29
Op de sterfdag van Cesare ging Bridie met Martha naar de Church of All Saints om zijn graf te bezoeken. Het was een stralende zomerochtend. Vogels tjilpten in het gebladerte. Het kerkhof koesterde zich in het zonlicht. Cesares graf lag helemaal aan het eind van het kerkhof, in de schaduw van een grote paardenkastanje. Ze legden bloemen bij zijn zerk, en Bridie zei een kort gebed, het hoofd gebogen, de ogen gesloten. Martha volgde haar voorbeeld. Ze bad voor de man die ze nooit had gekend maar die op zo’n gruwelijke manier aan zijn einde was gekomen, en vroeg God zich te ontfermen over zijn ziel. Het was stil en vredig tussen de doden, ze ademde de geur in van bloemen en pas gemaaid gras, en ze voelde hoe een serene rust over haar neerdaalde. Meteen vanaf haar aankomst in Ballinakelly had ze zich thuis gevoeld, alsof ze er hoorde, alsof ze eindelijk de plek had gevonden waar ze vandaan kwam. Ze kon het niet goed verklaren, want ze had aanvankelijk gedacht dat het met JP te maken had. Maar ook nu ze hier alleen was, zonder JP, was ze zich nog altijd bewust van een gevoel van verbondenheid, op een diep, intuïtief niveau.
Martha dacht vaak aan Adeline. Ze voelde haar aanwezigheid overal, in de zon en de regen, en het was alsof ze haar stem hoorde in de fluisteringen van de wind. Het sterkst voelde ze haar aanwezigheid op het kasteel, waar het soms leek alsof Adeline naast haar stond, ook al kon Martha haar niet zien. Wat zou ze graag willen dat ze dat wel kon. Ook nu, op het kerkhof, was ze zich van haar aanwezigheid bewust, en het leek wel alsof Adeline probeerde haar iets duidelijk te maken. Alsof ze haar aanmoedigde iets te doen of te zeggen. Maar wat, dat wist Martha niet. Ze keek naar Bridie, die nog altijd met gebogen hoofd, haar handen gevouwen, haar overleden echtgenoot herdacht, en Martha’s hart stroomde over van medeleven.
‘Ik hield van hem. Ondanks zijn fouten,’ zei Bridie nadat ze haar gebeden had gezegd. ‘Hij was ijdel, en trots, en hij joeg altijd achter zijn pleziertjes aan, maar je kunt nu eenmaal niet kiezen op wie je verliefd wordt. Het hart luistert niet naar het hoofd en is grillig, onvoorspelbaar. Tenminste, het mijne. Maar verliefd zal ik nooit meer worden.’ Ze legde een hand op haar hart en schonk Martha een glimlach. Bridie had Cesares tekortkomingen nooit erkend, tegenover niemand. Zelfs niet tegenover Rosetta. Maar ze voelde dat ze Martha alles kon vertellen, dat die haar niet zou veroordelen, noch slechter over haar betreurde echtgenoot zou gaan denken. ‘Na Cesare vind ik nooit meer een man aan wie ik mijn hart wil schenken. Ik vind nooit meer een man die dat waard is,’ zei ze zacht.
‘En volgens mij heeft een vrouw ook geen man nodig om gelukkig te zijn,’ zei Martha.
‘Precies, ik zal als weduwe gelukkig zijn op de plek waar ik ben opgegroeid. Maar jij bent nog jong, Martha, je hart is nog zo pril. Je moet zeker weten dat je de liefde van een man niet nodig hebt voordat je besluit die voorgoed op te geven.’
‘Ik weet het zeker, Bridie,’ zei Martha vol overtuiging. Ze aarzelde even en fronste terwijl er een schaduw over haar gezicht trok. ‘Ik heb ooit van een man gehouden, maar hij was onbereikbaar voor me.’ Ze fluisterde bijna.
Dankzij Mrs. Maddox wist Bridie over wie ze het had, maar dat liet ze niet merken.
‘Ik zal nooit van een ander kunnen houden. Dat weet ik zeker,’ vervolgde Martha. ‘Volgens mij moet je de liefde gekend hebben om haar te kunnen afzweren. Door het verlies van JP heb ik een kostbare les geleerd, en in mijn wanhoop hoorde ik dat God me riep.’
Bridie deed alsof ze verrast was. ‘JP? Bedoel je JP Deverill?’
‘Ja.’ Martha slaakte een zucht. Het verbaasde haar hoe gemakkelijk het haar viel haar gevoelens met Bridie te delen. ‘JP was mijn eerste en enige liefde. Het heeft niet zo mogen zijn.’
Bridie pakte haar hand. ‘Wat vind ik dat erg voor je.’ Ze vroeg zich af of JP de reden was waarom ze zo snel een band hadden gekregen. Ze hielden allebei van hem, en in zekere zin waren ze allebei door hem afgewezen. ‘Ik weet hoe het voelt om van iemand te houden die onbereikbaar voor je is.’ Bridie riep zichzelf tot de orde voordat ze te veel verklapte. Maar de emoties werden haar bijna te machtig. ‘Ik heb er erg veel verdriet van gehad.’
Martha herkende de pijn in Bridies ogen. Ze omhelsde haar impulsief, en Bridie opende haar hart, om behoedzaam, onuitgesproken lucht te geven aan het verdriet dat ze met niemand kon delen. Het voelde goed om te huilen, en om dat in de armen van Martha te doen. Martha was als een reddende engel in haar leven gekomen en had haar eenzaamheid verdreven. Bridie dankte God voor Zijn bemiddeling. Want Hij had ervoor gezorgd dat hun wegen elkaar kruisten. Daar was ze van overtuigd.
Martha had haar verhaal met haar grootmoeder gedeeld, en nu wilde ze het ook met Bridie delen. Ze wist dat Bridie haar zou begrijpen. Dat ze niet geschokt of vervuld van afschuw zou reageren. Ze vertrouwde erop dat Bridie slechts compassie zou tonen. Maar dit was niet het juiste moment. Het was een lang verhaal, en Martha wist niet of Bridie nu sterk genoeg zou zijn om het aan te horen. Dit was de dag waarop Bridie haar man herdacht, en daaraan wilde Martha geen afbreuk doen. Ze zou het juiste moment afwachten en dan haar hart bij Bridie uitstorten.
Terwijl ze haar hoofd op Bridies schouder legde, besefte Martha dat Grace Rowan-Hampton weliswaar beeldschoon was en een vrouw van de wereld, maar dat ze nooit de moeder had kunnen zijn van wie Martha had gedroomd.
Als mijn moeder nog had geleefd… Martha sloot haar ogen. Dan had ik gewild dat ze was zoals jij, zei ze stilzwijgend tegen Bridie.
Adeline was ontroerd. Ze had nooit veel aandacht aan Bridie Doyle besteed, en daar had ze nu spijt van. Als de dood haar iets had geleerd, dan was het dat alleen de liefde er echt toe deed. Martha was niet alleen een Deverill, ze was ook een Doyle, iets wat Adeline willens en wetens had genegeerd. Het was niet meer dan gepast, het was zelfs vereist, dat Bridie de waarheid te weten kwam, namelijk dat haar dochter niet bij de geboorte was gestorven, maar in levenden lijve naast haar stond, net zo onwetend van hun relatie als Bridie zelf. Adeline had geprobeerd druk uit te oefenen, wenken te geven, en ze wist dat Martha haar invloed had gevoeld, maar het had allemaal niets opgeleverd. Ze hoopte dat Martha zou besluiten Bridie in vertrouwen te nemen. Natuurlijk zou daardoor pas goed de knuppel in het hoenderhok worden gegooid, en zouden Kitty en Bertie in een onmogelijke positie komen te verkeren, maar daar was niets aan te doen. Uiteindelijk zou de rust weerkeren. Daar was Adeline van overtuigd. O, wat maken wij mensen toch een nodeloze puinhoop van ons leven, dacht ze gefrustreerd.
Kitty zag als een berg op tegen haar terugkeer naar Ballinakelly. Ze had Robert en Florence sinds haar vertrek niet meer gesproken. En van JP had ze ook niets gehoord. Als ze had geweten hoeveel ze met haar liefde voor Jack kapot zou maken, had ze die jaren geleden in de kiem gesmoord. Ze was bepaald niet trots op zichzelf, maar het was gebeurd. Het viel niet meer ongedaan te maken, en ze kon niet eeuwig onderduiken bij Celia en Boysie. Ze hield van haar dochter, en van Robert, ook al had ze de schijn tegen. En ze hield van JP. Spijt om wat ze hun had aangedaan, drukte loodzwaar op haar. En het maakte haar wanhopig dat ze zich van haar hadden afgekeerd. Er was maar één ding wat ze kon doen, en dat was om vergiffenis vragen.
De kerstdagen had ze doorgebracht bij Beatrice op Deverill Rising, samen met Celia, Leona en Vivien en hun gezinnen. Boysie kwam ook. Hij was inmiddels gescheiden van Deirdre, die op haar beurt ook een verhouding bleek te hebben gehad en maar al te gelukkig was met haar herwonnen vrijheid. Beatrice, die sinds Digby’s overlijden min of meer een kluizenaarsbestaan had geleid, was door de energieke en levenslustige Celia en Boysie aangestoken en uit haar isolement gekropen. Zelfs Leona en Vivien genoten van de spelletjes en wedstrijdjes die Boysie organiseerde. Iedereen had zich kostelijk vermaakt. Alleen Kitty’s problemen hadden een lichte domper op de feestvreugde gezet.
Behalve Celia was Maud de enige die Kitty haar onvoorwaardelijke steun gaf. Ze had zich weer in het Jachthuis geïnstalleerd, dat er dankzij veel pleisterwerk en een nieuw verfje aanzienlijk beter uitzag, en belde Kitty om de paar dagen. Kitty verwonderde zich nog altijd over de verbetering in hun relatie. Was die te danken aan het feit dat ze haar moeder nodig had? Of kwam het doordat Maud weer gelukkig was met haar echtgenoot, voor wie ze jarenlang slechts minachting had gevoeld? Wat zeker een rol speelde, was dat hun contacten slechts via de telefoon verliepen. Daardoor kreeg hun vriendschap de kans langzaam maar zeker te groeien. Kitty deelde haar gevoelens met haar moeder, en het was voor het eerst dat haar moeder ook echt naar haar luisterde.
Inmiddels was het zover. Het moment waar Kitty met angst en beven naar had uitgezien. Haar terugkomst in Ballinakelly. Op het station nam ze een taxi naar huis, en ze vroeg de chauffeur haar bij het hek af te zetten. Daar bleef ze staan, aan de voet van de heuvel, en ze keek op naar het huis waar ze meer dan twintig jaar had gewoond, zich afvragend of ze er nog welkom zou zijn. Ze dacht aan JP als klein jongetje, hoe hij met zijn armpjes gespreid naar haar toe kwam rennen. Ze zag Florence als klein meisje op het gras zitten, ingespannen bezig een ketting te rijgen van madeliefjes. Toen dacht ze aan Robert, die lachend van achter het raam toekeek terwijl ze stoeiden op het gras. Dat was een gelukkige tijd geweest. Zelfs wanneer ze naar Jack verlangde, had haar gezin haar altijd vreugde geschonken.
Kitty dacht aan wat haar grootmoeder Adeline haar lang geleden had verteld: dat ze een kind was van Mars, omdat ze was geboren op de negende dag van de negende maand, en dat haar leven daardoor zou worden bepaald door conflicten. Maar ze wilde niet langer een kind van Mars zijn. Ze wilde een kind zijn van de vrede, met een leven waarin harmonie heerste. Ze deed het hek open en begon met lood in haar schoenen aan de lange oprijlaan.
Doordat ze met gebogen hoofd liep had ze niet in de gaten dat Florence haar had zien aankomen en zich naar buiten haastte. Bij het horen van voetstappen keek Kitty op. Florence kwam haar tegemoet. Haar gezicht stond ernstig. Kitty bleef staan. Ze had niet de kracht noch de wil om ruzie te maken. En dus zette ze haar koffer neer in afwachting van de verwijten die haar dochter haar zou maken. En wat die verwijten ook mochten zijn, ze zou ze niet tegenspreken. Maar Florence kwam niet met verwijten. In plaats daarvan viel ze haar verbaasde moeder met een gesmoorde snik om de hals. Er werd geen woord gezegd. Dat was ook niet nodig. Florence wist dat haar moeder oprecht berouw had, en Kitty besefte dat haar dochter haar had vergeven.
Met Robert ging het minder gemakkelijk.
Zijn gevoel was verhard, zijn liefde gesmoord, zijn hart ingekapseld als een bloem die is verstikt door onkruid. Toch wilde hij niet scheiden, en hij wilde ook niet dat ze weer wegging. ‘We zijn getrouwd,’ zei hij. ‘“Wat God heeft samengevoegd scheide de mens niet”,’ citeerde hij de Bijbel. Kitty voelde zich immens opgelucht. Het was niet ideaal, maar meer dan ze verdiende.
‘U moet papa de tijd geven,’ zei Florence bemoedigend. ‘Misschien komt hij uiteindelijk zover dat hij u vergeeft.’
‘En JP?’ vroeg Kitty verdrietig.
Florence schudde haar hoofd. ‘Dat weet ik niet. Dat hangt af van Alana, ben ik bang.’
Maar Alana’s gevoel was ook verhard, haar hart ook verkild. De brieven die JP haar stuurde, stopte ze ongeopend in een la.
Terwijl de maanden verstreken, werd ongelukkig zijn een soort tweede natuur voor haar. Het was zozeer een deel van haar geworden dat ze het nauwelijks in de gaten had. Ze was het lachen verleerd, ze vergat wat het betekende om lief te hebben. Ze leefde mechanisch, als een robot, en wanneer ze ’s avonds naar bed ging was ze te moe om erbij stil te staan dat ze zich zelfs het kleinste pleziertje ontzegde, laat staan dat ze zich afvroeg hoe het zover had kunnen komen en wat ze daartegen kon doen. Haar gedachten draaiden uitsluitend om JP, en om haar vader die haar moeder zo laf had bedrogen.
Emer maakte zich ernstig zorgen over haar dochter. Ze wist dat Alana hunkerde naar JP en vermoedde dat ze nog altijd boos was op haar vader om wat hij hen had laten doormaken. Maar dat was niet alles. Er was nog iets. Emer bespeurde een koppigheid in haar dochter die nergens op gebaseerd leek en geen enkel doel leek te dienen. Het was alsof Alana zich had ingegraven en niet wist hoe ze zich uit haar zelfopgelegde isolement kon bevrijden.
Op een dag, toen ze samen in de keuken bezig waren, besloot Emer een toenaderingspoging te doen in de hoop dat haar dochter de uitgestoken hand zou aanpakken.
‘Je vond de zomer vroeger altijd zo verrukkelijk.’ Emer schikte een boeket wilde bloemen en zette de vaas op de vensterbank. ‘Maar je bent tegenwoordig vaak zo somber. Alsof zelfs de natuur je niet meer kan opvrolijken.’ Ze slaakte een zucht en nam haar dochter bezorgd op.
‘Ik weet niet waar u het over hebt,’ zei Alana.
Emer glimlachte toen haar dochter haar de rug toekeerde en deeg begon te kneden. ‘Je kunt andere mensen dan misschien zand in de ogen strooien, maar je moeder hou je niet voor de gek. Laat dat deeg maar even rusten en kijk me aan.’
Alana veegde haar handen af aan haar schort en liep met tegenzin naar haar moeder, die nog altijd voor het raam stond. Toen Emer haar onderzoekend aankeek, begonnen Alana’s ogen verdacht te glinsteren.
‘Lieverd, er gebeuren in het leven altijd dingen waar we geen invloed op hebben. Maar we kunnen wel kiezen hoe we erop reageren. We kunnen ervoor kiezen ongelukkig te zijn, maar we kunnen datgene wat ons ongelukkig maakt, ook achter ons laten en verdergaan. We hoeven ons niet door de omstandigheden te laten voorschrijven hoe we ons voelen. Het vereist enorm veel wilskracht, maar we kunnen ervoor kiezen om dat zelf te bepalen. Ik weet niet waarom JP en jij ruzie hebben, en misschien komt het wel nooit meer goed, maar laat je leven er niet door kapotmaken. Je bent jong, je staat aan het begin van je weg door het leven. Die kun je somber sjokkend afleggen, maar je kunt er ook voor kiezen het huppelend te doen. De keuze is aan jou. Leef je in het heden, of klamp je je vast aan het verleden?’ Toen Alana niets zei, legde Emer haar handen op de schouders van haar dochter. ‘En wat je vader betreft, hij heeft gedaan wat hij moest doen. Anders was hij zijn leven nooit zeker geweest. Het was verschrikkelijk, voor ons allemaal. Maar het is voorbij. Laat het los.’
Alana begon te huilen. De spanning werd haar te veel. Ze kon niet langer leven met zo’n afschuwelijk geheim. Om te kunnen loslaten moest ze zich uitspreken. ‘Ik weet iets wat ik niet zou moeten weten. En het vreet aan me,’ fluisterde ze zo zacht dat Emer zich naar haar toe moest buigen om haar te kunnen verstaan.
‘Wat weet je dan, lieverd?’ Paniek nam bezit van Emer bij het zien van de wanhoop op het gezicht van haar dochter. Ze verstrakte haar greep op Alana’s schouders. ‘Voor de draad ermee. Ben je daarom zo ongelukkig?’
Alana haalde diep adem. Maar het gaf haar geen lucht. Integendeel, ze had het gevoel dat ze stikte. Ze wilde haar moeder geen pijn doen, maar ze kon het geheim niet langer voor zich houden. ‘Da had een verhouding. Toen we dachten dat hij dood was, heb ik brieven gevonden in zijn tas. Brieven van Kitty Trench.’ Haar schouders schokten, en ze begon te snikken. ‘O mama, het spijt me zo.’
Emers gezicht ontspande, de paniek ebde weg. Ze omhelsde haar dochter en trok haar dicht tegen zich aan. ‘Dat weet ik,’ fluisterde ze in Alana’s oor. ‘Ik weet dat hij een verhouding had.’
Alana maakte zich los en keek haar moeder verbijsterd aan. ‘Dat weet u?’ vroeg ze ongelovig.
Emer knikte. Om haar mond speelde een kalme glimlach. ‘Natuurlijk weet ik het. Ik zou wel doof moeten zijn om het geroddel niet te horen. Maar ik vind het afschuwelijk dat jij er op deze manier achter bent gekomen. En dat je het al die tijd geheim hebt gehouden, om mij te sparen.’
‘Maar bent u dan niet woedend?’ Alana begreep niet hoe haar moeder zo kalm kon blijven. ‘Of was dat ook een keuze? Om niet woedend te worden?’ Ze veegde de tranen uit haar ogen.
Emer glimlachte vluchtig. ‘Wat heeft het voor zin om woedend te worden? Ik weet dat je vader van me houdt. Maar ooit hield hij van Kitty, en toen we in Ierland terugkwamen dacht hij dat hij nog steeds van haar hield. Dus ik heb het door de vingers gezien, in de hoop dat het vanzelf zou overgaan. En dat is ook gebeurd.’
‘Weet hij dat u het weet?’
‘Nee, natuurlijk niet. En dat gaan we hem ook niet vertellen. Wij vrouwen moeten slimmer zijn dan de mannen.’ Ze streek met een duim over de wang van haar dochter. ‘Je moet proberen niet in het verleden te leven, Alana. Dat ligt achter je. Het gaat om het heden. Om het hier en nu. Je toekomst wordt bepaald door de keuzes die je maakt in het heden.’
Terwijl Alana in de zachte ogen van haar moeder keek, was het alsof ze werd opgetild. Ze voelde zich warm worden, bezield door geluk en dankbaarheid.
‘De drie machtigste instrumenten voor een gelukkig leven zijn dankbaarheid, vergevingsgezindheid en liefde. Als je het kleine weet te waarderen, als je hen die je onrecht aandoen kunt vergeven, en als je je hart vult met liefde, dan zal je altijd gelukkig zijn.’
Alana begon weer te huilen, maar deze keer van opluchting. ‘Ik zal het proberen, mama. Echt waar.’
‘Zo mag ik het horen.’ Emer keek naar het deeg dat hard stond te worden op de tafel. ‘En nu moet je weer aan de slag, anders breken we onze tanden op die taart.’
‘Dank u wel, mama.’ Alana omhelsde haar moeder hartstochtelijk. ‘Ik hou zo veel van u!’
‘En ik van jou.’ Emer gaf haar dochter een kus. ‘En wees alsjeblieft weer lief voor je Da. Hij heeft het er zo moeilijk mee dat je niks van hem wilt weten.’
‘Goed. Dat zal ik doen.’ Alana besloot een voorbeeld te nemen aan haar moeder en onvoorwaardelijk van hem te houden.