7
Margaret en Rosamunde bleven in de salon zitten toen Harris ging opendoen, waarna Antoinette haastig de hal in liep. Ze luisterden naar hoe terwijl ze haar honden toesprak, ze een aai gaf en een paar woorden wisselde met de butler. Vervolgens verscheen ze in de deuropening en ze moest een glimlach onderdrukken, omdat daar in de fauteuil, in eigen persoon, de douairière lady Frampton zat die ze met zo veel moeite had proberen te ontlopen.
‘Zo, je ziet eruit als een kat die van de room heeft gesnoept,’ zei Margaret. ‘Waar zat je? Ik zag je auto nog voor de kerk staan, maar jijzelf was nergens te bekennen.’
‘Je bent zeker een vriendin tegen het lijf gelopen en iets gaan drinken?’ vroeg Rosamunde, die zich niet opzij wilde laten dringen.
‘Ik ben bij dokter Heyworth geweest,’ antwoordde Antoinette langs haar neus weg, terwijl ze naast haar zus op de bank kwam zitten.
‘Ben je ziek?’ wilde Margaret weten.
‘Nee hoor, het was zomaar een bezoekje voor de gezelligheid.’
Margaret trok haar wenkbrauwen op. ‘Een bezoekje voor de gezelligheid? Bij dokter Heyworth?’
‘Ja.’ Antoinette was niet bereid meer informatie prijs te geven, hoewel wel duidelijk was dat Margaret een soort verklaring verwachtte. Een hele poos zei niemand iets, maar Antoinette maakte geen haast de stilte te doorbreken.
‘We hebben gewacht tot je thuiskwam,’ zei Margaret.
‘Als ik had geweten dat je kwam, had ik wel gezorgd dat ik op tijd terug was,’ antwoordde Antoinette. ‘Misschien moet je de volgende keer even bellen.’
‘Ik had het er net met Rosamunde over dat dat meisje het weekend komt logeren,’ stak Margaret van wal.
‘Phaedra,’ zei Rosamunde.
‘Ik hoorde het van Roberta,’ vervolgde Margaret, terwijl ze diep door haar neusgaten inademde om te laten blijken dat het haar helemaal niet aanstond dat ze dit van de vrouw van haar kleinzoon moest horen.
‘Ik heb tegen Margaret gezegd dat jij van plan was het haar te vertellen…’ begon Rosamunde, maar Antoinette viel haar bruusk in de rede.
‘Dat was ik helemaal niet van plan, Rosamunde.’ Ze wendde zich tot haar schoonmoeder. ‘Je hebt heel duidelijk gemaakt dat je niets met haar te maken wilde hebben, Margaret, en ik heb die wens gerespecteerd.’
Heel even wist Margaret niet wat ze moest zeggen. Voordat ze antwoord gaf, nam ze eerst een flinke slok van haar sherry. ‘Je hebt gelijk,’ zei ze toen. ‘Ik wil inderdaad niets met haar te maken hebben, maar als ze de dochter van mijn zoon is, vind ik dat ik toch ten minste met haar moet kennismaken.’
De moed zonk Antoinette in de schoenen bij de gedachte dat Margaret en Roberta samen Phaedra klem zouden zetten. ‘Dat lijkt me niet zo’n goed idee. Ik wil graag dat ze hier een prettig verblijf heeft.’
‘O, ik sta erop. Ik heb haar een heleboel te vragen.’
‘Het lijkt me niet fair om haar aan een kruisverhoor te onderwerpen.’
‘Ik gá haar helemaal niet aan een kruisverhoor onderwerpen, Antoinette. Maar ik weet zeker dat jij net zo nieuwsgierig bent als ik. Het is een uitermate verontrustende gedachte dat George zoiets geheim heeft gehouden. We hebben allemaal behoefte aan antwoorden.’
‘Ik zit helemaal niet op antwoorden te wachten,’ zei Antoinette, alleen maar om tegendraads te zijn. ‘Ik wil alleen mijn stiefdochter graag leren kennen. En als ze er mettertijd voor kiest dingen met me te delen, ben ik graag bereid om naar haar te luisteren. Maar ik ga haar niet met haar rug tegen de muur zetten om haar antwoorden af te dwingen.’
Margarets gezicht kreeg een hardere uitdrukking en ze kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Mijn zoon heeft haar bij testament een fortuin nagelaten, een inkomen dat ervoor garant staat dat ze nooit meer hoeft te werken…’
‘En de Frampton-saffieren,’ voegde Antoinette eraan toe. ‘Vergeet dat niet.’
Margaret morste bijna haar sherry. ‘Wát zeg je?’
‘De Frampton-saffieren. Die heeft George aan Phaedra nagelaten.’
‘Dat kan niet waar zijn! Weet je het zeker? Die juwelen moeten in de familie blijven!’
‘Phaedra ís ook familie,’ hield Antoinette vol.
‘Niet te geloven, zeg!’ Het gezicht van de oude dame werd vuurrood.
‘Het is waar, Margaret. Roberta is er erg door aangeslagen.’
‘Dat zou ik denken! George zou ze aan David vermaken.’
‘Roberta had de indruk dat hij ze aan Joshua zou nalaten,’ zei Antoinette.
‘Onzin!’ snauwde Margaret. ‘Ze gaan naar de oudste zoon, dat weet iedereen. Roberta wil ze graag lenen, en daar is ook niks mis mee, maar er is geen sprake van dat ze aan iemand anders toevallen dan aan David.’
‘Nou, hij heeft ze aan Phaedra vermaakt.’
‘Dat is volkomen krankzinnig. Ik vraag me af waarom Roberta daar dan niks over tegen me heeft gezegd. We hebben vanochtend een lang gesprek met elkaar gehad.’
‘Ze heeft zeker ook niets gezegd over haar minne gedrag tijdens de voorlezing van het testament?’
Margaret fronste. ‘Nee, daar zei ze niets over.’
‘Ze heeft zich ontzettend misdragen, Margaret. Ik vond het echt gênant.’
De oude dame dronk haar glas leeg en zette het op het tafeltje naast haar stoel. Ze zag er opeens verslagen uit. ‘Wat moet er wel niet in George’ hoofd zijn omgegaan?’
Daar kon Antoinette geen antwoord op geven. Zij wist het ook niet.
‘Lieve hemel, hoe moet je nou voorkomen dat Margaret zich dit weekend toch zal opdringen?’ vroeg Rosamunde toen ze eenmaal weg was.
‘Ik denk niet dat dat me lukt. Ze heeft als ze het in haar hoofd krijgt om hierheen te komen nooit gewacht tot ze werd uitgenodigd, maar komt binnenstormen wanneer ze er zelf zin in heeft. Ik ben bang dat we haar niet weg kunnen houden. Nou ja, daar moet Phaedra dan maar tegen kunnen.’
‘Dat meisje heeft anders niets te verbergen. Alles is nu duidelijk uitgesproken, toch?’
‘Precies. Misschien wil ze ons wel vertellen hoe ze George heeft opgespoord en hoe ze na al die jaren een relatie hebben opgebouwd. Mogelijk maken we drukte om niks.’
Rosamunde grijnsde. ‘Margaret is anders wél haar grootmoeder!’
‘Het arme kind. Ach ja, je familie heb je niet voor het uitkiezen.’
‘Ik wil wedden dat ze toen ze op zoek ging naar haar vader niet op háár had gerekend.’
‘Vast niet, nee. Een vrouw als Margaret kun je je ook niet voorstellen, in je stoutste dromen niet.’
‘O, ik denk niet dat je dromen daar nou zo stout voor hoeven te zijn. In de folklore en literatuur is het allemaal terug te vinden: The Wizard of Oz, Assepoester, 101 Dalmatiërs, Hans en Grietje – om er maar een paar te noemen.’
‘Wat ben jij slecht!’ lachte Antoinette.
‘Zeker weten, Margarets vind je overal,’ zei Rosamunde.
Op vrijdagochtend pakte Phaedra met angst en beven haar weekendtas in. Ze legde een lichte gebloemde jurk op het bed en combineerde die met een paar rode pumps en zwarte panty, voor het geval dat ze op zaterdagavond elegant voor den dag zou moeten komen. Ze wist niet goed wat ze kon verwachten, want ze was nog nooit eerder in een deftig Engels landhuis geweest. Ze rommelde in de koffer die ze al had gepakt voor haar terugkeer naar Parijs en haalde er een appelgroen vestje uit, zwarte rijglaarsjes, een gebloemde blouse en een bordeauxrode wollen maillot. Vermoedelijk was dit allemaal niet echt geschikte kleding, maar ze beschikte nu eenmaal niet over het landelijke tweed en corduroy dat ze kende uit tijdschriften en films.
Sinds ze David had gesproken was ze enigszins gerustgesteld. Ze vermoedde dat de rest van de familie net zo aardig zou zijn als hij. Antoinette had aan de telefoon erg hartelijk geklonken, heel anders dan de vrouw die ze op de begrafenis had ontmoet. Maar dat was ook niet zo gek; Phaedra had haar op het slechtst denkbare moment een ingrijpende onthulling gedaan. Als ze eraan terugdacht, kromp ze weer in elkaar. Het zou fijn zijn om hen allemaal onder minder stressvolle omstandigheden terug te zien.
Maar ze hoopte wel dat niemand over George’ testament zou beginnen. Het was ongelofelijk gênant dat hij haar zo veel had nagelaten, om over de Frampton-saffieren nog maar te zwijgen. Toen Julius haar had laten weten dat die nu van haar waren, was ze al bijna flauwgevallen van schaamte, want ze wist waarom hij ze aan haar had gegeven, en ze wilde ze niet. Afgezien van het feit dat ze er helemaal het type niet voor was om echte juwelen te dragen, waren ze op de een of andere manier besmet, omgeven met schuldgevoel. Ze wist zeker dat hij, als hij er goed over zou hebben nagedacht, nooit zo impulsief zou zijn geweest.
Julius had haar verteld dat de saffieren in India waren aangeschaft door de eerste lord Frampton, in 1838, toen hij daar gouverneur-generaal was, en dat ze van generatie op generatie waren overgeleverd. In de hal van Fairfield Park hing een groot portret van zijn echtgenote Theodora, de eerste lady Frampton, die er schitterend uitzag met het verfijnd vormgegeven collier van diamanten en saffieren, en de bijbehorende oorbellen en armband. Julius was helemaal paars aangelopen toen hij ze haar beschreef. Phaedra gaf niet veel om juwelen, maar Julius had bij hoog en bij laag volgehouden dat geen enkele vrouw, hoe ingetogen ook, deze opsmuk kon weerstaan.
Die avond laadde ze haar tas op de achterbank van haar auto en reed aan de westkant Londen uit, na een stop bij een boetiekje aan King’s Road om een attentie voor Antoinette te kopen. Op Talgarth Road was veel verkeer, maar ze luisterde naar Capital Radio en reed met haar kleine Fiat algauw met een gelijkmatige snelheid van honderddertig kilometer per uur over de M3.
De lucht was zwaar van dikke, grijze wolken, maar in het westen, waar de zon onderging, scheen het gouden licht erdoorheen en kleurde ze roze. De zenuwen begonnen haar parten te spelen toen ze van de snelweg afsloeg naar het platteland. De hagen stonden al in knop en er leek wel een groene rooksluier tussen de bomen te kronkelen nu de takken hun eerste lichtgroene blaadjes lieten zien. De lente had het land uit het sombere bruin van de winter gehaald, blies de velden nieuw leven in en kleurde ze levendig, lichtgevend groen. Ze had plezier in de vogeltjes die in en uit de hagen vlogen, en draaide het raampje open om de stadse uitlaatgassen uit haar longen te verdrijven en de frisse, schone lucht in te ademen. Ook al was ze gespannen, toch knapte ze hiervan op.
Uiteindelijk kwam ze door het oude marktstadje Fairfield. De hoofdstraat was heel breed en omzoomd door kersenbomen die nog in bloei moesten komen. Ze reed de heuvel op, terwijl ze zich vergaapte aan de georgiaanse huizen en winkeltjes, gesaust in een regenboog van kleuren, die ze in haar zenuwen helemaal niet had opgemerkt toen ze hier voor de begrafenis was geweest. Het was net of je terugging in de tijd, en als er geen auto’s onder de fruitbomen hadden gestaan, zou ze zich hebben kunnen voorstellen hoe het een eeuw of twee geleden moest zijn geweest, toen koning George nog op de troon zat.
Ze minderde vaart toen ze langs de kerk kwam. Ergens daar op de begraafplaats lag George begraven, en heel even kreeg ze zin om de auto te parkeren en op zoek te gaan naar zijn graf, maar ze wilde niet te laat komen en het was al zeven uur. Dus reed ze door en sloeg het smalle weggetje in dat naar Fairfield Park voerde, zo’n anderhalve kilometer buiten het stadje. Ze huiverde toen ze langs de witte cottages kwam en de ijzeren poort door ging, en dacht terug aan de laatste keer dat ze hier was geweest en hoe verschrikkelijk graag ze toen weg had gewild. Ze wist nog dat ze toen gezworen had nooit meer terug te komen, maar hier was ze nu, en opnieuw reed ze onder de platanen van de oprijlaan door.
Harris hoorde de auto op het grind en liep snel naar de salon om lady Frampton te waarschuwen. Antoinette haastte zich de hal in met David; Joshua en Roberta bleven binnen bij Rosamunde zitten. Terwijl Antoinette zich in de hal posteerde, omdat ze graag wilde dat alles soepel verliep en dat Phaedra haar zou mogen, beende Roberta de kamer door om door de gordijnen te gluren. Ze zag de auto aan komen rijden en halt houden. Ze zag dat de jonge vrouw die erin zat de motor uitzette en het portier openmaakte. Vervolgens zag ze Phaedra naar buiten stappen, en haar lichaam verstrakte van jaloezie, want zelfs in het halfdonker kon ze zien dat ze een schoonheid was. Roberta trok zich terug alsof ze zich aan het gordijn had gebrand.
Harris daalde de bordestreden af om Phaedra met haar bagage te helpen. David kwam achter hem aan met een brede glimlach op zijn gezicht. Zodra Phaedra hem zag ontspanden haar schouders zich, en dankbaar glimlachte ze terug. Hij had gezegd dat hij voor haar zou zorgen, en hij had woord gehouden. Er ging een warm gevoel van opluchting door haar heen toen ze hem daar zo zag staan.
‘Je bent mooi op tijd,’ zei hij, zich vooroverbuigend om haar een kus op haar wang te geven.
‘Er was niet veel verkeer. Het ging prima.’
Hij kon wel aan haar zien dat ze gespannen was. ‘Ik had zo gedacht dat je misschien liever in mijn cottage wilt komen logeren,’ fluisterde hij in haar oor. ‘Dan kun je er even tussenuit als mijn familie je te veel wordt.’
Ze lachte, aangenaam verrast. ‘Was dat jouw idee?’
‘Nee, van mijn moeder, om eerlijk te zijn.’
‘Wat attent van haar. Kunnen we er nu meteen naartoe?’
Wantrouwend keek hij haar aan. ‘Dat is een grapje, zeker?’
‘Niet echt.’
Hij legde zijn hand op haar onderrug en leidde haar de treden op. ‘Maak je maar geen zorgen, ze bijten echt niet. En degene die wel bijt is er niet,’ voegde hij eraan toe, doelend op zijn grootmoeder.
Antoinette stond al op het bordes om haar welkom te heten. ‘Phaedra, wat fijn dat je hebt willen komen.’
‘Dag, lady Frampton.’
‘Alsjeblieft, zeg maar Antoinette. Je bent tenslotte mijn stiefdochter.’ Ze glimlachte hartelijk en Phaedra’s angsten bedaarden. ‘Trek je maar niets aan van de honden, het zijn schatten van beesten.’
‘Ze zijn wel groot, hè? Ze zullen je wel helemaal de oren van het hoofd eten.’
‘Ze eten niet zo veel als je zou denken. Kom verder. De anderen zijn in de salon. Tom is nog niet gearriveerd, maar dat is niets nieuws; hij komt nooit op tijd, voor wat dan ook.’
Phaedra liep achter Antoinette aan de hal door. Die zag er een stuk groter uit nu hij niet vol mensen stond. Een groot vuur danste onstuimig in de haard, onder een grote zwarte kap om de rook weg te vangen. Ze ademde de geur van brandende houtblokken in en slaakte een zucht van welbehagen; die houtgeur had iets heel vertroostends. Ze liep over de Perzische tapijten en nam alles in zich op, van het gigantische boeket lelies op de haltafel tot de rij zilveren trofeeën op de schoorsteenmantel boven de haard, die waarschijnlijk van George waren. Dit was zíjn huis, zíjn familie, zíjn privéleven – en zij had daar nooit deel van uitgemaakt.
Toen ze verder liep naar de salon, trok het grote portret van Theodora haar aandacht. Het hing onder aan de trap, waar het licht vanuit de hal op de saffieren en diamanten om haar hals en haar pols en in haar oren leek te vallen, en ze deed schitteren alsof ze echt waren. Nog los van de serene schoonheid van de vrouw bezaten de Frampton-juwelen een geheel eigen grootsheid. Phaedra kreeg de tijd niet om er langer bij stil te staan, maar Julius had gelijk gehad: geen enkele vrouw, hoe ingetogen ook, zou er níét van onder de indruk zijn.
Ze liep de salon in, waar Rosamunde en Joshua opstonden om haar te begroeten. ‘Strikt genomen hebben we al eerder kennisgemaakt,’ zei Rosamunde. ‘Maar dat reken ik niet mee.’ Ze stak haar hand uit. ‘Ik ben Rosamunde, de zus van Antoinette.’
‘Ja, nogmaals hallo.’ Phaedra pakte haar hand aan, opgelucht dat de nogal streng ogende vrouw die ze in de bibliotheek had ontmoet heel vriendelijk was wanneer ze glimlachte.
‘Dit is Josh,’ zei Antoinette, waarna ze ook Roberta voorstelde. Niets in haar manier van doen verried dat ze niet bijster dol op haar schoondochter was.
Phaedra schudde Joshua de hand; anders dan die van zijn broer was die zacht en slap als deeg. Maar hij had een prettig gezicht; je zou hem zelfs knap kunnen noemen, al hadden zijn trekken niet het karakteristieke dat David tot zo’n krachtige persoonlijkheid maakte. Josh had iets sukkeligs over zich, met zijn enigszins opgetrokken schouders, en iets afstandelijks, alsof hij zich uit de situatie wilde terugtrekken.
De koelheid van zijn echtgenote verraste haar. Ze bleef ernstig, haar scherpe kaaklijn strak, terwijl ze Phaedra met een heerszuchtige blik opnam en haar in alle opzichten het gevoel gaf dat ze heel klein was.
Net toen Roberta iets wilde gaan zeggen, schoot David Phaedra te hulp. ‘Laten we gaan zitten,’ stelde hij voor. Er was even een onhandig moment toen David zijn hand in de richting van haar onderrug bewoog om haar naar de bank te leiden, maar zich vervolgens bedacht en hem weer terugtrok. ‘Harris zal iets te drinken voor je halen,’ zei hij, terwijl hij zijn zwevende hand in zijn zak stak. ‘Waar heb je zin in?’
‘Een tonic?’
‘Weet je zeker dat je niet wel wat sterkers kunt gebruiken?’ grijnsde hij met een blik omlaag.
‘Later misschien.’
‘Ik ben bijna geneigd me voor hen te verontschuldigen,’ fluisterde hij toen ze eenmaal zaten. ‘Maar ze zijn ook jouw familie.’ Ze moesten allebei lachen, en Antoinette vond dat ze nu al broer en zus leken.
Harris kwam de drankjes brengen en bij het haardvuur praatten ze wat. Roberta was op de vensterbank gaan zitten, op een afstandje van de rest van de familie, en luisterde toe zonder aan het gesprek deel te nemen. Antoinette nam niet de moeite haar te vragen erbij te komen. Als ze per se afstandelijk wil doen, dacht ze, is dat haar probleem. Ze hoopte maar dat Phaedra niet in de gaten had hoe onbeleefd ze zich gedroeg.
Maar Phaedra merkte alles op en Roberta’s vijandigheid verbaasde haar niet, al deed die haar wel pijn. Ze was dankbaar dat alle anderen vriendelijk tegen haar deden. Julius had gezegd dat George’ familie haar als een verloren dochter zou verwelkomen, maar daar was Phaedra nog niet zo zeker van geweest. Het leek veel gevraagd van een familie die nog in de rouw was. Maar de gok die ze had genomen leek toch gunstig uit te pakken. Antoinette was bereid haar hartelijk te ontvangen, en vooral David deed erg zijn best om haar het gevoel te geven dat ze bij hen hoorde. Joshua’s ogen begonnen elke keer dat hij naar haar keek te stralen, en Rosamunde, die blijkbaar graag haar zus een plezier wilde doen, was erg voorkomend. Maar voor Phaedra maakte de bloedband weinig uit, want door hun gedeelde liefde voor George waren ze toch al verbonden op een manier waarop DNA dat nooit zou kunnen.
Terwijl Antoinette over haar honden vertelde, merkte Phaedra het verdriet in haar blik op. Antoinette glimlachte en lachte weliswaar van tijd tot tijd om de grapjes die David maakte, maar Phaedra vermoedde dat vanbinnen haar hart volkomen was versteend. Ze stond aan het begin van een onbekende en eenzame weg. Ze had haar zonen om haar te troosten en haar zus om haar kracht te geven, maar toch maakte haar weduweschap haar geïsoleerd en verloren. Phaedra wilde wel nader contact met haar zoeken, maar ze besefte heel goed dat geen woord, hoe zorgvuldig ook gekozen, George ooit nog terug kon brengen. En alles wat minder was dan dat schoot onherroepelijk tekort.
Tegen de tijd dat ze zich naar de eetkamer begaven om aan tafel te gaan, was Tom nog steeds niet komen opdragen. Zenuwachtig keek Antoinette op haar horloge. ‘Maak je maar geen zorgen, mam. Hij is het waarschijnlijk vergeten,’ zei David, en hij trok een stoel voor Phaedra onder de tafel uit.
‘Ik maak me helemaal geen zorgen,’ antwoordde ze met een weinig overtuigend glimlachje.
‘Hij is het vast niet vergeten,’ stelde Rosamunde haar gerust.
‘Is Tom ooit ergens voor op tijd gekomen?’ vroeg Joshua terwijl hij ging zitten.
‘Hij zal zo wel komen,’ voegde Roberta eraan toe. ‘Dit weekend wil hij heus niet missen. Niets vindt hij zo heerlijk als een flink drama.’ Even wilde Phaedra reageren op de suggestie dat zíj het drama was, maar ze zag er toch van af. Het had geen enkele zin om aan de staart van de tijgerin te gaan trekken; dan zou ze alleen maar een knauw krijgen.
‘Hij grijpt elk excuus aan om in papa’s auto te rijden,’ merkte David op.
Joshua grinnikte. ‘Ja, achter het stuur van de Aston Martin is hij net Pad van Paddenburg.’
Phaedra lachte en Joshua’s ogen glommen even van plezier. ‘Ik weet niet of hij wel zo blij zou zijn met die vergelijking,’ zei ze. ‘Niemand wil immers graag met Pad worden vergeleken!’
‘Hij zou de eerste zijn om de overeenkomst te zien; Tom heeft echt veel van Pad weg,’ vervolgde Joshua, blij dat hij Phaedra wist te amuseren.
Roberta zat recht tegenover Phaedra en keek toe terwijl David en haar man aan weerskanten van haar plaatsnamen. ‘Dus je bent een liefhebber van Kenneth Grahame?’ vroeg ze.
‘Natuurlijk. De wind in de wilgen is een van mijn lievelingsboeken.’
‘Waar heb je op school gezeten?’
‘In Vancouver,’ antwoordde Phaedra met een schouderophalen. ‘Maar ik had een hekel aan school.’
‘Heb je ook gestudeerd?’
‘Nee, ik heb vanaf mijn zestiende gewerkt. Ik ben zo snel ik kon het huis uit gegaan.’
Roberta trok haar neus op. ‘Aha. Hoe dat zo?’
‘Dat is een lang verhaal,’ antwoordde Phaedra met tegenzin. Die geschiedenis zou ze Roberta nooit vertellen.
‘Wat jammer dat je niet hebt doorgeleerd. Daar heb je nu vast spijt van, zeker?’ Roberta glimlachte suikerzoet.
‘Helemaal niet. Het leven heeft me veel geleerd.’
‘Weet je, Rat is altijd mijn favoriete personage geweest,’ merkte Joshua op.
‘O, het mijne ook,’ viel Phaedra hem enthousiast bij, blij om zich van Roberta te kunnen afwenden. ‘Die goeie ouwe Ratje.’
‘Volgens mij is David een soort Ratje,’ zei Joshua.
‘Ik ben liever Das. Die heeft meer charisma,’ merkte David droogjes op.
Roberta verstrakte en trommelde ongeduldig met haar vingers op tafel. ‘Vertel ons eens over George en jou, Phaedra. Daar willen we allemaal dolgraag meer over weten.’
Er viel een ongemakkelijke stilte. Joshua wierp zijn vrouw een onheilspellende blik toe, maar Roberta glimlachte als een listige krokodil. Antoinette probeerde koortsachtig iets te bedenken om te zeggen. Het was onvermijdelijk dat het gesprek die avond op een goed moment op George zou komen, maar ze had niet verwacht dat dat al zo snel zou zijn. Roberta was onvergeeflijk bot, maar Phaedra leek er geen aanstoot aan te nemen. Harris schonk haar glas vol met witte wijn en ze nam langzaam een slokje. David was het liefst over een ander onderwerp begonnen om Phaedra ongemak te besparen, maar hij was net zo nieuwsgierig als de anderen.
‘Wat had je precies willen weten, Roberta?’ vroeg ze.
‘Alles, vanaf het allereerste begin. Laten we beginnen bij je moeder.’
Phaedra fronste. ‘Mijn moeder heeft haar eigen herinneringen. Die heeft ze mij nooit toevertrouwd.’
‘Roberta, dit is de Spaanse Inquisitie niet,’ zei Rosamunde, waarmee ze herhaalde wat haar zus tegen Margaret had gezegd.
‘Doe maar niet alsof het je niet interesseert, Rosamunde. George’ onwettige dochter verschijnt plotseling op zijn begrafenis en erft een fortuin, om over de Frampton-saffieren nog maar te zwijgen.’ Toen ze de juwelen ter sprake bracht werd Roberta’s stem ijl van emotie. ‘Het lijkt mij ons recht, als zijn familie, om te weten hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren.’
‘Phaedra hoeft ons alleen te vertellen wat ze ons wíl vertellen,’ merkte Antoinette diplomatiek op.
‘Je hebt er toch geen bezwaar tegen, hè?’ vroeg Roberta aan Phaedra.
‘Ze staat niet in de beklaagdenbank, Roberta,’ zei Joshua.
Roberta wendde zich tot haar man. ‘Kennelijk ben ik hier de enige die eerlijk genoeg is om toe te geven dat ze de hele situatie uitermate onthutsend vindt.’
‘Roberta!’ riep David uit, en zijn gezicht verhardde van woede.
Phaedra forceerde een glimlachje en stak haar hand op. ‘Alsjeblieft, laten we er geen ruzie om maken. Ik kan heel goed zelf antwoord geven. Natuurlijk ben je geschokt, Roberta; dat zou ik ook zijn in jullie plaats. De man die je zo goed dacht te kennen bleek een groot geheim te hebben, waar hij niemand iets over vertelde. Maar hebben we niet allemaal vele facetten? Hebben we niet allemaal op de een of andere manier geheimen voor elkaar? Is dat niet volkomen natuurlijk? George heeft mij geheimgehouden omdat hij jullie allemaal niet wilde kwetsen, en aan Roberta’s reactie te merken had hij dat goed gezien. Als hij niet was overleden, zou niemand van jullie er iets van hebben geweten.’
‘Maar hij was toch van plan om ons op de hoogte te brengen?’ vroeg Antoinette pienter.
‘Dat had hij tegen mij ook gezegd. Maar misschien had hij dat uiteindelijk wel nooit gedaan.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik bedoel, dat zei hij wel, en aan Julius maakte hij zijn plannen ook kenbaar. Alleen, het is één ding om te zéggen dat je iets gaat doen, maar nog iets heel anders om het ook echt te dóén.’
‘En we weten allemaal hoe impulsief George was,’ onderbrak Roberta haar. ‘Keer op keer kon hij zich voor korte tijd ergens helemaal op storten, toch? Weten jullie nog, die sigaren uit Havana? Hoe lang heeft dat al met al geduurd? Hooguit een jaar. Daarna besloot hij lama’s uit Peru te gaan importeren. En zijn vlagen van enthousiasme strekten zich ook uit tot mensen.’
‘Maar zijn liefde voor zijn gezin bleef steeds gelijk,’ bracht Antoinette in het midden.
‘Dat is waar,’ beaamde Roberta. Ze bestudeerde Phaedra’s gezicht om na te gaan of haar gelaatstrekken met die van George overeenkwamen. ‘Je lijkt helemaal niet op hem.’
Phaedra huiverde even onder haar blik. ‘Klopt, ik lijk op mijn moeder.’
David sprong voor haar in de bres. ‘Ík lijk ook helemaal niet op papa.’
‘Maar wel qua karakter,’ voegde Roberta eraan toe. ‘Welke eigenschappen heb jij van George overgenomen, Phaedra?’
Bij die vraag begon Phaedra’s gezicht te stralen. ‘We hadden heel veel gemeen. We hielden van dezelfde dingen: de bergen, klimmen in de ongerepte natuur, reizen, sport.’
‘Skie jij ook?’ vroeg David opgetogen.
‘Jazeker. Ik ben opgegroeid in Vancouver.’
‘Heb je met papa geskied?’
‘Ja. Hij kon het geweldig goed.’
‘Heeft hij je meegenomen naar Murenburg?’ vroeg Antoinette, die moeite moest doen om het plotselinge gevoel dat ze was verraden te onderdrukken. Hoe was het mogelijk dat George al die dingen had gedaan zonder dat zij er iets vanaf wist? Klimmen, reizen, skiën… Ze slikte haar tranen weg nu het geheim opeens nog veel omvangrijker bleek te zijn.
‘Nee. Met mijn verjaardag heeft hij me meegenomen naar Whistler, in Canada. We hebben ook gekaart. Hij was een slimme bridger.’ Antoinette dacht terug aan de vele malen dat George zich – tevergeefs – had ingespannen om haar de beginselen van het bridgen bij te brengen. Over de tafel heen wierp ze Phaedra een blik toe, en ze vroeg zich af of George in zijn dochter dan wel een zielsverwante had gevonden, iemand die hield van alle dingen waar hij ook zo van hield – alle dingen waar zíj een hekel aan had.
‘Keek hij niet vreemd op toen jij ineens voor zijn neus stond en beweerde dat je zijn dochter was?’ wroette Roberta verder. ‘Ik bedoel, heeft je moeder het echt voor hem geheimgehouden dat jij was geboren? Dat lijkt mij niet erg waarschijnlijk.’
Phaedra had onwillekeurig bewondering voor haar vasthoudendheid, ook al vond ze het niet prettig om antwoord te moeten geven op haar vragen. Haar hart bonkte en het zweet stond inmiddels in haar handen. Iedereen staarde haar aan, wat intimiderend was. ‘Mijn moeder wilde niets van George, Roberta. Het was een korte liefdesrelatie, waar een einde aan was gekomen. Als ze hem had verteld dat ze zwanger was van zijn kind, zou hun verhouding heus niet langer hebben geduurd. Trouwens, al snel daarna trouwde ze met Jack, en een poosje vormden we een gezin. Ik dacht vroeger altijd dat Jack mijn vader was.’
‘Waarom wachtte ze er zo lang mee om jou de waarheid te vertellen?’ vroeg Roberta.
Phaedra sloeg haar ogen neer en leek even te bezwijken onder de druk van Roberta’s vragenvuur. ‘Jack kwam te overlijden. Ze wilde graag dat ik wist dat hij mijn echte vader niet was.’
‘Arme meid, wat erg voor je om binnen zo’n korte tijd twee vaders te moeten verliezen.’
‘Jack was de eerste tien jaar van mijn leven een vader voor me, en toen hij er niet meer was voelde ik me berooid en verraden. Hij ging in Nieuw-Zeeland wonen en stichtte daar een gezin. Hij hield geen contact. Toen hij overleed, voelde ik daar niets bij. Ik kan me hem nu amper nog herinneren.’
David merkte op dat Phaedra’s ogen vochtig waren gaan glanzen en hij schoof zijn stoel naar achteren. ‘Goed, laten we gaan eten. Ik ben uitgehongerd!’ zei hij. Harris had het eten binnengebracht op grote porseleinen schalen en zette die op het dressoir aan de ene kant van de kamer. ‘Phaedra, kom voor jezelf eens opscheppen,’ stelde hij kalmpjes voor.
Maar Roberta was nog niet klaar. ‘Heb je George veel gezien in de anderhalf jaar dat je hem hebt gekend?’ bleef ze aandringen.
‘Ja. Hij was een drukbezet man, maar voor mij maakte hij tijd. We hebben samen ski- en trektochten gemaakt. Ik woonde in Parijs, maar maakte veel reizen naar Azië, waar hij ook graag naartoe ging. Ik heb een groot fotoboek samengesteld over de mensen die in de Himalaya wonen, zie je. George hielp me. Hij kende de streek goed. Ik ben nog maar kortgeleden naar Londen verhuisd om hem vaker te zien.’ Ze sloeg haar ogen neer en friemelde zenuwachtig met haar vork. ‘Ik ga nu terug naar Parijs, want ik moet mijn boek afmaken en er is geen reden meer om te blijven.’
‘Hoezo Parijs?’
‘Ik heb op allerlei plekken gewoond, Roberta, maar Parijs is de stad waar ik me het meest thuis voel,’ antwoordde Phaedra, die haar best deed beheerst te blijven terwijl Roberta de ene vraag na de andere op haar afvuurde. ‘Ik spreek de taal en heb er veel vrienden.’
‘Heeft George je aan mensen voorgesteld? Hoe heeft hij jou al die tijd geheim weten te houden?’
‘Dat hoefde hij niet. Het grootste deel van de tijd waren we aan het klimmen. Alleen wij tweetjes, en een paar sherpa’s en dragers. Het was niet aan de orde.’
‘Maar toen jullie bijvoorbeeld in Whistler aan het skiën waren – hoe wist hij je daar geheim te houden?’
‘Dat deed hij niet. Het enige wat hij geheimhield was dat ik zijn dochter was.’
Roberta trok haar neus in rimpels. ‘Hoe stelde hij je dan aan mensen voor?’
‘Als een fotograaf,’ antwoordde Phaedra eenvoudigweg, en ze legde haar servet op tafel en stond op. ‘Hij voelde zich niet genoodzaakt om zich tegenover anderen nader te verklaren.’
Op dat moment zwaaide de deur open en verscheen Tom in de deuropening, met zijn haar rechtovereind als dat van een aap. ‘Sorry dat ik zo laat ben. Ik heb het hele eind vanuit Londen met het dak open gereden. Zo snel als ik kon. Mmm, wat eten we?’