12
Antoinette voelde zich beter. Sinds Phaedra vrijdagavond was aangekomen, heerste er in Fairfield Park een opgewekte stemming, die voor die tijd ver te zoeken was geweest. Sinds de dood van George hing er in elke kamer een troebele atmosfeer, als een mist, en had Antoinette het constant koud. Maar nu voelde ze de kilte niet meer en het donkere waas was verbannen naar de hoeken van de kamers, verdreven door Phaedra’s optimistische en spontane karakter. Ze was net een mooie engel, en Antoinette voelde zich bevoorrecht dat, hoewel George met de ene hand was weggenomen, Phaedra met de andere aan hen was gegeven.
Dit meisje was een wonder. Ze had Margaret voor zich ingenomen. Joshua, Tom en David waren duidelijk betoverd door haar. Als ze een kamer binnenkwam, werd de sfeer voelbaar beter en keerden hun drie verwachtingsvolle gezichten zich naar haar toe als zonnebloemen naar de zon. Niemand was ongevoelig voor haar charmes, behalve Roberta, maar die was gewoon onredelijk. Antoinette zou alleen willen dat George Phaedra niet zo lang geheim had gehouden; dan hadden ze samen van haar kunnen genieten.
Zelfs dokter Heyworth was gevallen voor haar charmes. Hij had zich uitgesloofd en thee voor hen gemaakt. Hij had koekjes op tafel gezet, en een of andere vruchtencake die hij van een dankbare patiënt had gekregen, compleet met servetjes. Misschien was hij niet zo blij geweest om Antoinette weer in zijn tuin te zien opduiken als Phaedra er niet bij was geweest. Antoinette kon zich niet voorstellen dat er een man bestond die niet zodra hij haar zag zou opspringen van vreugde. Ze waren blijven kletsen, en tijd leek er niet toe te doen. Dokter Heyworth had beslist niet snel van hen af gewild, want hij wist hen over te halen om nog wat langer te blijven, met verse kopjes thee en meer plakken cake. Het was een heel lekkere cake en Antoinette had het moeilijk gevonden om hem af te slaan. Ze was nooit slank geweest, maar dat kwam niet doordat ze het niet geprobeerd had. Het enthousiasme van dokter Heyworth was aanstekelijk, en dom genoeg had ze hem een tweede plak voor haar laten afsnijden. Daar had ze spijt van gehad, hoewel ze nu geen man meer had om voor af te slanken.
George had haar altijd mooi gevonden zoals ze was. Toen ze elkaar net kenden, was ze ‘bevallig’ geweest en hij had haar nooit gevraagd om te veranderen. Dat wilde niet zeggen dat hij geen oog voor vrouwen had. Hij hield van mooie vrouwen en flirtte met alle aantrekkelijke dames die hij tegenkwam. Maar Antoinette wist zeker dat hij van haar het meest hield. Een beetje flirten deed hem deugd, en wat hem deugd deed, deed haar deugd. Het deed hem deugd dat ze hem drie zoons had geschonken, en het deed hem deugd dat ze al haar tijd besteedde aan hun opvoeding. Toen ze opgroeiden tot mannen en uitvlogen uit het nest, deed het hem deugd dat ze vervolgens haar tijd aan hem en hun huis wijdde, zodat hij altijd een charmante vrouw aan zijn arm had en een warm onthaal om naar terug te keren.
Antoinette wist dat hij van thuiszitten niet gelukkig werd; hij was veel te rusteloos en altijd op zoek naar avontuur, en zij had dat leven zonder morren aanvaard. Ze was er zo aan gewend dat ze zich niet afvroeg of het normaal was, totdat Phaedra haar had verteld dat het tijd was om aan haarzelf te gaan denken. Ze had al zo lang niet aan zichzelf gedacht dat ze niet zeker wist hoe ze eigenlijk tegen dingen aankeek. Maar de mogelijkheid om iets helemaal voor zichzelf te gaan doen bezorgde haar een lichte rilling van opwinding. Een gevoel alsof ze iets heel zondigs deed, zoals spijbelen van school of een zakje snoep stelen in de snoepwinkel. Phaedra had haar aangemoedigd om de toekomst positief tegemoet te zien. En die positieve instelling gaf haar bovenal het prettige gevoel dat ze de zaken onder controle had.
‘Tom en ik gaan volgende week naar Murenburg,’ deelde David zijn familie mee tijdens de zondagse lunch. ‘Een paar dagen maar. Ik moet zien waar papa is overleden om verder te kunnen.’
Margaret keek hem vermoeid aan. ‘Wil je dan echt dat er geen einde komt aan dit drama?’
‘Het probleem is, oma, dat er geen einde aan komt als ik er níét naartoe ga,’ legde hij uit met een gekwelde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Ik ben het met Margaret eens,’ zei Antoinette zacht. ‘Zou het niet beter zijn als we hem gewoon loslaten?’
Margaret rechtte verbaasd haar rug. ‘Nou, dat is voor het eerst dat jij en ik het ergens over eens zijn, Antoinette.’ Er verscheen een klein lachje op haar gezicht. Het werd stil in de kamer. Toen verhief ze haar stem. ‘Antoinette en ik zijn het erover eens dat we allemaal verder moeten en dat we George in vrede moeten laten rusten!’ Antoinette verrekte de spieren in haar gezicht bijna terwijl ze probeerde haar tranen in te houden. De gedachte dat ze George moest laten gaan was onverdraaglijk.
‘Dit is voor mij de enige manier om er vrede mee te krijgen,’ drong David aan. Toen viel zijn blik op Phaedra. ‘Wil jij ook mee, als onze zus?’
Phaedra leek in verlegenheid gebracht. ‘Ik? Weet je het zeker?’
‘Waarom zou ik het niet zeker weten?’ vroeg David. ‘Je hebt er net zo veel recht op als wij. Hij was ook jouw vader.’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Als je zeker weet dat ik me niet opdring, wil ik graag mee.’
‘Ik kan me niet voorstellen hoe jij je zou kunnen opdringen, Phaedra,’ wierp Margaret tegen, terwijl Harris binnenkwam met haar glas sherry. ‘De jongens mogen maar wat blij zijn dat je meegaat. Hoewel ik geen hoge pet op heb van hun plan.’
‘Dat is dan geregeld,’ zei Tom blij, en hij stak Harris zijn wijnglas toe, zodat die hem kon bijschenken.
‘Josh, ga jij ook mee? Roberta?’ Aan de toon van zijn stem was duidelijk te horen dat hij hoopte dat ze zijn uitnodiging zouden afslaan. Het enige wat Antoinette hoopte was dat Harris zijn glas niet zou bijvullen.
‘Ik heb veel te doen volgende week,’ antwoordde Joshua. ‘Ik kan niet zomaar alles uit mijn handen laten vallen, en Roberta ook niet – toch, lieverd?’
‘Nee, ik heb een behoorlijk volle agenda, vrees ik,’ beaamde Roberta. ‘Mensen maken maanden van tevoren afspraken.’
‘Dat is dan geregeld. Ik vraag me af hoeveel sneeuw er ligt. Zal ik even kijken op internet? Het zou toch geweldig zijn als er net een heel pak is gevallen?’ Tom haalde zijn iPhone uit zijn borstzakje.
‘Na het eten, Tom,’ zei Antoinette, die Harris in de deuropening zag staan knikken. ‘Laten we aan tafel gaan.’
Tom sprong op, met in zijn hand nog steeds zijn nu weer volle glas wijn. ‘Wat eten we?’
‘Lamsbout,’ antwoordde Harris plechtig.
‘Geweldig, dat is mijn lievelingsgerecht. Ik hoop dat mevrouw Gunice genoeg Yorkshire pudding heeft gemaakt. Ik heb honger als een paard.’ Hij liep als eerste de eetkamer in.
Tijdens de lunch was het een ongewoon vrolijke bedoening. Margaret was weer helemaal hersteld van de vorige dag en leek opgevrolijkt door haar ochtend met Phaedra. Ze had rode wangen van de sherry, en van plezier. Ze luisterde naar Phaedra’s grappige imitaties van haar leraren op school. Het meisje wist wel hoe ze onaangename situaties kon veranderen in vermakelijke anekdotes. Het inspireerde de jongens ertoe herinneringen op te halen aan hun eigen schooltijd. Ze hadden het over docenten die uit hun mond stonken, en nachtelijke strooptochten naar de voorraadkast. Zelfs Roberta deed mee en lachte om hun verhalen. In dat zeldzame ogenblik van familieharmonie geloofde Antoinette oprecht dat alles goed zou komen.
Na de lunch vroeg Antoinette of Phaedra met haar mee wilde naar George’ slaapkamer. ‘Ik durfde er eerst nog niet naar binnen, maar nu wel. Ik denk dat ik het beter aankan om zijn spullen uit te zoeken als we het samen doen,’ legde ze uit.
Phaedra werd ineens zenuwachtig. ‘Vind je niet dat dat iets is wat je in je eentje moet doen, of met de jongens? Ik bedoel, je moet de tijd nemen om hem te gedenken, zonder je te hoeven bekommeren om iemand anders.’
‘Nee, ik wil dat je meegaat. Ik heb geestelijke steun nodig.’
Phaedra glimlachte zwakjes. ‘Goed, als je erop staat.’
Antoinette bezag haar met moederlijke genegenheid. ‘Ik weet dat jij het ook een beetje eng vindt. Dat geeft niet. We doen het samen.’
Phaedra haalde diep adem en liep achter haar aan de trap op.
‘George bewaarde alles. Hij gooide niet graag iets weg. Ikzelf ben een echte opruimer. Ik heb een hekel aan troep en waardeloze prullaria. Maar George had laden vol dingen die hij door de jaren heen bewaard heeft en die alleen sentimentele waarde hebben. Ik kan dat gewoon niet allemaal in mijn eentje uitzoeken. Aan de ene kant wil ik een grote vuilniszak pakken en alles in één keer weggooien, zodat ik er niet naar hoef te kijken, maar aan de andere kant maak ik me zorgen dat ik dan misschien iets belangrijks over het hoofd zie. Het komt erop neer dat ik gewoon niet kan geloven dat hij niet meer terugkomt. Zijn spullen uitzoeken is zoiets definitiefs; daarmee accepteer ik dat hij weg is. Daar voel ik me nog niet klaar voor.’
‘Stel het dan uit, Antoinette, totdat je je sterker voelt.’
‘Nee, ik moet het nu doen. George komt niet meer terug. Dat moet ik accepteren, anders blijf ik hangen in een verschrikkelijk soort tweestrijd.’
Ze stonden even stil bij de deur van George’ kleedkamer en zetten zich schrap tegen het plotselinge gevoel van verlies, waar geen humor of stoïcisme tegenop kon. Antoinette ademde in door haar neus alsof ze moed wilde verzamelen, drukte toen de deurklink naar beneden en duwde de deur open.
Het rook mannelijk in de kamer: kruidig, naar sandelhout, een geur die precies bij George paste. Zijn aanwezigheid hing in de lucht alsof hij bij hen was, alsof hij de ruimte om zich heen vulde met zijn krachtige uitstraling. En toch was de kamer leeg, op zijn kleren na, die achteloos op het grote tweepersoonsbed lagen, en op de stoelen en de divan onder het raam. Zilveren schaaltjes stonden lukraak verspreid op de tafel aan het voeteneind van het bed en op de hoge ladekast van kersenhout die tegenover het andere raam stond. De schaaltjes lagen vol met muntgeld, paperclips, spijkers, afgescheurde strookjes van instapkaarten en andere nutteloze dingen die ooit deel hadden uitgemaakt van iets belangrijks. De laatjes onder de Queen Anne-spiegel zaten barstensvol oude kaartjes van opera’s, balletten, films, theaters en zelfs de Londense Underground.
Het rook er ook een beetje muf, want er was nog niemand binnen geweest om schoon te maken sinds George’ overlijden, en stof hoopte zich snel op in het oude huis.
Phaedra liep naar het raam dat uitkeek op het grasveld aan de voorkant van het huis. Ze schrok even toen ze een paar lieveheersbeestjes in de hoek van het glas zag zitten, die zich koesterden in de zon.
‘Ik denk dat ik die maar moet vrijlaten, vind je niet?’ zei ze, en ze duwde de stijve ijzeren greep naar boven om het raam open te maken. Ze knipte de lieveheersbeestjes met haar vingers naar buiten en liet de frisse lucht de kamer binnenstromen. Zachte, kwinkelerende vogelgeluiden werden door de wind meegevoerd en Phaedra ademde diep in. De schoonheid van de zonovergoten tuin deed haar goed.
‘Kom, Antoinette. Kijk eens naar buiten,’ zei ze. Antoinette kwam bij haar aan het raam staan. ‘Het is zo prachtig, ik wil hier even blijven staan en ervan genieten.’
Antoinette liet haar blik over het uitzicht gaan. ‘Wat een schitterende dag is het, hè?’
‘George heeft hier ook naar buiten gekeken, misschien elke ochtend wel als hij de gordijnen opendeed. Dan zal hij wel diep hebben ingeademd en hebben genoten van het uitzicht. Hij moet het hier heerlijk hebben gevonden.’
‘Dat was ook zo. In Fairfield was hij altijd thuis. Maar op een bepaalde manier liep hij er ook voor weg.’
Phaedra keek haar vragend aan. ‘Denk je?’
‘Ik weet het wel zeker. Hij was hier nooit meer dan een paar dagen achter elkaar, en dan vloog hij weer naar Londen, of hij stortte zich in een of andere malle onderneming, zoals het beklimmen van de Everest of skiën.’
‘Ja, hij leek rusteloos, alsof hij zichzelf altijd tot het randje dreef,’ beaamde Phaedra.
‘Totdat hij eroverheen viel,’ voegde Antoinette er bedroefd aan toe.
‘Dat was niet zijn bedoeling.’
‘Natuurlijk niet. Maar als je altijd tot het uiterste gaat, vraag je om ongelukken.’
Ze liepen bij het raam weg. ‘Goed, waar beginnen we?’ zuchtte Antoinette. De hoeveelheid spullen was overweldigend.
‘Laten we eerst de laden doen,’ stelde Phaedra voor, en ze wees naar de nachtkastjes.
‘Goed, we halen ze eruit en zetten ze midden in de kamer. Dan gaan we er systematisch doorheen. We maken een stapel met dingen die weg kunnen en een stapel met dingen die te veel sentimentele waarde hebben om weg te doen – en, lieverd, als je iets voor jezelf wilt hebben, moet je het gewoon vragen.’
Phaedra voelde zich plotseling misselijk. Ze wenste dat ze ergens anders was, overal behalve hier, waar ze op het punt stond om George’ privébezittingen te doorzoeken.
‘Dank je. Dat zal ik doen,’ antwoordde ze slapjes. Ze haalde de bovenste lade van het rechterkastje eruit en zette die op het vloerkleed. Hij zat tot de rand toe vol met paperassen, foto’s, jachtscorekaarten en routebeschrijvingen.
Een voor een haalden de twee vrouwen de spullen eruit, allebei huiverig voor wat ze konden aantreffen. Als George in staat was om Phaedra geheim te houden, wat had hij dan nog meer verborgen?
‘Aha, dít herinner ik me nog wel,’ zei Antoinette, en ze liet Phaedra een handgeschreven menu zien, kunstig versierd in goud, lichtroze en lichtblauw. ‘Dit was voor George’ vijftigste verjaardag bij Le Moulin Rouge in Parijs.’ Haar ogen glinsterden bij de herinnering. ‘We hebben enorm veel plezier gehad. Ik geloof dat ik deze maar bewaar.’ Ze legde de menukaart opzij, samen met aantekeningen voor een speech en een dagboek dat George een paar jaar geleden op safari had bijgehouden.
‘Hij heeft echt alles bewaard. Het is ongelooflijk,’ zei Phaedra peinzend, terwijl ze een oude zwart-witfoto van zijn schoolvrienden op Eton tevoorschijn trok. Op de achterkant hadden ze allemaal een persoonlijke boodschap geschreven. ‘Ik vraag me af wat er gebeurd is met al deze jongemannen. Heeft hij contact met hen gehouden?’
Antoinette liet haar blik over de jonge gezichten gaan. ‘Ik herken er een paar. Lieve hemel, wat was Henry Patterson toen nog knap.’
‘Wat is er van Henry Patterson geworden?’
‘Hij is twee keer getrouwd en twee keer gescheiden, kreeg een rooie kop en werd zo dik als een pad. Ik heb hem in jaren niet gezien.’
Phaedra lachte en voelde zich iets beter. ‘Het leven is prachtig, vind je niet? Zo veel verschillende hoofdstukken, als op zichzelf staande levens.’
‘Moet je dit zien!’ riep Antoinette uit. ‘Over hoofdstukken gesproken! Dit is een hoofdstuk waar ik niets van wist. Wat was George toch een stiekemerd!’ Met een diepe frons in haar voorhoofd keek ze onderzoekend naar een foto.
Ze overhandigde Phaedra een stapeltje foto’s van George, staande bij ruïnes van forten en kastelen in een woestijn. Hij had een woeste grijns op zijn gezicht en hing duidelijk de pias uit. ‘Die lijken nog niet zo oud, hè? Ik bedoel, ze moeten het afgelopen jaar zijn genomen. Waar denk je dat hij was?’
Phaedra bekeek alle foto’s nauwgezet. Een tijdje zei ze niets. Antoinette zag dat ze wit wegtrok, en ook haar eigen ogen vulden zich weer met tranen. Het was de eerste foto van George die ze tegenkwamen, en hij keek heel blij; het leven lachte hem toe. Antoinette was dankbaar voor het gezelschap van haar stiefdochter. Het maakte het makkelijker nu ze iemand had met wie ze haar verdriet kon delen.
‘Dit zijn oude kruisvaarderskastelen,’ zei Phaedra ten slotte. ‘Ik denk in Syrië of Jordanië.’
Antoinette was onder de indruk. ‘Hoe weet jij in vredesnaam dat dat kruisvaarderskastelen zijn?’
‘Ik ben dol op ruïnes – vooral die in Ierland, trouwens. Misschien omdat we in Canada niet zo veel geschiedenis hebben.’ Ze bladerde haastig door de foto’s en Antoinette vroeg zich af of ze het te pijnlijk vond om ze nauwkeuriger te bekijken. Nadat ze ze allemaal had bekeken, deed ze dat nog een keer, maar nu langzamer. De kleur kwam weer terug op haar wangen en haar handen trilden niet meer. ‘Ze zijn adembenemend, vind je niet? En dan te bedenken dat hier negenhonderd jaar geleden mensen in woonden. Ik denk dat dit Shobak in Jordanië is.’ Ze gaf de foto’s terug aan Antoinette. ‘Shobak is heel beroemd, en ongelooflijk mooi.’
‘Waarom hou je er niet een paar?’
‘Mag dat?’
‘Natuurlijk. Ik heb er zo veel. Het is raar, maar soms denk ik dat George nog een heel ander leven leidde, naast het leven dat hij met mij deelde. Hij heeft me zelfs nooit verteld dat hij in Jordanië is geweest. Is dat niet vreemd?’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik bedoel, je denkt dat je iemand kent…’
‘Ik denk dat we een ander nooit echt kennen,’ zei Phaedra. ‘Ik weet niet eens of we onszelf wel ooit leren kennen.’
‘Ik begreep wel dat hij tijd voor zichzelf nodig had,’ ging Antoinette verder.
‘Denk je niet dat hij ooit eenzaam was?’
‘Nee, hij maakte overal waar hij kwam vrienden, en hij was bovendien nogal een einzelgänger. Hij had het nodig om alleen te zijn.’
‘Voelde je je nooit aan de kant gezet?’
‘Helemaal niet. Ik had het hier en in Londen altijd druk. Om eerlijk te zijn was hij zo veeleisend dat ik af en toe wel wat rust nodig had.’ Maar haar voorhoofd rimpelde zich in een frons. ‘Nou ja, misschien voelde ik me wel een beetje aan de kant gezet, nu je het zegt.’ Ze veegde haar neus af met haar zakdoek. ‘Ik denk dat je soms zo went aan een bepaald patroon dat je je niet meer afvraagt wat je er eigenlijk van vindt. Zo was het met George en mij. Ik heb nooit vragen gesteld bij de manier waarop hij leefde.’
Phaedra lachte haar aanmoedigend toe. ‘Maar nu doe je dat wel.’
‘Ja, nu wel.’ Antoinette legde de foto’s op haar stapeltje ‘bewaren’. ‘Hij heeft jou geheimgehouden; daardoor ben ik gaan twijfelen aan zijn integriteit.’
‘O, Antoinette…’
‘Nee, ik denk niet slecht over hem, maar ik voel me gewoon onzekerder over ons als stel. Ik kan het jou wel toevertrouwen, jij vertelt het vast niet aan de jongens. Ik zou het verschrikkelijk vinden als zij het gevoel krijgen dat ik op de een of andere manier kritiek op hun vader heb. Want dat heb ik niet, echt niet. Ik vraag me alleen af wat hij misschien nog meer voor me heeft achtergehouden, dat is alles, en ook of hij me niet genoeg vertrouwde om het met mij te delen.’
‘Hij probeerde je alleen maar te beschermen…’
‘Jawel… maar hij kende me toch? Het is helemaal niets voor hem om mij niet in vertrouwen te nemen, zie je. Misschien hield hij je geheim om een andere reden… Ik weet niet wat, maar ik kan niet geloven dat het alleen was uit angst dat ik het zou afkeuren of gekwetst zou zijn. Hij wist dat ik hem altijd zou steunen.’
‘Als hij was blijven leven, weet ik zeker dat hij mij na verloop van tijd aan je had voorgesteld,’ voerde Phaedra voorzichtig aan.
‘Misschien wel. Hij heeft er gewoon de kans niet voor gekregen.’ Antoinette schudde de gedachten van zich af en ging verder met waar ze mee bezig was.
Stukje bij beetje groeven ze zich een weg door George’ laden en kasten.
‘Phaedra, kom je snel weer terug?’ vroeg Antoinette toen ze vonden dat ze wel genoeg hadden gedaan voor één middag. ‘Ik heb je echt nodig. Het is nog veel werk en ik vind het prettig om dat met jou te doen.’ Ze lachte verlegen. ‘Jij begreep George echt, hoewel je hem maar zo kort hebt gekend.’
‘Ik kom wanneer je me maar nodig hebt. Ik vind het fijn om zijn spullen uit te zoeken. Dan voel ik me dicht bij hem.’
‘Weet je nog dat je zei dat hij niet onder de grond was, maar in de geestenwereld?’
‘Ja.’
‘Denk je dat hij nu hier is?’
Phaedra liet haar ogen door de kamer dwalen. ‘Ik weet het wel zeker. Misschien ervoeren we hem daarom zo sterk toen we binnenkwamen.’
‘Dat is een troostvolle gedachte.’
‘Ik twijfel er niet aan.’
‘Ik ben jaloers op je. Het moet prettig zijn om niet te twijfelen. Wat zou hij wel niet denken, als hij ons in zijn verzameling rommel ziet grasduinen?’
‘Precies dat, denk ik: dat het allemaal alleen maar rommel is. Dingen die tijdens zijn leven heel belangrijk leken, zijn in de dood plotseling waardeloos geworden. Deze aandenkens betekenen nu alleen voor óns nog iets. Hij lacht misschien wel om het belang dat we eraan hechten.’
‘Zoals aan de Frampton-saffieren,’ grinnikte Antoinette. ‘Ik heb nooit echt iets om juwelen gegeven, in tegenstelling tot Roberta; zij is echt een ekster.’
‘Ik ook niet. Ik ben vereerd dat George ze aan mij heeft nagelaten, maar ik kan me niet voorstellen dat ik ze ooit zal dragen. Zo’n leven leid ik niet.’
‘Ze zouden je anders prachtig staan. De saffieren laten het blauw in je ogen vast heel mooi uitkomen.’
‘Waarschijnlijk voel ik me net een kerstboom.’
Antoinette lachte. ‘Ik snap wat je bedoelt. Juwelen hebben ook nooit bij mij gepast. Ik ben altijd veel te gewoontjes geweest voor diamanten! Maar jij bent niet gewoontjes; jij hebt een bijzondere uitstraling.’
‘Wat zal George wel niet denken, als hij ziet dat we hier samen de Frampton-saffieren staan te bespreken?’
‘Hij zal blij zijn dat we vriendinnen zijn, denk ik,’ zei Antoinette zacht.
Phaedra pakte een foto van haar stapeltje en bestudeerde peinzend George’ gezicht. ‘Ik denk dat in de hemel alleen de liefde er nog toe doet. Als de daden van een mens worden ingegeven door liefde, moet het goed zijn. Ik ben hier met goede bedoelingen gekomen, Antoinette. Ik weet dat het voor jullie niet gemakkelijk is geweest. Maar ik hoop dat jullie nu weten dat ik niets van jullie wil.’
Antoinette lachte. ‘O, Phaedra, lieverd, je hebt een frisse wind door deze familie laten waaien. Als George op ons neerkijkt, kan hij alleen maar blij zijn.’
‘Ik hoop het maar,’ antwoordde Phaedra met een huivering.