24

De volgende ochtend ontbeten Margaret en Phaedra weer samen in de serre. Grijze wolken pakten zich samen in de lucht; er zou wel eens regen kunnen komen. Maar Margaret was in een uitbundige bui. Ze had haar zondagse jurk aan en haar parels om, klaar voor de kerk. Ze blikte met veel genoegen terug op de vorige avond, die ze tot een ongekend succes verklaarde.

‘Het is lang geleden dat de familie zo bij elkaar is geweest. En volgens mij hebben we nog nooit zo veel plezier gehad, zelfs niet met kerst,’ zei ze enthousiast terwijl ze een geroosterde volkorenboterham met boter besmeerde.

Phaedra kon haar enthousiasme niet delen. Ze voelde zich bezwaard. David had haar bijna gezoend, en zij had gewild dat hij dat deed. Ze schonk zichzelf een kopje sterke koffie in en probeerde geïnteresseerd te kijken.

Margaret zei niets over de klok, dus Phaedra begon er ook maar niet over. Misschien had Jenny hem gevonden en op de schoorsteenmantel teruggezet. Ze had vast wel begrepen waarom Phaedra hem had verstopt. Er was geen enkele reden om zich schuldig te voelen, maar op dit moment voelde Phaedra zich over alles schuldig.

Na het ontbijt ging Margaret met Joshua en Roberta naar de kerk. Kathy bleef in het grote huis bij Amber. Phaedra had een spijkerbroek en T-shirt aangetrokken omdat ze de hele dag zou gaan schilderen en wachtte in de hal zenuwachtig op David. Ze was teleurgesteld toen in zijn plaats Tom verscheen. Ze wist dat er de avond tevoren in de eetkamer een onzichtbare lijn overschreden was.

 

Boven op de heuvel bij het tuinhuis stroopten Antoinette, dokter Heyworth, Rosamunde en David hun mouwen al op en trokken de verfblikken open. Tom liep naar binnen en kondigde vol geestdrift hun komst aan, alsof hij een acteur was die het toneel op stapte. De anderen begroetten Phaedra allemaal hartelijk, behalve David, die haar blik ontweek. Antoinette gaf Phaedra een overall en een verfkwast. ‘Jij mag Rosamunde met het houtwerk helpen,’ zei ze. ‘Je moet de zijdeglansverf nemen.’ Ze merkte meteen de verkilling tussen haar zoon en Phaedra op en vroeg zich af wat er gebeurd was. Voordien hadden ze het zo goed met elkaar kunnen vinden!

Tom zette de radio aan en ze begonnen te werken onder begeleiding van popmuziek, die Rosamunde vergeleek met wilden die op drums tekeergingen. Dokter Heyworth was bijzonder opgewekt en praatte vrolijk met Antoinette terwijl ze met grote rollers de muren witten. Phaedra en Rosamunde deden samen het houtwerk, maar Phaedra was niet in de stemming om te praten. Ze was zich te zeer van David bewust, die zwijgend op een ladder het plafond stond te schilderen. Rosamunde praatte voor twee, gaf haar mening over moderne muziek en zei dat ze het zo jammer vond dat er groot gebrek was aan getalenteerde singer-songwriters, zoals degenen die zij in haar jeugd had bewonderd.

‘Muziek wordt vandaag de dag overgeproduceerd,’ klaagde ze. ‘In mijn tijd hadden we de Beatles en Marianne Faithfull – daar kan niemand aan tippen.’

Af en toe merkte Phaedra dat David naar haar keek, maar hij richtte zijn aandacht vervolgens weer snel op zijn werk. Ze miste zijn geplaag en hun gezamenlijke grapjes, en het voelde alsof ze iets dierbaars verloren had. Zijn aanwezigheid vulde het hele vertrek, en hoe ze zich ook probeerde te concentreren op haar verfkwast en Rosamundes gebabbel, toch kon ze de gedachte niet van zich af zetten dat hij haar negeerde, en dat kwetste haar.

Rufus lag buiten op het gras met Basil en de Deense doggen, die waren meegenomen om niets van de pret te missen. De lucht klaarde op en de regen bleef uit. Joshua en Roberta verschenen laat in de ochtend, en terwijl Roberta Phaedra en Rosamunde ging helpen met het houtwerk, assisteerde Joshua David en dokter Heyworth om al het meubilair weer in de kamer te zetten. Phaedra voelde wel dat Roberta heel koel tegen haar was, maar dat kon haar niet schelen. Het enige waar ze zich druk om maakte was David en of hun vriendschap nu onherstelbaar geschonden was.

Tegen de middag hadden ze de eerste laag verf aangebracht. Antoinette had geregeld dat iedereen bij haar thuis kwam eten – Margaret ook – en ze trokken allemaal hun overall uit en dromden de salon binnen.

Iedereen was nog steeds in een feeststemming, behalve Phaedra en David, die elkaar zorgvuldig uit de weg gingen. Margaret vroeg hoe het project ervoor stond, maar toen Roberta voorstelde dat ze mee de heuvel op zou gaan om het met eigen ogen te zien, schudde ze haar hoofd en perste haar lippen op elkaar. ‘Ik heb geen enkele behoefte om te zien wat voor herinneringen jullie hebben opgegraven. Dank je feestelijk! Het was prima zoals het was – dat al die herinneringen daar begraven lagen onder jaren stof en puin. Het tuinhuis is al tientallen jaren niet meer van mij.’ Toen, omdat ze besefte dat ze weer klonk als een oude zuurpruim, glimlachte ze zuinig. ‘Maar vermaken jullie je maar. Arthur zou het geweldig vinden als hij zag hoe jullie het in zijn oude glorie herstelden.’

‘Hij zou het nog veel geweldiger vinden als hij jou daar op de heuvel zou zien,’ waagde Antoinette op te merken.

Margaret verstijfde. ‘Nou, dat genoegen gun ik hem niet, punt uit.’

Antoinette begreep er niets van: dat romantische gebaar van Arthur was toch iets goeds geweest?

Het leek haar raadzaam om David en Phaedra ver uit elkaar aan de eettafel te plaatsen. Ze hadden de hele ochtend niets tegen elkaar gezegd.

Voor Phaedra begon de toestand wanhopig te worden. Straks moest ze weer naar Londen. Als David en zij niet met elkaar zouden praten voor ze wegging, zou het erg lastig worden om hier terug te komen. Ze at haar rosbief en deed net of ze even vrolijk was als de rest. Ze kon goed toneelspelen, maar dit ging haar talenten bijna te boven. Na het middageten trok ze zich haastig terug in een badkamer boven. Ze bleef met haar hoofd in haar handen even op de rand van het bad zitten en voelde zich ellendig. Maar ze besefte dat ze zich hier niet de hele middag kon blijven verstoppen.

Toen ze de overloop over liep, zag ze George’ kamer aan het einde van de gang. De deur stond op een kier, alsof hij haar wenkte binnen te komen. Ze vroeg zich af of Antoinette nog had opgeruimd sinds ze er voor het laatst was geweest. Langzaam liep ze naar de kamer. Haar hart bonsde, omdat ze wist dat als ze daar alleen zou zijn, ze naar dingen zou gaan zoeken – naar aanstootgevende zaken waarvan ze niet wilde dat Antoinette ze vond.

Heel voorzichtig duwde Phaedra de deur verder open. Er was niemand in de kamer. Ze kon het zachte geroezemoes van stemmen in de salon beneden horen en ze wist dat ze voorlopig veilig was. Ze snoof George’ geur op en even stond haar hart stil. Voor de tweede keer zag ze zich geconfronteerd met al zijn bezittingen en met de valse hoop dat hij opeens de badkamer uit zou komen alsof hij nooit was weggegaan.

Ze snuffelde in de verschillende doosjes met kleine spulletjes die op het tafeltje bij het bed stonden. Ze wist niet waarnaar ze op zoek was. Misschien was er wel niets wat hem in een kwaad daglicht zou stellen, maar George was altijd iemand geweest die er niet van hield om dingen weg te gooien. Hij had alles bewaard: brieven, aandenkens, herinneringen… Heel veel herinneringen, en die wilde ze uitwissen.

Opeens voelde ze dat er iemand bij de deur stond. Ze draaide zich om en schrok toen ze Roberta zag, die met over elkaar geslagen armen tegen de deurpost leunde. ‘Sorry, heb ik je laten schrikken?’ vroeg ze.

‘Helemaal niet.’ Phaedra voelde het bloed naar haar wangen stijgen, waardoor ze er meteen schuldig uitzag.

‘Ben je in George’ spulletjes aan het snuffelen?’

‘Ik haal herinneringen op. Antoinette en ik zijn een paar weken geleden begonnen…’

Roberta zuchtte. ‘Voor mij hoef je geen toneel te spelen, hoor,’ zei ze koel. ‘Ik weet heus wel dat je liegt.’

Phaedra was ontzet. ‘Waar heb je het over?’

‘Jij bent George’ dochter helemaal niet, hè?’

‘Natuurlijk wel!’

‘Ik weet wel dat Julius en jij dat hele verhaal verzonnen hebben. De narigheid is dat niemand mij gelooft. Omdat ze jou zo graag mogen. Maar als je ook maar één minuut denkt dat je hiermee weg…’

Ze werd midden in haar zin onderbroken door David. Hij zag hoe bleek Phaedra was en nam ogenblikkelijk aan dat Roberta bot tegen haar was geweest. ‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg hij streng.

‘Phaedra en ik maken gewoon even een praatje,’ zei Roberta gladjes. ‘Ik trof haar hier aan terwijl ze in George’ spulletjes zat te snuffelen.’

David schoot Phaedra te hulp. ‘Daar is niets mis mee, Roberta,’ zei hij. ‘Dat weet ik. Ze is heel behulpzaam.’ Roberta draaide zich om om de kamer uit te gaan, bleef toen staan en draaide zich nogmaals om. ‘Heb je lekker gegeten met Julius, laatst bij Le Caprice?’

Phaedra wist niet wat ze moest zeggen. Ze stond daar met een schuldbewust gezicht en zou willen dat ze ergens anders was.

‘Josh en ik waren daar met vrienden van ons. Je hebt ons kennelijk niet gezien. Tja, het was er ook erg druk, hè?’ Ze lachte huichelachtig, en snoof toen even. ‘Ik zag heus wel hoe dik jullie met z’n tweetjes waren. Heel roerend.’

Toen Roberta wegliep, begon Phaedra te huilen. ‘Ik voel me zo ellendig!’ snikte ze. ‘Ik ben hier gewoon zomaar naar binnen gegaan. De deur stond op een kier en ik wilde me dicht bij hem voelen… Roberta denkt dat Julius en ik samen een plan hebben beraamd om zijn geld te stelen. Het is vreselijk!’

David voelde een steek in zijn hart toen hij haar tranen zag. Hij liep naar haar toe en sloeg een arm om haar heen. ‘Ik vind het heel erg. Roberta heeft zich in het hoofd gezet dat jij de boel belazert. Daar kunnen we haar maar niet vanaf brengen. We moeten haar maar de tijd gunnen, dan gaat het wel over.’ Hij trok haar dicht tegen zich aan. ‘Waar het om gaat is dat niemand van ons haar gelooft.’

‘Ze was zo gemeen! Inderdaad, ik ben uit eten geweest met Julius. Maar wat steekt daar voor kwaad in?’

‘Toen je vertelde dat iemand je lastigviel, doelde je toen op hem?’

‘Ja.’

‘Je zei dat je hem iets verschuldigd was.’

‘Hij is heel aardig voor me geweest. Sinds George’ dood heeft hij me begeleid, verteld over het testament en me raad gegeven. Ik wilde terug naar Parijs, maar hij zei dat ik beter hier kon blijven om met jullie kennis te maken. Ik ben blij dat ik dat heb gedaan. Julius is nogal vasthoudend, maar ik wil niet onbeleefd tegen hem zijn.’

‘Kom, we gaan naar beneden. Zet Roberta verder maar uit je hoofd.’

Phaedra maakte zich van hem los en veegde haar gezicht af met haar mouw. ‘Zijn wíj weer goede vrienden, David?’ vroeg ze toen ernstig.

Hij glimlachte, opgelucht dat de ongemakkelijkheid tussen hen was verdwenen. ‘Natuurlijk,’ antwoordde hij.

Ze gingen apart van elkaar terug naar de salon. Dokter Heyworth zat aan de vleugel en zijn vingers bewogen vaardig over de toetsen. Margaret troonde als een koningin op haar leunstoel. Haar blik was wazig omdat de muziek haar in vervoering bracht, en niet alleen haar. De rest van het gezelschap, Roberta incluis, verdrong zich om de vleugel en luisterde vol bewondering toe.

Phaedra ging op de bank vlak bij Margaret zitten, wier lippen de woorden ‘Prachtig, hè?’ vormden en die liefkozend op haar hand klopte. Harris bracht een blad met thee en koffie binnen en Phaedra keek expres niet naar David toen die een paar minuten later de kamer binnenslenterde. Als Antoinette niet zo was opgegaan in het spel van dokter Heyworth, was haar wellicht het rozige waas op Phaedra’s wangen opgevallen en de tevreden grijns die om Davids mondhoeken speelde, terwijl de muziek toch zo droevig was en hij tot nu toe nog nergens om had geglimlacht.

‘Wat heb jij een talent,’ zei Rosamunde enthousiast toen dokter Heyworth de laatste noot gespeeld had.

Dat compliment deed hem genoegen. ‘Ik moest wel piano leren spelen, het was mijn moeders grootste passie.’

‘Wist u dat moeder weer speelt?’ zei David. Hij pakte The Sunday Times van de salontafel en plofte tegenover Phaedra neer op de bank.

‘Hebt u het stuk gespeeld dat ik u gegeven heb?’ vroeg dokter Heyworth aan Antoinette.

Ze bloosde, ontzet bij het vooruitzicht het te moeten spelen waar iedereen bij was. ‘Ja,’ zei ze toen. ‘Het is prachtig. Ik heb erop geoefend, maar het gaat nog niet geweldig.’

‘Kom op, mam, probeer het eens!’ zei Tom.

‘U moet zich niet verplicht voelen het voor mij te spelen,’ zei dokter Heyworth tactvol. ‘Ik heb u Zonsondergang niet gegeven om u in verlegenheid te brengen.’

‘Inderdaad,’ zei Rosamunde, die opeens niet wilde dat haar zus liet zien wat ze kon. Ze had haar ’s avonds horen spelen en ze wist hoe goed ze was, ook al deed ze nu heel bescheiden. ‘Waarom speel je niet iets opgewekts, William?’ stelde Rosamunde voor.

‘Goed dan,’ zei de arts. Hij keek snel even naar Antoinette, zag hoe opgelucht ze was en glimlachte, blij dat ze niet in verlegenheid was gebracht. ‘Dan wordt het jazz.’

‘Geweldig, ik ben dol op jazz,’ zei Roberta enthousiast. Joshua sloeg zijn arm om haar middel en ze leunde tevreden tegen hem aan. Niemand zou gedacht hebben dat ze Phaedra zojuist nog hard had aangepakt in George’ slaapkamer.

‘Weet je nog, die jazzclub waar ik je in New York mee naartoe genomen heb?’ fluisterde hij.

‘Dat was ons vierde afspraakje! Dat vergeet ik echt niet, hoor.’

Joshua lachte ongelovig. ‘Hield je de tel bij?’

Roberta gaf hem een speels stootje met haar elleboog. ‘Natuurlijk hield ik de tel bij! Je mocht me pas bij ons vijfde afspraakje zoenen.’

David verborg zijn gezicht achter de krant, maar hij was zich scherp bewust van Phaedra’s aanwezigheid, en dat ze naar hem keek. Hij voelde haar ogen door de krant heen branden. Zelfs al was hun relatie net zo hopeloos als een vogel met gekortwiekte vleugels, toch kon hij er niets aan doen dat hij zich beter voelde omdat ze nu weer vrienden waren. Op dit moment deed de rest er verder niet meer toe. Een vogel die niet kan vliegen, is tevreden op de grond. Alleen wanneer hij omhoogkijkt naar de lucht en de beperkingen van zijn gekortwiekte vleugels beseft, hunkert zijn ziel naar de vrijheid.

Phaedra wilde niet weg. Bij de gedachte dat ze naar Londen terug moest kreeg ze al heimwee.

Dokter Heyworth vertrok na de thee, nadat hij had beloofd Antoinette te helpen met de tweede verflaag. Kathy ging achter in de BMW zitten met Amber in het autostoeltje, en Joshua en Roberta zwaaiden terwijl ze de oprit af reden.

‘Breng jij Phaedra en mij even thuis?’ vroeg Margaret aan David. ‘Wat jammer dat je weg moet, Phaedra! Ik vond het heerlijk dat je bij me logeerde. Ik was helemaal vergeten hoe fijn het is om gezelschap te hebben. Je raakt eraan gewend om in je eentje te wonen.’

Antoinette sloeg haar armen hartelijk om Phaedra heen. ‘Je moet Fairfield Park maar als je thuis beschouwen,’ zei ze. ‘Je bent een echte Frampton.’

Phaedra was zich bewust van Davids blik toen zijn moeder de enige reden benoemde waarom ze geen paar konden zijn. ‘Ik beschouw dit heel graag als mijn thuis,’ antwoordde ze.

‘Maar het volgende weekend moet je bij míj logeren. Of moet ik daarvoor op de vuist met Margaret?’ Antoinette glimlachte naar haar schoonmoeder.

Die snoof verontwaardigd. ‘Ik zal je wel móéten delen.’

‘Ik voel me vereerd dat jullie me allemaal te gast willen hebben,’ zei Phaedra, een beetje verlegen door al die aandacht. Maar het beeld van Roberta rees voor haar geestesoog op en ze huiverde bij de gedachte aan wat zíj zou kunnen aanrichten.

‘Tja, meisje, je bent nu eenmaal goed gezelschap,’ merkte Margaret op. ‘Het is je eigen schuld!’

Rosamunde kuste Phaedra. ‘Je hebt goed geverfd! We waren een prima team.’

‘Inderdaad. Maar nu moet je het in je eentje afmaken.’

‘Antoinette en William zijn er ook nog. En David natuurlijk, als hij niet op de tractor zit.’

‘Misschien kunnen we volgend weekend wel in het tuinhuis theedrinken,’ zei David.

Margaret sloeg haar ogen ten hemel. ‘Toe, David, doe niet zo gek!’ Ze floot Basil, die zo snel de hoek om kwam rennen dat het wel leek of hij wieltjes had in plaats van poten. ‘Waar zat je? Ik hoop dat je niet vies bent geworden. Ik heb geen zin om je vanavond in bad te doen.’

Margaret ging voor in Davids Landrover zitten. Phaedra stapte achterin en zwaaide vrolijk terwijl ze wegreden. Maar vanbinnen voelde ze een treurnis optrekken als mist.

Boven pakte ze haar tas in. Ze zag de klok op de schoorsteenmantel staan en kromp ineen. Het weekend was zo goed begonnen, maar het was geëindigd met beschuldigingen en angst. Ze wist niet of ze hier nog wel terug zou keren. Ze wist niet of ze Roberta nog een keer onder ogen durfde te komen. En altijd was daar de gedachte aan Parijs als een baken in de verte dat haar veiligheid beloofde.

Toen ze de trap af liep, stapte David naar voren om haar tas aan te pakken. Margaret gaf haar het rode etui met de Frampton-saffieren aan. ‘Je moet ze meenemen, ik sta erop,’ zei ze terwijl ze het etui in Phaedra’s handen drukte. ‘En nu niet tegenspreken. Tot volgend weekend. Doe voorzichtig onderweg!’ De dag had haar vermoeid. Ze liep stijf door de hal naar de zitkamer en sloot de deur.

‘Ik kan ze niet aannemen,’ zei Phaedra tegen David.

‘Dat zou oma heel erg vinden.’

‘Bewaar jij ze dan voor mij. Dan is het ons geheimpje.’

Hij lachte naar haar. ‘Weer een!’

‘Ja, we hebben er al heel wat.’

Hij nam het etui van haar aan en deed het open. ‘Ik zou je ze graag eens zien dragen.’

‘Met die dingen lijk ik net een kind met de sieraden van haar moeder.’

‘Ze staan je vast beeldschoon. Echt.’

‘Alleen in jouw ogen.’

Hij deed het etui weer dicht en keek vertederd naar haar omlaag. ‘Mijn ogen zijn de enige die tellen.’

‘David…’ begon ze, maar ze maakte haar zin niet af.

Ze liepen naar haar auto, die nog steeds in de schaduw van de haag geparkeerd stond.

‘Ik wil niet weg,’ zei Phaedra.

‘Je hoeft niet weg te gaan. Je weet dat je hier zo lang mag blijven als je wilt. Fairfield is nu je thuis.’

‘Ik moet werken,’ zei ze met een zucht.

‘Kom hiernaartoe. Je kunt je boek hier in alle landelijke rust afmaken.’

‘Een verleidelijke gedachte. Maar als ik hier woonde, zou ik geen fotoboeken samenstellen.’

David glimlachte en vroeg schertsend: ‘Vertel eens, wat zou je dan doen?’

Ze glimlachte naar hem. ‘O, ik weet het niet… Ik heb nooit…’

‘Weet je het niet? Kom op, Phaedra, ik ken je langer dan vandaag. Sinds wanneer heb jij niet overal een idee over?’

‘Oké, als je het dan per se wilt weten… Ik zou het park openstellen voor publiek, en ik zou hier een boerderijwinkel beginnen.’

‘Echt?’

‘Ja. Het park en de tuinen zijn prachtig. Mensen kunnen hier op het gras picknicken en van de omgeving genieten. En ik heb altijd al in een winkel willen staan.’

Hij lachte. ‘Jij kunt toch veel beter, Phaedra!’

Ze keek hem fronsend aan. ‘Jij vindt het fijn om op je tractor te rijden. Sommige mensen zullen daar ook over zeggen dat je veel beter kunt.’

‘Ik neem mijn woorden terug. Je hebt gelijk. Ik vind het heerlijk om boer te zijn.’

‘Nou, ik vind het heerlijk om een winkel te drijven.’

Hij knikte goedkeurend. ‘Dan doen we dat.’

‘Je moeder zal vast bezwaren maken.’

‘Dat zou nog wel eens mee kunnen vallen Moeder verlangt ernaar iets te ondernemen.’

Ze gaf hem speels een duwtje. ‘Nu moet ik gaan.’ Ze stapte in haar auto en liet het raampje zakken. ‘Dank je wel, David.’

‘Waarvoor?’

Phaedra glimlachte schaapachtig. ‘Nou ja, voor alles.’

‘Ik had je toch beloofd dat ik op je zou passen?’

‘En je bent je belofte nagekomen.’

Ze draaide het contactsleuteltje om en hij klopte op het dak van de auto. ‘Doe voorzichtig.’

‘Doe ik,’ antwoordde ze, en ze schakelde.

Toen ze wegreed kon ze hem in haar achteruitkijkspiegel zien zwaaien tot ze de hoek om sloeg. Toen was hij weg, en zag ze alleen nog maar de haag en de oprijlaan waarover ze reed. Ze schudde wanhopig haar hoofd. O, Phaedra, wat een ellende! Wat moet ik in vredesnaam doen?

 

Het was druk op de weg. Ze reed naar Londen terwijl ze droomde over David en naar Sarah McLachlan luisterde, waar ze nog treuriger van werd. Toen dacht ze aan George en aan wat hij hiervan zou vinden. Als hij haar vanuit de hemel gadesloeg, hoopte ze maar dat hij doorhad dat hij haar in de problemen had gebracht en dat hij zijn uiterste best zou doen het recht te zetten. O, George, jij hebt me in de problemen gebracht, haal me er nu ook maar weer uit!

 

Rosamunde en Antoinette liepen door de tuin. De ondergaande zon verspreidde een zachtroze gloed aan de westelijke hemel en veranderde de wolken in toefjes gesponnen suiker. De wind was fris en Antoinette trok haar vest strak om zich heen en zuchtte van genoegen bij de aanblik van de uitbottende struiken en de bloeiende bollen. Ze snoof de zoete geur op van viburnum en jasmijn in de vochtige lucht. Het was een heerlijk weekend geweest. Ze voelde zich gezegend dat Phaedra zo plotseling in haar leven was gekomen en ze dankte George in stilte voor zijn afscheidscadeau.

Rosamunde stak haar handen diep in haar jaszakken. ‘Ik geloof dat ik naar huis moet,’ zei ze opeens.

Antoinette keek verbaasd op en bleef staan. ‘Bedoel je naar je eigen huis?’

‘Ja. Ik kan Marjorie niet voor eeuwig met de honden opschepen. Het wordt tijd dat ik mijn eigen leven weer oppak.’

‘Wat jij wilt.’

‘Ik kan in het weekend terugkomen als je je eenzaam voelt, maar ik kan mijn heup niet langer als excuus gebruiken.’

‘Heb je dan een excuus nodig?’

‘Nee, natuurlijk niet. Maar jij hebt me niet langer nodig. Je hebt het druk met de tuin en met het tuinhuis. Je kunt het leven weer aan. David zit vlakbij en zo te zien gaat het een stuk beter tussen jou en Margaret.’

‘Het gaat er niet om dat ik jou “nodig heb”, Rosamunde. Ik vind het gewoon fijn dat je er bent. We zijn zussen.’ Rosamunde glimlachte dankbaar. ‘En hoe moet het dan met dokter Heyworth?’ voegde Antoinette er met een lachje aan toe.

Rosamunde schudde neerslachtig haar hoofd. ‘Ik geloof niet dat hij hier elke dag langs komt om míj te zien.’

‘Natuurlijk wel!’ Antoinette lachte, maar zag toen al aan Rosamundes gezicht wat die vervolgens wilde gaan zeggen.

‘Nee, schat. Ik denk dat hij mij als excuus gebruikt om jóú te kunnen zien.’

Antoinette was van haar stuk gebracht. ‘Wat een onzin!’ riep ze uit.

‘Schrik maar niet. Hij is echt niet zo dom om zich aan je op te dringen. Maar hij vindt je leuk. Dat is overduidelijk.’

‘O, Rosamunde, weet je het zeker? Jullie konden het zo goed met elkaar vinden!’ ‘Ik zag het toen hij met je danste. Toen heeft hij geen één keer naar mij gekeken.’

‘Ik weet zeker dat je je vergist.’ Maar Antoinette kon niet doen alsof ze het zelf niet gemerkt had, al had ze de gedachte meteen verworpen.

‘Meestal vergis ik me in dat soort dingen; ik heb daar geen gevoel voor, dat weet je. Maar een vrouw weet het gewoon als een man geen belangstelling voor haar heeft. Ik weet het in ieder geval wel. Daar ben ik al mijn hele leven aan gewend. Ik ben geloof ik niet geschikt voor de liefde, Antoinette. Ik ben te oud, te zeer gewend aan mijn eigen manier van doen, en ook al staat de gedachte aan een liefde me heel erg aan, toch komt de werkelijkheid niet zo… nou ja, gelegen Ik bedoel, ik zou mijn huis nooit kunnen delen met een ander. Ik zou gek worden van een man met al zijn grillen en eigenaardigheden. Nee, ik ben er gewoon niet geschikt voor. Ik vond het leuk dat hij aandacht aan me besteedde, maar meer ook niet. Eigenlijk is het wel een opluchting. Ja echt, ik voel me opgelucht.’

Antoinette luisterde naar haar zus en hoe meer ze hoorde, hoe beter ze begreep dat Rosamunde eigenlijk een beetje beledigd was door de afwijzing van de dokter. Nog los van het feit dat dokter Heyworth misschien een oogje op háár had, had hij Rosamunde zonder meer laten geloven dat zíj het voorwerp van zijn liefde was.

‘Ik vind dat hij zich heeft misdragen,’ zei Antoinette terwijl ze doorliep.

‘Nee, hij gedraagt zich altijd als een heer. Hij kwam voor mijn heup. Ik heb zijn bedoelingen verkeerd geïnterpreteerd. Ik heb me aangesteld als een bakvis.’

‘Doe niet zo gek. Dat heb je niet. Echt niet.’

‘Ik viel op hem. Maar op mijn leeftijd had ik beter moeten weten!’

‘Je hebt het steeds maar over je leeftijd. Je bent nog geen zestig. Dat is toch niet oud?’

Rosamunde zuchtte diep. ‘Ach, het is wel te oud voor de liefde.’

‘Alleen als je dat zelf denkt.’

‘Hij heeft niet eens gemerkt dat ik mijn haar los had.’ Ze lachte om haar eigen dwaze behaagzucht. ‘Toen had ik het al moeten weten.’

‘Maar je hebt je trots nog.’

‘Misschien.’

 

Rosamunde besloot de volgende ochtend na het ontbijt te vertrekken. Antoinette ging die avond naar bed terwijl ze piekerde over wat haar zus tegen haar gezegd had. Zou dokter Heyworth echt gevoelens voor haar hebben gekregen, na al die jaren dat ze zijn patiënte was geweest? Of verbeeldde Rosamunde het zich maar? De dokter had haar in het tuinhuis opgezocht, dat was waar, en hij had haar de pianomuziek gegeven om te spelen. Ze dacht terug aan hoe ze gedanst hadden en bloosde. Het was fijn geweest om de armen van een man om zich heen te voelen. Maar George was nog maar zo kort dood; ze was er nog niet aan toe om aan een ander te denken. Dat voelde als verraad tegenover George, terwijl ze juist zo graag zijn nagedachtenis in ere wilde houden. Als dokter Heyworth haar graag mocht, zouden ze gewoon vrienden blijven, meer niet. Ze was gevleid, maar ze wilde het niet.

Maar de gedachte om alleen in het grote huis te zijn, zonder Rosamunde een paar kamers verderop, vervulde haar met angst. Ze wist niet of ze daar wel klaar voor was.