19

 

 

 

 

 

Alana lag op haar bed, samen met Piglet, de aanbiddelijke Franse buldog die ze in september voor haar twaalfde verjaardag van Bridie had gekregen. Ze was zo verrukt van haar nieuwe vriendinnetje dat ze haar overal mee naartoe nam, behalve naar school, waar de nonnen vol afschuw waren teruggedeinsd bij het zien van een hond onder haar bank en Alana na een flinke uitbrander mét Piglet naar huis hadden gestuurd. Na de lange schooldag zag Alana uit naar het weerzien met haar hondje. Alleen een brief van JP Deverill kon haar nóg gelukkiger maken.

De eerste brief was vorig jaar juli gekomen. Haar moeder had de envelop aandachtig bekeken en het handschrift bestudeerd, verbaasd dat Alana post kreeg en zich afvragend van wie. Vervolgens had ze de brief aan Alana’s vader laten zien, die met de krant aan de ontbijttafel zat. Ook hij had de brief bekeken en de envelop fronsend in het licht gehouden. Toen hij Alana ernaar vroeg, moest ze wel opbiechten dat ze JP had geschreven en dat dit blijkbaar zijn antwoord was. Haar ouders hadden haar verbijsterd aangestaard. Ze was pas elf! En schrijven naar een jongeman die ze amper kende, gold als hoogst ongepast. Toen ze dat tegen haar zeiden en uiting gaven aan hun bezorgdheid, had Alana de brief uit haar vaders hand gegrist en was de kamer uit gevlucht. In tranen. Maar die tranen waren snel gedroogd toen ze las wat JP schreef. Hij had béíde kanten van het papier gebruikt, hij bedankte haar voor haar brief en vertelde wat hij over zijn leven als gevechtspiloot bij de RAF kón vertellen zonder in problemen te komen met de censuur. Alana vond het allemaal even spannend en opwindend wat hij meemaakte. De afkeuring van haar ouders was vergeten terwijl haar hart zwol van gelukzaligheid en ze de brief telkens opnieuw las. Ten slotte verstopte ze hem in de encyclopedie die ze van haar vader had gekregen.

Ze had onmiddellijk teruggeschreven en hem verteld over de reactie van haar ouders, met de suggestie om een eventuele volgende brief naar het huis van zijn zus Kitty te sturen. Alana was van jongs af aan dapper en eigenzinnig geweest, en de afkeuring van haar ouders had haar alleen maar gesterkt in haar vastberadenheid. De volgende dag na school was ze naar het White House gelopen en had ze Kitty haar plannetje verteld. Gepokt en gemazeld als ze was in samenzweringen en intriges, vond Kitty het stoutmoedige kleine meisje wel vermakelijk, en ze had er dan ook mee ingestemd Alana’s brieven naar JP te sturen en de zijne onder een steen te leggen net binnen de muur rond haar tuin. Alana had nooit kunnen raden dat haar vader en Kitty ook ooit briefjes voor elkaar hadden neergelegd, achter een losse steen in de muur rond de moestuin van kasteel Deverill. Maar Kitty was zich wel degelijk bewust van de parallel, en die was er medeoorzaak van dat ze maar al te graag bereid was aan het plannetje mee te werken.

Nu lag Alana in haar kamer op haar bed, met de zacht snurkende Piglet naast zich, en las JP’s laatste brief. Hij had weer twee kantjes volgeschreven, met verhalen over zijn jeugd in Ballinakelly toen hij zijn dagen sleet met jagen en vissen en het bouwen van een modelspoor met zijn vader. Over de dagelijkse krachtmetingen in de lucht schreef hij nauwelijks, maar uit het weinige dat hij vertelde, begreep ze dat hij elke dag zijn leven waagde. Ze maakte zich dan ook grote zorgen. In de ogen van Alana was hij een held die Engeland verdedigde tegen de wreedste vijand die het eiland ooit had gekend. Al haar angsten en haar zorgen verwoordde ze in haar gebeden, ervan overtuigd dat God haar hoorde en zou zorgen dat JP ongedeerd bleef.

JP sloot zijn brieven altijd af met Je ridder op het witte paard, waarmee hij verwees naar die dag in de heuvels, toen hij haar had gered. Alana had het gevoel dat hij bij haar was wanneer ze zijn brieven las, alsof zijn energie, zijn levenslust opborrelde uit wat hij schreef. Ze drukte de brief tegen haar borst, sloot haar ogen en zag hem in gedachten voor zich, op zijn paard, met een twinkeling in zijn grijze ogen onder de rand van zijn hoed. Ze herinnerde zich het gevoel van haar rug tegen zijn warme lijf, van zijn armen om haar heen toen hij de teugels pakte. Ze voelde nog de trilling van zijn stem in zijn borst terwijl ze hadden gepraat, en ze zag weer zijn glimlach toen hij haar uit het zadel tilde. Ze was nu bijna dertien, maar diep in haar hart wist ze dat ze van hem hield. En al was ze nog maar een kind, ze geloofde dat hij ooit ook van haar zou houden.

Alana was ervan overtuigd dat haar ouders JP waren vergeten. Na de vondst van die eerste brief had ze de latere zorgvuldig voor hen verborgen gehouden. JP’s naam was niet meer genoemd, en wanneer Alana behoefte had om over hem te praten, vertelde ze haar gevoelens aan Piglet, die kwispelend naar haar luisterde. Inmiddels had ze meer dan twaalf brieven met nostalgische herinneringen en vermakelijke anekdotes. Ze mocht dan pas dertien zijn, JP behandelde haar als een volwassene – soms vroeg ze zich af of hij haar leeftijd misschien was vergeten. Hij had zelfs zijn hart uitgestort over Harry, zijn halfbroer, die was omgekomen bij de Blitz. Alana had gehuild om zijn verdriet dat hij zo ontroerend beschreef.

De zomer was begonnen. De oorlog duurde al bijna twee jaar. Ondanks de Ierse neutraliteit was de republiek niet gespaard gebleven. Dublin was tot twee keer toe door de Duitsers gebombardeerd, in januari en in mei, met achtentwintig doden tot gevolg. Alana zat in angst om JP, Kitty rouwde om Harry, maar Alana’s vader leek voor het eerst in jaren zorgeloos, minder zwaar op de hand. Hij was goedlachser, bezield door een plotselinge onbekommerdheid die hem energie leek te geven, die zijn gezicht zachter maakte en hem soms zonder aanwijsbare reden deed glimlachen. Het was alsof de zomer niet alleen de heuvels en de bossen weer tot leven had gewekt, maar ook haar vader, dacht Alana. Het was ineens altijd zonnig in huis, zelfs wanneer de zon niet scheen. Alana’s moeder leek er ook door beïnvloed, want ze lachte stralend wanneer hij muziek aanzette en met haar om de keukentafel danste. Over het waarom dacht Alana niet na – grote mensen waren nu eenmaal een mysterie waarover ze zich het hoofd niet brak. Ze genoot simpelweg van de ontspannen vrolijkheid in het gezin.

Ook in het White House heerste een andere sfeer. Het was iets wat Robert niet ontging. Hoewel Kitty nog altijd rouwde om het verlies van haar broer, leek ze voor het eerst weer van het leven te kunnen genieten. Zou Harry’s dood haar hebben doen beseffen dat ze dankbaar moest zijn voor wat ze had? Zou ze daardoor tot het inzicht zijn gekomen dat de mensen van wie ze hield, belangrijker waren dan een berg stenen? Over Bridie en het kasteel sprak ze niet meer. Zou ze het eindelijk hebben losgelaten, vroeg Robert zich af. Het was ironisch dat er een dierbare had moeten sterven om haar weer tot leven te wekken.

 

Grace Rowan-Hampton legde de telefoon neer. Om haar mond speelde een glimlach. Ze bleef nog even achter haar bureau zitten, denkend aan Michael Doyle. Daar zal hij van opkijken!

Ze legde een hand in haar nek en sloot haar ogen. Wat verlangde ze naar hem! Haar lichaam hunkerde naar het zijne. Ze was inmiddels zesenzestig, maar de jaren hadden niets afgedaan aan haar hartstocht, haar vurigheid. Ze was altijd zinnelijk geweest, en hoewel Ronald haar nooit had kunnen bevredigen, ook niet in het begin van hun huwelijk, waren er talloze mannen geweest die dat wel hadden gekund. Ze dacht aan haar minnaars, aan het genot dat ze haar hadden geschonken. Sommigen kon ze zich nog slechts vaag herinneren, anderen waren als een kortstondige, maar onstuimige nachtelijke storm aan haar voorbijgetrokken, maar een handjevol had een blijvende, onuitwisbare indruk gemaakt. Zoals Bertie Deverill, met wie ze een langdurige verhouding had gehad. Bertie was een goede minnaar geweest – gevoelig, ondeugend en teder. En zoals Michael Doyle, die haar tijdens hun intense, gepassioneerde relatie had laten genieten van het liefdesspel zoals geen ander dat ooit had gekund. Na Michael was de arrogante graaf in haar leven gekomen, een man die het beleven van zinnelijk genot tot een kunstvorm had verheven. Maar van die drie volstrekt verschillende mannen was het Michael Doyle die ze nog altijd niet kon vergeten.

Haar lippen weken uiteen, ze slaakte een zucht. Voor Michael Doyle was ze tot alles bereid. Ze zou alles doen voor nog één nacht in zijn armen. De klok tikte door, ze werd ouder, haar charmes verbleekten. Ze was niet langer de rijpe jonge vrouw die hij in de oude boerderij aan de weg naar Dunashee tot de zijne had gemaakt. Maar hij vond haar nog altijd aantrekkelijk. Dat las ze in zijn ogen, hoezeer hij ook probeerde het te verbergen. Het was haar niet gelukt om Kitty zover te krijgen dat ze Michael vergaf, maar ze zou hem de graaf bezorgen. Ja! Ze stond vastberaden op achter haar bureau. Ze zou hem de graaf bezorgen.

 

De graaf was waar hij het liefste was: in bed met Niamh O’Donovan. Hij had een kleine cottage gehuurd even buiten Drimoleague op naam van Mr. McGill, waar hij Niamh naartoe smokkelde op de achterbank van zijn auto, verborgen onder een deken. Het bedrog maakte zijn overspel met Niamh nóg opwindender. Ze bezat het weelderigste lichaam dat hij ooit had gezien, gekoesterd, en ze was tot alles bereid om hem ervan te laten genieten, met een schaamteloosheid die hij verrukkelijk vond. Ze was allang niet meer de kuise maagd die hij twee jaar eerder had verleid. Sterker nog, ze zou waarschijnlijk de meest doorgewinterde prostituee doen blozen met wat hij haar had geleerd.

Behalve vrouwen had Ballinakelly hem weinig te bieden, en de aantrekkelijkste had hij inmiddels wel gehad. De koele, eigengereide vrouwen van de beau monde in Manhattan waren hem gaan vervelen, net als de brutale serveersters in Connecticut. Tegen de tijd dat hij naar Ierland kwam, was hij dringend aan verandering toe geweest, en het kasteel had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uitgeoefend. Maar Ballinakelly was een klein stadje, met weinig vertier voor een man als hij, uit de wereld van de schitterende soirees, de wereld van tennis en polo. Wanneer Bridie tot de elite had behoord en geen omhooggevallen dienstmeisje was geweest, zou hij misschien zijn uitgenodigd voor de jachtpartijen van de Deverills. Nu zag hij zich in zijn omgang beperkt tot de lagere klasse, en die vond hij volstrekt oninteressant. Behalve Niahm. Die fascineerde hem. Ze had iets waardoor hij telkens weer bij haar terugkwam. Behalve lust en zinnelijkheid bezat ze een scherpe geest. Ze was grappig, ondeugend en speels als een krolse poes. Hij genoot van hun gesprekken. Van de manier waarop ze naar hem luisterde. Niet zoals Bridie, wier gretigheid om het hem naar de zin te maken grensde aan angst. Niamh luisterde vol belangstelling, alsof alles wat hij zei wijs en verstandig was en blijk gaf van grote intelligentie. Bij Bridie voelde hij zich nooit een echte man, omdat het háár kasteel was, háár geld dat hij uitgaf, ook al had hij de controle over haar financiën in de loop der jaren naar zich toe getrokken. Maar bij Niamh voelde hij zich sterk en machtig. Ze wist niet dat hij, op een duur klinkende Italiaanse titel na, niets had ingebracht in het huwelijk. Niamh gaf hem het gevoel dat hij niet alleen een tijger in bed was, maar ook slim. Hij wist niet hoe lang hij het in Ballinakelly nog zou volhouden, maar hij fantaseerde erover Niamh mee te nemen wanneer hij vertrok. Niet áls. Wanneer.

Het enige wat hem ervan weerhield zijn koffers te pakken, was Leopoldo. Hij hield oprecht zielsveel van zijn zoon, en hij had graag meer kinderen gehad, zodat de Di Marcantonio’s van Ballinakelly op een dag een machtige dynastie zouden vormen. Maar zijn droom van een groot gezin was verstoord doordat Bridie er niet in slaagde opnieuw zwanger te worden. Het kwam niet eens bij hem op dat het ook aan hem zou kunnen liggen. Hij legde de volledige verantwoordelijkheid bij Bridie, met als gevolg dat hij geen enkele behoefte had nog langer het bed met haar te delen. Ze verveelde hem, zoals heel Ballinakelly hem verveelde. In Amerika had hij haar nooit saai gevonden. Daar was ze een en al levenslust geweest, altijd in voor een pleziertje. In Ballinakelly leek ze wel een ander mens. Een vrouw die het ontbrak aan moed, aan enthousiasme, aan hartstocht.

 

Michael Doyle leunde op de stenen muur rond het erf toen hij Grace zag aankomen. Mrs. Doyle trok het gordijn opzij en gluurde naar buiten. Ze bewonderde Lady Rowan-Hampton, die menig uurtje in haar keuken had doorgebracht om te worden onderwezen in de katholieke geloofsleer. Tegenwoordig bezocht ze de mis in het Cottage Hospital, zogenaamd omdat ze dat aan haar adellijke titel verplicht was. Mrs. Doyle wist hoe gevoelig haar bekering lag, en ze had er met niemand over gesproken. Alleen Michael wist ervan, maar zelfs met hem had ze het er nooit over gehad. De oude boerin was verrast toen ze de auto voor het huis zag stilhouden. Wat kon Lady Rowan-Hampton in ’s hemelsnaam met haar oudste zoon te bespreken hebben?

Michael verroerde zich niet, maar nam loom een trek van zijn sigaret en nam Grace van onder zijn pet onverschillig op. Mrs. Doyle vond het ongemanierd om een dame zo te ontvangen, maar ze zou Michael er niet op aanspreken. Sinds zijn vader was vermoord door een landloper was hij hoofd van het gezin, en Mrs. Doyle waakte ervoor hem de wet voor te schrijven. Hij keek toe terwijl Grace uitstapte en in haar lichtgekleurde zomermantel met bijpassende hoed naar hem toe kwam. Toen de wind greep kreeg op haar jas zag hij vluchtig een stuk been en een glimp van haar smaakvolle japon. Ze was nog altijd aantrekkelijk. Dat viel niet te ontkennen.

‘Grace? Wat kom je doen?’ vroeg hij ogenschijnlijk onbewogen.

Ze legde een hand op haar hoed om te voorkomen dat die wegwaaide. De zon scheen op haar gezicht en verleende haar huid een gouden gloed. ‘Ik heb nieuws dat je misschien zal interesseren.’ Haar lippen krulden geheimzinnig, als van een kat die van de melk heeft gesnoept.

‘O?’

‘Ik heb mijn contacten geraadpleegd, zowel hier als aan de andere kant van de oceaan. En ik heb wat informatie over je zwager weten te bemachtigen die je niet onverschillig zal laten.’

‘Als je met een lijst gaat komen van alle vrouwen met wie hij naar bed is geweest, dan kun je je de moeite besparen. Want dat weet ik al.’

Grace glimlachte. Michaels belangstelling was op slag gewekt, want in haar glimlach zag hij iets van de oude Grace; de Grace die hij had genomen in de oude boerderij aan de weg naar Dunashee. Hij richtte zich op en drukte zijn sigaret uit tegen de muur.

‘De graaf is helemaal geen graaf,’ vervolgde Grace, en ze zag dat Michael zijn adem inhield. Zijn verraste reactie bezorgde haar een huivering van genot. ‘En hij is ook geen Italiaan.’

‘Godallemachtig, Grace!’ Michael schudde zijn hoofd.

‘Hij is Albanees.’

‘Albanees?’

‘Zijn familie komt uit Tirana. Maar zijn vader is inderdaad naar Italië geëmigreerd, en Cesare is daar geboren. Hoe dan ook, zijn beide ouders komen uit Albanië en ze waren straatarm. Zijn vader heet eigenlijk Besmir Zaharia, en hij werkte in Rome als tuinman voor de Barberini’s. Daarnaast raakte hij betrokken bij wat louche zaakjes, waar hij goed aan heeft verdiend. Vervolgens ging hij er halsoverkop vandoor, met zijn vrouw en hun zoontje. Het schijnt dat hij ook schulden had en zijn leven in Italië niet meer zeker was. Eenmaal in Argentinië noemde hij zichzelf Benvenuto di Marcantonio. Compleet verzonnen allemaal. Hij was blijkbaar een meesteroplichter, want hij wist iedereen voor de gek te houden. Hij kwam in de voedselindustrie terecht, in de landbouw, hij exporteerde rundvlees en dat soort producten, maar hij was het type ondernemer dat snel rijk wordt, maar zijn kapitaal niet weet vast te houden. In Buenos Aires staat hij bekend als een gokker en een rokkenjager. Zijn vrouw, die zegt dat ze een Italiaanse prinses is, zou bij hem weg zijn. Volgens mij heeft Cesare in geen jaren contact met zijn vader gehad. Hij is uit Argentinië vertrokken en heeft carrière gemaakt als uitvreter, door rijke mensen financieel kaal te plukken. Want hij kan erg charmant zijn, hij heeft charisma, én hij heeft een titel.’ Ze grijnsde veelbetekenend. ‘Amerikanen zijn dol op titels! Maar als Cesare familie is van de paus, dan zijn wij het ook. Dat idiote wapen, met die bijen, dat hij boven de deur van het kasteel heeft laten aanbrengen, heeft hij zelf verzonnen.’

‘En betaald met het geld van mijn zuster,’ vulde Michael wrokkig aan.

‘Over Bridies geld gesproken, Cesare heeft haar zover weten te krijgen dat ze hem de totale controle over haar financiën heeft gegeven.’

‘Precies wat ik dacht. Ze is veel te goed van vertrouwen. Zijn fouten ziet ze niet, laat staan dat ze in de gaten heeft wat hij in zijn schild voert.’

Grace trok een wenkbrauw op. ‘Bedoel je dat hij er met haar geld vandoor gaat?’

‘Dacht jij nu werkelijk dat hij de rest van zijn leven in Ballinakelly blijft? De enige reden dat hij hier nog zit, is de oorlog. Zodra die voorbij is, stapt hij op de eerste de beste boot die hij kan krijgen.’

‘Bridie zal er kapot van zijn.’

Michael wreef peinzend over zijn kin.

‘Misschien hebben zijn ouders hém ook wel bedrogen,’ opperde Grace. ‘Misschien is hij te goeder trouw.’ Ze haalde haar schouders op, alsof ze hem het voordeel van de twijfel wilde geven. Maar toen schudde ze haar hoofd. ‘Nee, dat kan ik me niet voorstellen. Als je het mij vraagt, is hij een ordinaire avonturier en een oplichter. Ik wist het meteen, zodra ik hem leerde kennen. Maar ik had niet door hoe ver zijn bedrog ging, hoe schaamteloos hij iedereen oplicht.’ Ze besefte ineens dat ze het over de man van Michaels zuster hadden. Dus ze trok haastig een meelevend gezicht. ‘Het spijt me zo voor Bridie. Ik vrees dat Cesare op een gruwelijke manier misbruik van haar heeft gemaakt.’

Michael zei niets.

Grace keek hem aan. De jaren hadden hem alleen maar aantrekkelijker gemaakt, met zijn verweerde huid, de groeven rond zijn mond, de ogen die nog dieper in hun kassen lagen en de grijze accenten in zijn zwarte haar. Maar zijn ogen waren nog altijd zwart als kolen, hun schittering was nog net zo dreigend als vroeger. Ook al leidde hij dan nu een vroom leven als dienaar van de Kerk en de gemeenschap, Grace was ervan overtuigd dat onderhuids de lust nog altijd smeulde, als lava onder een korst van harde sintels. Ze kon het bijna voelen, als een zindering in de lucht, alsof zijn verborgen begeerte door de scheuren in zijn kille pantser sijpelde.

‘Weet je zeker dat je je bronnen kunt vertrouwen?’ vroeg hij ten slotte.

‘Heel zeker. Ik heb contacten in zowel Italië als Argentinië.’ Over Beaumont Williams sprak ze niet. Bridies advocaat in New York was maar al te graag bereid geweest haar te helpen, want ook hij had twijfels gehad omtrent de graaf, en zelf het nodige spitwerk verricht voordat Bridie met Cesare trouwde. Destijds had hij niet diep genoeg gegraven, maar deze keer was hij uiterst grondig te werk gegaan. ‘Cesares echte achternaam is dus Zaharia,’ vervolgde Grace. ‘Cesare Zaharia. Dat klinkt toch heel anders dan Di Marcantonio, vind je ook niet?’

‘Zeg dat wel.’ Michael nam Grace onderzoekend op, en het was alsof hij haar met nieuwe ogen zag. ‘Goed werk, Grace. Dus je bent weer helemaal in vorm? Net als vroeger?’

Ze glimlachte koket. ‘We hebben een mooie tijd gehad, of niet soms? En nu binden we opnieuw de strijd aan tegen het kwaad. Je maakt mij niet wijs dat je dat niet opwindend vindt.’

Hij grinnikte. Wat ken je me goed, Grace, leek hij te willen zeggen. En ze las in zijn ogen een intimiteit die ze daarin jaren niet had gezien.

‘En nu?’ vroeg ze. ‘Wat denk je te gaan doen? Je laat zijn bedrog toch niet ongestraft, neem ik aan?’

‘Ik ga er eerst eens een nachtje over slapen.’

‘Arme Bridie, volgens mij heeft Cesare het ook aangelegd met Niamh O’Donovan.’

‘Daar lijkt het wel op,’ zei Michael ernstig. ‘Maar het is nooit goed om overhaast te werk te gaan. Een dwaas zou hem aanvliegen met een mes. Maar ik ben geen dwaas. Ik zorg dat mijn kruit droog blijft. Hoe dan ook, ik ben blij dat je me hebt gewaarschuwd.’

Grace schonk hem haar charmantste glimlach. ‘We hebben heel wat meegemaakt, jij en ik. En je kunt me veel verwijten, maar niet dat ik niet loyaal ben.’ Ze smolt diep vanbinnen toen hij knikte. In de blik waarmee hij haar aankeek, las ze de herinnering aan hun lange nachten vol genot, aan de tijd toen ze geheime bondgenoten waren geweest, een tijd waarin hij elke ronding, elke plooi van haar lichaam kende, omdat hij ze allemaal had geproefd.

Met een bijna bovenmenselijke inspanning draaide ze zich om en liep terug naar de auto. Als Mrs. Doyle hen van achter het raam niet in de gaten had gehouden, zou ze hem misschien om de hals zijn gevallen. Maar ze waren niet alleen, en hij was er nog niet klaar voor. Ze moest hem doen geloven dat ze onbereikbaar was. Ze had hem geprikkeld, zijn gevoelens voor haar opnieuw gewekt. Verder moest ze nog niet gaan. Nu was het een kwestie van afwachten tot zijn gretigheid hem lichtzinnig maakte en hem zijn gelofte deed vergeten.

Michael keek haar na, nog altijd onder de indruk. Haar aantrekkelijkheid kwam voort uit haar onvoorwaardelijke geloof in zichzelf. Maar hij had in Mount Melleray de gelofte afgelegd om zich te houden aan Gods geboden, hij had zijn vroegere, zondige leven afgezworen. Grace was een getrouwde vrouw. Hij zou al zijn wilskracht nodig hebben om haar te weerstaan, maar hij zou sterk zijn en niet voor de verleiding bezwijken. En wat Cesare betrof, Grace had gelijk. Hij zou diens bedrog niet ongestraft laten. Maar hoever was hij bereid te gaan om een eind te maken aan de kwalijke praktijken van de oplichter die misbruik maakte van zijn zuster?