27
Nadat hij Jackie daartoe opdracht had gegeven, printte ze op zijn persoonlijke briefpapier honderd keer het volgende tekstje uit: Het voorgenomen huwelijk tussen Dr. Ella Cotswold en Eugene Wren, dat gepland stond voor 20 oktober 2007, zal geen doorgang vinden. Eugene had erover gedacht om daar nog een korte verontschuldiging aan toe te voegen tegenover al die gasten die nu niet het genoegen zouden beleven om Ella en hem samen in het huwelijk te zien treden, daarna een fantastische lunch voorgezet te krijgen en zijn Dom Perignon op te drinken, maar om de een of andere reden kon hij dat niet opbrengen. Er was tegenwoordig niet veel wat hij wél kon opbrengen.
Hij had een kamer gehuurd in een hotel in George Street, uiterst comfortabel en enorm duur, maar het leek hem onwaarschijnlijk dat hij sinds zijn komst hier, enkele dagen geleden, meer dan twee of drie uur per nacht geslapen had. Als hij rond middernacht in slaap viel, zat hij om drie uur ’s nachts rechtop in bed een Oranchoco te eten om zichzelf een beetje te troosten. En dan nog een, en nog een. Ze waren net zo lekker als Chocorange. Hij vroeg zich af waarom hij ze aanvankelijk bitter had gevonden.
Het was niet ongebruikelijk dat hij wegdoezelde als hij op de galerie was. Dorinda had hem weleens aangetroffen terwijl hij met zijn hoofd op zijn armen aan zijn bureau lag te slapen. ‘Compleet van de wereld,’ zoals ze het omschreef. Ze zei tegen hem dat hij naar huis moest gaan, zo kon hij niet doorgaan.
‘Ik heb geen huis meer,’ zei hij.
Daar viel niets op terug te zeggen. Jackie en Dorinda keken elkaar snel even aan. Geen van die twee wist waarom de verloving was verbroken, alleen maar dát die verbroken was. Niemand wist waarom. Het zou gemakkelijker zijn geweest om de mensen te vertellen over de ontrouw van een van beide partijen of de een of andere kort geleden ontdekte onverenigbaarheid van karakters, dan om te moeten opbiechten dat hij verslaafd was aan iets zo absurds en vernederends. Hij werkte nu meer van die dingen naar binnen dan ooit, minstens twee pakjes per dag. Omdat die twee vrouwen hier rondliepen, durfde hij de snoepjes niet in zijn mond te stoppen als hij in de galerie was, en dus dwong hij zich om door de fraaie straten van Kensington te lopen en er in het halfuurtje buiten dat hij zichzelf toestond soms wel vijf achter elkaar op te zuigen. Soms bleef hij gewoon in een portiek of onder een boom staan, als een van zijn werkplek verbannen roker.
De oorspronkelijke reden waarom hij Chocorange was gaan eten, zoals het spul toen geheten had, was dat hij tussen de maaltijden niet te veel wilde eten, en dat doel leek in elk geval wel bereikt te zijn. Hij had zijn belangstelling voor echt voedsel verloren. Hij had niet de moed om zichzelf te wegen – er stond een weegschaal in de badkamer in het hotel – maar hij kon zo ook wel zien en voelen dat hij gewicht verloor. Zijn kleren slobberden nu om zijn lijf, en zo nu en dan begon de gedachte bij hem op te komen dat het zijn dood kon worden als hij zo doorging. Zulke dingen gebeurden werkelijk. Hij herinnerde zich dat hij ooit had gelezen over een man die een eind aan zijn leven had gemaakt door alleen nog maar wortelen te eten totdat hij was overleden aan een overdosis vitamine A. Oranchoco bevatte waarschijnlijk helemaal geen vitaminen, dacht hij, en al evenmin vetten of eiwitten, en nauwelijks koolhydraten, maar er zaten wél een hoop chemicaliën in, en terwijl hij zo zat te denken, nam hij er nog een, en nog een, en besloot vanavond maar niet naar het restaurant in Crawford Place te gaan voor het avondeten.
Op de galerie ontving hij een briefje van Ella. Geen mailtje of sms’je, maar een echte brief, die vermoedelijk een paar dagen vertraging had opgelopen door de staking van de posterijen. Eugene, stond erin, ik ben weg uit je huis en woon nu weer in mijn eigen flat. Het spreekt vanzelf dat ik daar niet kon blijven. Je kunt nu weer terug. Ik heb al mijn spullen meegenomen en de sleutel op het tafeltje in de hal gelegd. Ella.
Daardoor raakte hij enorm van streek. Hij kon nu elk ogenblik in tranen uitbarsten, zelfs nog erger dan toen hij acht jaar oud was en de oude Sid Gibson hem zo had uitgekafferd omdat er een citroen van zijn kraampje was gevallen toen Eugene daar wat te dicht langsliep. Maar hij verliet het hotel en ging naar huis in de ijdele hoop dat hij zich daar beter zou voelen. Hij had gedacht dat het hem troost zou bieden als hij werd omgeven door al zijn geliefde kunstvoorwerpen, maar dat was niet het geval. Het enige wat hem troost had kunnen schenken, was helemaal geen ding. Nu Ella weg was, dacht hij bitter, hield hij nog meer van haar dan ooit, en had hij haar ook veel harder nodig dan ooit eerder het geval was geweest. Hij maakte zijn koffer open in de slaapkamer die hij met haar had gedeeld en kieperde de inhoud ervan op de vloer: kleren, schoenen, en meer dan twintig pakjes Oranchoco. Een daarvan rukte hij open, ook al had hij er al twee in de zakken van zijn jasje zitten, en hij stopte er twee tegelijk in zijn mond.
Terwijl hij op bed lag, dacht hij dat het voor hem het beste zou zijn als Oranchoco uit de handel zou worden genomen. Hij herinnerde zich dat hij had gelezen over levensmiddelen die een bepaalde stof bevatten waarvan was aangetoond dat die kankerverwekkend kon zijn als muizen er vijftig jaar lang een kilo per dag van aten, en die vervolgens onmiddellijk uit de winkels waren weggehaald. Dat was een gevolg van de huidige manie voor gezondheid en veiligheid. Gebeurde dat dan ook maar met Oranchoco! Wat zou het fijn zijn als hij de winkel van de dame in die sari binnen zou lopen, en als hij haar vroeg waar de Oranchoco was gebleven, wat hij nooit zou doen, te horen zou krijgen dat ze uit de markt waren gehaald omdat ze giftig waren gebleken. En nu hij toch bezig was, wat zou het fijn zijn geweest als de nieuwe smaak van Oranchoco hem van zijn verslaving had afgeholpen, zoals hij had gehoopt.
Zou hij buiten de deur iets gaan eten, als hij straks al zijn spullen had weggeborgen? Of kon hij beter thuis iets voor zichzelf koken? Hij merkte dat hij wat misselijk begon te worden. Dan kon hij misschien maar beter helemaal niet eten. Hier in zijn slaapkamer had hij iets wat hem troost kon bieden, meer dan twintig pakjes zelfs.
Toen ze terugkwam van een andere patiënt, merkte Ella dat ze langs het blok reed waar Joel Roseman woonde. Het was weken geleden sinds ze voor het laatst van hem had gehoord, en zelfs nog langer geleden sinds ze hem had gezien. Haar leven was verworden tot een werktuiglijke routine. Opstaan en naar haar werk gaan, om daar met een geforceerde glimlach de meelevende blikken van haar collega’s te trotseren. Patiënten ontvangen en bij patiënten op huisbezoek gaan. Daarna terug naar de flat, iets eten wat ze niet hoefde te koken, want dat was te veel moeite, een glas whisky en dan naar bed. Joel had niet tot de patiënten behoord bij wie ze op huisbezoek was geweest. Ze was hem op een gegeven moment zelfs bijna vergeten. Maar nu, toen ze de auto parkeerde, keek ze snel even omhoog naar de ramen van zijn flat. De jaloezieën waren weg en voor zover ze kon zien de gordijnen ook. Zou hij ook weg zijn? Er was niet veel wat voor haar een afleiding kon vormen van haar eigen problemen, maar dit wel. Ze herinnerde zich nu hoe Joel had geprobeerd Mithras terug te brengen naar de rivier en de weilanden en de stad met de witte torens, maar daar slechts gedeeltelijk in was geslaagd. Had hij het misschien nog een keer geprobeerd, en zou het hem deze keer misschien wel gelukt zijn? En zou het dan gelukt zijn omdat hij er deze keer wél aan doodgegaan was?
Ella liep de trap op en de gang binnen. Een portier die achter de balie zat, vroeg waarmee hij haar van dienst kon zijn.
‘Meneer Roseman?’
‘Die is vertrokken, mevrouw. Hij is een week geleden verhuisd.’
De kans leek haar wel heel klein, maar misschien hadden ze een adres achtergelaten, en dat bleek opmerkelijk genoeg inderdaad het geval. De portier noteerde het voor haar. Ella herkende de straatnaam. Het was een adres in Hampstead Garden Suburb. Dat was het huis van zijn ouders; niet alleen van zijn moeder, maar natuurlijk ook van zijn vader.
Als het leven lief voor haar was geweest, zou Ella daar nooit heen zijn gegaan. Maar het leven behandelde haar op dat moment heel slecht, en dus ging ze ernaartoe om niet aan andere dingen te hoeven denken, niet aan Eugene en hoe krankzinnig het allemaal was, en hoe vernederd ze zich voelde.
Het huis van meneer en mevrouw Stemmer was een paleis, een bungalow die een oppervlakte van wel vierhonderd vierkante meter besloeg (dacht Ella, maar dat was overdreven), en die werd omgeven door een nog eens enkele malen zo groot, geometrisch ingedeeld terrein met palm- en apenbroodbomen, een bowlingveldje en een midgetgolfbaan met kunstmatige heuvels en vijvertjes. Eugene zou het ordinair genoemd hebben, maar dat was een woord dat tegenwoordig nog slechts door weinigen gebruikt werd. Ze kon dat allemaal zien terwijl ze voor het gesloten gietijzeren hek stond, dat kennelijk alleen maar op elektronische wijze geopend kon worden. Ze drukte op de bel en een stem vroeg wie ze was.
‘Dokter Cotswold,’ zei ze. ‘Ik kom voor meneer Roseman.’
‘Moment.’
Een grommend geluid werd gevolgd door het langzame opengaan van de hekken. Ze reed het terrein op over een enorm geplaveid stuk grond. Toen haar auto daar op dat stenige plateau geparkeerd stond, leek hij ineens heel klein. Ze schrok een beetje toen de rechterhelft van de dubbele voordeur openging voordat ze haar voet op de eerste van de vier treden van het bordes had gezet. In de deuropening stond een vrouw in een donkerblauwe jurk die een uniform zou zijn geweest als ze er een wit schortje overheen had gedragen, of een naamkaartje op het borstzakje. Wat Ella betrof had de vrouw net zo goed doofstom kunnen zijn terwijl ze voor haar uit liep over marmer en gepolitoerd hout en her en der verspreid liggende tapijtjes waar je maar al te gemakkelijk over kon struikelen.
Het huis scheen niet over deuren te beschikken, en al evenmin over een manier om het daglicht buiten te houden. Het was een schitterende oktoberdag. Om vijf uur ’s middags zou het allemaal voorbij zijn, maar nu stroomde het zonlicht naar binnen door muren van glas en een glazen koepel in het plafond. Kamers werden alleen maar gescheiden van andere kamers door slim opgestelde hele en halve muurtjes die als kamerschermen fungeerden. Aan een daarvan hing een schilderij, een groot stuk in olieverf, van een zeemeermin in een goudvissenkom, die kennelijk haar best deed om door de smalle hals daarvan te ontsnappen. De vrouw liep met Ella om de muur met het schilderij heen, en daarachter, in een zilverkleurige leren fauteuil achter een bureau, zat een dikke man met wit haar, die een zilveren telefoonhoorn in zijn rechterhand hield. Met een kort knikje gaf hij te kennen dat hij Ella’s aanwezigheid had opgemerkt. De vrouw gebaarde met een hand naar een stoel en Ella ging zitten. Ongeveer een minuut bleef Joels vader, want dit was ongetwijfeld zijn vader, nog in de hoorn spreken. Toen zei hij snel: ‘Goed, dat is wel genoeg. Ik snap nu wel hoe het zit,’ en legde neer. Met uitgestrekte hand liep hij naar haar toe en zei: ‘Maurice Stemmer. Volgens mij bent u de arts die mijn zoon onder haar hoede heeft gehad?’
Ella vroeg zich af waarom hij de voltooid verleden tijd gebruikte, maar schudde de hand die haar werd aangeboden en vroeg of ze Joel kon spreken.
Een flauwe glimlach zorgde ervoor dat zijn dikke wangen in uitpuilende kussens veranderden. ‘U kunt Mithras te spreken krijgen, als u dat wilt.’
‘Ik begrijp niet wat u bedoelt.’
‘Dit hele gedoe is moeilijk te begrijpen, dokter Cotswold. Misschien is het maar beter om te aanvaarden dat Joel een ander mens is geworden, iemand met wie voor de rest van ons misschien wat gemakkelijker te leven valt.’
Ze wist niet wat ze daarop moest zeggen.
‘Als u nog openstaande vorderingen hebt, kunt u mij een rekening sturen en dan zal ik die natuurlijk met alle genoegen voldoen.’
‘U bent mij niets schuldig,’ zei Ella, ‘maar ik zou Joel wel heel graag even willen zien. Zelfs als hij ziek is. Juist als hij ziek is.’
‘Mithras,’ zei meneer Stemmer. ‘Hij reageert alleen op die naam. Dat kunt u maar beter niet vergeten.’
Nu hij rechtop stond, kon ze zien hoe extreem dik Maurice Stemmer was. Dat al te vaak gebruikte woord ‘obesitas’ zou speciaal voor hem uitgevonden kunnen zijn. Zijn buikomvang had het stadium bereikt waarin er een heel schort van vet over de strak over zijn opgezwollen dijen gespannen stof van zijn broekspijpen bungelde. Hij ademde zwaar en zuchtte toen hij weer ging zitten. Ella vroeg zich af hoe een man wiens zo innig geliefde dochtertje was verdronken, het kon verdragen om dat schilderij van die wanhopige zeemeermin in huis te hebben.
Er werd op een bel gedrukt en de vrouw kwam weer tevoorschijn. Ze ging voor Ella staan en wachtte tot ze opstond. Ella liep achter haar aan. De vrouw maakte de enige binnendeur in deze centrale hal van het huis open. Dit vertrek was het volstrekt tegenovergestelde van de flat in Ludlow Mansions, met zijn fluwelen gordijnen en neergelaten jaloezieën, en hoewel het hier niet zo licht was als in de rest van het huis, was het er ook niet echt schemerig. Het vertrek was prettig ingericht in zachte pasteltinten en voorzien van hoogpolig tapijt. Onder een raam met dunne gordijnen ervoor stond een grote bak vol kamerplanten.
De man die op een met groen fluweel beklede stoel tegen een muur met behang met een boombladmotiefje zat, was Joel, maar toch ook weer niet. Zijn donkere haar was nu helblond en golvend, en op zijn anders zo treurige gezicht was nu een lichte glimlach te zien. Ongetwijfeld voor het eerst sinds Ella hem had ontmoet, droeg hij geen zonnebril. De glimlach werd breder toen hij zag wie er was binnengekomen, maar toch had ze de indruk dat hij haar niet herkende. Hij zou iedereen die maar binnenkwam op die manier hebben toegelachen.
‘Hallo,’ zei hij met een klank in zijn stem die anders was dan de gebruikelijke stem van Joel. ‘Ik ben Mithras.’
‘Ella,’ zei ze, en haar stem trilde. ‘Ik ben Ella.’
De stem was wat hoger, de klinkers klonken wat anders dan ze van hem gewend was, en hij lispelde een beetje. ‘Volgens mij hebben we elkaar eens eerder ontmoet. In een ander leven misschien. Toen ik nog een hart had. Voordat ze dat eruit haalden. Je kunt geen mens zijn zonder een hart, zie je. Dan ben je een geest of een god.’
Een beweging achter haar zorgde ervoor dat Ella zich omdraaide. Wendy Stemmer was de kamer binnengekomen. Ze liet een zacht gejammer horen, liep naar haar zoon toe en begon zijn blonde haar te strelen, zoals je een kat of een hond zou kunnen aaien. Ze zag er triest uit, levensechter dan Ella haar ooit gezien had. Al dat smakeloos opgedirkte, wanhopig meisjesachtige was nu verdwenen. Joel liet zich lijdzaam aaien, maar slaagde erin zich te gedragen alsof er niemand bij hem was. Hij pakte een boek en begon te lezen. Zijn moeder trok haar hand weg.
‘Het heeft geen zin om hier te blijven,’ zei ze. ‘Hij zit uren in dat boek te lezen. Het is altijd hetzelfde boek. Hij leest het telkens opnieuw.’
Ella zag aan de titel dat het een op dit moment veelgelezen boek over schizofrenie was. Op het omslag stond een tekening van een stel hersenen dat werd doorboord door een bliksemschicht. Dit was het boek dat naast hem had gelegen, samen met de wodka en de pillen, toen hij had geprobeerd nog eens een bezoek te brengen aan ‘gene zijde’. Ze liepen naar de deur, waar Ella zich omdraaide en hem nog één keer aandachtig opnam. Toen liepen ze de kamer uit, en Ella merkte dat ze opnieuw oog in oog stond, al was het dan aan de overkant van een blinkende leegte, met die wanhopige zeemeermin in haar kom vol water.
Wendy Stemmer trok de deur achter zich dicht. ‘Ik loop wel met u mee naar de auto,’ zei ze.
Voor de eerste keer sinds Ella haar kende, droeg ze een rok tot over de knie en toen ze naast Ella in de auto zat, trok ze die omlaag.
‘Hij heeft zijn haar zelf gebleekt. Hij moet er bleekwater voor gebruikt hebben, want hij is nog nooit de deur uit gegaan om iets te kopen. De dagverzorgster zei dat hij helemaal de deur niet uit ging. Ik weet niet waarom hij dat gedaan heeft.’
Ik wel, dacht Ella. Mithras had blond haar, en hij wilde net zo worden als Mithras. Hij wilde Mithras worden.
‘Ik heb hem zo aangetroffen als hij nu is, terwijl hij wartaal uitkraamde en zei dat hij samen met Joel was teruggekomen... Hij praatte over Joel alsof het iemand anders was. Hij zei dat Joel hem had weggehaald uit een stad die van wolken gemaakt was, maar toen Joel had geprobeerd hem weer terug te brengen, was dat niet gelukt. Joel is daar gebleven en hij – deze Mithras – moet hier blijven.’
‘Maar uw echtgenoot,’ zei Ella. ‘Waarom is zijn houding tegenover Joel plotseling zo omgeslagen?’
‘Dat begrijp ik eigenlijk niet goed.’ Tot Ella’s verrassing pakte Wendy Stemmer haar hand vast en bleef die stevig vasthouden. ‘Ik vind het angstaanjagend. Het geeft me het gevoel dat ik hier te maken hebt met twee krankzinnigen in plaats van één.’
‘Maar wat is er gebeurd?’
‘Ik probeerde hem te vertellen dat Joel aan dit... dit waandenkbeeld lijdt. Dat hij dacht dat hij iemand anders was, bedoel ik. Dat hij deze Mithras was, dat hij zijn haar had geverfd, met een heel andere stem praatte, en ga zo maar door. Maurice luistert meestal niet als ik iets zeg, maar nu luisterde hij wel, en toen zei hij plotseling: “Ik ga met je mee.” Ik kon mijn oren niet geloven. Ik dacht dat niets mijn man van mening zou kunnen doen veranderen, maar toen hij hoorde in welke staat Joel verkeerde, veranderde er wel iets. Hij ging meteen mee naar Joels flat en... nou, ik weet het niet.’ Ze keek Ella eens aan, en sloeg toen haar ogen neer. Haar stem klonk nu zo zacht dat Ella haar nauwelijks kon horen. ‘Hij, mijn man bedoel ik, hij zei: “Dit is mijn zoon niet. Dit is iemand anders. Laten we hem maar mee naar huis nemen.” Joel zou hij nooit kunnen vergeven, maar deze man, deze Mithras, kon hij wel aanvaarden. En Joel heeft hém ook aanvaard. Hij is uit eigen vrije wil met ons meegegaan.’
Ella zei stijfjes: ‘Ziet Joel...’ Ze kon het niet opbrengen om hem Mithras te noemen. ‘... nog weleens iemand? Een arts, bedoel ik?’
‘De psychiater, mevrouw Crane. Die is hiernaartoe gekomen.’
‘Dus hij staat onder medisch toezicht?’
‘Ja hoor. Hij is aan haar zorgen toevertrouwd. Ze schrijft hem medicijnen voor, en ze zegt dat hij hier kan blijven. Het is niet nodig om hem... ergens anders heen te sturen, als u begrijpt wat ik bedoel. Hij heeft twee psychiatrische verpleegkundigen, een voor overdag en een voor ’s nachts. Mijn man zegt dat geld geen rol speelt. Alles wat hij nodig heeft, krijgt hij. U weet toch dat Joel zo graag de hele tijd in het donker wilde zitten? Nou, deze Mithras, want zo noem ik hem dan maar, geeft de voorkeur aan een soort schemering. Halfduister noemt hij het. Hij zegt dat het waar hij vandaan komt altijd licht is, dag en nacht, maar dat wil hij nog niet. Hij is mijn zoon niet meer, dokter.’ Haar ogen stonden ineens vol tranen en er klonk een gedempte snik. ‘Het is net of we een geestverschijning bij ons in huis hebben. Of een engel. Ik moet nu naar binnen. Maar dat is wat mijn man wil: niet Joel, maar een heel ander iemand.’
Ze stapte uit en terwijl ze wegliep, keek Ella haar na. Zonder te weten waarom, besefte ze dat ze geen van hen drieën ooit nog zou zien.