5

 

 

 

Londen

 

Mrs. Goodwin en Martha kwamen na een onstuimige oversteek van de Ierse Zee op een regenachtige ochtend in Engeland aan. Ze gingen van boord in Wales, in de haven van Fishguard. Daar namen ze de ‘boottrein’ naar Paddington Station in Londen, waar Mrs. Goodwins broer woonde. Terwijl ze uit het raampje naar het sombere Engelse landschap keek, had Martha zich afgevraagd waar Wordsworth in ’s hemelsnaam zijn inspiratie had opgedaan. Want het kon toch niet waar zijn dat zijn gedichten dit saaie, doorweekte land bezongen? Wanneer de zon scheen, was er geen mooier land dan Engeland, had Mrs. Goodwin gezegd, maar in Martha’s ogen was het een en al troosteloosheid: de sombere, saaie groene heuvels, de donkere, vochtige wouden, huiverend onder een nevelig wolkendek. Gehuchten lagen weggedoken in de dalen, uit de schoorstenen kringelde rook vreugdeloos omhoog in de mist, en op de hellingen zochten schapen beschutting bij elkaar tegen de wind en de regen. Hun wollige vacht was even vuilwit als de hemel. Martha’s gedachten gingen terug naar Ierland, waar de smaragdgroene heuvels zelfs hartje winter een intense, subtiele betovering leken te bezitten. Het kwam niet bij haar op dat de schoonheid van Ierland des te meer indruk op haar had gemaakt doordat deze was verbonden met JP Deverill. Hoe dan ook, Londen kon haar niet bekoren. Ze zou het liefst rechtsomkeert hebben gemaakt.

De broer van Mrs. Goodwin, professor Stephen Partridge, was historicus en had dertig jaar lang gedoceerd aan Cambridge University, waarna hij met pensioen was gegaan. Tegenwoordig schreef hij dikke boeken – zware kost – over Frankrijk in de achttiende eeuw. Het verheugde hem zijn zuster na haar terugkeer uit Amerika te verwelkomen, en om kennis te maken met haar jeugdige protegeetje, over wie hij al veel had gelezen in de talloze brieven die zijn zuster hem had geschreven.

De professor was klein van stuk en zo mager als een lat. Hij was grijs, kalend en droeg een bril met ronde glazen. Zijn bovenlip ging schuil onder een parmantige, perfect verzorgde grijze snor. Hij was nooit getrouwd, had genoeg aan zichzelf en leidde een kluizenaarsbestaan tussen zijn boeken, die zijn kostbaarste bezit en zijn grootste vreugde waren. Maar hij beschikte over voldoende ruimte en had een dienstmeisje dat dagelijks kwam om te wassen, te strijken, te koken en het huis schoon te houden. Dus het betekende geen belasting voor hem om zijn zuster en Martha te logeren te hebben, zolang ze maar niet te lang bleven. En dat waren ze ook niet van plan. Een paar weken zou genoeg moeten zijn. Voor zo’n beperkte periode vond de professor het niet erg dat zijn routine werd verstoord. Bovendien vertrouwde hij erop dat zijn zuster rekening hield met zijn behoefte om alleen te zijn.

Martha was verbaasd toen ze hem leerde kennen. Bij de broer van Mrs. Goodwin had ze zich een hartelijker, warmer iemand voorgesteld. Vrolijker en minder streng. Mrs. Goodwin was een moederlijke vrouw die van gezelligheid hield. Haar broer het tegenovergestelde. Een stijve, formele man bij wie er nauwelijks een lachje afkon. Zijn driedelige pak was smetteloos en onberispelijk in de plooi geperst, zijn schoenen waren glimmend gepoetst, en de professor oogde zelf ook onberispelijk, geperst en gepoetst. ‘Welkom in mijn nederige stulp,’ zei hij met een hoge stem. Ook dat verraste Martha, die een diep, sonoor stemgeluid had verwacht. Zijn Engelse accent was zwaarder aangezet dan dat van Mrs. Goodwin, zijn Britse gereserveerdheid nog opvallender.

Martha had Mrs. Goodwin gevraagd of ze haar situatie onder vier ogen aan haar broer wilde uitleggen. Ze was bang dat ze het zelf niet zou kunnen zonder geëmotioneerd te raken, en het vooruitzicht om tegenover een wildvreemde in snikken uit te barsten vervulde haar met afschuw. Afgaande op haar eerste indruk van professor Partridge vermoedde ze dat die zich ook slecht op zijn gemak zou voelen met een huilende vrouw. Dus terwijl Mrs. Goodwin en haar broer een kopje thee dronken bij het beschaafde haardvuur in de salon, ging Martha achter het kleine bureautje in haar kamer zitten om brieven te schrijven. Een brief aan haar ouders om hun te laten weten dat ze veilig en wel in Londen was aangekomen, en een brief aan JP.

 

Ormonde Gate 10, Chelsea, Londen

 

Beste JP,

Ik hoop dat alles goed met je gaat. We zijn net in Londen aangekomen, en mijn eerste indrukken zijn niet half zo verrukkelijk als bij mijn kennismaking met Dublin. Maar misschien komt dat omdat ik het hier zonder een goede gids moet stellen. Het regent, wat volgens Mrs. Goodwin heel normaal is. Ik heb zo genoten van onze dag in Dublin. En zelfs al had het onafgebroken gemiezerd, dan nog zouden we in elkaar de zon hebben gevonden. Het was leuk dankzij jou, JP, en daar ben ik je dankbaar voor. Samen met jou heb ik voor het eerst ver van huis van de vrijheid mogen proeven.

We logeren hier bij de broer van Mrs. Goodwin, professor Stephen Partridge, in Chelsea.

Wees verzekerd van mijn allerliefste wensen,

Martha

 

Toen ze klaar was, las ze de brief keer op keer terug. Ze wilde niet te vrijmoedig klinken, maar ook niet te formeel. Wat JP en zij hadden gedeeld was heel bijzonder, en ze wilde dat hij zou weten hoe diep het haar had geraakt. Het zou gemakkelijker zijn geweest als hij als eerste had geschreven, maar hij had geen adres van haar. Dus ze had geen andere keus dan hém te schrijven, in de hoop dat ze zijn gevoelens juist had ingeschat.

Tegen etenstijd ging ze naar beneden. Mrs. Goodwin zat nog met haar broer in de salon. Het dienstmeisje, Mrs. Hancock, had een vers blok hout op het vuur gelegd en het theeblad weggehaald. Mrs. Goodwin nipte inmiddels aan een glaasje sherry, terwijl professor Partridge genoot van iets wat eruitzag als cognac. Martha ging op de bank zitten en beantwoordde zijn vragen over haar leven in Connecticut. Tenminste, wanneer Mrs. Goodwin haar daarvoor de kans gaf. Ze was zo opgewonden Martha eindelijk aan haar broer te kunnen presenteren dat ze haar regelmatig het gras voor de voeten wegmaaide en de professor onthaalde op uitgebreide beschrijvingen van hun leven in Amerika. Professor Partridge zei niets over de moeilijke situatie waarin Martha zich bevond.

Pas toen ze na het avondeten naar boven gingen, vertelde Mrs. Goodwin dat ze de zaak met haar broer had besproken en dat die had voorgesteld om bij een kennis van hem langs te gaan, een zekere Lady Gershaw. Ze woonde in Mayfair en kende ‘iedereen die ook maar iets voorstelde’, dus ongetwijfeld ook een vrouw van adel als Martha’s biologische moeder. ‘We komen in de buurt.’ Mrs. Goodwin schonk Martha een glimlach. ‘Ik heb er alle vertrouwen in.’

Martha was ook hoopvol gestemd, maar tegelijkertijd bang dat ze in haar verwachtingen zou worden teleurgesteld. Ze had zich de hereniging wel duizend keer voorgesteld. Er waren talloze redenen te bedenken waarom haar zoektocht op een teleurstelling zou uitlopen. Tot dusverre had ze haar best gedaan daar niet te veel bij stil te staan, maar nu ze haar doel naderde, drongen al die overwegingen zich onweerstaanbaar aan haar op en dreigden de luchtbel van haar fantasie door te prikken. ‘Dank u wel, Mrs. Goodwin. U bent zo lief voor me geweest.’ In tranen viel ze haar vroegere nanny om de hals. ‘Ik weet niet wat ik zonder u had moeten beginnen. U bent al mijn leven lang mijn liefste vriendin. Ik ben zo dankbaar dat ik u heb.’

Mrs. Goodwin was ontroerd. Ze perste haar lippen stijf op elkaar om niet overmand te raken door emoties en beantwoordde Martha’s omhelzing. ‘Wat er ook gebeurt, kindje, vergeet nooit dat je thuis in Connecticut een vader en moeder hebt die heel veel van je houden. Ik begrijp dat je wilt weten wie je echte moeder is, en misschien is zij ook wel op zoek naar jou, wie zal het zeggen. Maar het is Mrs. Wallace die als een moeder van je heeft gehouden en die als een moeder voor je heeft gezorgd vanaf het moment dat ze je in haar armen legden. Vergeet dat nooit.’

‘Nee, dat vergeet ik ook niet,’ zei Martha. ‘Maar ik zal niet rusten voordat ik weet waarom mijn biologische moeder me heeft afgestaan. Waarom ze me niet wilde. Waarom ze niet voor me kon zorgen.’

De volgende morgen namen Martha en Mrs. Goodwin de bus naar Mayfair. De professor had getelefoneerd, waarop Lady Gershaw hen om elf uur op een kop thee had uitgenodigd. Ze hadden overlegd wat ze zouden zeggen, want de ware reden waarom Martha Lady Rowan-Hampton wilde ontmoeten, moest natuurlijk geheim blijven. Maar ze hadden er alle vertrouwen in dat het overtuigend klonk wat ze hadden bedacht, en dat Lady Gershaw hen zou willen helpen.

Hun gastvrouw woonde in een groot wit huis, bijna een paleis, vlak bij Hyde Park. Martha en Mrs. Goodwin beklommen de brede treden naar de grote dubbele voordeur met koperbeslag en een zware koperen klopper en belden aan. Het duurde niet lang of er werd opengedaan door een butler in een wit gesteven overhemd en een onberispelijke zwaluwstaart. Zijn blik ging van Mrs. Goodwin naar Martha. ‘Lady Gershaw verwacht u,’ zei hij toen voornaam, met een aardappel in zijn keel. Hij ging hun voor door de hal, en ze volgden hem over een vloer die glom als een spiegel naar een indrukwekkende, stijlvolle zitkamer, badend in de warme gloed van een hoog oplaaiend vuur. ‘Lady Gershaw komt zo bij u,’ zei de butler. Toen liet hij hen alleen.

Martha wrong nerveus haar handen.

‘Je hoeft niet zenuwachtig te zijn, kindje.’ Mrs. Goodwin legde haar handen op die van Martha. ‘Stephen sprak vol lof over Lady Gershaw.’

‘Ik ben ook niet bang voor Lady Gershaw, maar voor wat ze zal zeggen.’

Net toen Mrs. Goodwin haar nogmaals wilde geruststellen, kwam een kleine, mollige vrouw van een jaar of zestig de kamer binnen. Ze had een vrolijk, rond gezicht, stralend groene ogen en een brede, ontspannen glimlach. Haar voeten staken in stevige bruine veterschoenen, ze was gekleed in een mantelpakje van tweed, en in haar kielzog draafden drie kleine foxterriërs. ‘Wat enig dat u er bent!’ Ze liep met uitgestoken hand op hen toe. ‘Dus u bent de zus van Stephen.’ Ze nam Mrs. Goodwin onderzoekend op.

‘Inderdaad.’ Mrs. Goodwin drukte haar zachte, mollige hand. ‘En dit is Martha Wallace, mijn protegeetje uit Connecticut.’

‘Welkom, kindje,’ zei Lady Gershaw joviaal. ‘Ga zitten. Amy komt zo met de thee. Ik hoop tenminste dat u van thee houdt?’ Ze keerde zich met vragend opgetrokken wenkbrauwen naar Martha.

‘O ja, ik ben dol op thee.’ Martha wachtte tot Mrs. Goodwin op de bank ging zitten en koos toen voor het plekje naast haar. Lady Gershaw liet zich in een van de fauteuils vallen, en nadat de terriërs de gasten nieuwsgierig hadden besnuffeld, ploften ze neer op het kleed, aan de voeten van hun vrouwtje.

‘Stephen heeft zeker niet gezegd hoe we bevriend zijn geraakt?’ vroeg Lady Gershaw met een ondeugende glimlach. ‘Dat zal ik u vertellen. Ik ben helemaal verrukt van zijn werk, dus op een dag heb ik hem geschreven. Ziet u, ik lees graag. Geschiedenis is mijn grote passie. Ik ben een bewonderaar van het werk van uw broer. En zo hebben we elkaar leren kennen.’ Ze schudde haar grijze krullen. ‘Grappig, hè? Dat zou u vast nooit hebben geraden.’

‘Nee.’ Mrs. Goodwin toonde zich oprecht verrast. ‘Nee, dat zou ik niet bedacht hebben.’

‘Professor Partridge beantwoordde mijn brief. Dat vond ik zo aardig van hem. Dat hij die moeite nam. En ik heb geen moment geaarzeld om terug te schrijven. Want zo ben ik. Als ik ergens mijn zinnen op heb gezet, laat ik niet meer los.’ Lady Gershaw grijnsde koket. ‘En ik krijg doorgaans wat ik wil. In dit geval nodigde ik de professor uit op de thee, net zoals wij hier vandaag bij elkaar zitten. En hij nam de uitnodiging aan! Volgens mij leidt hij nogal een kluizenaarsbestaan, maar ik had hem een echt goede brief geschreven, al zeg ik het zelf. Die eerste ochtend hebben we uren over zijn werk gepraat. En dat was het begin van onze vriendschap. Híj is de leraar, ik ben de leerling. Hij kan zo boeiend vertellen, ik zou dagen naar hem kunnen luisteren! Ik zou alleen willen dat ik hem wat vaker bij zijn boeken vandaan wist te lokken. Anderzijds, dan zou ik nog langer op zijn volgende boek moeten wachten.’

Martha verbeet een glimlach. Het was duidelijk dat Lady Gershaw een oogje had op de broer van Mrs. Goodwin, en Martha vroeg zich af of haar gevoelens werden beantwoord. De professor leek nauwelijks oog te hebben voor vrouwen. Volgens Martha waren boeken zijn enige interesse.

‘Dus u bent zijn zuster, Mrs. Goodwin. Hoe was het om met Stephen op te groeien? Hebt u altijd een hechte band gehad?’ Mrs. Goodwin bevredigde de nieuwsgierigheid van hun gastvrouw met verhalen over haar jeugd, terwijl ze van hun thee nipten en aan hun koekje knabbelden, zonder zich bewust te zijn van de drie paar ogen die al hun bewegingen vanaf het kleed gretig volgden.

Martha begon zich al af te vragen of ze er ooit nog achter zouden komen of Lady Gershaw Lady Rowan-Hampton kende. Hun gastvrouw ging zo volledig op in de verhalen van Mrs. Goodwin dat ze alles om zich heen leek te zijn vergeten. Maar toen de oude nanny eindelijk zweeg om op adem te komen, keerde Lady Gershaw zich naar Martha.

‘Hoe lang blijf je in Londen, kindje?’

‘Dat weet ik nog niet precies. Ik wil graag zo veel mogelijk van de stad zien,’ antwoordde ze vaag.

‘Je moet naar het theater, en onze musea zijn schitterend. Londen is een schatkist van verrukkingen. Ik hoop alleen dat het weer wat zonniger wordt.’

‘Lady Gershaw,’ kwam Mrs. Goodwin ter zake, zich bewust van Martha’s groeiende ongeduld. ‘Ik zou u om een gunst willen vragen.’

Lady Gershaw vond het zo heerlijk om met de zus van professor Partridge te praten dat ze tot alles bereid was. ‘U zegt het maar. Wat kan ik voor u doen?’

‘Jaren geleden werkte ik bij een familie die me in kennis bracht met een zekere Lady Rowan-Hampton. Grace Rowan-Hampton, om precies te zijn. Ze heeft me toen iets gegeven, iets wat vrij kostbaar was, en nu ik weer in Engeland ben, wil ik het haar graag terugbezorgen. Kent u haar misschien? En zo ja, weet u waar ik haar kan vinden?’

Martha’s hart klopte in haar keel en bonsde als een trommelstok tegen haar ribben. Ze beet op haar onderlip en peuterde aan haar nagels, maar Lady Gershaw had geen oog voor haar. Ze lachte stralend naar Mrs. Goodwin, dolgelukkig dat ze iets kon doen voor de zuster van professor Partridge, dat ze kon pronken met haar brede en illustere sociale netwerk. ‘Mijn beste Mrs. Goodwin,’ jubelde ze, ‘ik ken Grace Rowan-Hampton heel goed. Ze woont hier niet zo ver vandaan. Maar ze is op dit moment niet in Londen. Ze zit het grootste deel van het jaar in Ierland.’

‘In Ierland?’ herhaalde Mrs. Goodwin.

Martha’s wangen begonnen te gloeien.

‘Ja, zij en haar man, Sir Ronald, hebben een huis in het graafschap Cork. Ronald is veel op reis, maar Grace zit liever daar dan hier in Londen. Het huis is echt beeldig. En het staat in een klein stadje. Ballinakelly.’

Daar woonde JP! De blos op Martha’s wangen spreidde zich uit over haar hele gezicht. Over haar theekopje heen staarde ze Lady Gershaw aan. Ze durfde het kopje niet op tafel te zetten uit angst dat ze het uit haar handen liet vallen.

‘Merkwaardig,’ zei Mrs. Goodwin geforceerd kalm. ‘We komen net uit Dublin, en daar hebben we een vader met zijn zoon ontmoet die ook uit Ballinakelly kwamen.’

‘Wie, als ik vragen mag? Ik wil wedden dat ik ze ken,’ zei Lady Gershaw, en Martha begreep dat hun gastvrouw er alles aan deed om te zorgen dat ze inderdaad iedereen kende die ook maar iets voorstelde.

‘Lord Deverill,’ antwoordde Mrs. Goodwin.

‘Bertie!’ jubelde Lady Gershaw. ‘Dat is ook toevallig! Waarom hebt u het hém niet gevraagd?’

‘Daar heb ik niet aan gedacht,’ antwoordde Mrs. Goodwin naar waarheid. ‘Het is geen moment bij me opgekomen dat ze elkaar misschien kenden. Ik heb ook nooit aan de mogelijkheid gedacht dat Lady Rowan-Hampton in Ierland woonde.’

‘Reken maar dat ze elkaar kennen. Sterker nog, ze waren dik bevriend. Erg dik.’ Lady Gershaws gezicht verried dat ze een groot geheim koesterde en dat het haar de grootste moeite kostte het niet te vertellen. ‘Erg dik bevriend,’ herhaalde ze nadrukkelijk.

Martha besefte dat haar mond openhing. Ze deed hem snel dicht.

‘Wilt u dat ik een ontmoeting voor u regel?’ vroeg Lady Gershaw.

Mrs. Goodwin keek naar Martha, die Lady Gershaw nog altijd verbijsterd en met grote ogen aanstaarde. ‘Nee, dat zou te veel gevraagd zijn. De volgende keer dat ik in Ierland ben, ga ik wel bij haar langs.’

‘In de lente zit ze doorgaans in Londen. Vóór het begin van het uitgaansseizoen komt ze altijd naar de stad. Ook om haar zoons te zien natuurlijk. Ze zijn alle drie getrouwd. En ze hebben alle drie kinderen. Maar dat zult u ongetwijfeld weten.’

‘Nee, ik wist niet dat ze kinderen had,’ zei Mrs. Goodwin.

‘Ze zijn niet graag in Ierland. Sinds de Troebelen hebben ze zich hier gevestigd. En een bruisende wereldstad als Londen heeft jonge mensen ook meer te bieden, neem ik aan.’

‘Inderdaad,’ viel Mrs. Goodwin haar bij.

‘Sta me toe u uit te nodigen voor een etentje,’ zei Lady Gershaw plotseling geïnspireerd. ‘Ik weet dat Stephen nauwelijks de deur uit komt, maar hij zou echt wat royaler moeten zijn en ons minderbegaafden vaker in staat moeten stellen ons te laven aan zijn briljante geest. Dus ik geef een etentje, speciaal voor u. Volgende week. Schikt dat?’

Mrs. Goodwin voelde zich enigszins in verlegenheid gebracht. Het leek ongepast dat een aristocratische dame als Lady Gershaw een etentje gaf voor een eenvoudig iemand zoals zij, ook al had ze dan een broer die door Lady Gershaw vurig werd bewonderd. Ze had echter geen andere keus dan de uitnodiging aan te nemen. ‘We voelen ons vereerd, Lady Gershaw.’

‘Mooi. Dat is dan geregeld.’ Lady Gershaw klonk tevreden. ‘Ik nodig een klein gezelschap uit, allemaal mensen die bij u in de smaak zullen vallen. Martha, kindje, hoe oud ben je?’

‘Zeventien, Lady Gershaw.’

Hun gastvrouw vernauwde haar ogen tot spleetjes. ‘Dan probeer ik wat jongemannen voor je op te trommelen. Wat doet je vader?’

In haar gretigheid te pronken met de respectabele positie van Larry Wallace, maaide Mrs. Goodwin opnieuw het gras voor Martha’s voeten weg. ‘Mr. Wallace zit bij de diplomatieke dienst. Hij kent werkelijk iedereen in New York, en de familie is een buitengewoon oud en gerespecteerd geslacht…’

Martha schoof ongemakkelijk heen en weer, maar de ogen van Lady Gershaw begonnen te glimmen.

Toen ze een half uur later vertrokken, stond Lady Gershaw boven aan de treden om hen na te wuiven. Eenmaal buiten gehoorsafstand kon Martha zich niet langer inhouden. ‘Mijn moeder zit in Ierland! In Ballinakelly! Vlak bij de Deverills! Hoe is het mogelijk? Wat een toeval! Het is niet te geloven. We hadden het aan JP moeten vragen. Dan hadden we ons de reis naar Londen kunnen besparen.’

‘Ik ben ook verbaasd,’ viel Mrs. Goodwin haar bij. ‘Wat een uitzonderlijk toeval.’

‘We moeten onmiddellijk terug naar Ierland.’

‘Eerst dat etentje.’

‘Maar dat is pas volgende week! Moeten we daar echt naartoe?’ jammerde Martha.

‘Kindje, we staan diep bij haar in het krijt. Dankzij haar word je straks misschien herenigd met je moeder.’

‘Ze heeft drie zoons,’ zei Martha peinzend. ‘Wat denkt u? Zal ze blij zijn om straks ook weer een dochter te hebben?’

‘Dat weet ik niet. Het kan natuurlijk best zijn dat ze er niet blij mee is als haar verleden ineens voor de deur staat. Ze is tenslotte getrouwd. Ze heeft een gezin. En als lid van de aristocratie heeft ze een naam hoog te houden. Zolang we haar nog niet hebben ontmoet, valt niet te voorspellen hoe ze zal reageren.’

‘Ik denk dat ze dolblij is. Dat voel ik gewoon.’ Martha huiverde van opwinding. ‘En dan zie ik JP ook weer! O, wat heerlijk! Laten we niet met de bus teruggaan, Mrs. Goodwin. Laten we via het park teruglopen en dan ergens gezellig gaan lunchen. Het kan me niet schelen dat het regent. Alles komt goed. Ik weet het zeker.’

En terwijl Mrs. Goodwin in een iets rustiger tempo volgde, vroeg ze zich af hoe ze haar broer moest vertellen dat hij was uitgenodigd voor een etentje bij Lady Gershaw.