13
Terneergeslagen kwam Phaedra die avond om zeven uur in Cheyne Row aan. Het afscheid van haar nieuwe familie was verzacht door de belofte vier dagen door te brengen in Murenburg met David en Tom, plus de uitnodiging om wanneer ze maar wilde terug te komen op Fairfield. En toch had ze het verschrikkelijk gevonden om weg te gaan uit het huis van George, alsof zijn geest dáár rondzwierf en ze hém eigenlijk in de steek liet… Of vond ze het het ergst om bij David weg te gaan?
Ze hadden haar met z’n allen uitgezwaaid op het bordes. Zelfs Margaret was thee komen drinken en was gebleven tot half zes, toen Phaedra met tegenzin was opgestaan om te vertrekken. Ze waren met haar meegegaan naar buiten. David had haar liefdevol omhelsd, waarbij hij zijn sterke armen om haar heen had geslagen en haar iets te stevig tegen zich aan had gedrukt. Ze had haar adem ingehouden en zich losgemaakt, zich bewust van de blos op haar wangen. De plotselinge huivering van aantrekkingskracht die ze voelde had haar overvallen, en ze was duizelig geweest van onzekerheid.
Antoinette raadde haar bezorgd aan om goed op te passen in Murenburg, en Rosamunde zei dat ze een helm op moest zetten, waaruit wel bleek hoe weinig zij wist van het hedendaagse skiën, want tegenwoordig droeg iedereen standaard een helm. Maar Phaedra had hen amper gehoord. Ze was zich alleen bewust van David die op de tweede tree stond en haar met een vreemde blik aankeek. Verward door het onverwachte verlangen dat ze voelde, had ze haastig een kus op Roberta’s koude wang gedrukt – haar scherpe botten als metaal tegen haar huid – en afscheid genomen van Joshua, die had gestraald van plezier toen ze ook hem een kus gaf. Ze durfde niet meer naar David te kijken, maar aan de rand van haar blikveld zag ze dat hij haar nog steeds stond aan te kijken, met zijn handen in zijn zakken, zijn gezicht nu heel ernstig.
Tom had besloten om op hetzelfde tijdstip te vertrekken. Zodra ze op de openbare weg waren verdween zijn Aston Martin brullend uit het zicht, en Phaedra bleef achter met het melancholieke stemgeluid van Sarah McLachlan en haar eigen verwarde gedachten.
Eenmaal thuis aangekomen bracht ze haar weekendtas naar haar slaapkamer en zette haar mobiele telefoon aan. Net toen ze het bad wilde laten vollopen, ging hij over. Even dacht ze dat het David was en haar hart fladderde verwachtingsvol op, maar toen ze op de display keek, zag ze tot haar teleurstelling Julius’ naam staan.
‘Ben je thuis?’ vroeg hij, zonder haar zelfs maar te begroeten.
‘Ja,’ antwoordde ze.
‘Hoe ging het?’
Ze ging op het bed zitten. ‘Het was geweldig,’ antwoordde ze.
‘Dus Roberta heeft je niet levend verslonden?’
‘Dat niet, maar ze was heel onaardig.’
‘Onthoud dat ze maar aan één ding denkt: de Frampton-saffieren.’
‘O, die kan ze van me krijgen,’ zei Phaedra vermoeid. ‘Ik geef echt geen zier om juwelen.’
‘Dat ga je niet doen, Phaedra. Ze zijn van jou. George heeft ze aan jou gegeven en als je zijn wil respecteert, hou je ze.’
‘Natuurlijk respecteer ik zijn wil. Maar als er daardoor een wig tussen ons wordt gedreven, wil ik ze liever niet hebben.’
‘Doe niet zo mal. Daar komt ze wel overheen.’
‘Ik voel me een enorme oplichter.’
‘Dat wil ik nooit meer van je horen. George wilde voor je zorgen. Hij was zich er zeer van bewust dat hij eerder zou overlijden dan jij, en hij was bang dat je niet goed verzorgd zou achterblijven.’
‘Het is een heel leuke familie,’ zei ze dromerig.
‘En, ben je nog steeds van plan om terug te gaan naar Parijs?’
‘Natuurlijk. Dit verandert niets, Julius. Het vertraagt alles alleen een beetje.’
‘Jammer. Het klinkt alsof jullie het goed met elkaar konden vinden.’
‘Dat was ook zo.’
‘Dan zullen ze je wel opnieuw uitnodigen.’ Hij grinnikte. ‘Doe maar niet alsof je het niet heerlijk vond om onderdeel van hun familie te zijn.’
‘Dat doe ik ook niet. Ik vond het heerlijk om een Frampton te zijn,’ biechtte ze op.
‘Je bént ook een Frampton, schattebout,’ riep hij triomfantelijk uit.
‘Hou jezelf niet voor de gek, Julius. Ik ben een Chancellor.’
‘Het kost even tijd om eraan te wennen, maar ik weet zeker dat je je over een poosje een Frampton voelt.’
‘Ik ga volgende week naar Murenburg met David en Tom.’
‘Mooi zo. Dat versterkt de familieband.’
‘We gaan kijken op de plek waar George is overleden.’
‘Dan kun je dat achter je laten en verdergaan.’
‘Ik denk dat ik nooit in staat zal zijn om George achter me te laten, Julius.’ Ze voelde een golf verdriet opwellen in haar borstkas. ‘Ik ben zo in de war.’
‘Zullen we samen gaan eten?’
‘Eten?’
‘Je klinkt zo somber. Ik vrolijk je wel op. Morgenavond?’
‘Eh… ik…’ Maar ze kon geen uitvlucht bedenken.
‘Ik laat mijn secretaresse wel reserveren bij het Ivy. Zal ik je om een uur of acht ophalen? Hoe klinkt dat?’
‘Prima, dank je wel.’
‘We zijn een goed team, jij en ik. George zou blij zijn als hij wist dat ik je onder mijn hoede neem.’
‘Ik heb echt niemand nodig die voor me zorgt, Julius. Ik heb het grootste deel van mijn leven voor mezelf gezorgd, en dat is prima gegaan.’
‘Niet op de manier die George in gedachten had.’
‘Geld is niet alles, Julius.’
‘Dat zie je verkeerd. Nu je rijk bent, zul je ontdekken dat geld de sleutel tot geluk is.’
Phaedra verbrak de verbinding en bleef op bed voor zich uit zitten staren. Ze schaamde zich. George had haar een fortuin nagelaten, plus een waardevolle set juwelen die ze niet eens wilde hebben. Voor zijn overlijden had hij haar verwend, maar zijn geschenken waren makkelijker aan te nemen zolang hij ze met de warme hand gaf. Nu hij dood was, leek het op de een of andere manier inhalig om ze te accepteren. Het klopte niet dat zij de Frampton-saffieren kreeg, en toch had Julius ervoor gezorgd dat ze zich ondankbaar voelde toen ze zei dat Roberta ze mocht hebben. Waarom al die drukte over een paar stukken goud, diamanten en saffieren? Julius had ongelijk: op het grotere geheel gezien had geld geen echte waarde; dat had ze wel geleerd door naar haar moeder te kijken. Alleen liefde telde – en ze miste George met heel haar hart.
Het duurde echter niet lang voordat haar gedachten terugkeerden naar David. Ze stond op en liep de badkamer in om de kraan open te draaien. Terwijl het water liep, bekeek ze de foto’s die ze met haar digitale camera bij het tuinhuis had genomen. Ze bleef hangen bij Davids gezicht en voelde de welbekende warmte zich verspreiden door haar borstkas, gevolgd door een knagend gevoel van schaamte, waardoor ze de foto haastig wegklikte, als een verboden speeltje. George lag amper onder de groene zoden, of zij had al ongepaste gevoelens voor zijn oudste zoon.
Ze kleedde zich uit, stapte in het schuimende water en liet het over zich heen spoelen. Misschien moest ze niet naar Murenburg gaan. Misschien zou het beter zijn als ze hen niet meer terugzag. Een paar dagen weg met David kon verschrikkelijke gevolgen hebben – en het zou haar eigen schuld zijn. Ze moest teruggaan naar Parijs, en Fairfield en de Framptons vergeten. Ze deed haar ogen dicht en liet haar hoofd onder water zakken.
Antoinette vond het jammer dat Phaedra vertrok, maar ze was blij dat ze vriendschap hadden gesloten. In één weekend was er meer gebeurd dan ze had durven hopen. Ze hadden niet alleen tijd met elkaar doorgebracht, maar ze hadden ook echt genoten van elkaars gezelschap. Als ze een dochter had gehad, had die op Phaedra moeten lijken.
Ze liep George’ kamer in en keek uit het raam. Het was bewolkt, op een paar heldere plekken lucht na, waar ze de sterren kon zien. Ze herinnerde zich Phaedra’s goede raad om je op de sterren te richten om de aanwezigheid van een hogere macht te voelen, dus keek ze naar boven door een gat in de bewolking en verloor zich een ogenblik in de oneindige ruimte daarachter. Ze voelde zich heel klein, en tegelijkertijd voelde ze, ergens in haar borstkas, dat ze deel uitmaakte van die mysterieuze uitgestrektheid, alsof ze veel meer was dan vlees en bloed: deel van de eeuwige stroom van het Leven.
Dat moment van bewustzijn duurde maar kort. De tuin trok haar aandacht. Hoewel het donker was, zag ze de twee appelbomen en de toppen van de laan met lindebomen tegen de lucht afgetekend. Ze luisterde naar de wind in de takken en dacht eraan dat Phaedra zich had voorgesteld dat George iedere ochtend dat uitzicht had gezien wanneer hij de gordijnen opendeed. Het was waar: George was dol geweest op Fairfield, en als een postduif die telkens terugkeert had hij zijn leven onderbroken voor weekendjes hier zodra hij de kans had. En toch was hij rusteloos geweest, alsof hij meer van zijn huis had verwacht en telkens werd teleurgesteld. Alsof misschien de gedachte aan thuis beter was dan de werkelijkheid.
Antoinette dacht aan Margaret en het soort moeder dat zij was. Ze was niet hartelijk geweest, maar Antoinette wist zeker dat ze George op handen had gedragen – hij was haar enige zoon. Toch was hij met een heel ander soort vrouw getrouwd. Hoe meer Antoinette dacht aan de verschillen tussen hen, hoe sterker ze zich realiseerde dat hij ervoor had gekozen zijn leven te delen met de absolute tegenpool van zijn moeder. Misschien was hij getrouwd met een vrouw van wier liefde hij zeker was, omdat die van zijn moeder zo moeilijk te winnen was. Voor Antoinette was hij een held geweest vanaf het moment dat ze hem had leren kennen. Margaret was niet zo gul met haar lof, wat niet betekende dat ze niet trots op hem was, maar alleen dat ze het moeilijk vond om dat onder woorden te brengen. George was echter een man die zowel verbale als fysieke bevestiging nodig had. Antoinette wist niet of Margaret ooit aan die behoefte had voldaan.
Phaedra had ook op Margaret een kalmerend effect gehad. Toen de oude dame naar beneden kwam, was ze helemaal bijgekomen. Phaedra had niet uitgeweid over hun gesprek, maar wat ze hadden besproken had Margaret uit het moeras van haar onderdrukte verdriet gehaald, en ze had gelachen naar Phaedra op een manier zoals Antoinette haar zelden had zien doen. Alleen Roberta was kil en achterdochtig gebleven. Diep vanbinnen wist ze dat Roberta zich alleen maar beschermend opstelde jegens haar familie, maar ze wist ook hoe materialistisch haar schoondochter was. Zou ze Phaedra hebben geaccepteerd als George haar niet de Frampton-saffieren had nagelaten?
Ze dacht aan Tom en David, die Phaedra wilden meenemen naar Chalet Marmot, en toen richtte ze haar gedachten op zichzelf. Wat ging zij doen nu George haar niet meer nodig had? Ze had geld, ze kon doen wat ze wilde… maar wat? Het idee om helemaal in haar eentje een avontuur aan te gaan was intimiderend. Hier op Fairfield was ze veilig. Eigenlijk wilde ze zich alleen maar verstoppen en haar wonden likken. Ze had helemaal geen behoefte om iemand te zien buiten haar familie – behalve dokter Heyworth dan.
Hem zag ze graag. Hij was erg aardig en begripvol geweest toen hij haar de eerste keer in zijn tuin had aangetroffen. Hij had naar haar geluisterd terwijl ze opbiechtte hoe boos ze was op George, en hoe verontwaardigd dat hij alle voorzichtigheid overboord had gegooid en onnodige risico’s had genomen. Dokter Heyworth had het niet afgekeurd; integendeel, hij had haar gezegd dat het ‘volkomen normaal’ was dat ze zich zo voelde en dat het goed was om erover te praten. Na haar tweede vlucht zijn tuin in waren ze goede vrienden geworden. Margaret zou het ten zeerste afkeuren, dacht ze glimlachend. Maar ook Rosamunde zou misschien wel lichtelijk geïrriteerd zijn – zij was tenslotte duidelijk van hem gecharmeerd. Ze besloot dat ze hem weer eens zou uitnodigen, voor Rosamunde.
Ze wendde zich af van het raam, plotseling veel positiever gestemd. Misschien zou ze hem te eten vragen.
De volgende avond stopte Julius’ zwarte BMW bij Phaedra’s huisje aan Cheyne Row, en Julius stapte uit met een grote bos rode rozen. Toen hij voor de deur stond, op het punt om aan te bellen, trok hij nog even zijn stropdas recht. Phaedra sloeg hem gade vanuit het bovenraam en slaakte een diepe zucht toen ze de bloemen zag. Ze troostte zichzelf met de gedachte dat ze over een paar dagen naar Zürich zou vliegen, griste haar handtas van het bed en liep de trap af om de deur open te doen.
‘Hallo, Phaedra,’ zei Julius, en hij nam haar goedkeurend van top tot teen op. ‘Wat zie je er mooi uit.’
‘Dank je,’ zei ze, in de hoop dat ze geen verkeerde signalen uitzond door een jurk te dragen.
‘Ik heb rozen voor je meegebracht. Ik weet hoeveel vrouwen van bloemen houden en ik vond dat je heel verdrietig klonk gisteren aan de telefoon.’
‘Ik mis hem, Julius.’
‘Natuurlijk mis je hem. Maar de tijd heelt alle wonden, en dat geldt ook voor afleiding. Ik ga je trakteren op een lekker etentje, dan kun je je zinnen verzetten.’ Hij overhandigde haar de bloemen en volgde haar het halletje in.
‘Ik zal ze meteen in het water zetten. Ze zijn prachtig, dank je wel.’
Julius’ BMW was het nieuwste model, en hij was smetteloos. Een mooie leren bekleding, een glanzend houten dashboard, en nergens een stofje te zien. In de auto rook het naar poetsmiddel en Julius’ rijkelijk aangebrachte aftershave. Hij startte de motor en ineens klonk er klassieke muziek. Phaedra deed haar gordel om en Julius stortte zich in het verkeer. Met grote snelheid reed hij in de richting van de Embankment. Het was schemerig. De lucht was van een zacht, dof roze, en door het licht leken de rondcirkelende zeemeeuwen op kleine flamingo’s.
De auto zoefde door de stad en Phaedra fleurde op bij de aanblik van de perken met krokussen en narcissen in Hyde Park. Bloesems in snoepjeskleuren werden door de wind meegevoerd en zwermen duiven verzamelden zich op de stoepen en rond vuilnisbakken op zoek naar eten. ‘Ik hou van Londen in dit jaargetijde,’ zei ze.
‘Ja, heel mooi,’ knikte Julius, maar het was wel duidelijk dat hij het niet echt zag.
‘Fairfield was zo schitterend. Alles begon net uit te botten, de appelbloesem bloeide, honderden tulpen piepten de grond uit. Het is een heel bijzondere plek.’
‘Heb je de schilderijen ook gezien? Ze hebben een paar heel waardevolle kunstwerken.’
‘Ik heb ze gezien, maar ik zou niet weten hoeveel ze waard zijn.’
‘Heeft Antoinette je het portret laten zien van Theodora met de Frampton-saffieren?’
‘Nee,’ loog ze; ze wilde niet de indruk wekken dat ze had rondgeneusd.
‘Echt niet? Het hangt boven de trap. Je weet wel, naast het grote portret van Algernon Frampton. Kijk de volgende keer maar eens. Het moet een klein fortuin waard zijn.’
‘Misschien ben ik er wel langs gelopen zonder het me te realiseren. Die saffieren hebben ze me nog niet laten zien.’
‘Ze zijn zo groot als snoepjes.’
‘Ze zijn vast schitterend.’
‘Je zult ze snel genoeg dragen.’
Phaedra lachte. ‘Dat denk ik niet! Wanneer heb ik nu ooit de gelegenheid om juwelen te dragen? Je weet dat ik niet zo’n soort leven leid.’
‘Dat zou anders goed kunnen, als je maar wilde.’
‘Maar ik wil het niet. Ik ben heel gelukkig met mijn leven zoals het is. Ik ben een vrouw voor spijkerbroeken en T-shirts.’
Hij wierp een zijdelingse blik op haar en grijnsde, als om aan te geven dat hij wel beter wist.
In het Ivy was het warm, schemerig en vol. Het kruiperige personeel maakte een hoop drukte om Julius, waar hij duidelijk van genoot. Hij was hier tenslotte vaak geweest als gast van George. De manager betuigde zijn deelneming terwijl ze naar George’ vaste tafel in het midden van het restaurant werden gedirigeerd, en Julius trok een gepast treurig gezicht. Phaedra ging op de roodleren muurbank zitten en keek om zich heen naar de andere gasten. Tegen de tijd dat Julius eindelijk zat, had ze al drie beroemde acteurs en een tv-kok ontdekt.
‘We zijn in goed gezelschap,’ zei Julius blij.
‘Het is een mooi restaurant.’
‘Het was het lievelingsrestaurant van George. Hij kwam hier minstens drie keer per week.’
‘Geen wonder dat ze jou behandelen als een lid van de koninklijke familie.’
‘We hadden hier altijd onze lunchafspraken, en voor het avondeten gingen we naar Mark’s Club. George had vaste gewoontes wat dat betrof.’ Hij bestelde een fles wijn zonder op de kaart te kijken. ‘We beginnen met wit en daarna zien we wel.’
‘Ik vind wit prima.’
‘Dat hangt ervan af wat je bestelt.’
‘Ik lust alles. Wat raad je aan?’
‘Ik bestel wel voor je.’
Ze sloeg Julius gade terwijl hij nauwgezet de menukaart doorkeek. Hij had kleine oogjes; staalgrijs waren ze, maar ze vermoedde dat die ogen niets ontging.
Hij deed er niet lang over om een beslissing te nemen en riep de ober met een vingerknip. ‘Dit vind je vast lekker,’ zei hij toen de ober was weggelopen. ‘Ik ken je beter dan je denkt.’
‘Dat zullen we nog wel zien,’ zei ze met een glimlach, wetend dat hij haar helemaal niet kende.
‘Wat ben je van plan te gaan doen nu je een rijke vrouw bent geworden?’
‘Precies hetzelfde als ik altijd heb gedaan. Teruggaan naar Parijs, mijn boek afmaken…’
‘Dat fotograferen van je is een leuke hobby, Phaedra, maar denk je niet dat je je tijd beter kunt benutten in het bestuur van een liefdadigheidsinstelling? Ik ken een paar belangrijke mensen die jou maar wat graag naar voren willen schuiven.’
‘Je bedoelt goede doelen waar George iets mee had, zoals Tibetaanse kinderen…’
‘Nee, ik bedoel vooraanstaande organisaties hier in Londen.’
‘Waarom zou ik? Ik bedoel, ik wil graag helpen als het een club is waar ik iets mee heb, maar ik hoef er niet bij betrokken te zijn alleen maar om tot de hogere kringen door te dringen.’
‘Dat suggereer ik ook niet. Het is alleen de klassieke manier voor buitenlanders zoals jij om de juiste mensen te leren kennen.’
‘Ik ken in Parijs mensen genoeg.’
‘Dat is Parijs. Ik heb het over Londen en de juiste mensen in Londen. Je bent nu een rijke jonge vrouw. Het is tijd dat je andere rijke mensen ontmoet.’
‘Julius, ik moet je onderbreken. Ik wil het geld niet.’
Julius keek geschokt. ‘Doe niet zo bespottelijk.’
‘Ik meen het. Ik wil het niet. Ik zal er geen cent van aanraken.’
‘Daar ga je wel anders over denken als het je toelacht op een bankrekening die op jouw naam staat.’
‘Ik heb je mijn bankgegevens niet gegeven, en dat zal ik niet doen ook. Zoals ik al zei: ik wil het geld niet. Het is besmet.’
Hij lachte en gaf haar een klopje op haar hand. ‘Je komt uiteindelijk wel tot inkeer en dan begint er een heel nieuw leven voor je. Nieuwe vrienden, nieuwe…’
Ze onderbrak hem. ‘Ik weet wie mijn vrienden zijn en ik vertrouw ze. Ik hoef geen nieuwe vrienden te maken. Bovendien hou ik me liever een beetje gedeisd. Ik ben geen feestbeest.’
‘Ga me nu niet vertellen dat je mijn uitnodiging afslaat om na het eten naar Annabel’s te gaan.’
‘Wil je gaan dansen?’ Haar mond viel open.
‘Natuurlijk. Ik ben vanavond uit met een prachtige vrouw. Ik wil met haar pronken.’
‘O, Julius, ik ben moe. Ik geloof niet dat ik energie heb om te dansen.’
‘Wacht maar tot je een paar glazen wijn op hebt. Dan denk je er vast anders over.’
Maar aan het eind van het etentje dacht Phaedra er nog precies hetzelfde over. Julius was teleurgesteld, maar hij probeerde haar niet op andere gedachten te brengen. Ze complimenteerde hem met de gerechten die hij voor haar had uitgezocht; de vis was mals en licht, en het lam perfect roze. Vervolgens bracht hij haar naar huis, waarbij hij bij de eerste gelegenheid de Embankment op reed, zodat ze de Theems bij avond kon zien. Hij wist dat vrouwen de lichtjes op het water romantisch vonden. Toen ze bij Cheyne Row aankwamen, was het half twaalf.
‘Je ziet er heel wat beter uit,’ zei hij toen hij het portier aan de passagierskant opendeed om haar te laten uitstappen.
‘Ik heb een heel leuke avond gehad, dank je wel.’
‘Daar ben ik blij om, want ik weet dat George graag zou willen dat ik een oogje op je hou, en ik ben hem alles verschuldigd.’ Phaedra dacht dat het heel lucratief moest zijn geweest om George’ zaakwaarnemer te zijn. ‘Dus je vertrekt woensdag?’
‘Ja.’
‘Chalet Marmot is adembenemend. Antoinette heeft een geweldige smaak; jammer dat ze niet kan skiën.’
‘Ben jij er ooit geweest met George?’
‘Ja. Ik ben een ervaren skiër. Je kunt in Murenburg fantastisch off-piste skiën. Weet je, ik heb prachtig filmmateriaal van George en mij samen aan het skiën.’ Hij grijnsde. ‘Een van de beste dagen die we hadden was in de week voordat hij overleed.’
Phaedra verbleekte. ‘Was jij bij hem in de week voordat hij overleed?’
‘Ik moest terug naar Londen om een paar dingen voor hem te regelen. George kon de verse sneeuw niet weerstaan en bleef nog. Ik weet zeker dat als ik er was geweest, ik hem had afgeraden die dag off-piste te gaan.’
‘Hoezo?’
‘Het was veel te warm. De omstandigheden waren gevaarlijk. Maar George dacht dat hij alles kon. Hij dacht dat hij onsterfelijk was.’ Hij schudde bedroefd zijn hoofd. ‘Ík dacht dat hij onsterfelijk was.’
Phaedra had plotseling met hem te doen en legde haar hand op zijn schouder. ‘Dat dachten we allemaal, Julius.’
Hij keek haar ernstig aan. ‘Ik hoop dat die jongens goed op je passen.’
‘Daar ben ik van overtuigd.’
‘Ik heb weinig hoop voor Tom. Het zou me verbazen als het hem lukt op tijd wakker te worden om te gaan skiën.’
‘Dat maakt niet uit. David is heel betrouwbaar.’
Julius trok een gezicht. ‘Maar ze hebben geen van allen de drive die George had, toch?’
Phaedra stak de sleutel in het slot. ‘Ik weet niet of dat erg is. Ik bedoel, George had iets te bewijzen. Hij zat veel ingewikkelder in elkaar. David zit gewoon lekker in zijn vel.’
‘Joshua is eigenlijk degene die je in de gaten moet houden. Hij verdient bakken met geld in de City, maar hij zit helemaal onder de plak van die inhalige vrouw van hem. George was niet zwak. Tom heeft een nachtclub – wat voor baan is dat? Ik denk dat hij helemaal niet veel verdient en dat hij sowieso te veel drinkt om ergens een succes van te maken. Wat een familie!’
Phaedra trok ontdaan haar hand terug. ‘Ik dacht dat je ze zo graag mocht?’
‘Het betaalde goed om ze te mogen.’ Hij lachte om het gezicht dat ze zette. ‘Kijk niet zo geschrokken. Natuurlijk mag ik ze. Vergeleken met andere families zijn ze de kwaadsten niet. Alleen, de appel valt doorgaans niet zo ver van de boom, en ik bewonderde George enorm.’ Hij zuchtte. ‘Ze komen geen van allen ook maar bij hem in de buurt.’
Phaedra duwde de voordeur open en liep de hal in. ‘Bedankt voor het etentje, Julius. En het spijt me dat ik niet mee ging dansen.’
‘Volgende keer beter. Bel me maar.’
Ze fronste haar voorhoofd, terwijl een ongemakkelijk gevoel bezit van haar nam. ‘Luister eens, Julius, je bent geweldig geweest. Je hebt me door een heel moeilijke tijd heen geholpen; ik weet niet wat ik zonder jou zou hebben gedaan. Maar je kunt me nu laten gaan. Ik beloof je dat ik het in mijn eentje wel red.’
Ze kromp ineen toen hij zijn handen om haar middel legde en zich vooroverboog om haar op haar wang te kussen. ‘Doe niet zo gek, Phaedra. We zitten hier samen in, jij en ik – en je weet dat je me nodig hebt. Ik bel je wel als je in Murenburg bent om te horen of alles goed gaat.’
‘O, natuurlijk gaat het daar goed. Ik ben met mijn broers.’ Dat klonk bespottelijk.
‘Broers voldoen maar tot op zekere hoogte. Jij hebt een man nodig.’
‘Die had ik.’
‘Dan heb je een nieuwe nodig. Een gebroken hart kan helen, Phaedra, en het leven is leuker met z’n tweeën. Ga nou maar naar bed en zorg dat je lekker slaapt.’
Ze deed de deur dicht. Haar hart bonsde uitzinnig in haar ribbenkast, als een bang aapje. Ze kon zijn aftershave op haar huid nog ruiken en kromp in elkaar. O, George, kijk toch hoe moeilijk je het me hebt gemaakt!
Een paar dagen later ontmoetten Phaedra, David en Tom elkaar op vliegveld Heathrow voor hun vlucht naar Zürich. Ondanks de serieuze aard van hun missie hing er opwinding in de lucht. De jongens hadden niet veel bagage bij zich, want hun skikleding lag al in Murenburg, maar Phaedra’s koffer was enorm groot en zwaar. ‘Ben je van plan om tot de zomer te blijven?’ grapte Tom toen hij hem zag.
‘Ik weet het, sorry. Hij is belachelijk groot, maar mijn helm neemt de helft van de ruimte in.’
‘Tante Rosamunde zal blij zijn dat je die hebt ingepakt,’ zei David, en hij trok de koffer in de richting van de incheckbalie.
‘Die tante Rosamunde van jullie is me er een,’ zei Phaedra lachend.
‘Zou ze ooit nog weggaan?’ vroeg Tom zich af.
‘Ze is dolblij dat ze zich nuttig kan maken,’ antwoordde David. ‘Maar mama zal haar uiteindelijk wel zat worden.’
‘Je weet wat ze zeggen over gasten – net als vis blijven ze maar drie dagen fris,’ zei Phaedra.
‘Nou, tante Rosamunde is er al een paar weken; dan moet ze wel vreselijk stinken!’ zei Tom.
‘O, Tom, dat is gemeen!’ Phaedra sloeg hem speels op zijn pols. ‘Waarom is ze nooit getrouwd, denken jullie?’
‘Slechte timing, slechte keuzes,’ begon David.
‘Als jij een man was, zou je dan met haar willen trouwen?’ vroeg Tom.
‘Misschien was ze als jonge vrouw wel knap,’ mijmerde Phaedra.
‘Ze is nooit knap geweest en ze heeft altijd meer om paarden gegeven dan om mannen.’
‘Aha, daar zit ’m de crux,’ zei Phaedra.
Tom proestte het uit. ‘Geen enkele man kan het opnemen tegen een paard!’
Ze waren aan de beurt en David tilde Phaedra’s koffer op de lopende band. ‘Paspoorten,’ zei hij, en hij stak zijn hand uit. ‘Ik zie al dat ik de boel voor jullie zal moeten organiseren,’ voegde hij eraan toe toen Phaedra in haar handtas begon te graven en Tom in al zijn zakken voelde. Ten slotte vond Tom zijn paspoort in de achterzak van zijn spijkerbroek en Phaedra viste dat van haar tevoorschijn uit de troep in haar tas.
‘Heb jij een Brits paspoort?’ vroeg hij toen hij het zag.
‘Ja, ik ben Brits staatsburger,’ antwoordde ze trots.
‘Hoe dat zo?’
‘Nou ja, ik kan het nu wel vertellen: ik ben getrouwd geweest met een Brit.’
Tom en David staarden haar aan. ‘Ben jij getrouwd geweest?’ riep David uit.
‘Voor een gescheiden vrouw zie je er wel lekker uit,’ zei Tom grijnzend.
‘Gedraag je, Tom – en laat die paspoorten nou zien, David. Die arme vrouw zit op je te wachten en er staat een rij achter ons.’
David overhandigde de paspoorten aan de medewerkster van Swissair en draaide zich toen weer om naar Phaedra. ‘Was hij degene die je hart heeft gebroken?’ vroeg hij zacht.
‘Dit is niet het moment of de plek om mijn ex-echtgenoot te bespreken,’ antwoordde ze, en haar verleden verdween achter een onzichtbaar, maar tastbaar hek.
‘Die tas van jou is net de Tardis,’ zei Tom, terwijl hij er een blik in wierp.
‘Hij is nogal groot uitgevallen,’ gaf ze toe. De baliemedewerkster gaf de paspoorten weer terug aan David en terwijl Phaedra met Tom over haar tas stond te praten, wierp hij een blik op haar pasfoto. Die leek precies. Zijn ogen geleden naar rechts, waar haar geboortedatum als een kogel op hem af schoot: 9 februari 1984. Hij staarde er stomverbaasd naar. Als ze echt eenendertig was, zoals ze beweerde, zou ze in 1981 geboren moeten zijn. Dit betekende dat ze nog maar achtentwintig was – een jaar jonger dan hij.
‘Hé, je staat toch niet naar mijn pasfoto te kijken?’ vroeg ze lachend, en ze trok het paspoort uit zijn hand.
‘Je ziet er nog precies hetzelfde uit,’ zei hij, terwijl hij zijn verwarring probeerde te verbergen achter nonchalance.
‘Laat eens zien,’ zei Tom.
‘Nee!’ Phaedra liet het paspoort in haar tas vallen. ‘Het is een verschrikkelijke foto. En nu heb ik een kop koffie nodig. Zullen we door de douane gaan en aan de andere kant een leuk tentje zoeken?’
Met z’n drieën liepen ze over de luchthaven. David voelde zich ongemakkelijk. Als Phaedra een jaar jonger was dan hij, dan moest haar moeder met zijn vader naar bed zijn geweest toen die al getrouwd was met zijn moeder, wat zou betekenen dat zijn vader al helemaal aan het begin van zijn huwelijk vreemd was gegaan. Had Phaedra gelogen om hem in bescherming te nemen? Had ze gelogen om hen allemaal in bescherming te nemen? Hij haalde diep adem en probeerde het van zich af te schudden. Uiteindelijk was het achtentwintig jaar geleden gebeurd en waren zijn ouders sindsdien heel gelukkig geweest. Hij dacht aan zijn moeder en hoe kapot ze ervan zou zijn als ze de waarheid zou weten. Hij besloot te proberen het te vergeten.