27
Dus het was waar. Kitty had een verhouding gehad met Alana’s vader. Robert was er kapot van, Florence was in tranen en Kitty zelf weigerde haar kamer uit te komen. In zijn wanhoop zocht JP zijn vader op, de enige met wie hij kon praten. Hij wenste dat hij destijds met zijn Spitfire uit de lucht was geschoten, dan was dit lijden hem bespaard gebleven. Had Alana hem niet beloofd dat hij nooit meer ongelukkig zou zijn door de liefde? ‘We zijn vervloekt,’ zei hij tegen zijn vader. ‘Er rust een vloek op ons, Deverills.’
‘Zulke dingen moet je niet zeggen, JP,’ zei Bertie vanuit zijn fauteuil in de bibliotheek waar hij na het avondeten graag zat. Hij was op zijn oude dag echt een gewoontemens geworden en reikte naar zijn thee. Whiskey had nog altijd zijn voorkeur, maar als hij Maud terug wilde, moest hij de drank laten staan. ‘We moeten het geluk zelf afdwingen, en je zuster heeft er alles aan gedaan om haar eigen graf te graven, om het zo maar eens te zeggen. Naarmate je ouder wordt leer je dat je niet alles kunt hebben in het leven. Sommige dingen moet je jezelf ontzeggen, in het belang van het echte, het grotere geluk. Het is een les die ik te laat heb geleerd, en daardoor ben ik mijn lieve Maud kwijtgeraakt. Kitty zal die les nu ook moeten leren, maar ten koste van wat? Ze heeft niet alleen haar eigen geluk op het spel gezet, maar ook dat van jou en Alana. De mens is zelfzuchtig. Dat is de oorzaak van alle narigheid. Als we allemaal wat minder aan onszelf zouden denken, was het een stuk beter gesteld met de wereld.’
‘Maar nu wil Alana niet meer met me trouwen, papa. Ik ben haar kwijt.’
‘Welnee. Ze is jong en impulsief. Geef haar de tijd. Ga terug naar Dublin, wijd je aan je studie. En wacht rustig af tot hier de rust is weergekeerd. Geloof me, de soep wordt nooit zo heet gegeten als hij wordt opgediend.’
JP keek zijn vader somber aan. ‘Denkt u dat Robert bij Kitty weggaat?’
In dat opzicht was Bertie minder positief. ‘Ik ben bang van wel. Althans, ik vermoed het. Want ik denk niet dat hij het kan opbrengen bij haar te blijven nu hij weet dat hij eigenlijk altijd tweede keus is geweest. Daar is hij te trots voor.’
JP sloeg kreunend zijn handen voor zijn gezicht. ‘Het is echt verschrikkelijk!’
‘Toch denk ik dat er uit alle narigheid uiteindelijk iets goeds zal voortkomen, ook al zie ik in hun geval niet wat dat zou moeten zijn.’
‘We zijn vervloekt,’ zei JP nogmaals. ‘Al sinds de dag dat Barton Deverill besloot zijn kasteel te bouwen op het land van de O’Leary’s. Ziet u dat dan niet? De Deverills hebben de ene na de andere ramp over zich heen gekregen. En het einde is nog niet in zicht. Tenzij er weer een O’Leary komt te wonen op de grond die van zijn voorouders is geroofd. Maar of dat ooit gaat gebeuren?’
Bertie grinnikte wrang. ‘Ik geloof niet dat een mens vervloekt kan zijn, laat staan een hele familie. En ik geloof ook niet in voorspellingen. We moeten zelf ons geluk afdwingen. En dat geldt ook voor jou, JP.’
Adeline keek JP na toen hij bij zijn vader wegging. De laatste ontwikkelingen stemden haar somber, maar ze was trots op haar zoon. Wat was hij wijs geworden! Uiteindelijk zal ook Bertie in geesten gaan geloven, dacht ze geamuseerd. Maar JP had gelijk. Het leek wel alsof er een vloek rustte op álle Deverills. Adeline had altijd gedacht dat het alleen om de erfgenamen van het kasteel ging die door de vloek van Maggie O’Leary tot het voorgeborchte binnen de muren waren veroordeeld. Maar het had er alle schijn van dat de hele familie van haar man onevenredig zwaar door het noodlot werd getroffen. Ze keek naar Bertie die zijn boek pakte, en ze wist dat wat hij las niet tot hem zou doordringen. Zijn gedachten waren bij Maud en bij zijn eigen problemen. In hoeverre had hij die over zichzelf afgeroepen? Als hij Bridie Doyle niet had verleid, zou Michael het kasteel niet in de as hebben gelegd. En als Michael het kasteel niet in de as had gelegd, zou Kitty niet naar de boerderij zijn gegaan om hem ter verantwoording te roepen. En dan zou Michael haar niet hebben verkracht. Elke actie lokt een reactie uit, peinsde Adeline. Zelfs het kleinste steentje dat in een vijver wordt gegooid, veroorzaakt rimpelingen die heel ver reiken, en elke rimpeling heeft op haar beurt weer gevolgen, en zo gaat het eindeloos door. In het leven gaat het erom dat we lering trekken uit wat ons overkomt, en dat geldt met name voor alle tegenslagen die we ervaren. Ik ben benieuwd wat Kitty hiervan zal leren.
Het duurde niet lang of heel Ballinakelly wist dat Jack uit de dood was opgestaan. De Wenende Vrouwen van Jeruzalem beschouwden het als een wonder en sloegen devoot een kruis, maar toen de waarheid bekend werd – over de bedoelingen van de yanks en Jacks betrokkenheid bij de maffia – hield de illusie van goddelijke interventie geen stand.
Voor Kitty werd het goede nieuws overschaduwd door het besef dat ze hem kwijt was. Het was voorbij. En deze keer voorgoed. Haar hart bezweek onder de last van haar verdriet. Ze had alles verloren.
Niet opgewassen tegen de woede van haar familie en tegen Roberts verdriet en gekwetstheid pakte ze haar koffer en stapte ze op de boot naar Engeland om haar toevlucht te zoeken bij Celia en haar kinderen in Deverill House, waar inmiddels ook Boysie zijn intrek had genomen. Met een groot glas wijn voor zich en een openhartigheid die Celia niet van haar gewend was, vertelde Kitty haar nicht en haar oude vriend over Jack. Het hele verhaal, vanaf het allereerste begin.
‘Lieve hemel, Kitty!’ Het duizelde Boysie. Hij had nooit iets van hun verhouding geweten. ‘En nu?’
‘Ja, en nu?’ vroeg ook Celia, die zich in een hoek van de bank had genesteld, gefascineerd door Kitty’s uitzonderlijke relaas. In vergelijking daarmee vond ze haar eigen leven bijna saai.
‘JP is weer naar Dublin vertrokken. Hij geeft mij er de schuld van dat Alana niet meer met hem wil trouwen. Florence heeft ook de kant van Robert gekozen. Ze doet haar uiterste best om hem te troosten. En Robert is er kapot van. Ik weet niet wat hij zal doen. Maar ik zou het hem niet kwalijk nemen als hij bij me weggaat. Ik heb alles kapotgemaakt.’ Ze keek haar vrienden hulpeloos aan. ‘En wat Jack betreft… wat moet ik erover zeggen? Ik hou van hem. Dat ik hem moet loslaten, verandert daar niets aan. Ik zal altijd van hem blijven houden. Maar als ik iets geleerd heb van deze afschuwelijke situatie, dan is het dat je in het leven niet alles kunt hebben. Sommige dingen zijn onbereikbaar en moeten dat ook blijven. Ik heb alleen aan mezelf gedacht. Maar een mens leeft niet op een eiland. Toen ik Alana’s verdrietige, verslagen gezicht zag, besefte ik pas goed hoe egoïstisch ik ben geweest. Die ongelukkige, wanhopige blik vergeet ik nooit meer.’ Kitty legde een hand op haar hart, haar ogen vulden zich met tranen. ‘Hoe dierbaar die tijd met Jack me ook is geweest, het is het allemaal niet waard. Als ik de klok kon terugzetten, zou ik Alana haar verdriet besparen. Dan zou ik Jack al veel eerder hebben losgelaten. Dat geloof ik oprecht.’
Kitty was niet verrast door JP’s reactie op haar verhouding met Alana’s vader, en ook niet door de woede van Robert. Wat haar wel verraste, was het begrip waarmee haar moeder op de situatie reageerde. Maud en Kitty hadden elkaar nooit begrepen. Toen Kitty besloot JP in huis te nemen, had Maud haar min of meer onterfd. Maar nu stond ze onaangekondigd en vol compassie op de stoep. Wat had het leven háár geleerd waardoor ze zo was veranderd, vroeg Kitty zich af terwijl ze haar moeder volgde naar de tuin.
Maud stelde voor dat ze op de bank gingen zitten. De herfst had haar intrede gedaan, maar het was nog warm, de roze hortensia’s begonnen net bruin te worden. Sinds de dood van Harry oogde Maud aanzienlijk ouder: de huid rond haar mond was slap geworden als gevolg van de verbitterde trek die bijna voortdurend om haar lippen speelde; haar handen verrieden haar leeftijd door een wirwar van blauwe aderen en bruine vlekken. Maar haar ogen stonden nog altijd helder, de blik daarin was nog even priemend, en het ijsblauw waarmee ze zo veel bewonderaars had weten te betoveren, had nog niets van zijn charme verloren. Toch leek de blik daarin zachter, alsof het verdriet haar empathischer had gemaakt.
‘Bertie heeft me het hele verhaal verteld,’ zei ze toen ze eenmaal zaten. ‘Dat had ik nooit achter je gezocht, Kitty.’ Ze wikkelde de sjaal om haar schouders, niet omdat ze het koud had, maar omdat ze zich ongemakkelijk voelde tegenover deze dochter die haar altijd het gevoel had gegeven dat ze zich aanstelde en tekortschoot. ‘Ik heb ook een verhouding gehad.’
‘Ú? Hebt u een verhouding gehad?’ Het had Kitty niet moeten verrassen. Tenslotte had ze als kind haar vader in bed betrapt met Grace Rowan-Hampton, dus waarom zou haar moeder niet ook overspel hebben gepleegd? Misschien deed iedereen het wel.
‘Ik hield van een ander. Een vriend van je vader. Het heeft jaren geduurd.’
‘En waarom kwam er een einde aan die verhouding?’
‘Omdat ik zwanger werd van jou.’ Ze sloeg met een verontschuldigende glimlach haar ogen op. ‘Ik denk eigenlijk dat ik de schuld bij jou heb gelegd, ook al besef ik nu dat hij die zwangerschap waarschijnlijk als excuus heeft aangegrepen om er een streep onder te zetten. En natuurlijk was het niet jouw schuld! Wat heeft me bezield om zoiets te denken?’
‘U was er natuurlijk kapot van.’
‘Ja. Je vader legde het aan met iedere aantrekkelijke vrouw die hij tegenkwam, maar zolang ik Eddie had, was ik tevreden. Toen hij me in de steek liet, was er niemand meer die zich om mij bekommerde terwijl je vader zijn gang bleef gaan.’
‘Wat is er van hem geworden?’
‘Van Eddie? O, die is getrouwd, hij heeft kinderen gekregen en is naar India geëmigreerd. Waar het om gaat, is dat ik weet hoe het voelt om een verboden liefde te koesteren. Dus ik begrijp wat je doormaakt. Ik ben geen goede moeder voor je geweest. Sterker nog, je hebt amper een echte moeder aan me gehad. En daar heb ik spijt van.’
‘Dat moet u niet zeggen, mama. Ik was geen gemakkelijk kind.’
‘Dat klopt, maar ik had minder aan mezelf moeten denken.’
Kitty was verbijsterd door haar moeders openhartigheid. Maud had inderdaad altijd alleen maar aan zichzelf gedacht, en Kitty vroeg zich opnieuw af waardoor ze zo was veranderd.
‘En nu? Wat ben je nu verder van plan?’ vroeg Maud.
‘Nu ga ik me hier verstoppen, in de hoop dat Robert me vergeeft. Ik besef dat het veel gevraagd is na wat ik hem heb aangedaan. Al het verdriet, alle pijn… daar heb ik oprecht spijt van. Robert is een goed mens. Hij had beter verdiend.’
‘Ik weet dat je je hier bij Celia op je gemak voelt. Jullie zijn altijd heel hecht geweest. Maar als je dat wilt, kun je ook bij mij in huis komen. De deur staat altijd open.’
‘Dank u wel,’ zei Kitty beleefd, ook al sprak het idee om bij Maud in te trekken haar niet bepaald aan.
‘Hoe is het met je vader?’ vroeg die.
Kitty vertelde dat Bertie eindelijk tevreden was met zijn bestaan, dat hij een vaste routine had ontwikkeld in het Jachthuis en troost vond in zijn herinneringen.
‘Harry’s dood is voor ons allemaal een klap geweest waar we nooit meer overheen komen,’ zei Maud. ‘Ik begrijp nu waarom Beatrice na Digby’s dood in bed kroop en niemand meer wilde zien. Die neiging had ik ook na het verlies van Harry. Ik was volslagen wanhopig. Alles om me heen had zijn kleur verloren. Ik voelde me wegzinken in een zwarte leegte die nooit meer gevuld zou worden. Harry is onvervangbaar.’ Maud pakte Kitty’s hand. Kitty liet het gebeuren, ook al voelde de aanraking van haar moeder vreemd onwennig. ‘Ik zou het niet kunnen verdragen om jou of Victoria of Elspeth ook kwijt te raken. Of Bertie. Ik denk niet dat mijn hart nóg een verlies aan zou kunnen. Wat ik probeer te zeggen, en ik besef dat ik het er niet bepaald goed van afbreng, is hoeveel spijt ik heb van de jaren dat we eigenlijk amper contact hadden. Je bent nu vijfenveertig, en hoe oud ík ben, daar wil ik niet eens aan denken! Maar wanneer ik op mijn leven terugkijk, maak ik mezelf de grootste verwijten om de vele jaren die ik heb verspild.’
‘Zolang we van onze fouten leren, is niets ooit verspild,’ zei Kitty. ‘En we hebben allemáál fouten gemaakt. Niemand is vrij van schuld. U hebt het ook niet gemakkelijk gehad met papa. Zijn verhouding met het dienstmeisje, zijn buitenechtelijke zoon waar hij openlijk voor uitkwam. Dus u had het volste recht om boos en gekwetst te zijn. Om u vernederd te voelen.’
‘Vertel eens wat over JP. Lijkt hij op Bertie?’
‘Sprekend. Hij is op en top een Deverill.’ Kitty fronste haar wenkbrauwen toen ze zag dat haar moeder weemoedig glimlachte. Maud die glimlachte bij de gedachte aan JP! Dan moest er wel iets heel bijzonders aan de hand zijn.
Maud liet haar niet lang raden. ‘Arthur heeft een aanzoek gedaan,’ zei ze. ‘Hij heeft me gevraagd van Bertie te scheiden en met hém te trouwen.’
Arme papa. Kitty dacht eraan hoe haar vader altijd van Maud was blijven houden, hoe hij nog steeds een sprankje hoop koesterde dat ze ooit bij hem zou terugkomen. ‘Weet papa dat al?’
‘Nee, nog niet.’
‘Wanneer gaat u het hem vertellen?’
‘Binnenkort.’
‘Het zal hem veel verdriet doen.’
‘Daar geloof ik niets van,’ zei Maud heel stellig.
‘Nou en of.’
‘Niet als ik hem vertel dat ik naar huis kom.’
Kitty hield verbijsterd haar adem in. Door alles wat er was gebeurd had ze niet verwacht nog oprecht blij te kunnen zijn. Maar de onthulling van haar moeder bracht haar hart weer tot leven en deed het sneller kloppen. ‘Dus u gaat niet met Arthur trouwen?’
‘Hoe kan ik nou met Arthur trouwen als ik nog van Bertie hou?’ zei Maud, en Kitty wist zeker dat er tranen in haar ogen glinsterden. ‘Het heeft lang geduurd om inzicht te krijgen in mezelf, maar nu ik eindelijk zover ben, ga ik Bertie vragen of hij me terug wil.’
‘Natuurlijk wil hij u terug! Dat weet ik zeker,’ zei Kitty stralend. ‘O, mama, dat is het beste nieuws dat ik in lange tijd heb gehoord.’
‘En je kon wel wat goed nieuws gebruiken.’ Maud drukte de hand van haar dochter.
‘Dat kunnen we allemaal. Maar er is niemand die ik het zo gun als papa.’
Toen Martha zes weken bij de Amerikaanse ambassade in Londen werkte, kwam er een brief van gravin Di Marcantonio, geschreven op ivoorkleurig papier, met bovenaan drie bijen, gebosseleerd in goud en zwart. In haar keurige handschrift bedankte ze Martha voor haar brief en nodigde ze haar uit om op het kasteel te komen logeren, zodat ze haar plannen gedetailleerder konden bespreken. Je bent bij mij aan het juiste adres, schreef ze. Ik ben zo blij dat je me hebt benaderd. Dat je gevoel je zei dat je bij me terechtkon. Kom zo snel mogelijk hierheen, dan kunnen we meteen aan de slag. Je werk in Londen klinkt erg interessant, maar ik ben bang dat het niet bevorderlijk is voor wat je van plan bent. Dus kom maar gauw. Je bent van harte welkom, zolang als je nodig hebt om je voornemen te verwezenlijken.
Martha was euforisch, meer vastberaden dan ooit om haar leven een radicale wending te geven. Ze wist precies wat ze wilde. Dat de gravin haar had uitgenodigd om op het kasteel te komen logeren, was meer dan ze had durven hopen. Ze nam ontslag bij de ambassade en boekte haar overtocht op de boot naar Queenstown.
Ierland was nog net zo mooi als in haar herinnering. Een ijle mist hing boven de kust toen de boot de haven naderde. De zon scheen en deed de miljoenen kleine druppeltjes glinsteren als diamanten. Vol ontzag en verrukking keek ze toe terwijl de boot erdoorheen voer. Ze was op slag weer betoverd.
Het was inmiddels bijna zeven jaar geleden dat ze hier ook was binnengevaren, opgewonden en vol verwachting bij het vooruitzicht van het weerzien met JP. Maar ook bijna zeven jaar geleden dat ze met een gebroken hart naar Amerika was teruggekeerd. Ze had troost gezocht bij God, en Hij had haar niet teleurgesteld. Op dit moment werd Martha zich bewust van een serene rust die nieuw voor haar was, alsof Gods engelen hun vleugels om haar heen sloegen en haar beschermden tegen de geesten van het verleden. Ze genoot ten volle van de schoonheid van het landschap, van de zachte groene heuvels, en ze ademde dankbaar de zuivere, vochtige lucht in terwijl ze de herinnering aan de pijn, het verdriet liet wegvoeren door de mystiek die onverbrekelijk met Ierland was verbonden en die het land doordesemde als diep verborgen ondergrondse stroompjes. Ze ging terug naar Ballinakelly, maar met Gods hulp zou ze niet langer ontvankelijk zijn voor de emoties die ze daar had achtergelaten.
De gravin had haar chauffeur gestuurd om Martha op te halen. Hij stond al op haar te wachten, in zijn onberispelijke uniform compleet met pet en handschoenen, naast de glimmend gepoetste groene auto. Tijdens de comfortabele rit keek Martha uit het raampje, opgewonden en blij om weer in het land te zijn dat zijn vermogen om haar te betoveren nog niet had verloren, ondanks de teleurstelling die ze hier te verwerken had gekregen.
Toen de auto de oprijlaan in draaide, omzoomd door kolossale rododendronhagen, dacht Martha aan Lord Deverill, haar biologische vader, die hier ooit had gewoond. Het was een merkwaardig idee dat ze een band had met het kasteel. Hoe anders zou haar leven zijn verlopen als haar echte moeder haar hier had grootgebracht, in Ballinakelly. Ze keek naar de indrukwekkende muren, de hoge torens en de slanke spitsen, de schoorstenen en de kantelen van kasteel Deverill, zich verwonderend over de lange geschiedenis van deze eens zo machtige familie waarvan ze deel uitmaakte.
De gravin bleek erg veranderd. Ze leek kleiner dan die ochtend in het atelier van de hoedenmaakster, en ze was volledig in het zwart gekleed, vanwege de recente dood van haar man, zoals Martha pas later vernam. Bridie omhelsde haar als een oude vriendin en overstelpte haar met vragen terwijl ze haar voorging de trap op, naar een uiterst comfortabele slaapkamer waarvan de ramen uitkeken op de grote Franse tuin. Een dienstmeisje zou Martha’s koffer uitpakken, vertelde Bridie, waarna ze haar opnieuw voorging, nu naar haar kleine privézitkamer. In de haard brandde een knapperend vuur, en er werd thee geserveerd op een zilveren blad. Bridie stelde Martha voor aan Rosetta, haar schoonzuster, zo rond als een tonnetje maar een en al hartelijkheid. Het duurde dan ook niet lang of ze zaten te praten alsof ze elkaar al hun hele leven kenden.
‘Ik heb afgesproken dat pastoor Quinn morgenochtend om elf uur hierheen komt,’ zei Bridie. ‘Ik heb hem over je verteld, en hij heeft zich al helemaal voorbereid. Jullie kunnen meteen beginnen.’
‘Wat fijn! Dank u wel,’ zei Martha. ‘Ik ben u zo dankbaar, gravin. U bent zo goed voor me.’
‘Zeg alsjeblieft gewoon Bridie. Ik heb me nooit op mijn gemak gevoeld met die titel.’
‘Goed. Dan noem ik je voortaan Bridie. Ik vind het zo aardig van je dat je al die moeite voor me doet.’
‘Het is geen enkele moeite. Waar of niet, Rosetta?’
‘Bridie moet iets omhanden hebben,’ antwoordde die alsof ze het over een rusteloos kind had. ‘Ze verveelde zich ook al voordat Cesare overleed.’
‘Ach, weet je, in Amerika was zo veel te doen. Er was altijd wel ergens een feestje, het leven bestond uit louter pleziertjes. Hier is het zo stil. Ik heb mijn best gedaan om Cesare aangenaam bezig te houden, maar Ballinakelly was simpelweg veel te klein voor een man als hij.’ Bridies stem haperde. ‘Ik wou dat je hem had gekend. Hij was geweldig. Echt een verrukkelijke man. Ik prijs me gelukkig dat ik zijn vrouw heb mogen zijn. Ik mis hem nog elke dag, maar ik dank de Heer voor de vele gelukkige jaren die we hebben gehad. Geen man die zelfs maar in de schaduw van mijn lieve Cesare kan staan.’
Rosetta glimlachte zuinig. ‘Hij was uniek,’ zei ze stijfjes.
‘Maar nu ben jij er, Martha, en ik verkeer in de gelukkige positie dat ik je kan helpen. Het verhaal van mijn leven is heel bijzonder. Echt een avontuur. Ik ben geboren in Ballinakelly, mijn ouders waren arm, maar ik kwam uiteindelijk in Amerika terecht en daar ben ik schatrijk geworden. Toch ben ik mijn geloof nooit kwijtgeraakt. Sterker nog, mijn geloof heeft me door de moeilijke tijden heen geholpen. En geloof me, ik heb het heel vaak heel moeilijk gehad. Maar God heeft me nooit in de steek gelaten. Je schreef in je brief dat God Zijn licht in de duisternis van je gekwelde ziel heeft laten schijnen en dat Hij je de weg heeft gewezen. Ik heb hetzelfde meegemaakt, lieve Martha. Ik heb door de duisternis gedwaald, ik heb kwellingen gekend, maar God heeft me telkens weer de weg gewezen. Dus ik wil niets liever dan je helpen met je bekering tot het katholieke geloof. Je moeder is oorspronkelijk ook katholiek, schreef je. En ik ga je ook helpen om je uiteindelijke doel te verwezenlijken.’
Martha kreeg tranen in haar ogen. Ze drukte met een zucht haar handen tegen haar hart. ‘Wil je dat echt voor me doen?’
‘Natuurlijk. En ik weet het perfecte klooster voor je.’ Bridie begreep zelf niet waar dat plotseling vandaan kwam, maar het leek haar de juiste keuze, ondanks wat zij er zelf had meegemaakt.
‘O ja?’ vroeg Martha.
‘Ja. Het klooster van Onze-Lieve-Vrouwe Koningin van de Hemel, in Dublin.’
Martha keek Bridie verbaasd aan. Dat was het klooster waar ze was geboren. Het klooster waar ze later haar zoektocht naar haar echte moeder was begonnen. Ze was zo geraakt door dit verbijsterende toeval dat ze begon te huilen.
‘Heb ik je van streek gemaakt?’ vroeg Bridie bezorgd. Ze keek Rosetta aan, maar die haalde haar schouders op.
Martha schudde haar hoofd. ‘Nee, ik ben gewoon ontroerd. Het voelt alsof het zo moet zijn. Alsof God me naar jou heeft geleid.’
Bridie glimlachte tevreden. ‘Natuurlijk heeft Hij je naar me toe geleid. En ik sta klaar om Zijn werk te doen en je te helpen non te worden.’