23
Connecticut, juni 1945
Het was een zondag zoals zo vele in de schitterende villa van de Wallaces. Joan Wallace lag op een ligstoel in een modieus rood met wit gestipt tweedelig badpak. Haar rode haar viel zorgvuldig gekruld tot op haar schouders, haar nagels waren karmozijnrood gelakt, haar pruilende lippen scharlakenrood gestift. Ze hield een sigaret – een Virginia Slims – tussen haar lange witte vingers en oogde intens verveeld. Dorothy Wallace lag op de ligstoel naast haar schoonzus, in een gewoon – en aanzienlijk zediger – eendelig badpak; dat vond ze op haar leeftijd gepaster. Pam Wallace had doelbewust gekozen voor de ligstoel aan de andere kant van het zwembad. Ze droeg een groen gestipt eendelig badpak, want ook al bewonderde ze de stijl van Joan, en ook al kopieerde ze die heimelijk, ze had niet genoeg durf om haar middenrif bloot te laten. Waarvan ze vond dat Joan dat ook niet zou moeten doen. Diana, hun schoonmoeder, zat in een gebloemde zonnejurk en met een strohoed op onder een grote parasol aan de korte kant van het zwembad. Tegenover haar zat Martha, haar kleindochter. Op de ronde tafel tussen hen in stonden grote glazen ijsthee. Grootmoeder en kleindochter spraken vertrouwelijk, op gedempte toon. In de verte klonken de geluiden van de tennisbaan, voorbij de rozentuin, waar Charles, de man van Joan, een balletje sloeg met zijn broers, Larry en Stephen, en met zijn oudste zoon Joe. Een groepje kleinkinderen speelde croquet op het gazon met hun partners, anderen dobberden in het zwembad, en weer anderen waren er te paard op uit getrokken. In de kinderwagen onder de appelboom sliep het jongste achterkleinkind. Ted Wallace, de patriarch van de familie, zat in een gemakkelijke stoel op de veranda, verdiept in de krant en genietend van de rust voordat het hele gezelschap zich voor de lunch in de tuin zou verzamelen.
Joan keek door haar donkere zonnebril naar Diana en Martha. Pam zag het. Ze vermoedde dat haar schoonzuster duistere plannen smeedde, of in elk geval hatelijke gedachten koesterde. Sinds ze Edith had verteld dat Martha was geadopteerd, vertrouwde Pam haar niet meer. En daar had ze alle reden voor.
Martha had nooit iets losgelaten over haar reis naar Ierland, maar wat er ook mocht zijn gebeurd, ze was er onherroepelijk door veranderd. Bij thuiskomst had Pam haar nauwelijks herkend: Martha was ernstig geworden, zwaar op de hand, zelfs neerslachtig. Inmiddels waren ze zes jaar verder, maar Martha had nog altijd geen vriendje, en het leven dat ze leidde, was niet zoals je dat van een meisje van haar leeftijd zou verwachten. Waar Pam zich de meeste zorgen over maakte, was dat ze vaak urenlang op haar kamer zat, verdiept in de Bijbel, en dat ze geen kerkdienst oversloeg. Pam gaf Joan de schuld van de ingrijpende verandering die haar dochter had ondergaan, en dat zou ze haar schoonzuster nooit vergeven. Maar omdat Larry haar had gesmeekt Joan althans te tolereren, deed ze haar best een schijn van beleefdheid op te houden.
‘Ik heb me zo vaak afgevraagd wat er in Ierland toch gebeurd kan zijn,’ zei Joan tegen Dorothy, zonder haar blik van Martha en Diana af te wenden. ‘Denk je dat ze Diana in vertrouwen heeft genomen?’
‘Waarschijnlijk.’ Dorothy keek niet op van haar tijdschrift. De kwestie Martha was zo’n onaangename episode geweest dat Dorothy zelfs niet de indruk wilde wekken onder één hoedje te spelen met degene die daarvoor verantwoordelijk was. Het was aan het natuurlijke overwicht van Ted Wallace te danken dat er geen scheuring in de familie was opgetreden.
‘Martha zou op zoek moeten gaan naar een leuke man.’ Joan blies de rook van haar sigaret uit. ‘Het wordt tijd dat ze trouwt. Ze is tenslotte niet lelijk,’ moest ze toegeven. Vol zelfingenomenheid dacht ze aan de succesvolle huwelijken die haar eigen kinderen hadden gesloten. ‘Maar als ze niet wat make-up opdoet en een leuke jurk aantrekt vindt ze nooit een man. Trouwens, een beetje vrolijk kijken kan ook geen kwaad. Als ze blijft rondlopen met een gezicht als een oorwurm, eindigt ze als ouwe vrijster, net als tante Vera.’ Niemand in de familie wilde vergeleken worden met tante Vera, die op haar zesennegentigste moederziel alleen was gestorven en die in de familie gold als saai, kribbig, ongelukkig en eenzaam.
Joan keek nog altijd naar Martha en Diana, die heel serieus en dicht naar elkaar toegebogen zaten te praten. Ze barstte bijna van nieuwsgierigheid, maar zelfs in haar stoutste dromen had Joan niet kunnen bedenken waar het gesprek over ging.
Nu de oorlog afgelopen was, wilde Martha terug naar Europa. Terug naar Ierland. Maar wat ze daar wilde doen, zou niemand hebben kunnen raden.
De vorige avond had ze haar grootmoeder alles verteld. Niet dat ze dat van plan was geweest. Integendeel. Ze had gezworen om met níémand óóit over JP en de Deverills te praten. Maar haar grootmoeder had zich niet lekker gevoeld – niets ernstigs, ze had een beetje kougevat – en de gedachte dat ze haar zou kunnen verliezen, had Martha ertoe gebracht om eindelijk haar hart uit te storten. Bovendien had ze haar grootmoeders steun nodig voor een idee waarmee ze sinds enige tijd rondliep. Ze wist dat verder niemand in de familie het zou begrijpen, laat staan dat ze haar zouden steunen. Haar ouders al helemaal niet.
Martha had op de rand van haar grootmoeders bed gezeten en Diana had geluisterd terwijl ze aanvankelijk aarzelend, maar geleidelijk aan steeds sneller, steeds geëmotioneerder haar verdrietige verhaal deed. Diana had vol medeleven haar hand gepakt en haar laten praten, zonder haar ook maar één keer te onderbreken. Ze verbrak haar zwijgen pas toen Martha was uitgesproken. ‘Ach, meisje toch. Geen wonder dat je terugkwam alsof je alle hoop, alle levensvreugde had verloren. Maar inmiddels zijn we zes jaar verder, lieverd. Je hebt alle tijd gehad om na te denken. Wat wil je nu verder met je leven?’
En Martha had het haar verteld. Het was geen bevlieging. Integendeel, het idee was langzaam gegroeid tijdens de lange dagen en nachten dat ze bij zichzelf te rade was gegaan en troost en verlichting had gezocht in de Bijbel. Diana was verrast geweest, maar ze had niet geprobeerd het haar uit het hoofd te praten. En wat Martha het belangrijkste vond: ze had haar niet veroordeeld.
‘Als dat is wat je wilt, dan heb je mijn zegen, kindje,’ had haar grootmoeder een beetje verdrietig gezegd. ‘Tenslotte zijn we allemaal op zoek naar de zin van het leven. En die moet ieder voor zichzelf vinden.’ Ze had haar kleindochter glimlachend over de wang geaaid. ‘Laten we er een nachtje over slapen, dan praten we morgen verder. En we zullen uiterst voorzichtig te werk moeten gaan.’ Het was ondenkbaar dat Larry en Pam met Martha’s plannen zouden instemmen. In plaats daarvan zouden ze alles doen wat in hun vermogen lag om te voorkomen dat hun dochter naar Ierland terugging. Tenzij Martha hun niet de hele waarheid vertelde. En als het echt niet anders kon, was haar grootmoeder een groot voorstander van leugentjes om bestwil.
Joan werd afgeleid doordat de mannen naar het zwembad kwamen om een koele duik te nemen. In het badhuis verwisselden ze hun witte tenniskleding voor een zwembroek, waarna ze het water in doken. Het duurde niet lang of de rest van de familie kwam op het gespetter af, als wilde dieren die zich verzamelen bij een drinkplaats. Iedereen stortte zich joelend en gillend in het water, wat het einde betekende van Martha’s overleg met haar grootmoeder.
Haar hoofd stond niet naar zwemmen, noch naar verplicht converseren met de gasten die voor de lunch waren uitgenodigd. Ze snakte naar een leven van rust en stilte. Meer dan ooit voelde ze zich ongemakkelijk en misplaatst in de familiekring, terwijl dat juist de mensen waren die haar vertrouwd zouden moeten zijn. Ze had zich altijd een buitenbeentje gevoeld, maar dat gevoel was sinds Ierland alleen maar sterker geworden. Ze miste JP. Het verlangen naar hem was soms zo overweldigend dat ze bang was dat het nooit zou overgaan. Dat ze met dat hartverscheurende, vermorzelende verdriet zou moeten leren leven. Haar moeder en haar tantes probeerden haar te koppelen aan succesvolle, rijke jongemannen, maar het leverde niets op. Martha was simpelweg niet geïnteresseerd. Er was er niet één die de vergelijking met JP kon doorstaan, die haar kon doen vergeten hoezeer ze naar hem verlangde. Sterker nog, door die rampzalige, teleurstellende afspraakjes voelde ze zich zo mogelijk nog eenzamer, en nog wanhopiger om een doel in haar leven te vinden dat haar troost zou brengen.
Toen de gasten die avond waren vertrokken, toen de mannen uitgeput waren van nog meer potjes tennis, en toen Pam, Dorothy en Joan vuurrood zagen van te veel zon, sprak Diana met Larry. Martha bleef in de tuin. De zon ging onder boven de rozentuin. In de schommelstoel op de veranda zaten haar vader en haar grootmoeder. Martha wist precies wat haar grootmoeder ging zeggen, want dat hadden ze die ochtend bij het zwembad zorgvuldig voorbereid.
Na afloop van het gesprek stelde Larry zijn dochter voor om samen nog een eindje door de tuin te lopen. Nerveus wachtte Martha tot hij het gesprek zou openen.
Terwijl het licht als duizenden gouden sterretjes weerkaatste in het water van het zwembad, en terwijl uit de struiken het zachte getjirp van de krekels klonk, stak Larry van wal. ‘Je grootmoeder en ik hebben het over je toekomst gehad.’
Martha deed alsof ze van niets wist. ‘Welke toekomst? U hebt toch geen huwelijk voor me geregeld met de rijke, maar saaie zoon van vrienden des huizes?’ vroeg ze glimlachend.
‘Nee, natuurlijk niet. Dat is je moeders afdeling. Trouwens, ze maakt er geloof ik nogal een potje van, samen met je tantes.’
‘Ik wil niet trouwen, papa.’
Larry geloofde haar niet. Alle meisjes wilden trouwen, op een uitzondering na, zoals zijn tante Vera. En hij kon zich niet voorstellen dat een knap meisje als Martha zou eindigen als ouwe vrijster. ‘Dat komt wel. Wanneer de tijd er rijp voor is,’ zei hij dan ook. ‘Je bent nog jong. Dus er is geen enkele haast bij. Maar ik wil je een voorstel doen. Voordat ik het met je moeder bespreek.’
‘O?’ Ze sloeg haar armen over elkaar, terwijl ze langzamer gingen lopen.
‘Je grootmoeder en ik zijn het erover eens dat je niet gelukkig bent sinds je uit Ierland bent teruggekomen. Maar de oorlog is voorbij, mensen gaan weer reizen, dus je grootmoeder stelde voor dat je naar Londen gaat, om daar een tijdje bij de ambassade te werken. Dat moet te regelen zijn. Ik ken de ambassadeur vrij goed. Je zou er voor een jaar of twee naartoe kunnen gaan. Dan doe je iets nuttigs. Het werk is interessant. En je bent zelfstandig. Je leidt je eigen leven. Dat zal je goed doen. En wie weet, misschien ontmoet je zelfs iemand waardoor je moeder en je tantes geen moeite meer hoeven te doen!’
Dat zou niet gebeuren, wist Martha. Maar ze reageerde enthousiast, alsof ze het idee voor het eerst hoorde. ‘Ik geloof dat ik het erg leuk zou vinden om naar Londen te gaan. Natuurlijk zou ik jullie missen, maar ik denk dat grootmama gelijk heeft. Het zal me goed doen om zinvol bezig te zijn. Het lijkt me boeiend om op de ambassade te werken, en ik beschik over de kwaliteiten die je als secretaresse nodig hebt. Op de ambassade zou ik me nuttig maken en het land dienen.’ Ze keek haar vader aan, bang dat ze misschien overdreef. Want ze had geen enkele behoefte het land te dienen.
‘Je moeder zal er bepaald niet gelukkig mee zijn, maar als je het echt graag wilt, dan denk ik dat ik haar wel kan overhalen.’
‘Ja, ik wil het heel graag,’ zei Martha. U moest eens weten hóé graag.
‘Laat het dan verder maar aan mij over.’ Larry stopte zijn handen in zijn zakken en liet zijn blik over het zwembad gaan. ‘Je hebt me nooit verteld wat er in Ierland is gebeurd, en dat hoeft ook niet. Maar ik loop al een paar jaartjes langer mee dan jij, en geloof me, de enige manier om door te gaan met je leven, is het verdriet los te laten. Verdriet hoort bij het leven. Het is er onlosmakelijk mee verbonden, het maakt deel uit van Gods grote plan met de wereld. Pijn en verdriet zijn nodig om ons inzicht te geven in onszelf, om ons te leren wat compassie is, waardoor we onszelf en anderen beter begrijpen. Maar wonden helen, verdriet slijt. Dat is ook een van de lessen die het leven ons leert. Daar moet je je niet voor afsluiten.’ Hij schonk haar een warme glimlach. ‘Ik laat je gaan als je belooft dat je probeert weer een beetje van het leven te genieten.’
Ze glimlachte mat. ‘Ik zal het proberen.’
‘Meer kan ik niet van je vragen.’ Hij legde zijn hand in het kuiltje van haar rug en maakte rechtsomkeert. Zo liepen ze samen terug naar het huis.
Alleen haar grootmoeder kende Martha’s werkelijke voornemens. Haar vertrek naar Londen was slechts de eerste stap. Diana hoopte heimelijk dat haar tijd in Londen op de ambassade Martha op andere gedachten zou brengen, zodat ze de dramatische tweede stap – haar terugkeer naar Ierland – niet zou zetten. Traditioneel als ze was, geloofde Diana dat het huwelijk en kinderen krijgen de bestemming van een vrouw waren. Werken was in haar ogen voorbehouden aan de man. Wat Martha voor ogen had, was in de ogen van haar grootmoeder zo extreem dat het haar slapeloze nachten bezorgde. Maar Martha’s besluit leek vast te staan, en Diana vond het haar plicht als grootmoeder om haar kleindochter in staat te stellen haar eigen weg te gaan. Wat die weg ook mocht zijn.
Aan het eind van die zomer vertrok Martha naar Londen. Pam had alles geprobeerd om dat te voorkomen, maar haar tranen en protesten hadden geen afbreuk kunnen doen aan Martha’s besluit. Ze had zich vastgebeten in het idee om te gaan, en Pam voelde dat ze niet meer terugkwam. Volgens Larry was het de angst die haar dat ingaf, maar Pam schudde haar hoofd. Ze wist het zeker. Martha had zich de afgelopen zes jaar steeds meer teruggetrokken, en dit was het resultaat. Ze ging weg, en er was niets wat Pam kon doen, niets wat Pam kon zeggen om haar op andere gedachten te brengen. Pam was haar kwijt, en dat was allemaal de schuld van Joan; haar jaloerse, boosaardige schoonzuster die haar mond niet had kunnen houden.
Pam dacht terug aan dat dierbare moment toen ze haar kleine meisje voor het eerst in haar armen had gehouden, in het klooster van Onze-Lieve-Vrouwe Koningin van de Hemel, en ze voelde een steek van pijn in haar hart. Hoe had ze toen kunnen weten dat ze haar dochter maar drieëntwintig jaar bij zich zou mogen hebben? Kon Martha maar begrijpen hoe vurig ze naar het moederschap had verlangd! Als Martha zou weten hoe oprecht en diepgevoeld haar liefde was, zou ze zich misschien bedenken en alsnog besluiten te blijven. Pam had geprobeerd het haar duidelijk te maken, maar het was haar niet gelukt. Woorden schoten tekort om zoiets groots, zoiets overweldigends uit te drukken. Ze hoopte dat Martha, wanneer ze eenmaal in het buitenland zat, zou gaan waarderen wat ze had achtergelaten. Martha is nog jong, had Larry haar al zo vaak op het hart gedrukt. Er is nog alle tijd om weer nader tot elkaar te komen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, maar uiteindelijk komt alles goed. Pam kon het vertrouwen van haar echtgenoot niet delen. Martha ging weg, en Pam had het afschuwelijke gevoel dat ze haar voorgoed kwijtraakte.
Na haar aankomst in Londen nam Martha haar intrek bij miss Moberly, vlak bij Grosvenor Square, waar de ambassade was gevestigd. Haar hospita was de secretaresse van de ambassadeur; een elegante, vrijgezelle dame van achter in de vijftig met kort wit haar en een voortvarende, efficiënte manier van doen. Ze was chic, intelligent, vriendelijk maar niet te familiair, en ze nam geen blad voor de mond. Martha was haar dankbaar voor haar gastvrijheid, en voor haar bereidheid om haar wegwijs te maken in haar nieuwe betrekking. Haar werk zou bestaan uit typen, koffiezetten en boodschappen doen voor miss Moberly wanneer die het te druk had om de stad in te gaan. Martha kreeg erg weinig betaald, maar dat vond ze niet erg. Haar vader steunde haar financieel, zodat ze leuke kleren kon kopen en kon uitgaan. Hij was ervan overtuigd dat het niet lang zou duren of ze vergat haar verdriet en omarmde het leven, zoals alle meisjes in de bloei van hun jeugd dat deden. Tegen Pam zei hij te verwachten dat ze binnen een jaar getrouwd zou zijn. En de ambassadeur had hem verzekerd dat zijn vrouw daar persoonlijk voor zou zorgen. Dankzij hun dochter, die recentelijk meerderjarig was geworden, kende ze alle jongemannen in Londen.
Maar Martha had geen behoefte aan afspraakjes. Zodra ze zich had geïnstalleerd, ging ze aan het bureau voor het hoge schuifraam zitten dat uitkeek op de gemeenschappelijke achtertuin, en haalde pen en papier tevoorschijn om Mrs. Goodwin te schrijven. Ze correspondeerde nog steeds met haar vroegere nanny, en nu wilde ze haar laten weten dat ze in Londen zat, maar vooral dat ze voornemens was op korte termijn terug te keren naar Ierland. Wat ze werkelijk van plan was, verzweeg ze. Want ze betwijfelde of Mrs. Goodwin het daarmee eens zou zijn.
Over die delicate kwestie schreef ze de gravin. Martha had haar maar één keer ontmoet, bij de hoedenmaakster in Ballinakelly, maar uit het feit dat de gravin haar een hoed cadeau had gedaan, maakte Martha op dat de sympathie wederzijds was. Ze had de hoed gekoesterd, ook al had ze hem nooit gedragen. Maar dat zou ze zeker doen wanneer ze de gravin bezocht. Eerst wilde Martha haar geheugen een beetje opfrissen, en bovendien vond ze het niet gepast om onaangekondigd bij haar langs te gaan. Ze hoopte dat de gravin haar zou willen helpen, en daar had ze alle vertrouwen in wanneer die haar verhaal eenmaal kende. Het was niet veel wat ze de gravin wilde vragen, maar voor Martha was het van doorslaggevende betekenis. Kauwend op haar vulpen vroeg ze zich af hoe ze haar brief het best kon beginnen.