

‘Absoluut niet! Om te beginnen wil ik haar haar erfstukken geven, en we hebben heel wat te bepraten, zij en ik.’ Ze wendde zich tot de dominee. ‘Het is een allerliefst meisje.’ Dominee Morley knikte, maar had duidelijk geen idee over wie ze het hadden. ‘Je kunt haar niet helemaal voor jezelf houden, David. Je moet haar delen. Bovendien vond ze het een heel goed idee toen ik haar uitnodigde. Ik heb nog nooit iemand zo snel op een aanbod horen ingaan.’

David besefte dat het geen zin had om met haar in discussie te gaan. Margaret kreeg toch altijd haar zin. ‘Nou, dat is dan geregeld.’

‘Mooi.’

Er volgde een lange stilte. Dominee Morley probeerde zijn boordje wat losser te trekken. Het was warm in Margarets zitkamer. ‘Misschien is het een ideetje om een paar van ons voor het diner uit te nodigen?’ zei David ten slotte.

Margaret zoog haar wangen naar binnen. ‘Als jullie je goed gedragen, mogen jullie zaterdagavond misschien wel allemaal hier komen eten.’ David vroeg zich ongerust af hoe het dan moest met vrijdagavond. ‘Ik nodig haar uit om haar te leren kennen, snap je? Als ik moet vechten om haar aandacht met de rest van mijn familie, gaat dat nooit lukken.’

‘Ik kan me niet voorstellen dat dat waar is,’ zei dominee Morley.

‘O, dat zou u nog verbazen, dominee. Wij Framptons zijn nogal luidruchtig.’

Even later slaagde David erin te vertrekken met de smoes dat hij terug moest naar de boerderij. Hij stapte het zonlicht weer in, verbouwereerd en ook een beetje boos. Rufus en Basil renden rond in de tuin en rolden over elkaar heen in het gras. Hij floot en Rufus sprong op de passagiersstoel, terwijl Basil nijdig kefte. David kreeg veel zin om regelrecht naar zijn moeder te rijden en haar te vertellen over Margaret en de dominee, maar hij maakte zich er drukker om dat hij Phaedra had teleurgesteld. Ze zat nu opgescheept met zijn grootmoeder – hún grootmoeder – en hij kon er helemaal niets aan doen. Hij was kwaad dat Margaret zich ermee had bemoeid en Phaedra had uitgenodigd voordat hij of zijn moeder de kans had gekregen. Snapte ze niet dat een weekend met háár een kwelling zou zijn voor die arme Phaedra? Hij durfde haar niet te sms’en om het slechte nieuws mee te delen. Misschien zou zijn grootmoeder tegen het eind van de week nog tot andere gedachten komen.

In plaats daarvan belde hij Tom, die zo ontzet was dat hij Joshua belde. Joshua slaagde erin zijn moeder te pakken te krijgen net toen ze na de lunch weer naar het tuinhuis wilde gaan. Antoinette voelde zich alsof haar eigen dochter uit haar armen was gerukt, en ze haastte zich naar de kleine zitkamer om Rosamunde in te lichten. Rosamunde was op haar beurt gepast verontwaardigd en nam dokter Heyworth in vertrouwen toen die om vijf uur langskwam voor thee en de zandkoekjes van mevrouw Gunice.

‘De arrogantie van dat mens, om te denken dat een jonge vrouw als Phaedra graag het hele weekend bij zo’n oude dame zou willen zijn. Ik bedoel, dat is toch absurd?’ Ze nam een slokje Earl Grey.

‘Is lady Frampton er erg door van slag?’ vroeg dokter Heyworth.

‘Ze is bij het tuinhuis, om afleiding te zoeken.’

‘Ach, het tuinhuis.’ Hij glimlachte. ‘Heel goed dat ze dat prachtige gebouwtje weer tot leven brengt. Ik heb het idee dat het een symbool voor haar is, een nieuwe start.’

‘Ze is er in elk geval druk mee. Ik heb haar de laatste tijd amper gezien. Ik zou echt terug moeten naar mijn eigen huis, maar nu ben ik gebonden aan de bank hier, en niet in staat om waar dan ook naartoe te gaan.’ Met die woorden bracht ze dokter Heyworths aandacht weer terug naar haar heup.

‘Heb je er nog steeds pijn aan?’

‘Niet zo veel, om eerlijk te zijn. Het doet wel een beetje pijn als ik loop, maar dat zal wel normaal zijn. Ik ben ook de jongste niet meer. Op onze leeftijd duurt het langer om te genezen, nietwaar?’

‘Ik ben bang van wel.’

Zijn ogen waren zo vriendelijk dat Rosamunde even vlinders in haar buik voelde. Ze vroeg zich af of hij had gezien dat ze haar haar los had. Hij had er niets over gezegd.

‘Ik zou mijn zus graag helpen in de tuin. Ze is ineens zo enthousiast. Ik hoorde haar gisteravond zelfs pianospelen.’

Er kwam een lach op dokter Heyworths gezicht. ‘Speelde ze piano?’

‘Ja. Ze heeft in geen jaren gespeeld. Het eerste half uur klonk het niet zo goed, maar toen kreeg ze de smaak te pakken, en het stuk dat ze speelde was verrukkelijk. Droevig, maar verrukkelijk.’ Ze zette haar tanden in een zandkoekje, blij dat William zo veel interesse toonde voor wat ze zei. ‘Ik denk dat ze zich langzaamaan realiseert dat er een leven is na George. Phaedra heeft haar een raison d’être gegeven. Ik denk dat zij de dochter is die Antoinette nooit heeft gehad, maar waar ze wel naar heeft verlangd – en nu doet Margaret zoiets achterbaks. Echt, die vrouw is het toppunt!’

‘Is er niets aan te doen?’

‘Dat betwijfel ik sterk. Margaret is ontzettend koppig, zoals je maar al te goed weet.’

‘Ik denk dat ik na de thee even bij lady Frampton ga kijken, gewoon om te zien of alles goed met haar is.’

‘Echt waar? Helemaal naar het tuinhuis?’

‘Het is maar een klein eindje lopen. Ze heeft me er laatst mee naartoe genomen.’

Daar keek Rosamunde van op. Ze had gehoopt dat hij zou blijven voor nog een pot thee. ‘Zal ik met je meegaan?’

‘Denk je dat je daartoe in staat bent?’

Ze zuchtte verslagen. ‘Niet echt.’

‘Je moet rust houden, vrees ik, en de natuur haar gang laten gaan.’

‘Je komt morgen weer, toch? Ik geniet zo van ons theedrinken. Antoinette verdwijnt steeds haar tuin in en dan heb ik niemand om mee te praten. Ik zou voor haar moeten zorgen, en hier lig ik, als een aangespoelde walvis.’

‘Toch geen walvis, Rosamunde!’ protesteerde dokter Heyworth beleefd.

Rosamunde leefde weer een beetje op toen ze de twinkeling in zijn ogen zag. ‘Goed, geen walvis dan. Maar ik voel me wel nutteloos. Het is zoiets doms om van de trap te vallen.’

‘Dat kan ons allemaal overkomen. Het is niets om je voor te schamen, en ik weet zeker dat lady Frampton het fijn vindt dat je hier bent als ze ’s avonds thuiskomt. Het is een groot huis; ze moet zich wel eenzaam voelen in haar eentje. Het is veel beter dat jij er bent om haar gezelschap te houden en te voorkomen dat ze verdrinkt in haar verdriet.’

‘Je hebt helemaal gelijk, William. Dus ik ben geen plakker?’

‘Ik weet wel zeker van niet. Bovendien zul je toch nog minstens tot het eind van de week moeten blijven om te herstellen.’

‘En jij komt theedrinken. Misschien niet als dokter – ik kan niet doen alsof er in die hoedanigheid veel voor je te doen is –, maar als vriend.’

‘Akkoord.’ Hij lachte breed en Rosamunde was er zeker van dat ze hun relatie een stap verder had gebracht. Zijn bezoekjes zouden nu niet langer werk voor hem zijn, maar alleen dienen voor de gezelligheid. Ze streek haar haar naar achteren. Hij zei er nog steeds niets van. Misschien vond hij het te intiem om commentaar te leveren op het haar van een dame.

Ze keek hem na toen hij vertrok en nam toen het laatste koekje. Dan zou ze in haar eentje nog maar een pot thee drinken.

Dokter Heyworth trof Antoinette bij het tuinhuis. Ze stond op een ladder mos van het dak te vegen. ‘Hallo, dokter!’ riep ze toen ze hem zag aankomen.

‘Hallo, lady Frampton. Ik dacht: ik kom even kijken naar uw vorderingen.’

‘Dat hoopte ik al. Er is zo veel te doen, mijn hoofd loopt een beetje om.’

‘Bent u alleen?’

‘Ja, Barry is weer naar de tuin. Ik kan niet van hem verwachten dat hij de hele dag hier blijft als er rondom het huis zo veel te doen is. Maar ik vind het heerlijk hier, hoor. Het is zo mooi, ik geniet met volle teugen.’

‘Dat snap ik.’

‘Van het weekend krijg ik hulp van de jongens.’

‘Als u ooit een extra paar handen nodig hebt, wil ik u graag helpen.’

Antoinette staakte haar bezigheden even. ‘Meent u dat?’

‘Natuurlijk. Ik ben in het weekend altijd in mijn tuin; ik zou voor de verandering graag eens een weekend in andermans tuin doorbrengen.’

‘Dan bent u bij dezen geboekt. Prachtig!’ Van enthousiasme ging ze harder praten. ‘We kunnen in het tuinhuis aan de gang. Ik moet alle meubels eruit halen en de vloer en de wanden goed afschrobben. En dan moet er geschilderd worden…’

‘Ik kan best goed schilderen, al zeg ik het zelf.’ Hij grijnsde en Antoinette moest lachen om zijn zelfvoldane blik. Zijn speelsheid verraste haar. Hij was tot nu toe altijd erg formeel geweest.

‘Nou, ik kan wel een goede schilder gebruiken, dokter Heyworth.’

Hij fronste zijn voorhoofd en keek toe hoe ze voorzichtig de ladder af kwam. Wat hij haar eigenlijk wilde vragen leek plotseling niet gepast, dus hield hij zich in. ‘Ik heb zelfs een overall,’ zei hij in plaats daarvan.

‘Heel belangrijk. U wilt vast geen verfvlekken op uw mooie kleren.’

‘Precies!’

‘Het tuinhuis is prachtig, hè?’

‘Het wordt nog mooier als u er eenmaal klaar mee bent.’

‘En wat dan?’

‘Dan?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Dan drinken we er thee!’