12

 

 

 

 

 

‘Lieve hemel! Hoe is het mogelijk? Het duizelt me nog steeds!’ zei Mrs. Goodwin vanuit haar bed. Het eerste licht viel door een kier in de gordijnen. Martha nam aan dat ze op Lady Rowan-Hampton doelde, want hun ontmoeting, de vorige avond in het Jachthuis, was inderdaad wel heel toevallig geweest. Maar Mrs. Goodwin had het over John Maddox, die ooit iets in haar wakker had gekust waarvan ze had gedacht dat het was gestorven toen ze uit elkaar gingen. Maar bij het weerzien had hij het met één liefdevolle blik opnieuw gewekt. Ineens voelde ze zich weer jong, alsof ze haar hele leven nog voor zich had. En deze keer was er geen Mr. Goodwin die haar tegenhield, geen schuldgevoel of misplaatst plichtsbesef dat haar belemmerde. Ze was vrij. Maar ze was ook oud. Dus ze durfde nauwelijks te hopen dat hij nog hetzelfde voor haar voelde als zij voor hem.

‘Ik voel me ellendig.’ Martha rolde kreunend op haar zij en keek haar vroegere nanny aan. ‘Al vanaf het moment dat ze de kamer binnenkwam. Ze is prachtig, betoverend, zo zeker van zichzelf. En ze ziet er niet uit alsof ze zeventien jaar lang heeft gesmacht naar de dochter die ze moest afstaan.’

Mrs. Goodwin dwong zichzelf John Maddox, althans voor even, uit haar hoofd te zetten. Ze wenste niets liever dan dat Martha net zo gelukkig werd als zij. ‘Je kunt niet in haar hart kijken, kindje. Je weet niet hoeveel verdriet ze ervan heeft gehad. Maar zeventien jaar is een lange tijd. Lang genoeg om in het reine te komen met zo’n groot verdriet, lang genoeg om het verlies te accepteren en dankbaar te zijn voor wat je hebt.’ Mrs. Goodwin sprak uit ervaring. ‘Ik vond haar erg aardig. Ze heeft je nota bene bij haar thuis uitgenodigd.’ Mrs. Goodwin werkte zich op een elleboog overeind. ‘Een buitengewoon charmante vrouw. Ze heeft een lief gezicht, vond je ook niet?’

‘Ja, dat wel,’ moest Martha toegeven. ‘Ik kan het alleen nog bijna niet geloven. Het is gelukt. Ik heb mijn moeder gevonden, maar in plaats van dolgelukkig ben ik alleen maar bang.’

‘Hoe had je het je dan voorgesteld, kindje?’

‘Ik weet het niet. Een emotionele hereniging?’ Ze glimlachte verdrietig om haar eigen dwaasheid. ‘Bij een moeder stel je je een… een moederlijk iemand voor. Daar is Lady Rowan-Hampton bijna te mooi voor.’

‘Je hebt vanochtend met haar afgesproken. Dus je gaat naar haar toe, en dan vertel je haar alles. Wat heb je te verliezen?’

Martha zuchtte. ‘Niets wat ik zeventien jaar geleden al niet had verloren.’

 

Mrs. O’Sullivan was maar al te graag bereid om een taxi te regelen die Martha naar het huis van Lady Rowan-Hampton zou brengen – Martha had tegenover Mrs. Goodwin nadrukkelijk verklaard dat dit iets was wat ze alleen moest doen. Bij het verlaten van het hotelletje liep ze dominee Maddox tegen het lijf. Zijn tred was veerkrachtig, er speelde een glimlach om zijn lippen, en toen hij zijn hoed afnam en haar goedemorgen wenste, verried de stralende blik in zijn ogen dat het niet door het zonnetje kwam dat hij zo gelukkig leek. Ze wisselden haastig wat beleefdheden uit, want Martha wilde zo snel mogelijk naar Lady Rowan-Hampton, en dominee Maddox naar zijn afspraakje. Dus het duurde niet lang of Martha stapte in de taxi, terwijl de dominee het hotelletje binnenstapte. Terwijl de auto zich in beweging zette wenste Martha dat ze de vorige avond niet uitsluitend met zichzelf bezig was geweest, dat ze Mrs. Goodwin had gevraagd hoe de dominee en zij elkaar kenden.

De taxi hobbelde over de kronkelige lanen die zich langs de kust slingerden. Het was een stralende dag, maar doordat ze werd verteerd door twijfels, had Martha nauwelijks oog voor de zon die zich spiegelde in de zee, wat een illusie van miljoenen opspringende sterren creëerde. Had ze niet beter thuis kunnen blijven? Deed ze er wel goed aan om zo diep in haar verleden te graven? Zou dit gesprek de antwoorden opleveren waar ze zo naar hunkerde? Ze dacht aan JP. Was hij maar hier! Zou ze rechtsomkeert maken, terug naar het hotelletje, en wachten tot hij er was?

Voordat ze van gedachten kon veranderen, verliet de taxi de weg en reed door een brede poort in een oude stenen muur. Aan het eind van een lange, indrukwekkende oprijlaan doemde het grijze landhuis van Lady Rowan-Hampton op. De imposante, sombere gevel verloor iets van zijn strengheid door een onstuimig woekerende blauweregen waarvan Martha zich kon voorstellen dat die tijdens de bloei een prachtige aanblik bood. De twee vleugels aan weerskanten van het middengedeelte verleenden het huis een aangenaam soort symmetrie.

Martha haalde diep adem terwijl de taxichauffeur rond de auto liep om het portier open te doen. Omdat ze niet wist hoe lang het gesprek ging duren, had ze hem gevraagd te wachten. Als alles goed ging, dan kon ze hem altijd nog wegsturen. Zo niet, dan stond ze misschien met een paar minuten wel weer buiten.

Nadat ze had aangebeld werd er opengedaan door een hautain ogende butler in livrei, die haar voorging naar een ruime salon waar comfortabele banken en fauteuils rond een haard stonden geschikt. Blijkbaar ontving Lady Rowan-Hampton regelmatig bezoek, want de haard brandde al, en het vuur knetterde gastvrij. Aarzelend of ze zou gaan zitten of blijven staan, liep Martha naar het raam dat uitkeek op het gazon aan de achterkant van het huis. Terwijl ze wachtte, met haar oren gespitst op het geluid van voetstappen, vlocht ze krampachtig haar vingers in elkaar om te voorkomen dat haar handen trilden.

Maar toen Lady Rowan-Hampton uiteindelijk bijna geruisloos haar entree maakte, voelde Martha haar aanwezigheid meer dan dat ze haar hoorde binnenkomen. Zich ervan bewust dat ze niet langer alleen was draaide ze zich om. ‘Neemt u me niet kwalijk, Lady Rowan-Hampton. Ik had u niet gehoord.’

Haar gastvrouw schonk haar een welwillende glimlach. Ze zag er nu minder indrukwekkend uit dan de vorige avond, in een gebloemde groene jurk met een kort paars vest eroverheen. Haar haar had ze opgestoken in een nonchalante knot. ‘Zeg alsjeblieft Grace, kindje.’ Ze kwam met uitgestoken handen naar Martha toe. Doordat ze geen make-up droeg, besefte Martha hoe stralend en onberispelijk haar huid was, en hoeveel milder haar blik zonder het dramatische effect van oogschaduw. Het was alsof ze de vorige avond een masker had gedragen en nu haar ware gezicht liet zien. Een zacht, moederlijk gezicht. Martha kreeg weer een beetje moed. ‘Wat leuk dat je er bent,’ vervolgde Grace. ‘En wat een heerlijke avond hè, gisteren? Het is altijd zo gezellig bij Bertie.’

‘Het was erg aardig van Lord Deverill om ons uit te nodigen,’ zei Martha.

‘Een vriendin van JP is een vriendin van Bertie, en dus ook van mij. Ga zitten. Ga zitten.’ Terwijl Martha zich wat ongemakkelijk op het puntje van een van de banken liet zakken, kwamen er twee dienstmeisjes binnen met thee, cake en koekjes. Martha leerde snel, en het was haar inmiddels al duidelijk dat het in Ierland gewoonte was om meer dan alleen een kopje thee aan te bieden. ‘Ik ken JP al zijn hele leven.’ Grace reikte naar de theepot, waarbij Martha’s oog viel op haar fraaie gouden armbanden en glinsterende ringen. Alles aan Lady Rowan-Hampton straalde stijl en elegantie uit. ‘Hij was echt een kleine ondeugd vroeger. Net als zijn vader. Ze hebben allebei dezelfde twinkeling in hun ogen.’

‘Ja, dat klopt,’ viel Martha haar bij terwijl ze het dampende porseleinen kopje aanpakte dat Grace haar voorhield, waarbij ze vurig wenste dat haar handen niet zouden trillen.

Toen ze ook zichzelf had ingeschonken leunde Grace met een zucht achterover in haar fauteuil. ‘Hoe oud ben je, Martha?’

‘Ik ben zeventien.’

‘Net zo oud als JP. Wat een pech dat hij op stel en sprong naar Londen is vertrokken, net toen jij onderweg was hierheen. Maar hij zal niet lang wegblijven, en zodra hij terug is, neemt hij je mee de heuvels in, dat weet ik zeker. JP is echt een paardenmens. Trouwens, dat geldt voor alle Deverills. Rijden zit hen in het bloed. Rijd jij ook paard?’

‘Nou en of. Ik vind het heerlijk. Ze zijn thuis niet bepaald dol op paarden, en mijn zusje Edith moet er al helemaal niets van hebben. Maar voor mij voelt het als iets magisch, om in volle galop van de vrije natuur te genieten.’

‘Je moet een keer mee tijdens de jacht.’

‘Dat heb ik nog nooit gedaan.’

‘O, JP maakt je wel wegwijs. Het is heel simpel. Je volgt gewoon de meute en je springt over alle obstakels die je onderweg tegenkomt.’ Ze schoten allebei in de lach, en Martha’s gespannenheid begon weg te ebben. ‘Wat zijn je plannen? Hoe lang blijf je hier? Of is dat een domme vraag aan een meisje dat smoorverliefd is?’

Martha bloosde. ‘Ik weet het niet… Het is… Ik denk dat ik eerst maar eens moet afwachten hoe…’

‘Natuurlijk, kindje. Dat begrijp ik. Want ik mag dan oud en afgeleefd lijken, ik ben ook jong geweest. En verliefd.’

‘Je bent niet oud, Grace,’ protesteerde Martha. ‘Laat staan afgeleefd.’

‘Wees geduldig, kindje. Geef het de tijd. Hoewel, volgens mij wéét je het gewoon als je de ware hebt gevonden. Dat voel je. Tenminste, ik denk dat jij zo in elkaar zit. Heb ik gelijk of niet?’ Ze begon weer te lachen, en Martha dacht aan de talloze mannen die in de loop der jaren voor die glimlach waren bezweken. Want de glimlach van Grace Rowan-Hampton was onweerstaanbaar. Wie van al die mannen zou haar vader zijn, vroeg Martha zich af.

Ze zette haar theekopje neer. ‘Ik moet je iets vertellen,’ zei ze. Blijkbaar was ze bleek geworden, want Grace nam haar bezorgd op.

‘Zeg het maar. Kan ik je soms ergens mee helpen? Zit je in de problemen?’

‘Nee. Nee, ik zit niet in de problemen. Had ik je verteld dat mijn moeder uit Clonakilty komt?’

‘Nee, dat wist ik niet.’

‘Mijn vader en zij konden geen kinderen krijgen. Tenminste, toen ze trouwden. Edith kwam pas veel later. Zij was wel hun eigen kind.’ Martha zag aan de verbijsterde blik waarmee Grace haar aankeek dat ze niet erg duidelijk was. Maar ze zette manmoedig door. ‘Omdat ze zo verschrikkelijk graag een kind wilden, kwamen ze hierheen. Naar Ierland. En ze adopteerden een kindje dat was geboren in een klooster in Dublin.’ Grace zette haar kopje neer. Ze vouwde haar handen in haar schoot en nam Martha aandachtig op, terwijl ze nerveus haar duimen over elkaar wreef. Maar Martha had niets in de gaten. Uit angst voor wat ze in de ogen van Grace zou lezen, richtte ze haar blik op het kleed. ‘Ik wist niet dat ik geadopteerd was tot mijn tante Joan het aan mijn zusje vertelde. En die heeft het aan mij verteld. Toen ik op zoek ging naar mijn geboortebewijs, vond ik het helemaal achter in de kast, in de badkamer van mijn moeder, en…’

‘Mijn naam staat erop.’

‘Ja.’ Martha sloeg haar ogen op.

Grace zat doodstil, volkomen beheerst, niet in het minst geschokt of verrast. Ten slotte slaakte ze een diepe zucht. ‘Lieve Martha, ik ben helaas niet je moeder.’

Martha staarde haar niet-begrijpend aan. ‘Niet?’

Grace schudde haar hoofd. ‘Nee, ik heb destijds een jong meisje geholpen dat in moeilijkheden verkeerde. De nonnen hebben mijn naam op het geboortebewijs gezet omdat de adoptieouders dan meer zouden betalen. Ze hadden nadrukkelijk gevraagd om een kindje van goede komaf.’

Martha wist niet wat ze moest zeggen. Overmand door teleurstelling staarde ze haar vermeende moeder aan. Grace stond op, liep naar het raam en keek naar buiten, alsof ze daar iets zocht, verborgen tussen de bomen. Ondertussen wreef ze met haar hand over haar nek, en als Martha haar gezicht had kunnen zien zou ze geschokt zijn geweest door de grimmige uitdrukking die daarop verscheen terwijl Grace koortsachtig nadacht hoe ze zichzelf uit deze situatie moest zien te redden.

‘Een kennis van me ontmoette je ouders in Londen,’ vervolgde Grace zonder zich om te draaien. Er stond veel op het spel. Het was van het grootste belang dat ze de juiste woorden vond. ‘Toen ze me vertelde dat je ouders een kindje wilden adopteren, dacht ik onmiddellijk aan het meisje over wie ik me had ontfermd.’ Martha zat verstijfd op de bank, overweldigd door een gevoel van misselijkheid, alsof ze op de rand van een afgrond stond en in een duizelingwekkende diepte staarde. ‘Jij werd geboren, en je ouders kwamen naar Ierland om je op te halen. Ze hadden heel nadrukkelijk gezegd dat ze een kindje van adellijke afkomst wilden. Vandaar dat de jonge moeder erop aandrong haar naam niet op het geboortebewijs te zetten. Om haar te helpen heb ik aangeboden mijn naam te gebruiken. Ik dacht dat ik daar goed aan deed. Het is geen moment bij me opgekomen dat je misschien ooit naar me op zoek zou gaan in de veronderstelling dat ik je moeder was. Het spijt me dat ik je moet teleurstellen, Martha.’

‘Hoe heette mijn moeder?’ vroeg Martha fluisterend.

‘O, dat weet ik niet meer.’

Martha vond het merkwaardig dat Grace zich dat niet kon herinneren.

In het besef hoe ongeloofwaardig het klonk draaide Grace zich om. ‘Ik ga het uitzoeken,’ zei ze haastig, met gespeelde gedrevenheid. ‘Maak je geen zorgen. Ik moet nog ergens papieren hebben waar het op staat.’ Haar glimlach maakte dat de knoop in Martha’s maag iets minder strak werd. ‘Ik heb je moeder geholpen, en nu ga ik jou helpen. Ik weet waar je verblijft, dus zodra ik de naam van je moeder heb gevonden, laat ik het je weten.’

‘Hoe was ze?’ Martha stond op. ‘Mijn moeder?’

‘Ze leek op jou,’ antwoordde Grace naar waarheid. ‘Je lijkt sprekend op je moeder.’

Toen Martha was vertrokken, haastte Grace zich naar de telefoon en vroeg de telefoniste haar door te verbinden met het White House. Kitty nam op, en Grace kwam onmiddellijk ter zake. ‘We zitten met een afschuwelijk probleem. Ik moet jou en je vader onmiddellijk spreken.’

‘Grace! Wat is er aan de hand?’

‘Dat kan ik niet door de telefoon zeggen. De telefoniste luistert vaak mee, en ik wil niet dat ook maar iemand dit hoort. Ik ben over een half uur in het Jachthuis. En ik hoop vurig dat je vader thuis is.’

 

Martha vroeg de taxichauffeur haar af te zetten bij het strand. Ze wilde de rest van de weg lopen. Haar hart was verkrampt tot een strakke knoop, hard en koud als een steen. Ze wilde alleen zijn, ze moest nadenken voordat ze Mrs. Goodwin het slechte nieuws zou vertellen. Het had de vorige avond allemaal zo hoopvol geleken, toen Grace in de salon van Lord Deverill verscheen. Daar was ze dan eindelijk, haar echte moeder. Althans, dat had Martha gedacht. Maar de emotionele hereniging waarvan ze had gedroomd, was slechts een illusie gebleken, een product van haar wanhopige verlangen om zich gewenst te voelen. Ze had hier nooit naartoe moeten komen, dacht ze terwijl ze door het hoge gras naar het strand liep. Ze had in Amerika moeten blijven, in plaats van een droom na te jagen. Want meer was het niet. Een droom. Een luchtkasteel. Misschien vond ze haar echte moeder wel nooit, dacht ze voor het eerst.

Met opgetrokken schouders en haar handen diep in haar jaszakken liep ze over het zand. De stormachtige wind geselde het strand, griste haar tranen mee en bezorgde haar een rode neus van de kou. Ze had een gevoel alsof ze haar echte moeder opnieuw had verloren, en deze keer deed het pijn omdat ze had gedacht dat ze haar had gevonden. Voor haar geestesoog zag ze het gezicht van Grace, en ze begon nog harder te snikken, want ze had zó graag gewild dat Grace haar moeder was. Hoewel ze haar bij hun eerste ontmoeting afstandelijk en weinig moederlijk had gevonden, was ze inmiddels tot andere gedachten gekomen en vond ze haar perfect. In alle opzichten. Dat maakte het verlies des te schrijnender.

 

Kitty en Bertie zaten al in de bibliotheek van het Jachthuis op haar te wachten toen Grace arriveerde en de deur nadrukkelijk achter zich dichttrok. Ze wilde geen thee, maar vroeg om een dubbele whiskey. En ze weigerde in te gaan op de suggestie te gaan zitten. Ze bleef liever staan, zei ze. Haar gezicht stond gespannen, tussen haar ogen tekende zich een diepe zorgrimpel af. Bertie en Kitty hadden haar nog nooit zo van streek gezien. Grace wist zichzelf altijd, ongeacht de omstandigheden, perfect in de hand te houden. Ze had de kunst van het doen alsof verfijnd tot in de perfectie, ze was de koningin van het bedrog. Maar nu leek ze volledig van de kaart. Toen ze haar whiskey in één teug naar binnen gooide en om een tweede glas vroeg, werden vader en dochter bekropen door een gevoel van naderend onheil.

‘Wat is er, Grace?’ Bertie legde kalmerend een hand op haar arm. ‘Voor de draad ermee.’

‘Ja, alsjeblieft, Grace.’ Kitty deed een stap in haar richting. ‘Houd ons niet langer in spanning.’

Grace keek van de een naar de ander met in haar ogen een blik van paniek als van een in het nauw gedreven dier. ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen,’ zei ze gejaagd. ‘Ik weet niet hoe ik het jullie moet vertellen zonder dat jullie me voorgoed laten vallen.’

‘Waar héb je het over?’ vroeg Kitty. ‘We hebben samen al zo veel meegemaakt. Wat je ons ook te vertellen hebt, onze vriendschap zal het wel overleven.’

‘Ik heb iets onvergeeflijks gedaan,’ vertelde Grace ademloos. ‘Iets onuitsprekelijks. Ik ben dieper gezakt dan het laagste uitvaagsel. Ik schaam me zo. Maar alsjeblieft, laat me niet vallen.’ Ze keek Bertie smekend aan, haar ogen vulden zich met tranen. ‘O, mijn lieve Bertie, vergeef me alsjeblieft.’

‘Wat ís er dan?’ vroeg hij op zijn beurt smekend.

‘JP was niet het enige kind dat Bridie ter wereld heeft gebracht. Ze kreeg een tweeling. Behalve JP kreeg ze ook een dochtertje. Maar ik heb de nonnen tegen Bridie laten zeggen dat haar dochter het niet had gered.’ Kitty en Bertie staarden haar verbijsterd, ongelovig aan. ‘De adoptieouders hadden gevraagd om een kind van adellijke afkomst. Daar wilden ze veel geld voor betalen. En dus drongen de nonnen erop aan dat ik mijn naam op het geboortebewijs zette. Dat heb ik gedaan, in de veronderstelling dat ik daarmee het kind én de adoptieouders hielp. Maar dat meisje is op zoek gegaan naar haar echte moeder. En bij mij terechtgekomen.’

Kitty hield haar adem in. Haar hand vloog naar haar mond. ‘Martha!’ riep ze vervuld van afschuw uit.

Bertie wreef over zijn voorhoofd, toen schonk hij zichzelf ook een whiskey in. Hij had al vijftien jaar geen druppel meer gedronken, sinds zijn neef Digby hem had overgehaald de fles te laten staan. Maar nu snakte hij naar een borrel. Godallemachtig, Bridie had een tweeling gekregen! Dus hij had niet één, maar twéé buitenechtelijke kinderen. Hij had gedacht dat hij zijn beschamende verleden achter zich had gelaten, maar nu werd hij er opnieuw door ingehaald. ‘Martha is mijn dochter,’ zei hij schor, nadat hij een reusachtige slok had genomen. Met bevende hand schonk hij zijn glas bij uit de kristallen karaf. ‘Godallemachtig, Grace! Dat is nogal wat!’

Ze deinsde terug voor de doordringende blik in zijn brandende ogen. ‘Het spijt me. Ik had het je moeten vertellen. Maar…’

‘Martha is JP’s tweelingzus,’ kapte Kitty haar af. Ze liep naar het raam, snakkend naar frisse lucht. ‘Maar ze lijken helemaal niet op elkaar!’

‘Ze zijn een twee-eiige tweeling,’ zei Grace. ‘Martha en JP zijn net zo verschillend als wanneer de een vier jaar na de ander was geboren. Maar ze zijn een tweeling. Daar kan ik voor instaan.’

‘O, die arme JP!’ bracht Kitty kreunend uit. ‘Wat moeten we zeggen?’

‘De waarheid?’ opperde Grace timide.

Kitty draaide zich naar haar toe. ‘De waarheid? Ben je soms gek geworden? Ik heb JP van meet af aan laten geloven dat zijn moeder dood is. We kunnen nu niet zeggen dat ze nog leeft. En dat ze in het kasteel woont! Waag het niet!’

‘Ze heeft gelijk,’ zei Bertie zacht. ‘Maar dat betekent dat we ook Martha niet de waarheid kunnen vertellen. Althans, niet de hele waarheid.’

‘Dan moeten we afspreken wat we haar dan wél vertellen.’ Grace klonk plotseling weer kalm en zelfverzekerd. Ze vond niets zo heerlijk als het bedenken van een geheim plan. ‘Ik heb nog niets gezegd. Alleen dat ik mijn naam op haar geboortebewijs heb gezet. En ik heb beloofd haar te helpen bij de zoektocht naar haar echte moeder. Martha zal niet rusten voordat ze haar heeft gevonden. Dus wat we haar vertellen, moet waterdicht zijn. En daar moeten we goede afspraken over maken. Zodat onze verhalen met elkaar kloppen.’

‘Laten we gaan zitten.’ Bertie liep naar de fauteuil bij het vuur. De twee vrouwen namen plaats op de bank, opnieuw verenigd in een samenzwering. ‘We moeten het belang van JP voor ogen houden,’ zei Bertie met grote stelligheid. ‘En dus moeten we proberen de schade zo veel mogelijk te beperken. JP weet niet beter of zijn moeder is dood, dus dat zeggen we ook tegen Martha. En daarna vertellen we dat ik haar vader ben. God, het arme kind!’

‘Maar papa,’ protesteerde Kitty. ‘Als mama dít hoort komt ze er nooit meer overheen.’

‘Daar is helaas niets aan te doen,’ zei hij somber. ‘JP moet weten dat Martha zijn zus is. Er moet onmiddellijk een einde komen aan hun romance.’

Kitty legde een hand op haar hals. ‘Hij zal er kapot van zijn.’ Paniek overviel haar. ‘En wat als Bridie het hoort? Wie zegt dat ze dan geen domme dingen doet en JP de waarheid vertelt? Dan komt hij er niet alleen achter dat hij een zus heeft, maar ook dat zijn moeder nog leeft! O god, ik durf me de gevolgen nauwelijks voor te stellen. Dan haat hij ons omdat we dat al die tijd voor hem hebben verzwegen.’

Grace vernauwde haar ogen tot spleetjes. ‘Misschien kunnen we Martha overhalen om het geheim te houden,’ stelde ze kalm voor. ‘Het is een verstandig meisje. Ze zal begrijpen hoe gevoelig de situatie ligt. En dan heeft ze in elk geval haar vader gevonden. Waarom zou ze het openbaar willen maken? Daar is ze niet voor gekomen. Ze is hier omdat ze wil weten wie haar echte ouders zijn.’

Kitty viel haar haastig bij. ‘Ja, ze hoeft het aan niemand te vertellen,’ zei ze. Ze klampte zich aan het voorstel vast als een drenkeling aan een vlot. ‘Het wordt ons geheim. Een geheim dat we samen delen.’

Bertie wreef peinzend over zijn kin. ‘Ik heb nog een dochter.’ Hij deed zijn best om het tot zich te laten doordringen. ‘Ze was gisteravond hier, en ik wist van niets.’ Hij leegde zijn glas. ‘Ik had geen idee.’

‘Ze lijkt sprekend op Bridie,’ zei Grace. ‘Ik had het meteen moeten zien. Maar ik had niets in de gaten.’

‘Ik ook niet,’ moest Kitty bekennen. ‘Maar hoe vertellen we het JP? Hij zal er kapot van zijn, want hij denkt dat hij verliefd op haar is.’

‘De tijd heelt alle wonden. Ook een gebroken hart.’ Nu ontweek Grace de blik van Bertie. Jaren geleden had zij immers zijn hart gebroken.

‘Hoe is het je gelukt om Martha bij Bridie weg te halen, Grace?’ vroeg Kitty.

Grace sloot haar ogen en schudde haar hoofd. Ze kon Kitty niet vertellen dat ze jaloers was geweest op Bridie vanwege haar affaire met Bertie. Door zich over Bridie te ontfermen had ze haar kans schoon gezien om wraak te nemen. Maar hoe zou ze dat kunnen opbiechten zonder in Kitty’s ogen een monster te lijken? Hoe kon ze toegeven dat ze het niet had gedaan om Bertie een schandaal te besparen, of om Bridie een tweede kans te geven, maar uit eigenbelang, om voorgoed van Bridie en haar kinderen verlost te zijn? Sluw als ze was had ze Bridie laten verdwijnen door haar naar Amerika te sturen. Grace had de adoptie van de twee buitenechtelijke kinderen zo snel mogelijk willen regelen, zodat ze niet langer werd herinnerd aan de zwakheid van haar voormalige minnaar; een zwakheid die ze als beledigend voor zichzelf ervoer omdat Bridie maar een doodgewoon dienstmeisje was. En nog lelijk ook! Maar Michael Doyle had een spaak in het wiel gestoken. Hij had JP uit het klooster gehaald en in een mand naar het Jachthuis gebracht, terwijl de andere helft van de tweeling scheepging naar Amerika. Grace had nooit verwacht dat het kleine meisje jaren later op zoek zou gaan naar háár. Wat had haar bezield, vroeg ze zich spijtig en vervuld van wanhoop af. Wat had haar in godsnaam bezield om haar naam op het geboortecertificaat te zetten?

‘Dat was niet zo moeilijk.’ Ze deed haar ogen weer open. ‘De nonnen doen dit regelmatig. Daar verdienen ze een hoop geld mee. Het deugt niet, maar het is nu eenmaal zo. Ze hebben Bridie wijsgemaakt dat haar dochter dood was. Ach, en Bridie… Het arme kind was zo weerloos als een lam dat naar de slachtbank wordt geleid. Moge God het me vergeven,’ fluisterde ze, plotseling overmand door berouw. ‘Als ik de klok terug kon zetten, dan deed ik het.’

‘Maar dat kan niet. Dus ik zie maar één mogelijkheid,’ zei Kitty. Bertie keek haar aan over de rand van zijn glas. ‘Je moet doen alsof je net zo geschokt bent, net zo vervuld van afschuw als wij. Je hebt nooit geweten dat het om een tweeling ging. Dat hebben de nonnen je nooit verteld. Ze hebben niet alleen Bridie maar ook jou bedrogen. Het dienstmeisje heette Mary O’Connor – papa en ik hebben ooit afgesproken dat we dat tegen JP zouden zeggen – en ze ligt begraven in Dublin. Waar, dat weet je niet. Ze is kort na de bevalling gestorven door bloedverlies. Op die manier voorkom je dat JP je verwijten maakt en dat Martha doorgaat met in het verleden te spitten.’

Grace pakte Kitty’s hand. ‘Dank je wel.’

Kitty gaf haar hand een kneepje. ‘Wij moeten jou dankbaar zijn. Als jij je naam niet op dat geboortebewijs had gezet, zou Martha naar Bridie Doyle hebben gezocht. Dan was de ellende nog veel groter geweest.’ Maar ondertussen was ze geschokt door de beslissing van Grace om de tweeling uit elkaar te halen. Dat haar vriendin zo wreed had kunnen zijn, was iets wat Kitty niet kon bevatten.

 

Al voordat ze Martha’s betraande gezicht zag, wist Mrs. Goodwin dat het gesprek op een gruwelijke teleurstelling was uitgelopen. Martha’s lusteloze tred verried dat ze al haar hoop in rook had zien opgaan. Zelf had Mrs. Goodwin de ochtend in het verrukkelijke gezelschap van John Maddox doorgebracht, maar toen ze op de terugweg naar hun hotelletje Martha zag aankomen, zette ze haar geluksgevoel opzij en haastte zich naar haar toe. Martha’s haren waren verwaaid en in de war geraakt doordat ze zonder hoed over het strand had gelopen. Ze stond toe dat Mrs. Goodwin haar omhelsde en haar, eenmaal binnen, de trap op loodste. Een beetje gehaast, uit angst dat Mrs. O’Sullivan hen hoorde en onwelkome vragen zou stellen.

Zodra de deur boven achter hen was dichtgevallen, ging Martha verslagen op het bed zitten en gooide ze haar hoed op de sprei. ‘Grace is mijn moeder niet. Ze heeft haar naam op het adoptiebewijs gezet om de nonnen te helpen. Blijkbaar is het kind van een adellijke moeder meer waard dan van een dienstmeisje.’

Mrs. Goodwin ging tegenover Martha zitten, op haar eigen bed. ‘O, lieverd. Wat een teleurstelling.’

‘Ik dacht dat ik haar had gevonden.’

‘Wat zei ze?’

‘Dat mijn moeder een dienstmeisje was. Maar dat ze niet meer wist hoe ze heette. De naam van mijn adoptieouders kon ze zich nog wel herinneren.’

Mrs. Goodwin fronste haar wenkbrauwen. ‘Hoe kende ze dat dienstmeisje dan? Werkte dat meisje voor haar?’

‘Dat weet ik niet. Ze was nog jong en toen ze in moeilijkheden kwam, heeft Grace zich over haar ontfermd. Ze gaat voor me uitzoeken hoe ze heette.’

‘Ik had met je mee moeten gaan.’ Mrs. Goodwin was nijdig op zichzelf. Zíj was stralend gelukkig, terwijl die arme Martha de grootste teleurstelling van haar leven te verwerken had gekregen. Hoe had ze zo egoïstisch kunnen zijn?

‘Nee, het is goed dat ik alleen ben gegaan. Maar ik ben inderdaad wel heel erg teleurgesteld.’

Mrs. Goodwin schonk haar een glimlach. ‘Als Lady Rowan-Hampton heeft beloofd dat ze je helpt, dan vinden we je moeder. Dat weet ik zeker. Een vrouw zoals zij krijgt alles voor elkaar. En het duurt vast niet lang meer of JP is terug. Dat is ook iets om naar uit te kijken.’

Martha klaarde weer een beetje op. ‘Ja, dat is zo. Als iemand me kan helpen is hij het. Ik weet zeker dat hij het begrijpt.’ Ze glimlachte verdrietig. ‘Verder zat ik er helemaal naast, maar ik denk niet dat ik me hierin vergis.’