3

Antoinette lag op haar grote koperen bed en liet haar vermoeide blik door de kamer dwalen. Haar slaapkamer was haar heiligdom, de enige plek in huis waar ze veilig was voor haar schoonmoeder. Het vertrek was groot en licht, met een hoog plafond dat was afgezet met een lijst met fleur-de-lis-motieven. Op het lichtgeel gestreepte behang hingen portretten van haar zonen toen ze nog klein waren, in combinatie met schilderijen van honden en achttiende-eeuwse landschappen. Vanaf dikke houten roedes vielen sleutelbloemgele gordijnen neer voor de met dwarslatten in kleine ruitjes verdeelde ramen die uitzicht boden op het grasveld en het oude bos daarachter. Eén muur werd in beslag genomen door een garderobekast en tegen de andere wand stond een commode, terwijl voor het raam een elegante kaptafel was neergezet waaraan Antoinette vaak voor de Queen Anne-spiegel haar haar zat te borstelen en haar make-up aanbracht. Toen ze ruim twintig jaar geleden het huis had betrokken, was er weinig ruimte geweest voor verandering, want de Framptons waren van oudsher gretige verzamelaars van kunst en antiek van over de hele wereld, en George vond het mooi zoals het was. Maar haar slaapkamer had ze precies zo ingericht als zij het had gewild.

In voorname kringen is het de gewoonte dat de man en de vrouw er aparte slaapkamers op na houden, dus lag George’ kleedkamer aan de andere kant van de badkamer die aan de kamer van Antoinette grensde. Hij had er zelden geslapen – alleen wanneer hij te veel gedronken had of laat thuis was gekomen –, maar al zijn kleren werden daar bewaard, samen met sentimentele aandenkens en de gebruikelijke asbak vol kleingeld. Hij had het altijd vreselijk gevonden om iets weg te gooien, dus zaten de laden boordevol met oude kaartjes voor het theater en skipasjes, brieven en ansichtkaarten die nog van voor hun huwelijk dateerden. De schoorsteenmantel was getooid met trofeeën van skiclubwedstrijden en tennistoernooien, en met ingelijste foto’s uit zijn schooltijd. In de grootste lijst zat een zwart-witfoto van Antoinette als jonge debutante in de jaren zeventig; haar donkere haar was hoog opgestoken en haar valse wimpers waren lang en zwart. Ze had zelden een voet in deze kamer gezet, want ze kon niet tegen de rommel, maar nu durfde ze het niet uit angst. De plotselinge verschijning van George’ onwettige dochter zou er wel eens op kunnen duiden dat hij nog meer geheimen voor haar had gehad. Ze had hem bij leven nooit gewantrouwd, maar in de dood was er een schaduw geworpen over zijn integriteit.

Ze liet haar gedachten gaan over de onverwachte komst van Phaedra. Ze keek er niet van op dat George voor zijn trouwen vriendinnen had gehad – hij was een knappe, geestige en charmante jongeman geweest –, maar het verraste haar wel dat hij nooit iets had gezegd over Phaedra’s moeder. Ze dacht dat ze alle namen die met zijn verleden te maken hadden wel kende – althans, de belangrijkste. En als Phaedra eenendertig was, was ze maar twee jaar ouder dan David. George en zij waren een jaar voordat David was geboren getrouwd en daarvoor hadden ze anderhalf jaar verkering gehad. Zou het kunnen zijn dat George haar in die tijd ontrouw was geweest? Leefde hij nog maar om haar antwoord te geven op haar vragen en om zijn eer te verdedigen. Ze zou heel graag willen dat hij nu bij haar was om haar malende gedachten tot rust te brengen en haar te verzekeren dat hij van haar had gehouden – van haar en van niemand anders.

Maar Phaedra’s moeder bleef haar door het hoofd spoken. Voor haar geestesoog rees het beeld op van een vrouw die veel leek op haar dochter – slank en vrouwelijk, met mooie grijze ogen en een smetteloze huid – en ze benijdde haar om haar schoonheid. Antoinette was niet knap. Haar vader had haar uiterlijk ‘niet onaardig’ genoemd, en dichter bij een complimentje was hij nooit gekomen. Haar moeder had haar voorgehouden dat ze ‘een lief gezichtje’ had, dat haar ‘zachtaardige karakter’ weerspiegelde. Ze wist dat ze opvallende donkerblauwe ogen had en dat haar donkere haar dik en glanzend was, maar verder hadden haar trekken niets markants. Ze was alleen mooi geweest in de ogen van George, wat uiteindelijk het enige was wat telde – maar misschien toch niet mooi genoeg. Had Phaedra’s moeder in hun verkeringstijd zijn aandacht weten te trekken en hem voor één noodlottige nacht het bed in weten te krijgen? Kon haar dierbare George haar op die manier hebben verraden?

Ze moest in slaap gevallen zijn, want toen ze wakker werd zat Rosamunde in de armstoel naast het bed te borduren. ‘Fijn dat je nu lekker uitgerust bent. Je ziet er een stuk beter uit,’ zei ze toen Antoinette haar ogen opsloeg.

Antoinette slaakte een zucht. ‘Het valt niet mee om wakker te worden. Ik dacht heel even dat het allemaal één afschuwelijke droom was. Maar toen besefte ik dat dat niet zo is. Hij is er echt niet meer, hè?’

‘Nee, Antoinette. Hij is nu op een plek waar hij het beter heeft.’

‘Als jij het zegt. Ik weet dat nog niet zo zeker.’

‘Het is een troostrijke gedachte.’

‘Ik zou willen dat het waar was. Ik mag hopen dat er echt een hemel bestaat en dat hij daar is. Goeie god, het idee dat hij nu bij onze ouders is… Ik zou eigenlijk niet weten of George papa’s goedkeuring echt kon wegdragen.’

‘Dat was alleen maar omdat hij mannen wantrouwde die liever bergen beklommen dan zich met eerbaar werk bezig te houden.’

‘Het was niets voor George om bankier of accountant te worden. Hij was een avonturier. Hij was verzot op de onvoorspelbaarheid van de ruige natuur en op de uitdaging van die gigantisch hoge bergtoppen. God weet dat ik het vreselijk vond dat hij er de hele tijd op uittrok, en als hij weken achtereen niet te bereiken was maakte ik me grote zorgen, maar ik zou het verschrikkelijk hebben gevonden als hij aan een bureau vastgeketend had gezeten. Hij zou het heel akelig hebben gevonden om een kantoorbaan te hebben, zoals Joshua heeft. Trouwens, hij was niet zomaar een bergbeklimmer; hij was een ondernemer. Herinner je je nog dat hij sigaren importeerde uit Havana? En al die kleden uit Nepal? Hij mocht de gemeenschappen die hij bezocht graag ondersteunen. Hij was echt een vrijgevochten geest.’

‘Dat wist papa ook wel, maar hij was nu eenmaal niet zo flamboyant als George. Ik weet zeker dat al dat soort dingen er niet toe doen op de plek waar ze nu zijn.’

Ze zwegen een poosje.

‘Hoe ga je het met Phaedra aanpakken?’ vroeg Rosamunde toen, en ze stopte even met borduren. ‘Roberta zou graag zien dat je het testament aanvecht.’

Antoinette ging rechtop zitten. ‘Ongetwijfeld, al weet ze nog helemaal niet wat erin staat.’

‘Wat voor gevoel heb jij erover?’

‘Op welke gronden zou ik het betwisten? Als George wilde zorgen dat zijn dochter goed verzorgd achterbleef, dan steun ik hem daarin van harte. Ik weet zeker dat hij van plan was om haar aan ons voor te stellen en dat hij me op een gegeven moment over zijn testament zou hebben verteld. Ik geloof niet dat het zijn bedoeling was zoiets geheim te houden. Hij had immers niet voorzien dat hij zou omkomen.’

Rosamunde zag de twijfel in de ogen van haar zus en maakte daar snel een eind aan. ‘Natuurlijk had hij het je willen vertellen,’ zei ze resoluut. ‘Roberta is alleen maar inhalig.’

‘Ik ga doen wat George volgens mij gewild zou hebben en Phaedra vragen of ze een weekend wil komen logeren. Als ze een Frampton is, moeten we haar welkom heten in de familie. Margaret ziet dat natuurlijk helemaal niet zitten, en ik kan niet ontkennen dat dat me stiekem goeddoet, maar ik wil haar graag leren kennen. Ik heb zo veel vragen. We moeten praten, lijkt me.’

‘Dat is heel genereus van je, Antoinette.’

‘Ach, het is nou ook weer niet zo dat George tijdens ons huwelijk een verhouding had met haar moeder, toch? Ik heb het uitgerekend – de data, bedoel ik. Het is gebeurd vóórdat wij verkering met elkaar kregen. Daar vlak voor, maar in elk geval niet tijdens. George zou mij nooit ontrouw zijn geweest, ik weet zeker dat hij dat niet zou doen. Daar was hij de man niet naar en hij zou mij zoiets nooit hebben aangedaan. Daar ben ik van overtuigd. Mij zou hij nooit hebben willen kwetsen.’

‘Natuurlijk niet.’ Rosamunde laste een kleine borduurpauze in.

‘Ik heb met dat arme mens te doen. Het moet wel een korte romance zijn geweest…’ Antoinette fronste, alsof haar poging om zichzelf van de rechtschapenheid van haar echtgenoot te overtuigen haar ineens opbrak.

‘Het moet heel kort hebben geduurd, en ik neem aan dat het al voorbij was voordat ze had ontdekt dat ze zwanger was; daarom heeft ze het hem vast ook nooit verteld. Waarschijnlijk wist ze niet eens waar ze hem zou kunnen vinden, en diep in haar hart moet ze hebben geweten dat hij helemaal niet om haar gaf.’

‘Maar ze wist wél waar ze hem kon vinden, Rosamunde, want anders had Phaedra hem nooit kunnen opsporen.’ Ze trok wit weg. ‘Denk je dat ze contact hebben gehouden? Denk je dat Phaedra’s moeder en George al die jaren met elkaar zijn blijven omgaan? Stel nou dat hij al die tijd heeft geweten dat hij een dochter had en dat geheimhield, en had besloten om er nu pas voor uit te komen?’

‘Antoinette, je verbeelding gaat met je op de loop,’ zei Rosamunde op sussende toon. ‘Moet je horen, hij heeft zijn testament vlak voordat hij doodging veranderd. Als hij al die tijd geweten had dat hij een dochter had, had hij haar er jaren geleden al wel in opgenomen. Nee, ik denk dat Phaedra de waarheid spreekt en dat ze naar Londen is gekomen om hem te zoeken.’

Meteen vatte Antoinette weer moed. ‘Die arme George. Het zal wel een schok zijn geweest om tot de ontdekking te moeten komen dat hij een kind had verwekt. Hij heeft haar natuurlijk geheimgehouden omdat hij míj niet wilde kwetsen. Zijn liefde voor zijn gezin ging voor hem boven alles. Ik weet zeker dat hij goede en eerzame bedoelingen had.’

‘O, dat staat buiten kijf,’ beaamde Rosamunde. ‘Niemand twijfelt aan zijn integriteit, Antoinette.’

‘Wat vinden de jongens ervan?’ Antoinettes gezicht kreeg een zorgelijke uitdrukking. ‘Twijfelen zij aan hun vader? Ik zou niet willen dat ze slecht van hem denken…’

‘David en Tom willen aan zijn wensen tegemoet komen, net als jij. Josh…’

‘Tja, die staat natuurlijk achter zijn vrouw. Het is wel duidelijk wie in dat huwelijk de broek aanheeft!’

‘Ik hoop zo dat David een leuk meisje leert kennen om zich mee te settelen,’ zei Rosamunde om over iets anders te beginnen. ‘Het zou leuk zijn om de volgende generatie Framptons hier te zien opgroeien nu David lord Frampton is.’

‘Een titel die heel wat leed met zich meebrengt.’

‘Ik zie het alleen nog niet gebeuren dat David zijn zetel inneemt in het House of Lords, jij wel?’

Antoinette stapte uit bed. ‘David wil gewoon een sober leven leiden. Wat zijn al mijn kinderen toch anders. David zo relaxed, Josh zo ambitieus…’

‘Voordat hij met Roberta trouwde was hij dat niet.’

‘Hoe dan ook, ze begeven zich erg onder de mensen. Het ene feest na het andere; ze zien de kleine Amber maar weinig, als je het mij vraagt. En dan hebben we nog Tom.’ Haar gezichtsuitdrukking verzachtte en ze glimlachte teder. ‘Onze wilde en onstuimige Tom.’

‘En je hebt nu ook een stiefdochter,’ voegde Rosamunde eraan toe, die eigenlijk wel genoot van de wending die de gebeurtenissen namen.

Antoinette pakte haar broek en zuchtte. ‘De ironie is dat George en ik allebei graag een dochter hadden gehad.’

Die avond vertrokken Joshua en Roberta naar Londen. Roberta plantte een klein koud kusje op haar schoonmoeders wang voordat ze voor in de glanzend zwarte BMW fourwheeldrive stapte en met een verstoord gezicht haar gordel omdeed. Joshua zag er afgepeigerd uit.

‘Ik laat jullie wel weten wanneer we bij elkaar komen,’ zei Antoinette terwijl ze haar zoon een warme zoen gaf.

‘Goed, mam. Prima,’ antwoordde hij. Hij zou het liefst zien dat die hele toestand met Phaedra en het testament er gewoon niet waren. Hij wist nu al dat onderweg naar Londen Roberta’s mond geen moment stil zou staan.

‘Ik wil Phaedra vragen of ze een weekend wil komen logeren. Ik zou het fijn vinden als Roberta en jij dan ook hier zijn.’

Hulpeloos haalde hij zijn schouders op. ‘Ik zal mijn best doen, mam.’

‘Dat weet ik. Rijd voorzichtig.’ Ze keek toe hoe hij achter het stuur ging zitten en de motor brullend startte. Plechtig zwaaide hij, waarna ze wegreden in de schemering.

‘Belachelijke vrouw,’ zei David toen ze weg waren.

‘Belachelijk slappe kerel,’ voegde Tom er schalks aan toe.

‘Ik ben het met Tom eens,’ zei Rosamunde. ‘Ik neem het Josh kwalijk dat hij haar met dat verwende gedrag van haar laat wegkomen.’

‘Hij zou haar met de knoet tot gehoorzaamheid moeten dwingen,’ merkte Tom vrolijk op.

‘Zover zou ik niet willen gaan,’ lachte Rosamunde. ‘Maar ik vind wel dat ze zich laaghartig opstelt. Als Antoinette zo nobel is om Phaedra te accepteren, dan zou Roberta zich moeten beheersen en haar mening voor zich moeten houden. Ze mag niet vergeten dat ze maar aangetrouwd is.’

‘Zo heeft ze zichzelf nooit gezien, Rosamunde,’ bracht Tom haar in herinnering.

Ze namen voor het avondeten plaats aan tafel in de keuken, waarna David zou teruggaan naar zijn huis aan de overkant van het meer, terwijl Tom bij zijn moeder zou blijven slapen en de volgende ochtend naar Londen zou vertrekken. Rosamunde, die vrijgezel was en op haar vier beagles na weinig had om voor naar huis te gaan, was vooralsnog bij haar zuster ingetrokken. In het stadje in Dorset waar ze woonde viel weinig anders te doen dan Bijbelclubs en bridgeavondjes bezoeken en omgaan met de leden van de plaatselijke vrouwenvereniging, waar dames elkaar ontmoetten om te naaien en te bakken en gezellig te babbelen. Dat alles kon ze missen als kiespijn, had ze resoluut besloten. Hier voelde ze zich nodig en nuttig, en zo had ze zich in lange tijd niet gevoeld.

‘Ik moet bekennen dat ik met angst en beven naar de voorlezing van het testament heb uitgekeken,’ zei Antoinette terwijl ze de cottage pie uit het Aga-fornuis haalde die mevrouw Gunice daar voor hen had klaargezet. ‘Ik wilde er niet aan denken. Maar nu de begrafenis achter de rug is, kan ik er niet langer onderuit.’

‘Het is zoiets definitiefs, hè?’ leefde Rosamunde met haar mee. ‘Maar je hoeft nergens bang voor te zijn. Het is maar geld.’

‘Ik had gedacht dat ik het, zolang ik er maar niet bij stilstond, op de een of andere manier wel uit de weg kon gaan. Dan leek het of George er nog steeds was.’ Ze zette de stapel borden boven op de Aga en stapte achteruit om iedereen zelf te laten opscheppen.

‘Ga je vragen of Phaedra ook komt als het testament wordt voorgelezen?’ vroeg David, terwijl hij de lepel in de dampende aardappelkorst zette. Alleen al door Phaedra’s naam uit te spreken voelde hij een clandestiene opwinding.

Antoinette keek naar haar zus. ‘Ik moet haar wel vragen, hè?’

‘Je moet niks,’ antwoordde Rosamunde, en ze nam plaats aan tafel. ‘Maar mij lijkt het beter om het wel te doen. Als ze George’ dochter is, is het niet meer dan gepast. Meneer Beecher zal er wel op aandringen, denk ik.’

‘Ah, die gladjakker van een Julius Beecher, de hoeder van al papa’s geheimen,’ zei Tom.

‘Als ik me niet vergis, Tom, is er maar één geheim,’ zei Antoinette met een toegeeflijke glimlach. Tom had er altijd een handje van om sterk te overdrijven.

‘Ik snap niet waarom papa hem uitkoos om zijn zaken te behartigen,’ vervolgde Tom. ‘Ik krijg de kriebels van die man. Het heeft vast iets te maken met die hebberige oogjes van hem…’

‘Ja, maar hij droeg papa op handen,’ zei David. ‘Hij ging voor hem door het vuur. Als je zo veel reist, wil je zeker weten dat de man die thuis je zaken beheert zo trouw is als een hond. En Beecher is die hond.’

‘Hij is een goede zaakwaarnemer,’ verdedigde Antoinette hem. ‘Jullie vader vertrouwde hem alles toe, en dat vertrouwen is nooit beschaamd. En je moet ook niet vergeten dat jullie vader geen makkelijke man was om voor te werken. Hij kon nogal impulsief zijn. Nu eens waren het sigaren, dan weer vloerkleden en dan weer kruidenthee uit Argentinië of god mag weten wat. Als jullie vader ergens brood in zag, riep hij de hulp van Julius in, omdat hij wist dat die al het zware werk wel zou doen, terwijl George zelf ervandoor ging om de volgende bergtop te beklimmen. De meeste juristen zouden met de handen in het haar hebben gezeten, maar zo niet Julius. Hij ging de uitdaging aan. Hij was meer dan een zaakwaarnemer; hij was George’ rechterhand.’

‘En ik vermoed dat hij die flamboyantie van George wel bewonderde,’ voegde Rosamunde eraan toe.

‘O, zeker,’ beaamde Antoinette. ‘Hij had George heel hoog zitten.’

Ze begonnen te eten, zich scherp bewust van de lege plek aan het hoofd van de tafel.

‘Mam, ik zou graag een poosje naar Murenburg gaan,’ begon David voorzichtig. Antoinettes gezicht betrok; wederom werd ze geconfronteerd met de keiharde realiteit van haar mans overlijden. ‘Ik wil graag naar de plek toe waar het is gebeurd. Ik geloof niet dat ik er anders vrede mee kan hebben.’

‘Dan ga ik met je mee,’ opperde Tom.

Antoinette sloeg haar ogen neer. ‘Ik geloof niet dat ik daar ooit nog naar terug kan,’ zei ze zachtjes.

‘Natuurlijk niet,’ stemde Rosamunde met haar in. ‘Jij wilde er sowieso al helemaal nooit heen. George is nu thuis. Er is geen enkele reden waarom je ooit nog terug zou gaan.’

‘Ik ben niet graag op de plek waar ik alleen maar kan denken: het kon hier toch ook nooit goed aflopen?’ voegde Antoinette eraan toe.

Tom zag dat zijn moeders ogen vochtig werden en pakte over de tafel heen haar hand vast.

‘Mam, je hoeft helemaal niets te doen wat je niet wilt,’ zei hij.

Skiën was een van George’ passies geweest waar Antoinette nooit iets van had begrepen. Het was één ding om zachtjes van de pistes af te zwieren, maar iets heel anders om de berg af te suizen vanaf hoogtes waar zelfs de gemzen geen poot durfden te zetten. Zij had niet zoals hij de sport al van jongs af aan beoefend, en ze had het moeilijk gevonden zijn liefde ervoor en de risico’s die ermee gepaard gingen te accepteren. Maar George had haar angsten weggelachen en tegen haar gezegd dat de kans groter was dat hij in een auto op de snelweg zou komen te overlijden dan op een bergflank.

Kort nadat ze waren getrouwd had hij een chalet in Murenburg gekocht, een pittoresk dorpje op een paar uur rijden van Zürich, waar hij zijn hele leven al had geskied. Hij bracht zijn enthousiasme over op zijn zoons, die op hun tiende allemaal konden skiën als de beste. Antoinette mocht weliswaar een leuk huis inrichten, maar verder betekenden de skivakanties voor haar vooral dat ze in het dal voortdurend in angst zat, terwijl ze telkens omhoogkeek naar de bergen en haar best deed zich niet het ergste voor te stellen.

Aan het eind van de dag kwamen ze met rode wangen en schitterende ogen, natte kleren en koude neuzen terug, en dan hing Antoinette alles over de radiatoren om te drogen en maakte ze warme chocolademelk voor hen, die ze voor het haardvuur konden opdrinken. Dan luisterde ze naar hun verhalen zonder echt iets te begrijpen van de termen die ze gebruikten. Zij kon nooit zo veel waardering hebben voor de adembenemende uitzichten die ze hadden vanaf bergtoppen waar ze alleen waren met de natuur, terwijl de ijle, schone berglucht in hun longen brandde en de felwitte sneeuw glinsterde als een miljoen diamanten, want ze had daar maar weinig ervaring mee. Ze probeerden haar uit te leggen waarom het zo opwindend was om over smalle geulen te vliegen, waar het bijna te krap was om te keren, en om over golvende weilanden te suizen over de nog maagdelijke sneeuw, maar Antoinette had alleen maar een enkele keer op een piste geskied en zelfs daar was ze al doodsbang geweest.

‘Ik zou het fijner vinden als jullie samen gingen,’ zei ze tegen haar zoons. ‘Misschien wil Josh ook wel mee.’

‘Roberta laat hem vast niet alleen gaan,’ schamperde Tom. ‘En op háár zitten we echt niet te wachten!’

‘Toch zou het goed zijn om hem te vragen,’ drong hun moeder aan.

‘Ik ben anders niet van plan er doekjes om te winden dat we zijn vrouw niet zien zitten,’ zei David. ‘Het wordt tijd dat hij eens voor zichzelf opkomt.’

‘Ze voelt er waarschijnlijk toch niet voor om mee te gaan,’ kwam Rosamunde tussenbeide. ‘Skiet zij niet liever in Gstaad?’

‘Dat is omdat ze niet kán skiën,’ zei Tom. ‘Echte skiërs gaan niet haar Gstaad!’

‘En omdat Murenburg in haar ogen te weinig glamour heeft,’ voegde David eraan toe. ‘Daar zijn geen designerwinkels of beroemdheden te bekennen.’

‘Het is heel begrijpelijk dat ze in haar eigen wereldje wil blijven. Murenburg is ook echt Frampton-terrein. Dat kan ik haar niet kwalijk nemen,’ vond Antoinette, die haar best deed een tweespalt in de familie te voorkomen.

‘Maar Josh is een serieuze skiër; hij moet zich wel dood vervelen in Gstaad,’ peinsde Tom. Toen lachte hij schalks. ‘Maar ja, nu hij met Roberta getrouwd is verveelt hij zich natuurlijk sowieso dood.’ David lachte met hem mee, terwijl Antoinette en Rosamunde probeerden te kijken alsof ze dat een heel verkeerde opmerking vonden.

‘Foei, jongens, jullie gaan echt te ver!’ riep Rosamunde uit, maar haar mondhoeken trokken. Ze ving de blik van haar zus. ‘Aan de andere kant, Antoinette, kan het geen kwaad om eens even te lachen!’ Op Antoinettes gezicht brak een glimlach door. Ze wierp een snelle blik op het hoofd van de tafel en kwam tot de ontdekking dat het heel goed mogelijk was om op een en hetzelfde moment te lachen en te huilen.

 

Na het avondeten liep David door de tuin naar zijn huis, aan de overkant van de grote siervijver die zijn vader had laten aanleggen om er zijn verzameling miniatuurbootjes in te laten varen. Het was een fraai huisje van rode baksteen, gebouwd in dezelfde vroegzeventiende-eeuwse stijl als het hoofdgebouw. Binnen waren de wanden voorzien van boekenplanken, maar veel boeken lagen vanwege ruimtegebrek op stapels op de grond, en elk vrij oppervlak was bezaaid met tijdschriften. David was verzot op lezen, vooral geschiedenis, en zat ’s avonds vaak met zijn hond voor de haard te grasduinen in de boeken die hij bij Amazon had besteld.

Hij deed de deur open en Rufus, zijn goudgele labrador, kwam de keuken uit gedribbeld om hem te begroeten. Trevor, de beheerder van de boerderij, had hem die dag onder zijn hoede genomen en hem na een lange wandeling om zes uur weer thuis afgeleverd. Rufus hield veel van Trevor, die twee bastaardhonden en een tuin vol met kippen had, maar van David hield hij het allermeest, en hij sprong dan ook tegen hem op in zijn blijdschap om hem te zien.

David liet hem naar buiten om even de poten te strekken en met z’n tweeën maakten ze een korte wandeling om het meer. De maan scheen helder en deed het water oplichten, zodat het glansde als hematiet. In de vochtige en zoete lucht rook je nieuw leven. Hij hoorde het melancholieke oehoe van een taankleurige uil die naar zijn partner riep, gevolgd door het blikkerige gekuch van een fazant die door Rufus werd gewekt en geschrokken de lucht in vloog. David hield van de raadselachtigheid van de nacht. Hij keek om zich heen naar de dichte struiken en bosjes, en vroeg zich af hoeveel ogen hem stilletjes zouden gadeslaan op zijn tocht door het donker. Hij genoot ervan door die geheime wereld te lopen en zichzelf helemaal te vergeten.

Terwijl hij verder wandelde, dwaalden zijn gedachten naar Phaedra en de ongemakkelijke blik op haar gezicht toen Julius over zijn vaders testament was begonnen. Ze besefte kennelijk heel goed dat het kon lijken of ze op geld uit was en wilde graag duidelijk maken dat dat niet klopte. Aan de andere kant kende Julius geen gêne. Als executeur-testamentair wilde hij er alleen maar voor zorgen dat George’ wensen ten uitvoer werden gebracht. David vroeg zich af of Phaedra bij de voorlezing zou komen opdagen – of voor het logeerweekend waar zijn moeder haar voor wilde uitnodigen. Ze had zich als een verschrikt konijn de bibliotheek uit gehaast. Hij besefte dat er een gerede kans bestond dat hij haar nooit meer zou zien.

Hij keerde terug naar zijn huis en zette een kop thee. Tevreden met zijn vaste routine rolde Rufus zich op op zijn dekens in de hoek van Davids slaapkamer, sloot zijn ogen en viel meteen in slaap. David nam een douche en stapte daarna in bed om nog wat te lezen. Maar zijn blik dwaalde weg en een paar keer achter elkaar wist hij niet meer waar hij gebleven was. Hij kon zich niet concentreren, dus legde hij zijn boek op het nachtkastje en knipte het licht uit. Een benauwd gevoel overspoelde hem. De wereld leek nu zijn vader er niet meer was een heel stuk groter.

 

Op maandagochtend belde Antoinette Julius om een afspraak te maken voor de voorlezing van het testament. Ze zei hem dat hij Phaedra ook moest uitnodigen, waar Julius erg blij om leek te zijn. ‘Daar doet u goed aan, lady Frampton,’ zei hij monter. ‘Lord Frampton zou dat heel fijn hebben gevonden.’ Toen ze de telefoon neerlegde, voelde ze een onverwacht geluksgevoel in haar borst opwellen, met de warme sensatie dat ze iets goeds had gedaan. Ze wierp een blik uit het raam van de werkkamer en zag dat Barry de tuinman op zijn kleine tractor bezig was het wintergras in felgroene banen maaien. Het gepruttel van de maaier had iets geruststellends, en ze besefte dat, ondanks de ingrijpende verandering die had plaatsgevonden, op Fairfield het leven toch gewoon door zou gaan.

Een poosje bleef ze bij het raam staan. Ze merkte op hoe lichtgevend groen het jonge gras was en registreerde de belofte van rode tulpen die in de met kalk bestrooide border door de aarde heen piepten. Een paartje pimpelmezen dartelde om de viburnum heen. De lente was weer aangebroken en de zon scheen met hernieuwde kracht. Antoinette haalde diep adem en realiseerde zich dat ze was vergeten hoe troostrijk het was om naar de wonderlijke werken van de natuur te kijken.

Barry zwaaide terwijl hij op zijn maaier voorbijreed. Ze zwaaide terug en glimlachte weemoedig. Wat was het lang geleden dat ze zich zelf voor de tuinen had geïnteresseerd. Barry kwam haar altijd van alles vragen, maar haar antwoord luidde steevast: ‘Doe maar wat jou het best lijkt, Barry.’ Ze wist dat ze hem daarmee teleurstelde, want aan zijn gezicht was altijd precies te zien wat er in hem omging. Maar ze had geen energie overgehad om in de tuinen te steken. George was heel veeleisend geweest en wilde graag dat ze in Londen verbleef als hij op reis was, dat ze dan met vrienden naar het ballet of de opera ging, of alleen maar uit eten; en in het weekend was het huis altijd vol geweest. Ze staarde nu met nieuwe ogen naar de wereld buiten en kreeg sterk het gevoel dat ze, in haar steeds drukker wordende leven, iets belangrijks over het hoofd had gezien.

Ze liep bij het raam vandaan en haar gedachten gingen naar Phaedra. Het verraste haar om te constateren dat ze haar erg graag weer wilde zien. De jonge vrouw was een verborgen deel van George. Nog iets anders dat hij had achtergelaten, buiten de familie die ze al kende. Op de een of andere vreemde manier had ze het gevoel dat Phaedra een cadeautje was, dat apart was gehouden om de schok van zijn verscheiden te verzachten, en ze verheugde zich erop om met haar samen te zijn, alsof ze daardoor George nog een poosje langer bij zich zou kunnen houden.

Rosamunde stak haar hoofd om de deur. ‘Antoinette…’ zei ze op zachte, dringende toon. ‘Dokter Heyworth staat in de hal. Wist je dat hij zou komen?’

Antoinette sloeg haar hand voor haar mond. ‘God, dat was ik helemaal vergeten!’ riep ze uit, en ze kreeg een kleur. ‘Ik heb hem gisteren op de begrafenis gevraagd of hij langs wilde komen.’

‘Hoezo? Ben je ziek?’

‘Nee. Ik wilde alleen met iemand praten.’

‘Je kunt toch met mij praten?’ zei Rosamunde uit het veld geslagen.

‘Jij bent mijn zus. Ik wilde met iemand praten van buiten de familie.’

Rosamunde kneep haar lippen op elkaar. ‘Goed,’ zei ze strak. ‘In de salon brandt lekker de haard. Ik zal Harris vragen of hij jullie thee wil brengen.’

‘Maar er maar drie koppen van.’

Rosamunde glimlachte dankbaar, blij dat ze erbij mocht zijn. ‘Doe maar rustig aan, Antoinette. Laat alles maar aan mij over. Ik houd hem wel aangenaam bezig.’ Ze grijnsde en liet haar stem dalen: ‘Hij is érg aantrekkelijk.’

‘O, Rosamunde toch!’

‘Ik mag dan op leeftijd zijn, maar ik kan heus nog wel iemand leuk vinden.’

‘Hij is al dertig jaar onze huisarts. Ik heb nooit op die manier naar hem gekeken.’

‘Ontzeg mij dat genoegen dan niet.’

‘Je mag hem van me hebben. Ongetrouwd en in de zestig – ik weet niet of hij wel zo’n goede partij is, Rosamunde.’

‘Ik ben ongetrouwd en negenenvijftig. Ik ben ook niet zo’n goede partij. Ik zal hem in de salon laten.’ Rosamunde deed de deur achter zich dicht.

Antoinette moest glimlachen bij het idee dat Rosamunde een flirt zou aanknopen met dokter Heyworth. Ze was een onwaarschijnlijke kandidate voor de knappe arts. Haar zus was een robuuste, weinig vrouwelijke vrouw die gezichtscrème en haarverf maar onnodige frivoliteiten vond. Als gevolg daarvan was haar huid bezaaid met rimpels en had ze op haar wangen een heel netwerk van fijne gesprongen adertjes, als kleine weggetjes op een landkaart. Haar grijze haar droeg ze in een strenge knot. In haar jonge jaren was ze druk met paarden in de weer geweest en had ze, weer of geen weer, altijd tochten gemaakt, maar doordat ze iets aan haar heup had gekregen had ze moeten stoppen met de sport waar ze het meest van hield, dus nu keek ze er alleen maar naar op tv en als toeschouwer op de renbaan. Anders dan Antoinette, die verzot was op mooie kleren, voelde Rosamunde zich prettig in een lange broek, degelijke schoenen en een katoenen blouse, terwijl ze op haar knieën in de kruidenborder lag of op kaplaarzen met haar vier energieke honden de velden doorkruiste. Antoinette had haar nooit gevraagd of ze het jammer vond dat ze nooit was getrouwd en geen kinderen had gekregen, want ze was er altijd van uitgegaan dat haar zus geen van beide had gewild. Ze kon zich, nu ze erover nadacht, niet eens meer heugen wanneer ze haar voor het laatst een opmerking had horen maken over het knappe uiterlijk van een man. Zoiets was helemaal niets voor haar.

Toen ze de salon in kwam, zag ze dokter Heyworth in een fauteuil naast de haard zitten, met Rosamunde genoeglijk op de bank tegenover hem. Beiden nipten ze van een kopje Earl Grey. Bertie lag slapend aan haar zusters voeten, terwijl Woester, die rechtovereind zat, dokter Heyworth aankeek, die hem behoedzaam klopjes gaf op zijn grote kop. Zodra hij Antoinette zag, stond hij op om haar te begroeten. ‘Hallo, dokter Heyworth. Blijft u alstublieft zitten,’ voegde ze hem toe. ‘Woester, laat die arme man eens met rust!’ Woester gaf geen krimp en dokter Heyworth liet zich weer zakken en hervatte zijn aarzelende geklop.

‘Hij mag u wel, zo te zien,’ zei Rosamunde.

‘O ja, Woester en ik zijn oude vrienden,’ antwoordde hij.

Antoinette ging vlak bij haar zus op het haardhek zitten. In de haard knapperde een flink vuur, terwijl de vlammen met gretige tongen aan de houtblokken likten. ‘Wat lekker,’ zei ze toen ze de warmte op haar rug voelde. ‘Een groot huis als dit is moeilijk warm te stoken. Soms doen we zelfs in de zomer de haarden aan.’

‘Ik heb het niet koud,’ zei dokter Heyworth.

‘Ik ook niet,’ viel Rosamunde hem bij. ‘Ik heb het eigenlijk wel warm.’

‘Dan zal het wel komen doordat ik zo’n dunne huid heb,’ verklaarde Antoinette, en ze trok haar vest wat strakker om zich heen.

Dokter Heyworth glimlachte haar meelevend toe, waardoor Antoinette de tranen in de ogen sprongen. ‘Het is heel natuurlijk om de kilte te voelen, lady Frampton. Helemaal niets om u zorgen over te maken.’

Antoinette had er nooit echt oog voor gehad hoe knap dokter Heyworth eigenlijk was. Als dat wel zo was geweest, zou ze niet graag zijn patiënte zijn geweest en maar moeilijk intieme medische zaken met hem hebben kunnen bespreken zonder zich opgelaten te voelen. Maar nu haar zus het onbenoembare had benoemd, besefte ze dat hij inderdaad, ondanks zijn bril, knap te noemen was. Zijn gezicht was langgerekt en vriendelijk, met intelligente groene ogen en een krachtige neus, die hem een gezaghebbende uitstraling gaf. Zijn haar, dat ooit donker was geweest, was nu grijs en dun, maar dankzij zijn welgevormde schedel en de warme tint van zijn huid zou hij er als hij uiteindelijk kaal was niet lelijker op worden. Hoewel dit een informeel bezoekje was – hij was nu zo’n beetje met pensioen en zag nog alleen een enkele particulier patiënt –, zag hij er waardig en keurig uit in zijn tweedjasje met stropdas.

‘Dank u dat u naar de begrafenis gekomen bent,’ zei Antoinette, in haar handen wrijvend om ze warm te krijgen.

‘Het was een erg mooie dienst,’ antwoordde hij. ‘Lord Frampton was heel geliefd en stond in de gemeenschap in hoog aanzien. We zullen hem allemaal missen.’

Antoinette voelde dat haar keel op de welbekende wijze werd dichtgeschroefd en dat haar onderlip begon te trillen, terwijl er een steek van verdriet door haar heen ging. Ze was blij dat Margaret er niet bij was om er getuige van te zijn dat ze huilde in bijzijn van de dokter. ‘Ik kan niet zeggen dat ik me veel van de dienst herinner. Ik was…’ Toen Antoinette haar zin niet afmaakte, schoot Rosamunde haar zus te hulp om haar een ongemakkelijk moment te besparen.

‘De bloemen waren erg mooi,’ zei ze. ‘Die had Antoinette allemaal zelf uitgezocht, weet u. Ze vulden de hele kerk met hun geur.’

‘Inderdaad,’ stemde dokter Heyworth in. Toen liet hij zijn vriendelijke ogen op Antoinette rusten. ‘Hebt u vannacht een beetje kunnen slapen?’ vroeg hij zachtjes, en bij de bezorgdheid die in zijn stem doorklonk smoorde Antoinette een snik in haar zakdoek.

‘Gaat wel,’ mompelde ze.

‘Zou u willen dat ik u wat slaaptabletten voorschrijf?’

‘Dat zou fijn zijn – graag.’

‘Slaaptabletten?’ vroeg Rosamunde toen de dokter zijn tas op zijn knieën zette en in zijn kriebelige handschrift een recept begon uit te schrijven. ‘Heb je echt slaaptabletten nodig, Antoinette?’ Ze wendde zich tot dokter Heyworth. ‘Zijn die niet heel slecht voor haar?’

‘Ze zijn heel licht,’ legde de dokter geduldig uit. ‘En het is maar tijdelijk. Ziet u,’ vervolgde hij op langzame en geruststellende toon, terwijl hij zich weer tot zijn patiënte richtte, ‘als u moe bent, kan uw hart niet genezen omdat het u al uw energie kost om de dag door te komen, zonder dat er iets overblijft om de kern van het probleem aan te pakken. Dus u hebt rust nodig, en u moet goed eten, lange wandelingen in de buitenlucht maken, uzelf met uw dierbaren omringen en dat gehavende hart van u de kans geven om zich te herstellen. Als slaaptabletten u helpen om tot rust te komen, zie ik er geen kwaad in als u die een poosje slikt.’ Antoinette luisterde aandachtig naar hem en veegde over haar ogen in een poging de opwellende tranen te stoppen. Het was erg ongebruikelijk dat een arts met zo veel begrip praatte over haar emotionele gezondheid. Heel even had ze het gevoel dat hij een wijze oude vriend was, in plaats van een huisarts. ‘Het is heel goed dat u huilt, lady Frampton,’ zei hij. ‘Tranen zijn een natuurlijke manier van genezen.’

‘Ja, Antoinette,’ voegde Rosamunde daaraan toe. ‘Je moet het er allemaal uit huilen, zou onze mama hebben gezegd. Dan voel je je een stuk beter.’

Dokter Heyworth overhandigde Antoinette het recept. ‘Het kan zijn dat uw hart nooit meer helemaal heelt, maar dat er als het ware een verbandje over de wond komt te liggen dat de pijn op afstand houdt, zodat u weer tot uzelf kunt komen, overeind kunt krabbelen en weer verder kunt. U hebt een enorme schok te verwerken gekregen, dus moet u uzelf tijd en ruimte geven om te rouwen. En voel u maar niet schuldig en denk maar niet dat u een last bent voor uw familie en vrienden, want als u het er niet allemaal uit laat komen, raakt het diep vanbinnen begraven en gaat het nooit meer weg. Dan komt het later in uw leven terug en neemt het de vorm aan van lichamelijke pijn.’ Een kort ogenblik betrok zijn blik, maar hij leek door die plotselinge golf van treurigheid heen te breken en ging met een warme glimlach verder. ‘U moet er zo veel over praten als u kunt, lady Frampton. Op een dag komt u dan tot de ontdekking dat het niet meer zo veel pijn doet als nu.’

‘Antoinette is voor mij bepaald geen last, dokter Heyworth,’ verklaarde Rosamunde kordaat.

‘Mooi zo. Woont u in de buurt?’

‘In Dorset, ongeveer een uur reizen hiervandaan. Maar ik blijf hier zo lang als zij me wil hebben.’

De dokter knikte goedkeurend. ‘Ik ben blij dat te horen.’

Woester was inmiddels op de grond gaan liggen en lag heerlijk te dutten met zijn kop op dokter Heyworths voeten. Dokter Heyworth boog zich voorover en streelde zijn oor. Dat vertrok even van genoegen. ‘Hoe is het met uw zonen?’ vroeg hij toen aan Antoinette.

Ze haalde diep adem, kalmer nu. ‘David verwerkt het op zijn eigen stille manier. Van Tom zou je haast denken dat het hem niet zo veel doet, maar ik weet dat hij ontzettend veel verdriet heeft. Zoals u wel begrijpt, kan hij niet zo goed met problemen overweg. Dus steekt hij zijn kop in het zand en doet alsof er niets aan de hand is. Maar ik heb liever dat dan het alternatief.’

‘Kan hij de drank laten staan?’

Antoinette plukte wat aan de gescheurde nagelriem van haar duim. ‘Bij de begrafenis heeft hij gedronken, zoals te verwachten was. Maar over het algemeen past hij goed op zijn tellen. Deze periode is een beproeving voor hem, maar hij houdt zich erg goed.’

‘En Joshua?’

‘Die kan zo slecht met emoties overweg dat hij het liefst zo snel mogelijk de draad weer oppakt en verdergaat met zijn leven.’

‘Voor jullie allemaal is dit erg zwaar geweest. Als de dood zo onverwacht toeslaat, krijg je de tijd niet om je erop voor te bereiden. Het is een enorme schok. En een ongeluk zoals dat van lord Frampton lijkt ook zo onnodig. Het is volkomen vanzelfsprekend dat u ook woede voelt, lady Frampton.’

Antoinettes gezicht klaarde op toen de dokter onder woorden bracht wat zijzelf niet goed durfde toe te geven: dat ze het haar man kwalijk nam dat hij niet had opgelet toen hij zelfzuchtig zijn eigen pleziertjes had nagejaagd, kennelijk zonder zich zorgen te maken om degenen die van hem hielden.

Dokter Heyworth besefte dat hij een gevoelige snaar had geraakt. Hij stond op. ‘U kunt naar me toe komen wanneer u maar wilt,’ zei hij tegen Antoinette. ‘Soms helpt het om met iemand te praten die geen familie is. Ik ben er altijd voor u, lady Frampton.’

Antoinette zag het medeleven in zijn ogen en realiseerde zich dat hij het meende. Hij leek zelfs precies te begrijpen waarom ze de hele tijd zo koel deed en hoe hard ze haar best deed om zich normaal te gedragen, terwijl ze zich tegelijkertijd het liefst tot een balletje zou willen oprollen en huilen. Veel had hij niet gezegd, maar aan zijn manier van doen kon ze de woorden die onuitgesproken waren gebleven wel aflezen, en daar was ze dankbaar voor. ‘Dat zou ik heel prettig vinden,’ antwoordde ze.

‘Ik ben niet meer in mijn praktijk te vinden, maar bij mij thuis bent u welkom. Af en toe ontvang ik daar nog wat patiënten en dat werkt heel goed. Ik heb uw familie nu al ruim dertig jaar onder mijn hoede. Ik hoop dat u me niet alleen beschouwt als uw huisarts, maar ook als vriend. U kunt me bellen wanneer u maar wilt.’

Hij zei Rosamunde gedag en Antoinette liep met hem de gang door. Harris hielp de dokter in zijn jas en deed de deur open. ‘Dank u wel voor uw komst,’ zei ze, terwijl ze haar armen over elkaar sloeg tegen de kou, hoewel de zon stralend en warm scheen. Hij zwaaide en stapte in zijn Volvo.

Toen hij wegreed, zag ze de geduchte gestalte van haar schoonmoeder doelgericht over het veld achter de oprijlaan benen met Basil, haar Yorkshire terriër, die als een bovenmaatse muis door het gras scharrelde. Ze droeg een lange olijfgroene jas, een sjaal om haar hoofd en laarzen, en had een stok in haar hand, al had ze gezien het tempo waarin ze zich voortbewoog de steun daarvan helemaal niet nodig. Antoinette schoot snel weer naar binnen om haar gezicht op te frissen en weer tot zichzelf te komen, maar ze besefte dat het geen zin had om zich schuil te houden. Margaret wist altijd precies waar ze haar kon vinden.