18

De volgende ochtend werd Rosamunde wakker met een bonzend hoofd en een doffe pijn in haar linkerzij. Ze stond op om naar de wc te gaan en wankelde moeizaam de kamer door. Toen ze haar nachtpon optilde en zag hoe bont en blauw ze was, was ze met afgrijzen vervuld. Haar linkerbovenbeen zag eruit als een homp rauw vlees. Ze kon zich onmogelijk zo aan William vertonen.

Antoinette had het doosje pijnstillers op haar nachtkastje laten liggen, en er stond een glas water bij. Ze nam er vier in en ging terug naar bed. Ze moest weer weggezakt zijn, want toen ze haar ogen opendeed, stond Antoinette bij haar bed.

‘Goedemorgen, Rosamunde,’ zei ze met een meelevende glimlach. ‘Hoe voel je je?’

Rosamunde keek met knipperende ogen op naar haar zus en maakte in gedachten een snelle inschatting van haar toestand. De hoofdpijn was over, of onderdrukt door de pijnstillers, en haar been deed alleen nog maar pijn als ze het bewoog. ‘Heel verschrikkelijk,’ antwoordde ze. ‘Echt heel verschrikkelijk. Wat is er gisteravond gebeurd? Ik kan me er helemaal niets van herinneren.’

‘Je bent van de trap gevallen.’

‘O, ja. Nu weet ik het weer, nu je het zegt. Dat was me een klap. Alles doet zeer als ik me beweeg.’

‘Dokter Heyworth is er om je te onderzoeken.’

Rosamunde trok wit weg. ‘Hier? Nu? Hoe zie ik eruit? Ik heb mijn tanden nog niet eens gepoetst. Zeg maar dat hij moet wachten. Ik ben nog niet klaar om hem te ontvangen.’

‘Ik weet niet of je wel uit bed moet komen,’ mompelde Antoinette toen Rosamunde het beddengoed van zich af gooide en naar de badkamer strompelde, kreunend bij iedere stap. Antoinette hoorde het geluid van de tandenborstel en de lopende kraan. Omdat ze wist dat de dokter bij de deur stond te wachten, deed ze die op een kier open en zei: ‘Ze is zo klaar, dokter Heyworth.’

‘Prima,’ antwoordde hij. ‘Ik heb geen haast.’

Even later lag Rosamunde weer in bed en mocht dokter Heyworth binnenkomen. ‘Hoe maakt de patiënt het vanochtend?’ vroeg hij, en hij zette zijn tas op de grond. Rosamunde was meteen gerustgesteld; hij had een kalmerende stem en een vriendelijke manier van doen. Ze begreep niet goed dat ze er net nog bezwaar tegen had gemaakt dat hij haar blauwe plekken zou zien. Hij had vast veel ergere dingen onder ogen gehad in de loop van zijn carrière.

‘Ik had ontzettende hoofdpijn toen ik vanochtend wakker werd, dus heb ik vier pijnstillers genomen en ben weer gaan slapen.’

De dokter fronste zijn voorhoofd. ‘Dat is wel wat overdreven, Rosamunde.’

‘Ik had echt heel veel pijn. Ik dacht dat twee nooit genoeg zou zijn.’

‘Ik heb iets zwaarders voor je meegebracht, maar je moet er maar twee per keer innemen, goed?’

‘Als ze maar werken.’

‘Hoe is het met je been?’

‘Het ziet er heel naar uit.’

‘Mag ik het zien?’

‘Als het moet. Maar het is geen verheffende aanblik.’

‘Dat hoeft ook niet.’ Hij tilde haar nachtpon op en ontblootte een paarse heup en dij. ‘Ja, ik dacht al dat je er wat blauwe plekken aan over zou houden. Maak je geen zorgen, Rosamunde, dat is volkomen normaal. Je bent behoorlijk hard gevallen. Ik heb een zalfje bij me om erop te smeren, en wat pillen die je in kunt nemen. Maar ik ben bang dat we de genezing verder moeten overlaten aan rust en Moeder Natuur.’

‘Wat saai. Ik vind het vreselijk om in bed te liggen.’

‘Lady Frampton kan je vast wel een paar boeken brengen uit haar prachtige bibliotheek.’

‘Ik ben geen lezer, William. Maar mijn borduurwerk zal ik nu wel af krijgen.’ Ze zuchtte. ‘Mag ik niet beneden televisiekijken?’

‘Natuurlijk wel, maar dan moet iemand je de trap af helpen. We willen niet dat je nog een keer valt.’

‘Hemeltje, nee. Ik zal heel voorzichtig doen.’ De gedachte aan een rustig weekje in de salon bij de haard, voor de tv, met haar borduurwerk, vrolijkte haar op.

‘Ik kom morgen nog even kijken hoe het met je herstel gaat.’

‘Dat is heel aardig, dank je wel.’ Ze zag dat hij met zijn groene ogen meelevend op haar neerkeek. Die waren van een heel zacht groen, als aventurijn.

‘Lady Frampton heeft me een rondleiding door de tuin beloofd,’ zei hij toen.

‘Ze zal vandaag ook wel weer de mouwen opstropen.’

‘Het doet haar veel goed.’

‘Ik weet het. Ik begin me af te vragen of George haar niet op allerlei manieren kleineerde.’

‘Ze ontdekt nu dat er ook voor haar een leven is.’

‘Dat is een goede zaak. Ze heeft meer dan dertig jaar van haar leven gewijd aan haar kinderen en haar man. Ik ben blij dat ze nu eindelijk tijd voor zichzelf vindt.’

‘Negatieve dingen hebben ook altijd een positieve kant.’

‘Maar die zie je niet altijd. Als God een deur sluit, opent Hij een andere.’ Dokter Heyworth liep de kamer uit en Rosamunde grijnsde bij de gedachte aan de positieve kant van haar eigen ongeluk: William zou weer langskomen om haar te zien, misschien wel elke dag, een hele week lang. Alleen al dat idee was genoeg om haar herstel te versnellen.

Dokter Heyworth trof Antoinette aan in de salon, waar ze op hem zat te wachten. Hij had wat bladmuziek voor haar meegenomen, inclusief de eigen compositie van zijn moeder, Zonsondergang. Ze was er erg blij mee en zette de muziek meteen op de vleugel. ‘Ontzettend bedankt,’ riep ze opgetogen uit. ‘Wat opwindend allemaal. Ik had nooit gedacht dat ik nog weer piano zou spelen.’

‘Je kunt alles doen wat je wilt, als je het maar wilt,’ antwoordde dokter Heyworth.

‘Dan moet u nu de tuinen komen bekijken. Ik heb zo veel ideeën. Barry en ik zijn geweldige plannen aan het maken.’

Dokter Heyworth volgde haar naar buiten. De ochtendmist was inmiddels opgelost in de warme voorjaarszon en de lucht was stralend blauw. Hier en daar hing nog een heel licht waas, maar het zou niet lang duren voordat dat ook zou zijn weggebrand en de hemel strakblauw was. Het leek haast wel zomer, afgezien van de uitbottende bomen.

Ze wandelden over het grasveld naar de ommuurde moestuin en Antoinette legde uit wat er groeide en wat nog geplant moest worden. ­Dokter Heyworth plukte een takje rozemarijn en bracht dat naar zijn neus. ‘Ik ben dol op de geur van kruiden, u niet?’ vroeg hij.

‘Ja, ik ook,’ zei Antoinette. ‘Ik hou het meest van tijm. In de zomer zijn alle paadjes daarmee bedekt en het ruikt verrukkelijk als je eroverheen loopt.’

‘Het doet me denken aan Italië.’

‘O ja? Nou, dat is mooi. Italië is prachtig.’

Ze liepen door de boomgaard naar de plek waar Antoinette de vorige dag de fruitboompjes had geplant. Toen ze de poort opendeed, verstoorden ze een troep duiven, die opvlogen, luid flapperend met hun vleugels. ‘Ze zijn zo dik; het is een wonder dat ze nog kunnen opstijgen,’ zei ze.

‘Voert u ze?’

‘Dat is niet de bedoeling. Barry strooit voer voor de kleinere vogels: roodborstjes, lijsters, en natuurlijk die schattige pimpelmeesjes. De vinken zijn gek op nigerzaad, dus daarvoor zet Barry speciale voedersilo’s neer. Natuurlijk proberen de duiven die te plunderen. George mocht hier jagen, dus de jachtopziener strooide altijd voer voor de fazanten en patrijzen. Ik weet niet hoe dat nu zal gaan. Het hangt allemaal van David af en ik weet niet zeker of hij er wel van houdt. Hij doodt niet graag dieren.’

‘Dat snap ik wel,’ zei dokter Heyworth. ‘Het is een wrede sport.’

Ze liet hem trots de boompjes zien die ze achter in de boomgaard had geplant. Sommige toonden al iets van hun roze bloesem. ‘Ik heb zo veel plezier gehad gisteren. Het was heel bevrijdend om hier buiten te zitten werken. Ik had het gevoel dat ik echt een doel had. Het was vredig en warm.’ Ze ademde diep in en lachte tevreden. ‘Echt, ik weet niet waarom ik niet méér in de tuin heb gedaan toen George nog leefde. Te druk, denk ik. Maar je moet proberen dingen te doen waar je van geniet. Bent u het daar niet mee eens, dokter Heyworth?’

Hij keek vertederd naar haar, duidelijk gecharmeerd van haar enthousiasme. ‘Ik denk dat u de sleutel tot het geluk hebt gevonden, lady Frampton.’

Ze lachte afwijzend. ‘U vleit me.’

‘Helemaal niet. Ik merk dat veel mensen het zo druk hebben dat ze nooit tijd hebben om gewoon te zijn. Gisteren was u gewoon, hier in deze prachtige tuin met alle flora en fauna. U genoot van het moment en ik denk dat dat de sleutel is tot echt geluk.’

‘Nou, ik was inderdaad heel gelukkig.’ Ze keek hem bezorgd aan. ‘Mág ik me wel zo gelukkig voelen zo kort na het overlijden van George?’

‘Ik denk niet dat lord Frampton zou willen dat u tot in alle eeuwigheid om hem bleef rouwen.’

‘Maar het is nog maar een paar weken geleden.’

‘U zult ups en downs hebben, lady Frampton. Maar als u zich somber voelt, moet u de tuin in gaan, want daar voelt u zich beter door. Dat kan alleen maar goed zijn.’

Antoinette glimlachte weer. ‘Dan zal ik me er wel en niet schuldig over voelen. Kom, er is nog veel meer te zien. Ik zal u onze voedersystemen laten zien. Het zal u verbazen hoeveel vogels we hier op Fairfield hebben.’

Genoeglijk keuvelend liepen ze verder over het landgoed. Dokter Heyworth bewonderde de oeroude bomen. Hij kende alle namen. Hij herkende de planten die na de lange winter weer aan het uitlopen waren en deed suggesties voor een paar nieuwe struiken die het goed zouden doen in Antoinettes tuin.

Op een gegeven moment zei hij dat het tijd werd om te gaan, maar Antoinette haalde hem over om nog even bij het tuinhuis te kijken. ‘Het is maar een paar minuten lopen de heuvel op. Het is een snoezig gebouwtje, maar inmiddels wel erg vervallen,’ legde ze uit. ‘Ik had er in jaren niet meer aan gedacht, tot gisteren, toen ik in de tuin rondscharrelde. Het staat helemaal alleen daar op de heuvel, ziet u. Verwaarloosd en vergeten, wat een schande is, want het is heel mooi. Ik zat eraan te denken om het op te knappen, nu ik weer meer betrokken ben bij de tuin. Het maakt tenslotte deel uit van Fairfield Park, en het is duidelijk dat het door iemand met liefde gebouwd is. Ik vind dat we er goed voor moeten zorgen.’

Het tuinhuis was heel romantisch, ondanks de schimmel die de ramen ontsierde en de klimop waarmee de pilaren onder het fronton bedekt waren. Het gebouwtje had klassieke, harmonieuze proporties. De stenen gaven het een warme uitstraling.

‘Wat interessant,’ zei dokter Heyworth, terwijl hij het tuinhuis van alle kanten bekeek. ‘Het is gemaakt van Bath-steen. Ik herken het van een huis in Wiltshire waar ik als kind wel eens logeerde.’

‘Wat doet steen uit Bath helemaal hier in Hampshire?’ vroeg Antoinette.

‘Ik zou het niet weten.’

‘Het is wel romantisch, hè?’

‘Zeker.’

‘Wat zal ik ermee doen? Ik bedoel, het ligt hier zo verstopt en is helemaal overwoekerd. De natuur neemt alles over als je haar haar gang laat gaan, nietwaar?’

‘Ja, zeker.’ Hij wreef nadenkend over zijn kin. ‘Het heeft gewoon een schoonmaakbeurt nodig, vanbinnen en vanbuiten. Het is hier duidelijk gebouwd vanwege het uitzicht op het huis en het meer.’ Ze keken beiden uit over het park dat zich voor hen uitstrekte en een spectaculair uitzicht bood. Het meer lag donkerblauw te glinsteren en er schoten een paar wilde eenden als bootjes over het water.

‘Ik heb dit altijd een plek gevonden om een picknick te houden,’ mijmerde Antoinette.

‘Dat zou kunnen. Het ligt op het zuiden, dus het heeft de hele dag zon, en het is hier heel vredig. Het zou natuurlijk ook kunnen dat het gebouwd is om gezien te worden vanuit het huis, en in dat geval was het alleen maar voor de sier.’

‘Wat jammer als dat zo zou zijn.’

‘Ja, dat ben ik met u eens. Het is een plek waarvan genoten moet worden.’

‘En dat ga ik ook doen. Ik ga het weer mooi maken.’ Uit enthousiasme ging Antoinette harder praten. ‘En ik ga proberen uit te zoeken waarom het van Bath-steen is gemaakt. Ik bedoel, het was makkelijker geweest om het met bakstenen uit Hampshire te bouwen.’

‘Maar lang niet zo mooi,’ zei dokter Heyworth.

Ze zuchtte. ‘En dan te bedenken dat het hier al die tijd dat ik in het huis woon al heeft gestaan, en dat ik me nooit heb afgevraagd waarom. Ik ben er zelfs nooit geweest. Dat kwam gewoon niet bij me op. Het is alsof mijn ogen zijn opengegaan voor een wereld binnen de wereld die ik kende. Klinkt dat gek?’

‘Helemaal niet.’

‘Het is echt heel vreemd. Ik voel me helemaal anders.’

‘Denk eens aan een boom, lady Frampton. In zijn schaduw groeit een kleinere boom. Het enige wat die kleine boom ziet, zijn de takken van de grotere boom die over hem heen groeien. Maar op een dag wordt de grote boom omgehakt en de kleine boom denkt dat hij het onmogelijk kan overleven zonder de beschutting die de grote boom hem gaf. Maar dan opent de kleine boom zijn ogen en ziet de lucht, de zon, de sterren in de nacht en de vogels die over hem heen vliegen. Die waren er altijd al, maar dat kon hij niet zien vanwege de takken van de grote boom. En terwijl hij treurt om het verlies van de grote boom, geniet hij tegelijkertijd van de nieuwe wereld die voor hem zichtbaar is geworden.’

‘En ik ben de kleine boom,’ zei ze met een droevige glimlach, en ze bedacht hoe George haar altijd had gedomineerd omdat hij een sterkere persoonlijkheid had.

‘Dat is waar. Jullie missen George allemaal, maar er breekt nu een nieuw hoofdstuk aan.’

‘Ik geloof dat het een spannend nieuw hoofdstuk wordt.’

Ze liepen terug de heuvel af naar het huis.

‘Ik ga weer eens,’ zei dokter Heyworth, en hij haalde zijn autosleutels uit zijn zak.

‘Bedankt dat u op een zaterdag langs wilde komen.’

‘Nee, ú bedankt dat u me gisteravond voor het eten hebt uitgenodigd. Het spijt me dat uw zuster zo’n nare val heeft gemaakt. Ik kom morgen nog even langs om bij haar te kijken.’

‘Maar dan is het zondag. U kunt hier toch niet op zondag komen?’

‘Voor mij is er geen verschil tussen weekends en doordeweekse dagen, want ik werk maar parttime. Ik zou Rosamunde graag zien, om na te gaan of haar herstel naar behoren verloopt.’

Antoinette glimlachte begrijpend. ‘Goed, als u erop staat.’

‘Zorg ervoor dat ze veel rust krijgt. Ze mag niet onnodig rondlopen.’

‘Dat zal ik doen.’

‘En bel me als u zich zorgen maakt.’

Antoinette keek hoe hij in zijn auto stapte en de sleutel in het contact stak. ‘Rosamunde is een sterke vrouw,’ zei ze. ‘Ze is vast snel weer op de been. Ik ga Barry maar eens opzoeken en hem vertellen over mijn plannen voor het tuinhuis.’

‘Ik zie ernaar uit om het in zijn volle glorie te zien.’

Ze lachte. ‘Dat gaat ook gebeuren. Ik zal David vragen of hij me wil helpen als hij morgen thuiskomt. Ik hoop dat ze het naar hun zin hebben. Ik heb nog helemaal niets van ze gehoord.’

‘Tot morgen, lady Frampton. O, en trouwens…’

‘Ja?’

‘U hebt werkelijk een schitterende tuin!’

Ze zwaaide hem uit en hij verdween uit het zicht op de oprijlaan.

Net op dat moment kwam de alomtegenwoordige gestalte van Margaret Frampton in beeld, die met grote stappen kwam aanlopen, samen met Basil. Antoinette zwaaide naar haar. Margaret zwaaide terug. Antoinette vroeg zich af wat haar schoonmoeder de afgelopen dagen had uitgespookt. Het was ongebruikelijk voor haar om zich zo lang niet te laten zien.

Ze keek toe toen Margaret het hek aan de rand van het weiland opende en ongeduldig wachtte tot Basil erdoorheen gedribbeld was. De hond vond een spoor van iets wat hem beviel en stoof de andere kant op. Margaret bulderde tegen hem en sloeg op haar bovenbeen, totdat hij wel was gedwongen zijn jacht te staken en naar haar te luisteren. Als een doodsbange cavia kwam hij door het hek rennen. Margaret deed het achter zich dicht en beende over het grind naar de voorkant van het huis.

‘Hallo, Antoinette!’ riep ze.

‘Hallo, Margaret. Ik wilde je vanochtend net bellen,’ zei Antoinette.

‘O? Waarom?’

‘Ik heb je al een paar dagen niet gezien. Ik wilde horen of alles in orde was.’

‘Met mij is alles uitstekend, dank je.’ Ze beklom de treden naar het bordes en stond bovenaan even stil om op adem te komen. Haar grote boezem zwoegde als een blaasbalg op en neer. ‘Ik hoorde dat Rosamunde gisteravond is gevallen.’

Antoinette was stomverbaasd dat het nieuws haar zo snel had bereikt. ‘Ja, inderdaad. Van wie heb je dat?’

‘Van dominee Morley,’ antwoordde Margaret laconiek.

‘Dominee Morley? Hoe wist hij dat in vredesnaam?’

‘Hij weet alles,’ zei Margaret, en er speelde een geheimzinnig lachje om haar ogen en haar mond. ‘Vergeet niet dat hij een rechtstreekse verbinding met God heeft.’

Antoinette wist niet wat haar meer verbaasde: het plezier op het gezicht van de oude vrouw of het feit dat ze een grapje over God maakte. ‘Laten we naar binnen gaan,’ zei ze, en ze draaide zich om en liep de hal in. Er was iets met haar schoonmoeder vandaag.

Ze liepen de salon in en gingen op de bank bij de gedoofde haard zitten. Het was een warme dag en Antoinette had Harris opgedragen de haard van de kleine zitkamer aan te steken, zodat er een warme plek voor Rosamunde zou zijn als ze naar beneden wilde komen om televisie te kijken.

‘Dus je had dokter Heyworth te eten gevraagd?’ zei Margaret.

Antoinette vroeg zich af of de spion haar ook had verteld dat Rosamunde dronken was geweest. ‘Ja, hij is heel goed voor me geweest de afgelopen weken,’ zei ze.

‘Werkelijk, dat was echt niet nodig, Antoinette. Maar wel heel aardig van je om hem uit te nodigen.’ Margarets stem klonk neerbuigend en Antoinette besefte dat ze het beneden haar waardigheid vond om de plaatselijke huisarts te eten te vragen.

‘Hij is vanochtend langs geweest om bij Rosamunde te kijken.’

‘Hoe gaat het met haar? Was het een lelijke val?’

‘Ja, zeker. Ze is bont en blauw.’

‘Ach hemel, de arme ziel.’ Ze leek echt met haar te doen te hebben. ‘Ik hoop dat ze in bed blijft en haar lichaam de tijd gunt om te herstellen. Niet met de honden op stap en zo.’

‘Nee, ze gaat het heel rustig aan doen.’

‘Mooi.’

Margarets gezicht verzachtte toen er een aangename gedachte in haar hoofd opkwam. ‘En wanneer komt dat leuke meisje weer naar Fairfield?’

‘Je bedoelt Phaedra?’

‘Natuurlijk bedoel ik Phaedra. Er is toch geen ander leuk meisje dat ik nog niet ontmoet heb?’

‘Ze komen morgen terug uit Murenburg,’ deelde Antoinette haar mee.

‘Volgend weekend dan. Dat zou leuk zijn. Je vraagt het haar toch, hè?’

‘Natuurlijk doe ik dat. Ik wil haar ook graag weer zien.’

‘Ze is heel wijs voor haar leeftijd, weet je dat?’

‘Ja, ze is een diepzinnig iemand,’ stemde Antoinette in.

‘Dat is een goed woord,’ zei Margaret tevreden. ‘Ze heeft diepgang – échte diepgang.’

‘Het klinkt alsof ze een moeilijke jeugd heeft gehad.’

‘Ellende geeft iemand meer diepgang, zegt dominee Morley. En dat is iets positiefs. Kennelijk worden we er wijzer en meelevender door. Phaedra lijkt die eigenschappen allebei in ruime mate te bezitten. Wel ongebruikelijk bij zo’n jong iemand, vind je niet? Jonge mensen zijn tegenwoordig reuze egoïstisch.’

‘Ik denk dat de jongens wel teleurgesteld waren toen bleek dat ze hun halfzus was,’ vertrouwde Antoinette haar schoonmoeder toe.

‘Nou, ik snap wel waarom. Ze is een knappe vrouw. Maar ze zou sowieso te goed zijn geweest voor Tom, en David had ik haar ook niet toegewenst. Dat is een slechte keuze. Als broer en zus zullen ze elkaar altijd blijven tegenkomen.’

Antoinette was er als de kippen bij om haar zoon te verdedigen. ‘Ik denk niet dat David een slechte keuze is, Margaret. Hij heeft gewoon de ware nog niet gevonden. Hij is heel kritisch.’

‘Hij moet er vaker uit. Misschien kan Phaedra hem mee uit nemen in Londen. Hier zal hij niet veel potentiële echtgenotes ontmoeten, hè?’

‘Dat is waar. Misschien heeft Phaedra nog wel een leuke vriendin aan wie ze hem kan voorstellen.’

‘Ik denk dat ze genoeg leuke vriendinnen heeft. Soort zoekt soort.’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in. Als ik haar weer zie, zal ik haar even apart nemen en vragen of ze iets voor David kan doen.’ Antoinette kikkerde helemaal op van dat idee.

‘Als hij op een dag dit huis erft, zal hij het toch moeten vullen met kinderen. Hij kan hier niet in zijn eentje rond blijven scharrelen.’

‘Zoals ik,’ zei Antoinette met een zucht. ‘Zoals ik hier nu rondscharrel.’

‘Maar die tijd heb jij gehad, dat je het vulde met een gezin. Dat is heel anders dan in je eentje beginnen. Als David trouwt, kun je erover gaan denken om het aan hem over te doen, net als Arthur en ik hebben gedaan toen George met jou trouwde. Dit is een huis dat altijd vol mensen moet zijn. Maar je moet je niet bezwaard voelen dat je hier rondscharrelt, Antoinette. In je eigen huis kun je rondscharrelen zo veel je wilt.’

Antoinette was ontwapend door de reactie van haar schoonmoeder. Ze waren het tot nu toe eigenlijk overal over eens, wat wel iets bijzonders mocht heten. ‘Weet je Margaret, soms denk ik wel eens aan Arthur,’ zei ze melancholiek.

Margarets gezicht verhardde zich. ‘O ja?’

‘Ja. Hij was net zo opgewekt als George.’

Margaret snoof. ‘Dat zou kunnen.’

‘Hij maakte jou altijd aan het lachen.’

‘Ja, dat klopt. Ik snap nog steeds niet hoe hij dat voor elkaar kreeg.’

‘Dat herinner ik me nog het best.’

‘Misschien omdat ik nu niet meer zo veel lach.’ Ze boog zich samenzweerderig naar Antoinette over. ‘Weet je, soms voel ik me een bedrieger als ik lach.’

‘Jij? Waarom?’

‘Omdat ik ben vergeten hoe het moet. Het gaat niet meer op een natuurlijke manier. Het voelt geforceerd en onnatuurlijk aan.’ Ze schudde met haar schouders als om te demonstreren hoe ongemakkelijk het voelde.

‘Maar je mag toch lachen, net als ieder ander?’

‘Ik ben een verschrikkelijke oude zuurpruim.’

Antoinette glimlachte; als er ooit een moment was om te lachen, dan was het nu wel. ‘Je hóéft geen zuurpruim te zijn.’

‘Toen ik jong was, was ik heel vrolijk. Ik was altijd goedgemutst.’ Ze keek geïrriteerd, alsof iemand haar had gedwongen een zuurpruim te worden.

‘“Goedgemutst”, dat woord kent tegenwoordig niemand meer, Margaret. En muts betekent nu iets anders.’

‘Onzin! Zie je nu wat ik bedoel als ik zeg dat jonge mensen egoïstisch zijn? Dat was een prima woord, totdat zij het hebben gestolen.’ Haar mondhoeken trilden. Ze zoog haar wangen naar binnen. ‘Zie je wel, Antoinette? Ik ben echt een vreselijke ouwe zuurpruim.’

Plotseling, onverwachts, begon Margaret te lachen. Het borrelde omhoog uit haar buik, door haar borstkas, naar haar keel, en toen naar buiten in een blije, klaterende lach. Antoinette moest ook lachen. Ze kon zich niet heugen wanneer ze voor het laatst zo samen hadden gelachen, als dat al ooit was gebeurd. Ze staarde Margaret verbaasd aan, omdat ze onder haar ogen een gedaanteverwisseling leek te hebben ondergaan. Ze zag er helemaal niet meer uit als een bedrieger. Integendeel, ze leek juist heel ontspannen in haar vrolijkheid.

 

Toen Margaret weg was, installeerden Antoinette en Harris Rosamunde in de kleine zitkamer bij de haard. Ze zat op de bank met haar benen opgetrokken en een deken over zich heen, terwijl ze televisiekeek en borduurde. Harris had een bord met mevrouw Gunice’ zandkoekjes op het bijzettafeltje gezet, samen met een pot thee. Rosamunde had twee pijnstillers van dokter Heyworth ingenomen en voelde zich nu veel beter. Sterker nog: toen ze een koekje in haar mond stak en een hap nam, stelde ze vast dat het eigenlijk niet beter kon.

Antoinette ging naar buiten om Barry te zoeken. De zon scheen fel en warm; ze moest haar ogen dichtknijpen. Er zongen vogels in het park, een zoel windje streelde haar gezicht en haar hart zwol van geluk.

Haar blik werd getrokken naar het tuinhuis op de heuvel. Het lag daar ver weg, onverschillig, het landgoed stilletjes opnemend met een passieve blik. Het was alsof de ramen ogen waren – en er lag een vreemd mededogen in de manier waarop ze naar haar keken, alsof ze op iets of iemand wachtten, en alsof hun geduld op den duur beloond zou worden. Ze fronste haar voorhoofd. Wat vreemd om menselijke trekjes toe te schrijven aan een gebouw, dacht ze. Ze draaide zich om en wandelde weg over het gras, maar nog steeds voelde ze die zachte ogen op haar rusten.