13
Het paellakraampje werd Lance bijna te machtig. Hij kon zich niet veroorloven om ook maar iets te kopen, al net zomin als hij zich kon veroorloven om een van die met poedersuiker bestoven pannenkoeken te kopen die hij had gezien in een kraampje voor automatenhal Magic City. Maar die ronde pannen vol stomende en borrelende garnalen in een goudgele saus met uien, groene erwten en stukken kip, en nog een andere pan vol glanzende saffraankleurige rijst die al net zo mooi was als een van die met kralen en borduurwerk versierde kussens bij Gemma op de bank, maakten hem ziek van verlangen. Hij dwong zich om zich van het tafereel af te wenden en zich te concentreren op het werkelijke doel van zijn bezoek.
De vrouw in het rode jasje en de bloemetjesjurk stond lang naar de etalage van Lilla te kijken. Haar metgezel, een man zo mager en spichtig als zij dik was, leek er bij haar op aan te dringen om de winkel binnen te gaan, waar hij voor haar een sieraad wilde kopen. Ze hadden luide stemmen en Lance, die midden op straat stond, kon alles horen wat ze zeiden. Hij ging wat dichterbij staan. Er reden maar weinig auto’s of bestelwagens door Portobello Road, al staken ze die vaak genoeg dwars over, maar hier konden voetgangers zonder gevaar over de weg lopen, pratend, wijzend en verbaasd lachend. Het stel dat hij in de gaten hield, kwam langs hem gelopen, stak de straat over en liep naar een kraampje waar ringen, broches en lange kralenkettingen te koop lagen tegen de helft van de prijs die daarvoor bij Lilla werd gerekend. De vrouw had een rode schoudertas, en de klep daarvan, die werd afgesloten met een soort pennetje dat door een oogje ging, hing open. Lance, die wel het een en ander wist van zulke dingen, bedacht dat zo’n handtas waardeloos was, net zoals handtassen met een rits. De enige soort handtassen die redelijk veilig waren, was van het ouderwetse soort, zoals zijn oma altijd bij zich had: een tas die je dichtmaakte met een drukknoop en waar je dan een riempje overheen trok dat werd vastgemaakt met een gesp. Er was geen enkele manier waarop een tasjesdief daar met zijn tengels bij kon komen.
Vóór zijn ontmoeting met Fize en zijn vriendjes had hij geëxperimenteerd met een keukenmes om tassen mee open te snijden. Het mes was van tante Ivy geweest, en het was een van de beste geweest die tussen de vorken en messenslijpers in de keukenla had gelegen. Een visfileermes had oom Gib het genoemd en het was bestemd voor gebruik op drukke plekken. Lance had de metro genomen – Ladbroke Grove was het station dat het dichtst bij Portobello Road lag, maar Lance was ingestapt op Westbourne Park, en in het spitsuur. Het was halfzes ’s middags, en de wagon was afgeladen met forensen. Het waren er honderden, en ze stonden allemaal dicht op elkaar gepakt. Als zijn doelwit koos hij meisjes met een grote schoudertas met korte draagband. Die waren het gemakkelijkst. Hij benaderde er een van achteren, en terwijl de metro Ladbroke Grove uit reed, slaagde hij erin om een ongeveer vijftien centimeter lange snee in de zijkant van de tas te maken. Het meisje voelde er niets van en niemand anders had het in de gaten. Na een lange werkdag waren de passagiers allemaal te afgemat.
Lance was niet moe. Hij had de hele dag niets anders gedaan dan tv-kijken en junkfood kopen en naar binnen werken. Hij liet zijn hand in de tas glijden en haalde er iets van leer uit wat aanvoelde als een portefeuille, en nog iets van leer, zo’n dingetje waar mensen hun creditcards in bewaarden. Er was lef voor nodig om daarna in de wagon te blijven staan, maar hij hoefde maar te blijven totdat de metro tot stilstand kwam in Latimer Road. Het meisje stapte tegelijk met hem uit, maar ze had niet gemerkt dat er iets mis was met haar tas. Het was een anticlimax, en een onprettige, toen hij naar Portobello Road terugsjokte en tot de ontdekking kwam dat het ding waarvan hij had gedacht dat het een portefeuille was, een hoesje was met een zonnebril erin, en dat het leren hoesje waarvan hij had gehoopt dat er creditcards in zaten, een soort make-updoosje was met een sponsje in het deksel. Vol weerzin gooide hij ze allebei weg. Sindsdien had hij de truc met het meisje niet opnieuw geprobeerd. Eerlijk gezegd vond hij het nogal eng om met een mes rond te lopen. Betrapt worden met een mes, ook als je er alleen maar een handtas mee had opengesneden en helemaal niet van plan was om er iets anders mee te doen, was eigenlijk zonde. Zijn gewonde arm voelde zwaar en pijnlijk aan, al was het gips er inmiddels af, en hij had pijn in zijn ribben.
De dikke vrouw in het rood en haar echtgenoot – Lance dacht dat de magere haar echtgenoot wel moest zijn, want geen enkele man zou zelfs maar dood met haar willen worden aangetroffen tenzij hij te stevig aan haar vastgeketend zat om te kunnen ontsnappen – stonden vol aandacht naar de waren te kijken die in het juwelenkraampje lagen uitgestald. Lance kende het meisje dat achter het stalletje stond, al wist hij niet hoe ze heette, maar hij was niet al te blij toen ze luidkeels ‘Hé Lance,’ zei, en er daarmee voor zorgde dat de aandacht op hem gericht werd.
Toch leek niemand het op te merken. ‘Hé, hallo,’ mompelde hij, en hij schuifelde wat dichter naar de vrouw in het rood toe. Ze hield nu een lange ketting met zwarte en witte kralen omhoog, legde die toen plotseling neer en begon in haar tas te rommelen. Lance dacht dat ze naar een portemonnee of portefeuille zocht, maar nee, kennelijk liet ze het betalen aan haar echtgenoot over. Er kwamen een pakje Benson & Hedges en een aansteker tevoorschijn. De inspanning van al dat winkelen was te veel voor haar zonder de stimulans, of juist de verdoving, van een sigaret. Weer iemand die van die smerige stinkstokken liep te roken! ‘Wacht maar tot 1 juli, als ze voor altijd verboden worden,’ mompelde hij zonder dat hij er erg in had, ‘dan merk je zelf eens hoe het is als een juut plotseling zijn hand op je schouder legt.’ Maar zou dat ook werkelijk zo gaan? Of was dit een open ruimte, en mochten ze zichzelf dan met die koleredingen zo vaak als ze maar wilden doodziek maken?
Ze stopte de sigaretten en de aansteker weer in haar tas en als de hersenloze trol die ze was, liet ze de klep openhangen. Ze hield de ketting met zwarte en witte kralen omhoog en zei tegen het meisje dat hem daarnet had aangesproken, dat ze deze wilde hebben. Lance liet zijn hand in de tas glijden, trok er een grote, zware portemonnee uit en schoof die in de zak van zijn spijkerbroek. Net zoals hij had verwacht, was de man degene die de halsketting afrekende, en hij vroeg de vrouw of ze een paar bijpassende oorbellen wilde. Lance deed een stap naar achter, draaide zich om en keek in de etalage van de kaasboetiek, alsof hij volkomen betoverd werd door de jarlsberg en roquefort die daar lagen uitgestald. De zware portemonnee zorgde voor een groteske bobbel onder zijn spijkerbroek, alsof hij een hernia had. Een van oom Gibs godsdienstige vriendjes had een hernia, die hem een klein potbuikje gaf boven op zijn echte enorme pens. Heel langzaam, terwijl hij zo nu en dan bleef stilstaan om naar kraampjes te kijken die hij al honderd keer eerder had gezien, liep Lance over Portobello Road, totdat hij Golborne Road in kon lopen, waar hij veilig was voor nieuwsgierige blikken.
Daar ging hij op een muurtje zitten, dat tegenwoordig volstrekt onschadelijk was, maar dat ooit, lang voor zijn tijd, een beruchte ontmoetingsplek was geweest voor criminelen, en maakte hij de portemonnee open. Geen creditcards. Zulke dingen liet ze aan haar man over. Drie briefjes van twintig, één van vijf, en in het vakje voor muntgeld, dat ze zo vol had gepropt dat de ritssluiting er bijna onder bezweek, een heleboel munten van twee pond, één pond, en van vijftig en twintig penny’s. Ze had er zoveel van dat ze de kleinere munten niet eens bewaard had. Hij telde het na. Met de munten erbij kwam hij op achtentachtig pond. Niet slecht... dat had heel wat beroerder kunnen zijn.
Hij slenterde door Bevington Road en bleef even staan om de portemonnee in een prullenbak te gooien, en daarna nog even om een marsreep en een pakje chips te kopen, voordat hij uiteindelijk op de bus stapte, waar hij onmiddellijk weer uit werd gezet omdat je een kaartje moest hebben voordat je instapte. Lance voelde zich boos en beledigd. Hij was oprecht van plan geweest om voor het ritje te betalen met het kleingeld uit de portemonnee van mevrouw Roodjakje, maar ze hadden hem niet eens de kans gegeven. Wat was de wereld toch onrechtvaardig.
Sinds hij de portemonnee uit die handtas had geratst, was hij zonder duidelijk doel steeds verder van het huis van oom Gib vandaan gelopen. Maar natuurlijk had hij wel een doel. Als een mot die wordt aangetrokken door een kaarsvlam was hij op weg naar Gemma, op weg naar dat flatblok met zwartgeschilderde hekken om de balkons, en tuinen vol met rode en paarse bloemen met gele muren vol graffiti eromheen. Nadat ze in het ziekenhuis bij hem op bezoek was geweest, had hij niet langer dat hopeloze gevoel dat ze hem volledig zou afwijzen, Abelard aan haar boezem zou drukken alsof hij een pedofiel was, hem de rug zou toekeren en de balkondeur met een klap achter zich dicht zou slaan. Zou het kunnen dat ze hem terug wilde? Dat ze die Fize te verstaan zou geven dat hij moest oprotten en hém weer in huis zou nemen? Dan zou hij haar wel moeten laten geloven dat hij haar nooit meer zou slaan, maar dat was ook zo, dat zou hij nooit meer doen. Hij zou zijn armen nog liever op zijn rug binden.
Hij stond nu voor de flat en keek omhoog naar haar balkon. Ze moest hem gezien hebben, want ze kwam naar buiten. Overvloeiend van liefde keek hij vurig naar haar op. Ze hield haar vinger voor haar lippen, zei toen met geluidloze mondbewegingen: ‘Ik kom je wel opzoeken’, en was toen weer verdwenen. De deur viel heel zachtjes achter haar in het slot.
Reuben Perkins en zijn vrouw Maybelle waren op bezoek bij oom Gib, iets wat niet vaak voorkwam, en kregen thee geserveerd in de voorkamer. Zij tweeën waren de enige mensen voor wie oom Gib ooit thee zette. Zelfs de Kinderen van Zebulun die hier een gebedsbijeenkomst bijwoonden, kregen alleen sinaasappelsap voorgezet. Maar de heer en mevrouw Perkins kregen thee en koekjes –- al moesten ze wel hun eigen sigaretten meenemen –, want Reuben was oom Gibs beste vriend, en inmiddels ook niet langer Assistent-Herder, maar de Hoofdherder in eigen persoon. Oom Gib en hij leken opmerkelijk veel op elkaar, en zouden voor broers versleten kunnen worden. Ze waren allebei lang en mager, al was oom Gib nog langer en magerder dan Reuben. Ze hadden allebei zulke uitgemergelde gezichten dat het bijna doodshoofden leken, en een hongerige blik in hun ogen die de indruk wekte dat ze voortdurend gebrek leden. Hun lippen waren dun en strak, er lag een argwanende blik in hun ogen, en hun neus leek zeer alert. Misschien hadden ze er vroeger allebei wel heel anders uitgezien, maar de gevangenis, het gevangenisdieet en de lange tijd dat ze in elkaars gezelschap hadden verkeerd, hadden tot deze opmerkelijke gelijkenis geleid. Maybelle Perkins leek helemaal niet op tante Ivy, die een knappe vrouw was geweest, want zij was dik en gedrongen, met een hoekig gezicht en kroezend, rossig haar. Nadat ze het uitgebreid over het weer, de huizenprijzen en het algehele morele verval van de samenleving hadden gehad, richtte het gesprek zich op oom Gibs meest recente traktaatje over alleenstaande tienermoeders en de donderpreken die hij afstak tegen de briefschrijvers in de nieuwste aflevering van het kerkblad. Zowel meneer als mevrouw Perkins was vol lof over zijn wijze adviezen en zijn literaire vaardigheden. Maybelle, die aan haar vierde sigaret bezig was, zwaaide hem net uitgebreid lof toe omdat hij een meisje van zestien te verstaan had gegeven dat ze een moordenares zou zijn en rechtstreeks naar de hel zou gaan, als ze de morning-afterpil nam, toen ze hoorden hoe er een sleutel in het slot werd gestoken en Lance het huis binnenstapte. De deur van de voorkamer stond open en de hal hing vol rook. Nadrukkelijk hoestend bleef Lance in de deuropening staan. Hij voelde zich zo gelukkig en ontspannen dat hij van plan was oom Gib eens flink te jennen.
Meneer en mevrouw Perkins hadden hem nog nooit gezien.
‘Dus dit is je neefje, Gilbert?’ zei Maybelle.
‘De achterneef van wijlen mijn vrouw,’ verbeterde oom Gib. ‘Ik geef hem kost en onderdak.’
Maybelle zei niet ‘Wat ben je toch goed’, maar haar lieve glimlach bracht dat wel over.
‘Een luizige kamer en een schijthuis op de achterplaats,’ zei Lance, en begeleid door luide verwensingen van oom Gib liep hij de trap op.
Toen hij weer op bed lag, gaf hij zich over aan zijn gedachten aan Gemma. Ze zei dat ze hem zou komen opzoeken, maar waarom had ze niet gezegd dat hij ook bij haar langs kon komen? Omdat Fize bij haar in huis zat en daar voorlopig in elk geval nog wel zou blijven. Dat beviel Lance helemaal niet, en langzaam schoof er een wolk voor zijn helderblauwe hemel. De gedachte dat hij Gemma, die zo smetteloos mooi en schoon was – ze ging vaak twee keer per dag onder de douche –, zou moeten ontvangen in dit afschuwelijke hok, beviel hem al evenmin. Hij keek nuchter om zich heen en nam het allemaal eens goed in zich op: de staat van het schilderwerk, vol vingerafdrukken en vuil, het raam zo vol met roet en viezigheid dat je als je het te zien kreeg zonder te weten wat het was, nooit zou raden dat het bedoeld was om doorheen te kijken. Grijze netgordijnen met rafelige zomen hingen lusteloos langs het vuile glas. De vloer was bedekt met bruin linoleum dat opkrulde bij de plinten en op de plekken waar dat niet half los hing, gingen de muren schuil achter een behangetje met een bloemen- en bomenpatroon erop, al was dat inmiddels zo verschoten dat er niet veel meer van over was dan wat roze en grijze vlekken, waarin de oorspronkelijke afbeeldingen nauwelijks meer te herkennen vielen.
Hij moest geld hebben. Als je geld had kon alles, en hij dacht vaag dat hij dan misschien wel iemand zou kunnen inhuren om de boel eens een sopje te geven en de ramen te boenen, en misschien dat hij dan ook echte gordijnen kon laten ophangen. Niet voor zichzelf, maar voor Gemma. Moest hij teruggegaan naar Chepstow Villas om het nog eens te proberen? Hij had nog steeds de sleutel van dat zijdeurtje in zijn achterzak. Maar als Withaar niet volkomen geschift was, had hij inmiddels niet alleen de grendel ervoor geschoven, maar ook zijn tuindeuren gebarricadeerd. Maar hoe zat het met dat andere huis, dat huis in Pembridge Villas, waar hij door de achtertuin ontsnapt was? Dat huis met al die bamboe in de tuin. Misschien kon hij daar weleens een beetje rondkijken om te zien wie er woonden, wanneer ze het huis uit gingen en weer terugkwamen, en of er een hond was of een inbraakalarm. Hij kon wel even gaan kijken, dan kon hij onderweg mooi even langs Gemma’s flat. Misschien dat hij haar dan nog wel even zag...
Elizabeth Cherry stond bij een gat in de dichte, kronkelige haag van klimop, kamperfoelie en clematis die dwars over het terras achter in de twee tuinen liep met haar buren te praten. Ze kende Eugene Wren inmiddels al heel lang. Ella Cotswold was haar huisarts en via haar hadden die twee elkaar voor het eerst ontmoet. Terwijl ze daar in de tuin stond, herinnerde ze hen eraan dat Ella bij haar op huisbezoek was geweest toen ze dacht dat ze longontsteking had, en dat Eugene toen net was binnengekomen met een fles Bristol Cream-sherry en wat gerookte wilde zalm om haar eetlust weer wat op te wekken. De uitnodiging voor de bruiloft die ze zojuist had ontvangen, vormde de aanleiding voor dit ophalen van herinneringen.
‘Wat vriendelijk van je, Gene,’ zei ze net. ‘Ik kom heel graag. Waar gaan jullie naartoe voor de huwelijksreis? Of is dat geheim?’
‘Nee, hoor,’ zei Ella. ‘Het is geen geheim. We gaan naar Italië.’
‘Naar Sri Lanka,’ zei Eugene.
‘Juist. Nou, een van de twee in elk geval. En nu moet ik weer naar binnen. Ik ga straks bij mijn zus langs voor een glaasje sherry. Jullie zien het: mijn leven is tegenwoordig een onafgebroken werveling van wild vertier.’
Ze lachten beleefd en begrijpend en Elizabeth liep terug naar haar huis. Ze was net op tijd om de deur open te doen voor een jongeman met blond haar en een onopvallend gezicht, die wilde weten of ze soms een tuinman nodig had, gewoon voor algemeen onderhoudswerk en het gras maaien. Elizabeth was eenentachtig, maar dat kon ze allemaal nog heel goed zelf, en ze was onaangenaam getroffen door de verholen suggestie dat ze hulp nodig had.
‘Nee, dank u. Goedemiddag,’ zei ze, en ze zag met nog meer misprijzen dat de jongeman aandachtig in haar gang stond te loeren. Zijn ogen gingen heen en weer en hij nam veel meer in zich op dan goed voor hem was. Of liever gezegd: dan goed voor háár was.
Maar toen hij weg was, dacht ze, net zoals Eugene al eerder had gedacht, dat het dom en bijna paranoïde was om elke onbekende te verdenken van criminele neigingen. Het was gewoon een arme jongen die waarschijnlijk zijn inkomen probeerde aan te vullen.
Gemma kwam op zaterdagavond, uitgerekend die ene avond waarop Lance had verwacht dat ze beslist niet zou kunnen. Maar daar stond ze dan, in de deuropening, en ze zag er nog mooier uit dan ooit, in een halfdoorzichtige lange jurk met een laag uitgesneden decolleté en pofmouwtjes, en haar lange blonde haar hoog opgestoken, met een roos tussen de krullen.
Van vreugde en verlangen wist Lance geen woord uit te brengen. Hij kon haar alleen maar aangapen.
‘Vraag je me niet binnen?’ Zonder op antwoord te wachten stapte ze bruusk het huis binnen. ‘Mijn god, wat een walm. Je bent toch niet gaan roken?’
Lance kreeg zijn stem weer terug. ‘Dat is van oom Gib. Hij rookt alsof zijn leven ervan afhangt.’
‘Het zal hem eerder zijn leven kosten,’ zei Gemma. ‘Waar is hij trouwens?’
‘Hij is naar een bejaardensoos. De meeste leden van zijn kerk zijn bejaard.’
Dat kon Gemma duidelijk niet schelen. ‘Waar is jouw kamer dan?’
Een uur later zaten ze rechtop in Lance’ bed en namen een eerste slokje uit de fles Cava die ze had meegenomen. Pas toen daalde Lance ver genoeg neer uit zijn staat van opperste verrukking om te vragen wie er op de baby paste.
‘Fize. Hij is echt dol op Abelard. Hij zegt dat het is alsof het zijn eigen zoon is.’
Voor Lance was dit een heel koude douche, en met een klap kwam hij neer in de harde werkelijkheid. Vol medeleven schonk Gemma hem nog een glaasje wijn in. ‘Je zet hem toch wel de deur uit?’ vroeg Lance. ‘Je zet hem de deur uit en dan laat je mij terugkomen?’
‘O, dat weet ik nog zo net niet, loverboy. Misschien ooit wel, maar op het moment zou dat nogal slecht uitkomen.’
‘Maar je zei...’
‘Ik weet iets veel beters. Wij beginnen een verhouding , jij en ik. Ik kom in het geheim bij je langs. Zou dat niet geweldig zijn?’ Ze keek om zich heen en trok haar neus op. ‘Ik zal het hier weleens een beetje schoonmaken.’
‘Dat zou dan op zondagochtend moeten, als oom Gib in de kerk zit.’
‘Wat is daar mis mee? Ma neemt Abelard wel. Op zondag hoeft ze niet te werken.’ Gemma bracht haar mond naar de zijne en gaf hem een lange en diepe kus. ‘Ik heb nog nooit eerder een verhouding gehad,’ fluisterde ze. ‘Ik heb altijd alleen maar relaties gehad waar iedereen van wist. Eigenlijk best wel saai. Op deze manier is het pas romantisch .’
Weer een uur later hoorde Lance oom Gib binnenkomen. Ze zouden heel stil moeten zijn als Gemma straks de trap af liep. Vaag hoorde hij oom Gib ‘Jezus wil mij als zonnestraaltje’ zingen en toen werd de televisie aangezet. Gemma stond op en trok opmerkelijk snel haar jurk en sandalen aan. Haar opgestoken haar was losgeraakt en ze liet het over haar schouders hangen. Het verbaasde Lance dat een meisje kon doen wat zij daarnet gedaan hadden – drie keer achter elkaar zelfs – en als ze dan opstond er nog steeds uit kon zien als een fotomodel.
Net toen ze hun hoofd om de deur staken, klonken er voetstappen op de trap, maar het was Dorian Lupescu maar, die op weg was naar de bovenste verdieping. Hij knikte Lance toe, en Lance knikte zonder iets te zeggen terug.
‘Wie is dat?’
‘De vent die hierboven woont.’
‘Wat een kanjer,’ zei Gemma, en met die woorden stortte ze Lance weer in een diepe afgrond.