28

 

 

 

 

 

Het was een koude, heldere middag in november. Ballinakelly baadde in een gouden licht terwijl de zon langzaam achter de bomen zonk en de schaduwen langer werden. Bertie stond in de tuin met Mr. Flynn, de tuinman, en liet zijn blik ontsteld over de woekerende struiken en vlierbomen gaan waaronder de borders bijna volledig waren verdwenen. Hij vroeg zich af wat Mr. Flynn eigenlijk deed behalve houthakken en de blokken keurig in de schuur opstapelen, wat bijna een obsessie leek te zijn geworden. De jaren hadden Bertie milder gemaakt. Hij gaf zijn tuinman geen reprimande. Tenslotte had hij zelf amper naar de tuin omgekeken, met als gevolg dat de tuinman weinig eer inlegde met zijn werk en steeds minder geïnspireerd was geraakt. Was Maud er maar, dacht hij. Die zou ervan genieten om de tuin weer mooi te maken. En dan zou Mr. Flynn vanzelf gemotiveerd zijn om ook nog iets anders te doen behalve houthakken.

Berties twee wolfshonden, die hem overal volgden, spitsten hun oren. ‘Kijk eens aan. Krijgen we bezoek?’ vroeg Bertie opgewekt. Hij had met de honden al een lange wandeling over de heuvels gemaakt en een konijn geschoten voor het avondeten. ‘Volgens mij moet de boel flink worden teruggesnoeid.’ Hij wreef over zijn kin. De tuinman fronste bedenkelijk. Het was een enorm karwei voor één man. De honden sloegen aan, het motorgeraas van een auto klonk steeds luider.

Het was een taxi, maar Bertie verwachtte niemand. ‘Dat was alles, Mr. Flynn.’ Hij stak zijn handen in zijn zakken en liep naar de voorkant van het huis. ‘Wie zou dat nou kunnen zijn?’ vroeg hij aan de honden. Die stormden de weg op, opgewonden door de toon van hun baasje.

Bertie en de taxi waren tegelijk bij de voordeur. De auto stopte, de chauffeur stapte uit om het achterportier open te doen. Er verscheen een elegante zwarte pump met daarboven een slanke enkel. ‘Allemachtig!’ bracht Bertie uit toen de pump het grind raakte. ‘Ik kan mijn ogen niet geloven!’

‘Hallo, Bertie.’ Maud glimlachte, en Bertie had zich in lange tijd niet zo gelukkig gevoeld.

‘Maud! Waarom heb je niet gebeld dat je zou komen?’

‘Ik wilde het je zelf komen vertellen. Niet door de telefoon.’ Ze zette haar hoed recht, ook al was dat volstrekt overbodig. Maud zag er zoals altijd onberispelijk uit.

Bertie liep naar haar toe, hij had een blos op zijn wangen gekregen. ‘Wat moet je me vertellen?’ Het ontging hem niet dat de taxichauffeur vijf koffers op de treden naar de voordeur zette. ‘Maud? Wat is er aan de hand?’

‘Ik kom weer thuis,’ zei ze met een zucht.

‘Bedoel je…’

Ze keek hem aan, haar blik verried onzekerheid. ‘Als je me nog wilt hebben, natuurlijk.’

Bertie straalde. ‘O, Maud! Je moest eens weten hoe gelukkig je me maakt!’

Toen schonk ze hem de glimlach die haar ooit tot een gevierde vrouw had gemaakt, de glimlach waarvoor mannen tot alles bereid waren geweest. Maar ook de glimlach die ze Bertie in geen veertig jaar had geschonken. Hij nam haar hand en drukte er een kus op. ‘Ik beloof je dat alles anders wordt, Maud. Ik zal van je houden, ik zal je koesteren en je nooit meer teleurstellen. Ik ben veranderd.’

‘Ik ook,’ zei Maud.

Hun aandacht werd afgeleid door de taxichauffeur, die inmiddels naast de auto stond en hen wat ongemakkelijk opnam. ‘O, ik begrijp het. Natuurlijk.’ Bertie viste zijn portemonnee uit zijn zak en grijnsde toen Maud naar binnen liep. Zo veel is ze nou ook weer niet veranderd, dacht hij vrolijk terwijl hij de chauffeur betaalde.

 

Jack voelde zich herboren. Bij de tweede kans die hij had gekregen, hoorde ook het geschenk om keuzes te maken, om te kiezen voor het goede en om het verkeerde los te laten, af te zweren. En met dit nieuwe begin kwam een hernieuwd inzicht, een versterkt bewustzijn. Hij voelde zich niet alleen vanbinnen anders, de wereld om hem heen leek ook veranderd. De heuvels waren dieper, warmer groen, de zee was blauwer, en Emer, zijn dierbare, geliefde Emer, straalde een bijna verheven schoonheid uit. Jacks hart stroomde over van dankbaarheid voor talloze kleine dingen die hij vroeger als vanzelfsprekend had beschouwd. Hij was dankbaar voor zijn gezin, voor zijn huis en voor zijn prachtige vaderland. Dat was alles wat hij nodig had, en hij was geschokt door het besef dat hij het allemaal in gevaar had gebracht voor de liefde van een andere vrouw. Kitty vormde een deel van hem, dat viel niet te ontkennen, maar ze maakte deel uit van zijn jeugd, en niet van het heden.

Dat Emer hem vergaf, maakte zijn liefde voor haar alleen maar sterker. Ze maakte hem geen verwijten voor wat hij haar had laten doormaken, ze deed geen beroep op zijn geweten door hem te vertellen hoe wanhopig ze zich had gevoeld. Ze liet alles wat er was gebeurd, achter zich en stond met twee benen in het heden. Net als hij koesterde ze hun nieuwe vrijheid, waarin voor angst geen plaats meer was. Ze konden eindelijk onbezorgd genieten van elkaar en de toekomst met vertrouwen tegemoetzien.

Liam en Aileen gingen met hun vader mee op zijn ronde door het graafschap, en het duurde niet lang of ze waren de akelige periode waarin ze hadden gedacht dat hij dood was, vergeten. De herinnering daaraan verbleekte, het leven hernam zijn gewone loop. Maar niet voor Alana, want ze kon de liefdesbrieven die ze in zijn tas had gevonden niet vergeten.

Jack dacht dat de wrokkige houding van zijn oudste dochter werd veroorzaakt door de zware tijd die hij zijn gezin had laten doormaken. Ze miste de rijpheid van haar moeder, dus ze zou hem niet zo gemakkelijk vergeven als Emer. En ze miste de naïviteit van haar broer en zus, die hen in staat stelde het gebeurde achter zich te laten en de draad weer op te pakken. Jack besloot dat Alana gewoon wat meer tijd nodig had.

Pas toen hij ontdekte dat Kitty’s brieven waren verdwenen, besefte hij wat er aan de hand was. Hij had het niet eerder gemerkt omdat hij er niet naar had gezocht. Maar op een nacht schoot hij wakker met de gedachte wat de vondst van die brieven zou kunnen aanrichten. Dus hij sloop de trap af om ze in de kachel te gooien. Toen ontdekte hij tot zijn afschuw dat de brieven die hij in zijn tas bewaarde, ontbraken. Dat waren natuurlijk niet álle brieven, en hij was opgelucht toen bleek dat de andere nog op de plek lagen waar hij ze had verstopt. Terwijl hij ze in de kachel gooide, begreep hij dat Alana de brieven in zijn tas moest hebben gevonden. Wat zou er zijn gebeurd als Emer ze had ontdekt? Zou ze hem dan net zo liefdevol in haar armen hebben gesloten? En als Alana ze níét had gevonden, zou ze dan ook zo wrokkig zijn geweest? Hij begreep niet wat haar ertoe had gebracht om zijn tas te doorzoeken, en hij wenste dat hij niet zo onvoorzichtig was geweest om de brieven daarin te bewaren. Maar het was gebeurd, en hij zou de aangerichte schade moeten zien te herstellen.

Nu hij wist wat Alana dwarszat, begreep hij ook waarom ze haar verloving met JP Deverill had verbroken en waarom ze haar moeder niet in vertrouwen had genomen. Schuld drukte als een loden last op zijn schouders. Alle stukjes van de puzzel vielen op hun plaats. Hij wist zeker dat hij zich niet vergiste. Alana was diep ongelukkig en ze kon er met niemand over praten. Dat mocht hij niet laten gebeuren.

Hij vond haar in de Elfenkring, precies zoals hij had verwacht. De ring van stenen was niet langer de bijzondere plek van hem en Kitty, maar behoorde nu toe aan Alana en JP.

De middag liep ten einde, de winterzon stond laag aan de hemel en wierp langgerekte, griezelige schaduwen over het vochtige gras aan de voet van de enorme stenen. Er stond een krachtige wind uit zee, in de diepte beukten de golven tegen de rotsen. Alana was verrast toen ze haar vader zag. Ze had naar de zee zitten staren, met haar gedachten bij JP, in een poging om met de situatie in het reine te komen. Haar vader was wel de laatste die ze had verwacht. En die ze wilde zien. Ze sloeg afwerend haar armen over elkaar, draaide hem de rug toe en keerde haar gezicht naar de wind.

‘We moeten praten.’ Hij ging naast haar zitten. Alana reageerde niet. ‘Je hebt de brieven gevonden, waar of niet?’ vervolgde hij. Toen ze zich verrast naar hem omdraaide, wist hij dat hij gelijk had. ‘Dat dacht ik al,’ zei hij. Alana beet op haar onderlip, niet wetend wat ze moest zeggen. Jack stopte zuchtend zijn handen in zijn zakken. ‘Ik kan niet ontkennen dat Kitty en ik van elkaar hielden…’

‘Dan zou ik het ook vooral niet doen,’ snauwde Alana. ‘En ik zit niet te wachten op excuses.’

‘Maar het is voorbij. Ik ben zo stom geweest, Alana. Zo’n idioot. En ik heb er zo’n spijt van. Meer dan ik je ooit zal kunnen vertellen. Het was verkeerd wat ik heb gedaan. Heel erg verkeerd.’ Hij keek haar aan, maar Alana hield haar blik krampachtig op de horizon gericht, vastberaden om niet toe te geven. Om het hem niet te gemakkelijk te maken. Ook al was zijn berouw dan misschien oprecht, ze wilde hem straffen voor zijn ontrouw en voor wat hij háár had aangedaan. ‘Toen ik me schuilhield in Badgers boerderij had ik tijd om na te denken,’ vervolgde hij. ‘Heel veel tijd. En ik besefte dat Kitty niets meer is dan nostalgie. Dat het je moeder is die alles voor me betekent. Ik heb geen moment aan Kitty gedacht, aan haar verdriet om mijn dood. Ik dacht alleen maar aan Emer en aan jou, aan Liam en Aileen. En ik vond het verschrikkelijk dat jullie verdriet om me hadden. Het dreef me tot waanzin. Toen wist ik dat wat ik met Kitty had, niet echt was. Dat ik me liet leiden door egoïsme, door genotzucht. Dus ik besloot dat ik moest veranderen. En dat is ook gebeurd, Alana. Ik zie de wereld nu met andere ogen. Ik ben God dankbaar voor je moeder, mijn vrouw. Ik weet dat ik haar niet verdien. En ik verwacht geen vergiffenis van je. Ik hoop alleen dat je het begrijpt.’

Alana keek hem recht aan. ‘Mama mag het nooit weten,’ zei ze. ‘U mag het haar nooit vertellen. Beloof me dat u het haar nooit zult vertellen. Haar hart zou breken.’

Jack knikte, en Alana moest zich opnieuw afwenden, want het deed pijn het berouw in zijn ogen te zien. Oprecht berouw. ‘Ik vind het afschuwelijk om jou met zo’n geheim te belasten,’ zei hij. ‘Je bent nog zo jong. Het hoort niet dat jij gebukt gaat onder een zonde die ik heb begaan.’

‘Ik doe het voor mama,’ zei ze afgemeten.

‘En hoe zit het met jou? JP heeft hier niets mee te maken. Hij is net zo onschuldig als jij.’

‘Hij is een Deverill,’ zei ze op besliste toon. ‘En de Deverills deugen niet. Dat hebt u zelf gezegd.’

‘Je mag hem niet de schuld geven van wat Kitty heeft misdaan. Toe, Alana. Doe dat jezelf niet aan. JP en jij verdienen het om gelukkig te zijn.’

‘Ik wil niets met de Deverills te maken hebben.’

‘Ik kan me niet voorstellen dat JP ooit heeft gezegd dat hij niets met de O’Leary’s te maken wil hebben. Terwijl hij het volste recht heeft om een hekel aan ons te hebben. Maar zo denkt hij niet. Hij houdt van je om wie je bent. En dat zou jij ook moeten doen. Van hem houden om wie hij is.’

Alana zei niets.

‘Denk erover na,’ zei Jack. Toen stond hij op en liep weg.

Er verscheen een grimmige trek om Alana’s mond. Ze zat onbeweeglijk, alleen haar haren konden geen weerstand bieden aan de wind. Ze was niet opgelucht door het gesprek met haar vader. Bij de gedachte aan haar arme, bedrogen moeder voelde ze zich nog net zo ellendig als daarvoor.

 

Robert Trench had zijn vrouw nooit van overspel verdacht. Daar had hij ook geen enkele reden voor gehad. Kitty was altijd een liefdevolle, zorgzame echtgenote geweest, die tevreden leek met haar bestaan. Natuurlijk had hun huwelijk periodes gekend waarin hij op de tweede plaats leek te komen, zoals toen Bridie Doyle het kasteel had gekocht. Dat had wel eens woorden gegeven. Maar hij had nooit getwijfeld aan hen als paar, als onverbrekelijke eenheid. Nu moest hij erkennen dat ze naast hun huwelijk nóg een relatie had gehad. Ze mocht dan zíjn vrouw zijn, haar hart had ze jaren geleden al aan Jack O’Leary geschonken. Al lang voordat Robert zelfs maar een voet in het kasteel had gezet. De band tussen Jack en Kitty was gesmeed door jaren van gedeelde levens, versterkt door hun ervaringen in het verzet tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog en bezegeld door de voortdurende tussenkomst van het lot dat hen telkens weer de voet dwars had gezet. Want Robert was ervan overtuigd dat juist dat laatste – de onmogelijkheid van een gezamenlijke toekomst – de hunkering naar elkaar alleen maar had versterkt.

Nadat Alana haar met de liefdesbrief had geconfronteerd, had Kitty alles opgebiecht. Robert vroeg zich af of het tot op zekere hoogte zelfs een opluchting voor haar betekende om haar geheim met hem te delen. Want terwijl ze het hele verhaal vertelde, van hun vriendschap toen ze nog kinderen waren en hun werk in het verzet tot hun plannen om er samen vandoor te gaan en in Amerika een nieuw leven op te bouwen, had Robert de onverholen passie in haar ogen gezien. Blijkbaar kon het vuur van haar verboden liefde zelfs niet worden gedoofd door de schaamte omdat alles was uitgekomen. Het had hem erg veel pijn gedaan.

Inmiddels zat Kitty in Londen, om haar wonden te likken en af te wachten wat hij zou besluiten. Robert was niet gek. Hij wist dat ze op haar manier van hem hield. En hij wist ook dat een mens twee liefdes tegelijk kon koesteren – daar had hij nota bene in een van zijn boeken over geschreven. Maar wat hij het ergst vond, het meest schokkend, was dat ze aan die verboden liefde had toegegeven en haar huwelijksbelofte had gebroken. Voor hem gold dat je trouw bleef aan wat je had beloofd. In Kitty’s geval had dat moeten betekenen dat ze zou hebben afgezien van een liefde die in strijd was met haar trouwbelofte. Ze had niet alleen haar man bedrogen, maar bovendien haar dochter en JP teleurgesteld. Ze had hun hart gebroken en daarmee hun gezin van zijn ziel beroofd. Robert had niet gedacht dat ze zo egoïstisch kon zijn. Dat paste niet in zijn beeld van de vrouw met wie hij was getrouwd. Hoe was het mogelijk dat hij al die jaren het bed had gedeeld met iemand die hij niet echt, ten diepste kende? En nu? Wat moest hij doen?

Robert geloofde niet in scheiden, zoals hij ook niet geloofde in zwichten of opgeven. Jack was uit de dood herrezen. Wat weerhield hen ervan hun verhouding te hervatten? Robert piekerde er niet over Kitty te geven wat ze wilde nadat ze zich zo afschuwelijk had gedragen. Hij wilde haar straffen voor wat ze hem had aangedaan. Maar onder de pijn, het verdriet, onder het verlangen naar wraak, wilde hij diep in zijn hart dat ze van hem zou houden met dezelfde passie als waarmee ze van Jack hield.

Hij zat in de tuin een broodje te eten en keek naar de kraaien die in de grond pikten. Het had bijna de hele dag geregend, de lucht was grijs met laaghangende wolken, maar dat kon niets afdoen aan de schoonheid waarmee dit land was gezegend. Zelfs in het somberste licht straalden de heuvels een krachtige, spirituele energie uit. Robert hield van Ierland, en hij hield van zijn gezin. Florence betekende alles voor hem, JP beschouwde hij als een zoon. En hij hield ook van Kitty. Hij schudde zijn hoofd en gooide een stuk brood naar de kraaien. Wat moet ik daarmee? Ik hou ook van Kitty.

 

Mrs. Maddox keek haar ogen uit toen Martha bij haar voor de deur stond. Ze had haar sinds vóór de oorlog niet meer gezien. Aanvankelijk had Martha haar elke maand geschreven, maar dat was geleidelijk aan teruggelopen tot een paar keer per jaar. En de brieven waren ook steeds korter geworden. Mrs. Maddox had zich vaak afgevraagd hoe het met Martha ging en of ze eindelijk het geluk had gevonden. Maar een paar weken geleden was er een brief uit Londen gekomen waarin Martha schreef over haar voornemen om terug te keren naar Ierland. Mrs. Maddox was verrast geweest en dolgelukkig. Martha had haar alleen niet geschreven wannéér ze op de boot zou stappen. De adem stokte Mrs. Maddox in de keel bij het zien van de jonge vrouw die haar vol verwachting aankeek.

‘O, Mrs. Goodwin! Ik heb u zo gemist!’ jubelde Martha. Ze omhelsde haar vroegere nanny uitbundig. De jaren waarin ze elkaar niet hadden gezien, vielen weg en hadden geen afbreuk kunnen doen aan hun diepe, oprecht gevoelde genegenheid voor elkaar. ‘U bent veranderd!’ Martha nam haar liefdevol op. ‘U lijkt wel jonger geworden, en u bent ook wat aangekomen. Het huwelijk doet u goed, dat is u aan te zien.’

Mrs. Maddox glimlachte. ‘Ach ja, ik ben zo gelukkig met John. Maar hoe is het met jou? Wat heerlijk om je weer te zien. En waarom heb je niet geschreven wanneer je kwam? En waarvoor?’

Martha grijnsde geheimzinnig.

‘Ik begrijp het al. Dat is niet iets om bij de voordeur te bespreken. Kom gauw binnen. Dan vraag ik Molly om een verse pot thee te zetten. John is de deur uit, dus we hebben het rijk alleen.’

De charmante pastorie was opgetrokken uit grijze steen en had een dak van grijze pannen. Aan weerskanten van de voordeur bevonden zich grote ramen, en ook de ramen op de bovenverdieping waren volstrekt symmetrisch. Het huis leek wel een beetje op dominee Maddox, dacht Martha. Het had iets van een opgewekt, glimlachend gezicht dat ook een zekere zelfingenomenheid uitstraalde.

Mrs. Maddox ging Martha voor naar de zitkamer. In de haard brandde een turfvuur, op de schoorsteenmantel stond een verzameling snuisterijen en zwart-witfoto’s in rijkelijk bewerkte lijstjes. Martha inspecteerde zichzelf in de spiegel boven de haard. Het ontging haar niet dat ze zelf ook was veranderd. Ze was niet alleen ouder geworden, ze leek ook wijzer. En misschien wat magerder in het gezicht. Maar dat zou dankzij de Ierse aardappels ongetwijfeld snel veranderen. Zou Mrs. Goodwin het ook zien?

Mrs. Maddox vroeg Molly om een verse pot thee met portercake. ‘Ieren zijn dol op portercake.’ Ze schoot in de lach bij de gedachte aan wat Martha over haar figuur had gezegd. ‘En ik ook, vrees ik.’

‘Het leven heeft het goed met u voor,’ zei Martha.

‘Reken maar. En dan te bedenken dat ik dacht dat ik een eenzame oude dag tegemoet ging.’

‘Het is grappig hoe je leven plotseling, van het ene op het andere moment kan veranderen.’

‘Precies, en voor mij gebeurde dat op de avond van het weerzien met John.’

‘Ik ben zo blij voor u, Mrs. Goodwin!’

‘Maar genoeg over mij. Vertel eens over jou. En hoe gaat het met je ouders?’ Bij die laatste vraag werd het gezicht van Mrs. Maddox weer ernstig, en ze nam Martha ongerust op. ‘Je schreef maar weinig over ze in je brieven.’

Martha haalde haar schouders op. ‘Het leven ging al snel weer zijn gewone gangetje, ook al was er natuurlijk onherroepelijk iets veranderd. Maar ik heb mijn ouders nooit verteld wat ik hier heb ontdekt. De enige die ik in vertrouwen heb genomen, is mijn grootmoeder. Kortgeleden pas. Mijn ouders kon ik het niet vertellen. Ik wilde ze niet kwetsen. En ik wilde het ook niet allemaal opnieuw beleven. Daarvoor was het te pijnlijk.’

‘Dus je hebt die tijd hier in Ierland simpelweg onder het tapijt geveegd?’

‘Zo zou je het kunnen noemen.’

‘En je ouders hebben er niet naar gevraagd?’

‘Ze hebben keer op keer gezegd hoeveel ze van me houden. En ze hebben heel erg hun best gedaan om het goed te maken dat ze mijn afkomst geheim hadden gehouden.’

‘En Edith?’

‘Ach, die was nog zo klein. Ze wist niet beter. Met Joan heb ik meer moeite. Ik kan haar nog altijd niet vergeven. Dat mijn ouders het me nooit hebben verteld, daar heb ik inmiddels begrip voor. Maar ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen waarom Joan het nodig vond om het aan Edith te vertellen. Ik doe mijn best, maar ik vrees dat ik geen goed mens ben.’

‘Ach, lieverd. Je hebt het volste recht om boos en gekwetst te zijn…’ begon Mrs. Maddox, maar Martha kapte haar af.

‘Nee, ik probeer me te laten leiden door Gods licht, Mrs. Goodwin. En dat betekent dat ik moet leren vergeven.’

Mrs. Maddox fronste haar voorhoofd. Het dienstmeisje kwam binnen met de thee, en terwijl ze het blad op tafel zette en inschonk, viel het gesprek stil. Toen het meisje ten slotte weer wegging, bracht Mrs. Maddox haar porseleinen theekopje naar haar mond en nam Martha aandachtig op. Ze was veranderd, en dat kwam niet alleen doordat ze inmiddels zeven jaar ouder was. Mrs. Maddox kon er niet de vinger op leggen. ‘Waar verblijf je, kindje?’

‘Op het kasteel. Op uitnodiging van de gravin.’

‘Echt waar?’ Mrs. Maddox was verrast. ‘Ze heeft je gewoon uitgenodigd, en toen ben jij uit Amerika hierheen gekomen?’

Martha schoot in de lach om haar verbouwereerde gezicht. ‘Nee, papa had een baantje voor me geregeld op de Amerikaanse ambassade in Londen. En eenmaal daar heb ik de gravin geschreven met de vraag of zij me kon helpen.’

‘Waarmee?’ vroeg Mrs. Maddox belangstellend.

‘Met mijn bekering tot het katholieke geloof.’

Mrs. Maddox zette haar kopje neer. ‘Wil je katholiek worden?’

‘Ja, dat was mijn moeder tenslotte ook.’

Mrs. Maddox wist niet zeker over welke moeder Martha het had, maar het leek veilig om aan te nemen dat beide moeders katholiek waren geweest. ‘Waarom zou je katholiek willen worden? God is overal dezelfde, in elk geloof.’

‘Omdat ik mijn roeping heb gevonden.’

Mrs. Maddox keek oprecht een beetje verschrikt. ‘Je roeping?’

‘Ja, God heeft me geroepen en ik wil non worden.’

Er viel een lange, geladen stilte. Martha nipte van haar thee en terwijl Mrs. Maddox naar de juiste woorden zocht, kreeg ze blosjes van agitatie op haar wangen. Martha schonk haar een meelevende glimlach. ‘Ik begrijp dat u ervan schrikt, Mrs. Goodwin. Maar ik heb jaren de tijd gehad om me hierop voor te bereiden, en ik weet dat ik de juiste keuze maak. Dat ik mijn hart volg.’

‘Is het vanwege JP?’

‘Nee,’ antwoordde Martha vol overtuiging. ‘Ik zal niet ontkennen dat JP de katalysator is geweest. En daar moet ik hem dankbaar voor zijn. Dat meen ik oprecht. Zonder hem zou ik mijn ware roeping nooit hebben gevonden.’

‘Maar dat betekent dat je niet zult trouwen. Dat je nooit kinderen zult krijgen.’

‘U hebt ook nooit kinderen gekregen, Mrs. Goodwin. En u was toch ook gelukkig?’

‘Ik ben gelukkig met John. Maar ik had heel graag kinderen gehad. Dat is toch onze bestemming als vrouw. Maar het heeft niet zo mogen zijn. En nu ik John heb voelt mijn leven alsnog compleet. Dat gun ik jou ook, Martha.’

‘Maar ik heb niet die behoefte.’

‘Afijn, hoe gaat het nu verder? Wat moet je doen om non te worden?

‘Dat duurt jaren, maar Bridie gaat me helpen. Ze heeft een gesprek voor me geregeld met pastoor Quinn. Hij begeleidt mijn bekering. Wanneer ik eenmaal katholiek ben, ga ik naar Dublin, en daar begin ik met een aanbeveling van de gravin aan de opleiding om non te worden. In het klooster van Onze-Lieve-Vrouwe Koningin van de Hemel.’

‘Dat is toch het klooster waar je bent geboren?’

‘Ja, wat bijzonder, hè? Bridie heeft daar connecties, en ze kan me aanbevelen. Dus u ziet het, Gods wegen zijn ondoorgrondelijk,’ zei Martha tevreden.

‘En ik neem aan dat de gravin je ook financieel gaat steunen?’ Mrs. Maddox hoorde zelf hoe afkeurend het klonk. ‘De gravin is erg ruimhartig,’ voegde ze er haastig aan toe. ‘Ze heeft royaal bijgedragen aan een liefdadigheidsproject dat ik bezig ben op te zetten.’

‘Ik ga werken, Mrs. Goodwin. Op de school, hier in de stad. Dat gaat pastoor Quinn voor me regelen.’

‘Daar verdien je vast lang niet zo veel als bij de ambassade.’

‘Ik heb genoeg aan de voldoening die het werk me geeft,’ zei Martha. ‘Bovendien kan ik Bridie op die manier gezelschap houden. Ik heb het gevoel dat ze eenzaam is.’

‘Ach, wat treurig.’ Mrs. Goodwin slaakte een zucht. Eenzaamheid was iets verschrikkelijks.

‘Ze woont in dat enorme kasteel, weliswaar met haar schoonzuster en haar broer, en met een stel kinderen, maar volgens mij snakt ze naar liefde. Ze heeft iets triests over zich, iets waardoor ik lief voor haar wil zijn. Volgens mij heeft ze een bewogen leven achter zich, met veel verdriet.’

‘Ze heeft nog niet zo lang geleden haar man verloren. En op een afschuwelijke manier. Hij is vermoord, tot zijn nek ingegraven op het strand. Echt vreselijk.’

‘Wat verschrikkelijk! Wie doet zoiets?’

‘De dader is nooit gevonden, maar het gerucht ging dat de graaf van plan was ervandoor te gaan met de dochter van O’Donovan.’

‘Geruchten zijn lang niet altijd waar,’ zei Martha.

‘Daar heb je gelijk in. En ik luister ook niet naar geroddel, maar in een klein stadje als Ballinakelly krijg je het onvermijdelijk toch te horen. En de graaf is niet de enige die over de tong gaat. Iedereen heeft het ook over Kitty Deverill…’ Mrs. Maddox was blij om over iets anders te kunnen praten dan over Martha’s voornemen om non te worden. Ze hoopte dat haar vroegere protegeetje zich nog zou bedenken. Of dat ze een leuke man zou tegenkomen. Als ze eenmaal verliefd was, zou ze inzien hoe dwaas het was wat ze wilde. Dat in het klooster gaan niet de manier was om over een gebroken hart heen te komen!