17
Toen Rosamunde de volgende dag weer aankwam op Fairfield, trof ze haar zus op haar knieën in de boomgaard aan, waar ze nieuwe fruitboompjes aan het planten was. Het had een vol kwartier geduurd voordat ze Antoinette had gevonden. Uit volle borst had ze staan roepen, totdat de honden door de heg kwamen aanstormen, blaffend alsof ze een insluiper was.
‘Lieve hemel, Antoinette! Wat ben je in vredesnaam aan het doen?’ riep Rosamunde uit toen ze de bemodderde knieën en vuurrode wangen van haar zus zag.
‘Ik ben aan het planten,’ antwoordde Antoinette trots. ‘Ik ben met Barry naar het tuincentrum geweest – niet het kleine in Fairfield, maar dat grote bij Bristlemere. Ze moesten de spullen bezorgen, want we hebben zo veel gekocht dat het niet in de auto paste. Kijk dit lieve perzikboompje eens. Stel je voor, Rosamunde: straks hebben we perziken!’
‘Heeft Barry dan behoefte aan nog een extra paar handen? Ik dacht dat hij een heel leger jonge mannen had om hem te helpen.’
Antoinette barstte in lachen uit. ‘Ik wíl het graag doen!’
‘Kijk nou hoe je erbij loopt! Je zit onder de modder.’
Antoinette grijnsde naar haar. ‘Je zou je gezicht eens moeten zien.’
‘Ik ben gewoon verbaasd, dat is alles.’
‘Ik heb in jaren niet zo veel plezier gehad!’ Antoinette pakte het jonge boompje vast en trok het voorzichtig uit de pot. ‘Daar gaat-ie.’ Rosamunde keek toe hoe ze de wortels losmaakte en het toen zorgvuldig in het gat zette dat ze gegraven had. ‘Zo, een mooie nieuwe plek voor jou, meneertje Perzikboom.’ Ze ging op haar hurken zitten en veegde haar voorhoofd af met de rug van haar hand, zodat er een streep modder op haar gezicht achterbleef. ‘Weet je nog dat we toen we klein waren met moeder hyacinten gingen planten?’
‘Natuurlijk. Ik hou van hyacinten.’
‘En jij wilde altijd de tuin omspitten en kwam dan van top tot teen onder de modder weer binnen.’
‘Ja, en jij was altijd heel erg schoon en netjes, als ik het me goed herinner.’
‘Ik denk dat jij meer plezier had dan ik.’
‘Dat weet ik wel zeker. Kinderen vinden het heerlijk om in de modder te spelen.’
‘Nou, die tijd ben ik nu aan het inhalen. Barry haalt nog een boompje op. Ze staan allemaal achter het huis. Tien stuks.’
‘Allemaal perzikbomen?’
‘Nee, we hebben twee pruimenbomen, twee appels, twee peren, twee kersen en natuurlijk twee perziken.’
‘Als ik geen stijve heup had zou ik nu door de knieën gaan om je te helpen.’
‘Dat weet ik. Maar in plaats daarvan kun je tegen me praten en me gezelschap houden. Is het geen schitterende dag? Hoor die vogels toch eens. Waarom hoor ik ze wel in de bomen, maar zie ik ze niet? Heb jij je dat ooit afgevraagd? Luister! Het wemelt ervan tussen de takken, het zijn er honderden, maar zie je ook maar één vogel?’
Rosamunde lachte, omdat het zo fijn was om haar zus weer gelukkig te zien. ‘Misschien kan Barry een stoel voor me meenemen als hij terugkomt.’
‘Ja, een van de tuinstoelen. Het wordt tijd dat die weer naar buiten komen en ontdaan worden van alle spinnenwebben van de afgelopen winter. Trouwens, weet je wie er vanavond komt eten?’
‘Margaret.’
‘Nee, Margaret niet, maar ik denk dat we die vandaag ook nog wel te zien krijgen.’ Ze grijnsde naar Rosamunde toen ze zei: ‘Je kunt je nieuwe blouse en broek aan.’
Rosamundes gezicht klaarde op. ‘O, dokter Heyworth?’
‘Ja, het leek me leuk om hem weer te zien, om hem ervoor te bedanken dat hij me niet één, maar twee keer heeft opgevangen in zijn tuin toen ik me voor Margaret verstopte.’
‘Je hebt groot gelijk, hij is echt een redder in de nood.’
‘Ik dacht al dat je het leuk zou vinden.’
‘Ik flirt alleen maar wat met hem. Echt, meer is het niet.’
‘Weet je dat wel zeker? Je kunt het mij wel vertellen, hoor.’
‘Lieve hemel, ik ben veel te oud voor alles wat verdergaat dan dat – en ook veel te vastgeroest. Maar een beetje flirten is goed voor het moreel.’
Antoinette begon het plantgat op te vullen met een mengsel van aarde en compost. ‘Het is dertig jaar geleden dat ik voor het laatst geflirt heb. Ik zou niet meer weten hoe het moet.’
‘Is het niet net als met fietsen?’
‘Ik weet niet zeker of ik dát nog wel zou kunnen.’ Ze maakte de grond vlak met haar handen. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit met iemand anders zou zijn dan met George.’
‘Je bent nog jong.’
‘“Weduwe” is een akelig woord, vind ik.’
‘Je hoeft niet de rest van je leven vrijgezel te blijven.’
Antoinette stond op en strekte haar benen. ‘Moet je me nou zien, Rosamunde. Ik ben niet geschikt voor wie dan ook.’
‘Nee, niet met een veeg modder op je gezicht.’
‘En ik weet ook niet of ik ooit nog wel iemand wíl.’
‘O, maar dat kan in de komende jaren nog veranderen.’
‘Nee, Rosamunde,’ hield Antoinette vol. ‘Ik blijf altijd bij George horen.’
Aan het eind van de dag had Antoinette alle fruitboompjes in de grond gezet. Barry had de gaten gegraven en zij had de rest gedaan. Rosamunde had op een tuinstoel gezeten en haar zus gezelschap gehouden, terwijl de zon boven hun hoofd langzaam langs de wolkeloze hemel trok en Bertie en Woester lui aan Rosamundes voeten lagen.
Antoinette nam een bad en kleedde zich om voor het eten. Het was alsof er een last van haar af was gevallen. Neuriënd liep ze door de slaapkamer, koos haar kleren uit en droogde haar haar. De tuin had haar weer energie gegeven en een gezonde blos op haar wangen getoverd. Haar huid was niet meer zo ziekelijk bleek en haar ogen sprankelden van geluk – ze had niet gedacht dat ze ooit nog weer gelukkig zou zijn. Ze had gedacht dat George haar geluk had meegenomen; was haar geluk tenslotte niet naadloos verbonden geweest met het zijne?
Vandaag had ze vrijheid geproefd – vrijheid van zorgen, van schema’s, van plannen en afspraken. Vandaag had ze door de tuinen gewandeld, had ze genoten van de wind die met zachte vingers door haar haar en over haar gezicht streelde, van het vrolijke gekwetter van de vogels en van de warme zon die zo liefdevol doordrong in haar ontroostbare hart en dat tot barstens toe vulde. De natuur had haar het vertrouwen in haar eigen kunnen teruggegeven. Vandaag had ze zich gerealiseerd dat ze het toch wel in haar eentje kon redden.
Antoinette ging naar beneden en trof Rosamunde in de salon aan in een van de leunstoelen, waar ze zat te borduren. Ze had haar nieuwe broek en zijden bloemetjesblouse aan, die bovenaan sloot met een losjes geknoopte strik. ‘Je ziet er mooi uit,’ zei Antoinette.
‘En jij ziet er heel wat beter uit zonder die veeg modder op je gezicht.’
Antoinette lachte breed. ‘Ik heb zo’n fijne dag gehad. Echt, het was perfect.’
‘En Margaret was in geen velden of wegen te bekennen. Wel ongebruikelijk, dat ze niet langskomt.’
‘Ik hoop dat alles goed met haar is.’
‘Natuurlijk is alles goed.’
‘Het is zo vreemd om haar niet te zien. Ze komt meestal elke dag. En laatst voelde ze zich ook al niet zo lekker.’
‘Wil je haar bellen?’
Antoinette wuifde haar zorgen weg. ‘Nee, ik bel haar morgen wel. Dokter Heyworth kan er elk moment zijn.’
Harris verscheen in de deuropening. ‘Wilt u iets drinken, lady Frampton?’
‘Ja, dat zou heerlijk zijn. Een wodka-tonic, alsjeblieft.’
‘Een wodka-tonic?’ herhaalde Rosamunde verbaasd.
‘Af en toe moet je het ervan nemen,’ antwoordde Antoinette.
‘Dat is zo. Nou, als jij er een neemt, dan doe ik het ook.’
Harris liep de kamer door naar het drankenkastje. George had er altijd op gestaan dat dat goed gevuld was, met alle sterkedrank in mooie kristallen karaffen, allemaal duidelijk gelabeld met een naamplaatje aan een kettinkje. ‘Het is jaren geleden dat ik een cocktail heb gehad.’
‘Ik heb wodka nooit lekker gevonden,’ zei Antoinette.
‘Waarom drink je het dan?’
‘Omdat ik een ander mens ben, Rosamunde.’
Tegen de tijd dat dokter Heyworth arriveerde, hadden de dames hun cocktail al half op. Harris ging naar de deur en liet de dokter binnen in de hal. Hij nam zijn jas aan en hing die over zijn arm, waarna hij hem voorging naar de salon. ‘Lady Frampton, dokter Heyworth is hier.’
Antoinette stond op om hem te begroeten, maar Bertie en Woester stormden al op hem af en liepen hem bijna omver in de deuropening.
‘Wat een enthousiaste begroeting,’ zei dokter Heyworth, en hij gaf Woester een klopje op zijn kop.
‘De honden houden van u, dokter Heyworth,’ zei Rosamunde, terwijl ze snel naar hem toe liep om hem te ontzetten. ‘Dat zegt heel veel over u, weet u dat?’
‘Alleen maar goede dingen, mag ik hopen,’ antwoordde hij, en hij schudde Rosamunde de hand. Die trok de honden van hem af, en het lukte de dokter langs hen heen de kamer in te glippen. Hij wendde zich tot Antoinette, die nog bij de leunstoel stond, en er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. ‘U ziet er goed uit, lady Frampton.’
‘Ik voel me ook heel goed vandaag,’ zei ze. ‘Ik ben de hele dag in de tuin geweest – bomen planten.’
‘Dat heeft u deugd gedaan. U hebt weer kleur in uw gezicht.’
‘Dat zou ook door de cocktail kunnen komen.’ Antoinette trok een wenkbrauw op.
Hij lachte. ‘Aha, ja, dat zou er iets mee te maken kunnen hebben.’
‘Wat wilt u drinken, dokter Heyworth?’ vroeg ze toen Harris terugkwam nadat hij de jas van de dokter had opgehangen.
‘Ik zou wel een glas wijn willen.’
‘Wit of rood?’
‘Wit zou lekker zijn.’
Harris gaf een knikje en liep naar de drankenkoelkast aan de andere kant van de kamer, verstopt achter een verborgen deur die in de boekenkast was ingebouwd.
‘Is rode wijn niet gezonder?’ vroeg Rosamunde.
‘Jawel, maar ik heb geen dienst vandaag, en bovendien geloof ik dat af en toe zondigen van het grootste belang is voor een goede gezondheid.’
‘Heerlijk,’ zuchtte Antoinette, die zich achterover liet zakken in de leunstoel. ‘U bent een dokter naar mijn hart.’
Ze zaten met z’n drieën bij de haard, die Harris sinds lord Framptons overlijden elke avond had aangestoken omdat het huis zo koud had aangevoeld. Antoinette en Rosamunde dronken hun glazen leeg, maar dokter Heyworth nipte voorzichtig van zijn wijn.
‘Wat is uw voornaam?’ vroeg Rosamunde. ‘“Dokter Heyworth” klinkt zo formeel; we zijn nu toch vrienden onder elkaar die samen eten?’
Antoinette fronste haar wenkbrauwen. Ze wist niet zeker of ze haar huisarts wel bij zijn voornaam wilde noemen.
‘William,’ antwoordde dokter Heyworth enigszins gegeneerd.
‘William…’ herhaalde Rosamunde, alsof die naam mooier was dan alle andere namen. ‘Dan moet jij mij Rosamunde noemen, William. Klinkt dat niet beter?’
Hij nam nog een slok wijn. Antoinette dacht dat ze het begin van een blos op zijn wangen zag.
‘U weet dat David, Tom en Phaedra met z’n drieën naar Murenburg zijn,’ zei ze, om van onderwerp te veranderen.
‘Hoe gaat het daar?’ vroeg hij.
‘Ik heb nog helemaal niets van ze gehoord. Goed, mag ik hopen. Geen nieuws is goed nieuws, denk ik altijd maar.’
‘Dat is natuurlijk ook zo.’
‘Ski jij ook, William?’ vroeg Rosamunde. Door de wodka blaakte ze ineens van het zelfvertrouwen.
‘Nee, ik ben bang van niet.’
‘Nou, ik ook niet. Is dat niet mooi?’
‘Het lijkt me wel leuk, maar mijn ouders waren helaas niet van die sportieve types,’ zei hij.
‘Was uw vader ook arts?’ vroeg Antoinette.
‘Ja, inderdaad. Hij is nu met pensioen.’
‘Hoe oud is hij?’
‘Negenentachtig, en mijn moeder is drieëntachtig. Ze zijn allebei nog heel gezond, goddank.’
‘Het is mooi om gezond oud te worden,’ zei Rosamunde instemmend. ‘Ik hoop dat jij hun genen hebt geërfd, William.’
‘Dat hoop ik ook,’ zei hij. ‘Het enige wat je nodig hebt in het leven is een goede gezondheid en een beetje geluk.’
‘En geen van beide hebben we zelf in de hand,’ merkte Antoinette op.
‘En daarom moeten we de dag plukken.’ Hij glimlachte naar haar. ‘Zoals u vandaag hebt gedaan, lady Frampton.’
Ze lachte terug. ‘Dat heb ik inderdaad gedaan, dokter Heyworth, en ik voel me er veel beter door.’ Ze zag dat Harris weer bij de deur stond. ‘Het eten is klaar. Zullen we?’
Harris had een ronde tafel gedekt in de kleine zitkamer aan de andere kant van de hal. Er brandde een vuur in de haard en midden op de tafel stond een pot blauwe hyacinten. Het was een knus vertrek, met handgeschilderd gebloemd behang in paars en groen, Perzische kleedjes op het tapijt en één wand die volledig bedekt was met planken vol antiquarische boeken. De gordijnen waren gesloten en de geurkaarsen op het bijzettafeltje flakkerden gastvrij. Deze kamer was intiemer dan de grote salon. Ze gingen zitten en vielen aan op het diner van zelfgemaakte waterkerssoep gevolgd door canard à l’orange. Rosamunde besmeerde een volkorenbroodje met boter en nam een hap, zich verbazend over de culinaire kwaliteiten van mevrouw Gunice. Het brood was altijd zelfgebakken, de groenten waren vers en van het seizoen, regelrecht uit de moestuin, en het vlees was altijd mals en goed gerijpt door de slager in Fairfield. Ze hoopte dat ze nooit meer terug hoefde naar haar eigen huis.
Harris schonk een lichte sauvignon in om mee te beginnen, gevolgd door een bordeaux die paste bij de eend. Antoinette had zich na de wodka al een beetje licht in het hoofd gevoeld, dus ze zorgde ervoor dat ze niet te veel wijn dronk en vroeg Harris een paar keer om haar waterglas bij te vullen. Maar Rosamunde was veel te opgewonden door de aanwezigheid van dokter Heyworth om te merken dat de wijn haar nu naar het hoofd steeg. Ze dronk stevig door en genoot van elk hapje rodekool, de nieuwe aardappels uit Jersey en de malse eendenborst. De kleine zitkamer deed informeel aan, en ze zaten met z’n drieën te lachen en te praten, op hun gemak in elkaars gezelschap.
Rosamunde ontdekte dat zij en William veel gemeen hadden. Behalve dat ze niet aan skiën deden, hielden ze beiden van tuinieren, hoewel Rosamunde niet meer in staat was om zich daar actief aan over te geven. Antoinette sprak enthousiast over de tuin van de dokter en vertelde Rosamunde over het zoet geurende peperboompje, de Daphne odora, waardoor ze letterlijk was tegengehouden toen ze de eerste keer zijn tuin in was gevlucht. William hield ook van paarden en had als jongeman veel gereden.
Rosamunde vertelde met genoegen over de tijd dat ze als meisje wedstrijden had gereden en had gejaagd met de Beauforts. ‘Antoinette kan niet bij paarden in de buurt komen, omdat ze er allergisch voor is,’ vertelde ze. ‘Maar voor mij waren ze jarenlang mijn lust en mijn leven, totdat ik problemen kreeg met mijn heup. Er is niets zo heerlijk als in galop met de wind in je gezicht over de glooiende groene velden razen. Ik mis het echt.’ Ze zuchtte en schraapte met haar vork het laatste restje eend op. ‘Hemeltjelief, die mevrouw Gunice is echt een wonder. Dit is het lekkerste wat ik ooit heb gegeten!’
Voor het dessert had mevrouw Gunice de meest lichte, zoete, kleverige chocolademousse gemaakt die Rosamunde ooit had geproefd. Haar zintuigen waren versterkt door de wijn en ze liet de eerste hap over haar tong rollen, genietend van het zweempje sinaasappel dat ze proefde. De smaak was zo sensueel dat ze zich voelde zwellen van genot. Antoinette zag dat de wangen van haar zus de kleur van frambozenjam hadden aangenomen en dat haar ogen sprankelden als die van een dromerige tiener. Ze wilde Rosamundes wijnglas wegzetten, maar dacht dat dat vernederend voor haar zou zijn waar dokter Heyworth bij was, en het zou bovendien niet lukken om het ongemerkt te doen. In plaats daarvan kon ze alleen maar hulpeloos toekijken hoe alles aan Rosamunde zo slap werd als een te los opgewonden bol wol. Haar kaken als ze lachte, haar lichaam – alles was slap, terwijl ze anders zo’n stijve houding had; maar nu hing ze voorover boven haar chocolademousse, waarbij haar ampele boezem op tafel rustte als een pakje dat in zijde was gewikkeld en was vastgemaakt met een strik.
Toen Rosamunde met dubbele tong begon te praten, besloot Antoinette dat het tijd was om naar de salon te verkassen voor de koffie. Misschien zou de formelere atmosfeer in die kamer een ontnuchterend effect hebben op haar zus. Ze liepen de hal in, waar Harris al stond te wachten met een blad thee en koffie. ‘We gebruiken de koffie in de salon, Harris,’ zei Antoinette.
‘Ik geloof dat ik boven even mijn sneus ga poederen,’ giechelde Rosamunde. ‘Ik bedoel mijn neus.’ En ze liep de trap op.
Het gesprek tussen Antoinette en dokter Heyworth stokte abrupt toen ze zagen dat Rosamunde halverwege de trap begon te wankelen. Een verschrikkelijk moment lang stond ze onvast op een tree en probeerde haar evenwicht te hervinden. Ze zwaaide met haar armen, verplaatste haar gewicht en schommelde vervaarlijk heen en weer, maar het mocht niet baten: heel langzaam, alsof alles plotseling vertraagd werd afgespeeld, viel ze achterover. Als door een wonder slaagde ze erin haar lichaam om te draaien, zodat ze op haar achterste viel in plaats van op haar rug, waarna ze als een tonnetje de trap af rolde. Dokter Heyworth rende naar haar toe om haar op te vangen, maar ze lag al op het tapijt. Antoinette hapte geschrokken naar adem en stond als aan de grond genageld.
Rosamunde kreunde toen de pijn omhoogschoot vanuit haar linkerbeen naar haar onderrug. Met knipperende ogen keek ze op naar dokter Heyworth. ‘God, leef ik nog?’ mompelde ze. De hal tolde om haar heen.
‘Het komt goed,’ zei hij met geruststellende stem. ‘Blijf maar even stil liggen, dan kijk ik of alles nog is waar het moet zijn.’
‘Mijn linkerbeen doet pijn,’ mompelde ze. ‘En… Nou ja, het doet geloof ik overal pijn.’
Voorzichtig deed hij haar schoenen uit en raakte haar tenen aan. ‘Voel je je tenen, Rosamunde?’
Ze wiebelde ermee. ‘Ja.’
‘Zie je ze bewegen?’
‘Ik zie hónderden tenen bewegen. Ze zijn heel druk.’
‘Voel je je benen?’
Die kon ze ook bewegen.
Antoinette kwam dichterbij. ‘Heeft ze iets gebroken?’ vroeg ze met een klein stemmetje. Ze keek hoe de dokter Rosamundes schouders, armen en nek onderzocht.
‘Je hebt jezelf een enorme schok bezorgd, en een paar ernstige blauwe plekken. Kom, we brengen je naar bed,’ zei hij ten slotte.
Het verbaasde Rosamunde dat ze zo makkelijk op kon staan. Haar lichaam deed pijn, maar lang niet zo erg als ze had gedacht. ‘Je hield je heel slap toen je viel; daarom heb je geen ernstige verwondingen opgelopen,’ legde dokter Heyworth uit terwijl hij haar de trap op hielp.
‘Ik denk dat ik te veel heb gedronken.’ Rosamunde begon nu over haar hele lichaam te trillen van de schrik. ‘Ik voel me heel wankel.’
‘Je voelt je wel beter als je ligt,’ verzekerde hij haar.
‘Zal ik een paar pijnstillers pakken?’ vroeg Antoinette, die zich nuttig wilde maken.
‘Ja, graag, en wat arnica,’ antwoordde de dokter.
Antoinette haastte zich langs hen heen om in het badkamerkastje te gaan kijken. Een tel later was ze terug, gewapend met de halve inhoud van haar medicijnkastje.
Samen legden ze Rosamunde in bed. Ze voelde zich belachelijk. De avond was zo goed begonnen, maar nu deed haar lichaam pijn en was haar trots gekrenkt. Ze liet zich door de dokter instoppen en deed haar ogen dicht, hopend dat de pijnstillers snel zouden werken. Maar voordat ze verder kon nadenken over haar kneuzingen, of over het duizelige gevoel, verdwenen de stemmen naar de achtergrond en werd het donker om haar heen. Ze zonk diep weg in die troostende duisternis, totdat ze zich niet langer van zichzelf bewust was.
‘Ze zal morgenochtend wel helemaal bont en blauw zijn,’ zei dokter Heyworth terwijl hij voorzichtig de deur van Rosamundes slaapkamer dichttrok.
‘Ondanks al die arnica?’
‘Ik ben bang dat ze een lelijke klap in haar zij heeft gekregen. Het zou me niets verbazen als die morgen de kleur heeft van een Engelse lucht bij heel slecht weer.’
‘O lieve hemel, die arme Rosamunde.’
‘Hoe lang blijft ze nog hier?’
‘Zo lang als ik haar nodig heb.’
‘Nou, zij heeft u nu nodig. Ik denk dat ze in ieder geval nog een week hier moet blijven.’
‘Echt, zo lang?’
‘Ze moet verzorgd worden. Hoe ouder we worden, hoe langer het duurt om te genezen. Je moet er toch niet aan denken dat ze in haar eentje de deur uit zou moeten om boodschappen te doen. Hier wordt er voor haar gezorgd en kan ze rust houden. Dat is het enige wat ik kan voorschrijven: heel veel rust.’
‘Als u het zegt, dokter.’
‘Dat doe ik.’
‘Hemel, wat een drama. Ik bied u mijn verontschuldigingen aan.’
‘Waarvoor? Ik ben blij dat ik er was.’
‘Ik weet niet zeker of het wel zou zijn gebeurd als u niet hier was geweest,’ zei ze, en ze slaakte een diepe zucht. ‘Laten we nog een kopje koffie drinken. Ik vraag me af of mevrouw Gunice nog fudge heeft. Ik heb geloof ik sterke behoefte aan een stuk fudge.’
Weer zaten ze in de salon, terwijl Harris hun koffiekopjes vulde en daarna naar de keuken ging op zoek naar fudge.
‘Ik kom morgen weer om bij uw zuster te kijken, lady Frampton.’
‘O, doet u geen moeite.’
‘Ik wil het graag doen, als u het goedvindt. Ik wil zien of uw zuster in orde is en misschien neem ik nog wat zalf mee voor de kneuzingen. En wellicht heeft ze zwaardere pijnstillers nodig.’
‘Nou ja, als u het niet erg vindt. Ik weet zeker dat Rosamunde u heel dankbaar zal zijn.’
‘Als het mooi weer is, kunt u me misschien laten zien wat u geplant hebt.’
Antoinettes gezicht bloeide op in een enthousiaste glimlach. ‘Dolgraag! Tuinieren is mijn nieuwe bezigheid. Het was goddelijk om vandaag buiten te zijn in de zon, met mijn handen in de aarde, en te luisteren naar de vogels. Ik ben er enorm door opgeknapt. Barry zegt dat er op het moment zo veel te doen is; alles moet aan kant gemaakt worden als voorbereiding op de zomer. Hij beweert dat hij wel een extra paar handen kan gebruiken.’
‘Ik weet zeker dat hij blij is met uw hulp.’
‘Ik denk dat hij me vleit. Hij doet het tenslotte al jaren zonder mij! Maar ik vind het alleen al heerlijk om buiten te zijn. Alles is nu aan het uitlopen, en in zo’n mooie tint groen.’
‘U moet wel een geweldige moestuin hebben, als ik kijk naar het diner.’
‘Dat klopt. Barry en ik hadden het er vanochtend toevallig over. Over alles wat we gaan planten als het iets warmer wordt. We hebben genoeg ruimte om een heel leger van eten te voorzien, maar David en ik zijn hier nu met z’n tweetjes, en Josh en Tom soms in het weekend. Toen George nog leefde zat het huis ieder weekend vol met gasten. Hij vond het heerlijk om mensen te ontvangen. Hij hield er nooit mee op, zelfs niet op gewone vrije dagen! Daarmee vergeleken is het nu behoorlijk stil, maar ik geniet ervan. Ik kan mezelf weer horen denken. Ik heb ineens zeeën van tijd. Wat een weelde is dat, vindt u ook niet?’
‘Een van de grootste weeldes die er zijn, als je weet hoe je ermee om moet gaan.’
‘Wat doet u in uw vrije tijd, dokter Heyworth, afgezien van tuinieren?’
‘Ik speel piano.’
‘Echt waar?’
‘Ja, ik vind het heel ontspannend.’
‘Wilt u iets voor me spelen?’ Hij leek te aarzelen. ‘Het hoeft niet hoor, als u liever niet wilt. Ik wil u niet onder druk zetten.’
‘Natuurlijk wil ik dat. Waar houdt u van? Klassiek? Jazz?’
‘Waar u maar zin in hebt.’
Dokter Heyworth stond op en liep naar de vleugel. ‘Het is een Steinway,’ zei hij, onder de indruk. Hij ging op de kruk zitten en deed de klep omhoog.
‘Ik kan wel een beetje spelen,’ zei Antoinette, die in de leunstoel was blijven zitten. ‘Als kind speelde ik heel goed. Terwijl Rosamunde te paard de buurt onveilig maakte, moest ik piano studeren. Wat had ik daar een hekel aan. Nu zou ik natuurlijk willen dat ik meer geoefend had. Muziek maken is iets heerlijks. Nou, begin maar wanneer u er klaar voor bent, dan hou ik mijn mond.’
‘Ik zal mijn lievelingsstuk voor u spelen,’ zei hij met zijn vingers boven de toetsen.
Hij begon te spelen en Antoinette bleef stil zitten luisteren. Ze had het stuk nog nooit eerder gehoord. Het was prachtig. Het riep een gevoel van rust en verwondering op. Ze stelde zich een troep ganzen voor, vliegend door een bleekroze lucht, op weg om neer te strijken bij een kristalheldere rivier. Ze dacht aan de avond, de melancholie van de dag die ten einde liep en het gevoel van vergankelijkheid dat altijd met schoonheid verbonden is. Ze dacht aan het graf van George op die rustige plek op de begraafplaats, en toen dacht ze aan zijn geest, die vrij was en niet langer werd belast door het grote gewicht van zijn fysieke lichaam, en haar gedachten dwaalden naar Phaedra en haar onwrikbare geloof in een leven na de dood. De muziek kwam onverwacht heftig bij haar binnen. Terwijl dokter Heyworth speelde, voelde ze zich opgetild naar een hoger bewustzijn, als een krokus die zich ontvouwt in het zonlicht. Ze deed haar ogen dicht en liet de muziek binnenstromen.
Na de laatste noot opende Antoinette haar ogen en glimlachte naar hem. ‘Dat was prachtig,’ zei ze. ‘Wat was het?’
‘Mijn moeder heeft het geschreven.’
‘Is uw moeder componist?’
‘Amateurcomponist. Ze doet zelf alsof het niets voorstelt, maar ik vind dat ze heel goed componeert.’
‘Ik vind het méér dan goed. Ik sta versteld. Ik was echt in vervoering.’
‘Het doet me altijd denken aan een dag die ten einde loopt,’ zei hij, en hij sloot de klep van de vleugel weer.
‘Ja, dat was precies waar ik ook aan dacht.’
Hij lachte tevreden. ‘Dat was ook de bedoeling. Het heet Zonsondergang.’
‘Wat fantastisch dat een muziekstuk ons allemaal aan hetzelfde kan laten denken.’
‘Het is zo mooi sereen en ontspannen. Eigenlijk is het een heel droevig stuk.’
‘Een zonsondergang ís ook droevig, omdat hij zo schitterend is, maar tegelijk ook zo vluchtig.’ Ze keek toe hoe hij terugliep naar de bank. ‘U hebt prachtig gespeeld, dokter Heyworth.’
‘Ik ben blij dat u het mooi vond.’
‘Wilt u nog wel een keer voor me spelen?’
‘Op één voorwaarde.’
‘En dat is?’
‘Dat u me morgen een rondleiding door uw tuin geeft.’
Antoinette glimlachte. ‘Dat is een goede ruil. En u hebt me geïnspireerd. Het is jaren geleden dat ik die toetsen heb aangeraakt. Maar ik ga het weer oppakken.’
‘Dat is een heel goed idee.’
‘Kunt u me iets aanbevelen om te spelen?’
‘Ik zal morgen wat bladmuziek meenemen als ik kom voor de rondleiding en een bezoek aan uw zuster.’
‘Wilt u Zonsondergang voor me meenemen? Zou uw moeder dat erg vinden?’
‘Het zou een eer voor haar zijn, lady Frampton, en voor mij ook.’
Antoinette leunde achterover in haar stoel en lachte dokter Heyworth toe. Ze wist niet precies of het kwam doordat ze de hele dag in de tuin was geweest, door de wijn of door het prachtige muziekstuk dat ze net had gehoord, maar haar hart stroomde over van optimistische gevoelens, alsof de toekomst een stralende, aanlokkelijke plek was, vol wonderbaarlijke mogelijkheden. Als Rosamunde niet was gevallen, zou het een volmaakt einde van een volmaakte dag zijn geweest.