24

Alle lezers van de Evening Standard , ook degenen die een gratis exemplaar van straat hadden geraapt, zagen de alinea over Lance Kevin Platt (21) uit Kensal, in westelijk Londen, die vandaag in staat van beschuldiging was gesteld wegens de moord op Dorian Lupescu, en brandstichting in een huis in Blagrove Road. Ella las het ook, maar omdat de naam van de man die bij Eugene was langsgekomen voor op straat gevonden geld, nooit tot haar was doorgedrongen, vergat ze het onmiddellijk weer. Misschien omdat hij Lance de dag daarvoor had gezien in de drogisterij in Golborne Road herinnerde Eugene zich hem en zijn naam echter heel goed, en toen hij Ella vertelde dat hij Lance Platt maar twee keer gezien had, herinnerde hij zich dat er nog een derde keer was geweest. Toen hij in de kleine uurtjes voor zijn slaapkamerraam naar buiten had staan kijken, had hij de jongen (want zo dacht hij aan hem) met de voor hem zo typerende rugzak over straat zien lopen in de richting van Denbigh Road. Dat was de nacht nadat Ella en hij naar de schouwburg waren geweest om Saint Joan te zien. Die avond was hij even langs het huis van Elizabeth Cherry gelopen om te controleren of alles in orde was, en een tijdje nadat hij was gaan slapen was hij opgestaan om nog een Chocorange te nemen... Wat verder nog?

Nu stond hem weer heel levendig bij dat hij toen had gedacht dat die Lance Platt ongetwijfeld iets in zijn schild voerde. En dat hij zich onmiddellijk daarna had voorgehouden dat het niet in de haak was om zich zo argwanend op te stellen tegenover iemand die niets anders had gedaan dan over straat lopen op een uur waarop mensen die als fatsoenlijke burgers werden beschouwd allang in bed lagen. Het zag ernaar uit dat hij die eerste keer toch gelijk had gehad. Maar toch, wat Platt ook in de zin gehad mocht hebben terwijl hij voor zijn huis langs liep, het had duidelijk niets te maken met moord en brandstichting een kilometer verderop, aan de rand van Kensal.

Oom Gib had er ook iets over gelezen. Het nieuws bereikte hem via de gratis verspreide Metro , en toen hij het las, voelde hij grote voldoening. Niet omdat hij dacht dat de politie wel gelijk moest hebben, en zelfs niet omdat hij dacht dat Lance het waarschijnlijk wel gedaan zou hebben, maar omdat iemand aan wie hij altijd al een hekel had gehad en wiens levenswandel hij sterk had afgekeurd, nu eindelijk zijn verdiende loon kreeg. Gemma las het toen ze de Sun kocht. Ze was inkopen aan het doen in de Tesco-supermarkt in Portobello Road, met Abelard in het wandelwagentje, en zoals ze tegen haar moeder zei, was ze zich wild geschrokken. Het was een ten hemel schreiend schandaal, het moest wel een vergissing zijn. Lance was die avond niet bij haar geweest, maar misschien moest ze maar naar het politiebureau gaan en zeggen dat dat wel het geval was geweest.

‘Als je dat maar uit je hoofd laat,’ zei haar moeder. ‘Hou jij je nou maar gedeisd. Stel nou dat ze bewijs hebben dat hij het gedaan heeft, dan heb jij je nek uitgestoken. Voor je het weet zit je in de lik en wat moet er dan van je zoontje worden? Kom hier, droppie, en geef je oma eens een dikke knuffel.’

Fize was de bedrading in een transformatorhuisje in East Acton aan het vernieuwen en hoewel hij, zoals hij het zelf omschreef, daarmee een regel brak waaraan hij zich zijn hele leven gehouden had, ging hij tijdens de lunchpauze naar de pub. Het was de stamkroeg van Ian Pollitt, en omdat Ian geen baan had, en ook geen uitzicht op werk, wist Fize dat hij de lege middaguren waarschijnlijk door zou brengen in de Duchess of Teck. Fize bestelde een lager and lime , en Ian zei dat dat een wijvendrankje was, al net zo erg als lady juice , want zo noemden ze witte wijn hier.

‘Zou kunnen,’ zei Fize, ‘en misschien wil ik gewoon mijn hoofd erbij houden als ik met een paar duizend volt bezig ben. Wat vind je van dat gedoe met Lance Platt?’

Ian wierp zijn hoofd in zijn nek en goot bijna een halve pint stout naar binnen. ‘Dat is het beste wat ik in jaren heb meegemaakt.’

‘Ja, maar je weet wat ik bedoel.’

‘Ze gaan hem toch zeker niet ophangen?’ zei Ian. ‘Het gaat niet meer zoals vroeger, hoor. Er zitten tegenwoordig tachtigduizend mensen in de bak, dus ze hebben heus geen ruimte voor hem. Over een jaar of vijf is hij weer vrij man.’

‘Hij heeft het niet gedaan,’ zei Fize. Nu het glas voor hem stond, had hij helemaal geen zin meer in bier en hij schoof het weg.

‘Je weet dat hij het niet gedaan heeft.’

‘Ik weet helemaal niks. Ik kan me helemaal niks herinneren. Ik weet niet eens wanneer het gebeurd is.’

‘Op 14 augustus.’

‘Hé, méén je dat nou? Wat toevallig. Op 14 augustus was ik met vakantie op Tenerife.’ Ian begon te brullen van het lachen om zijn eigen grap en zat nog steeds te lachen toen Fize de deur uit liep om weer aan het werk te gaan.

Deze keer werd Lance niet op borgtocht vrijgelaten. Hij werd in voorlopige hechtenis genomen voor zolang als nodig mocht blijken. In zijn cel op het politiebureau, waar hij vastzat totdat was besloten waar ze hem in de periode voorafgaand aan zijn proces in hemelsnaam moesten laten, nam hij de zaak filosofisch op. Het had allemaal nog een stuk erger kunnen zijn. Hij zou gratis te eten krijgen, zonder dat hij daar zelf ook maar iets voor hoefde te doen, en hij zou niet langer in één kamer hoeven te slapen met die fiets en al die autobanden. En wat vrijheid betrof, daar viel toch niet veel mee te beginnen als je geen geld had.

Ze hadden het logo op het pakje veranderd. In plaats van de vette chocoladebruine en oranje belettering en de (afschuwelijk lelijke, dat moest kunstkenner Eugene toegeven) tekening van een soort beige tabletje waar iets op werd gegoten, waren de nieuwe kleuren wat gedempt, de illustratie wat abstracter, en de naam veranderd. Chocorange heette nu Oranchoco. Eugene was bezig met het aanleggen van een voorraadje om zijn huwelijksreis mee door te komen, en aanvankelijk dacht hij dat de Elixir zijn favoriete suikervrije snoepjes niet meer in voorraad had. Terwijl hij voelde hoe de moed hem in de schoenen zonk, wist een toevallig langslopende winkelbediende die hem het hele schap zag afspeuren, hem zowel in verlegenheid te brengen als hem een enorm plezier te doen door te vertellen dat dit niet meer dan een naamsverandering was.

‘Een heleboel klanten hebben er iets over gezegd. Maar maakt u zich niet druk, hoor, ze zijn nog precies hetzelfde. Dezelfde smaak maar een andere verpakking. Meer niet.’

Eugene maakte dat hij wegkwam, maar kocht wél eerst vier pakjes Oranchoco, plus alle resterende Chocorange die in de winkel nog te vinden was. Hij hoopte maar, zij het zonder veel vertrouwen, dat deze innovatie beperkt zou blijken tot de Elixir, en daarom liep hij twee vestigingen van de Superdrug binnen en ging hij ook nog langs bij de dame in de sari in Spring Street. Zij was bijna de enige die nog steeds Chocorange in voorraad had. Superdrug had de hele inrichting omgegooid: de shampoos stonden nu waar vroeger de huidcrèmes hadden gestaan, en de vitaminen stonden op de plek van de babyverzorgingsproducten. Na verloop van tijd vond hij op de afdeling met snoepjes en chocola, waar vroeger de parfums hadden gestaan, een enkel pakje Oranchoco. Nog maar zes maanden geleden zou hij het beneden zijn waardigheid hebben geacht om zo vertrouwd te zijn met de plattegrond van een drogisterij dat hij zelfs in het donker nog zou kunnen vinden wat hij zocht. Hoe diep kan een hoogstaand mens vallen! Misschien was het wel karaktervormend om deze diepten van het bestaan te peilen.

Op de terugweg naar Eugene Wren Fine Art maakte hij een van de nieuwe pakjes open, haalde er een snoepje uit en proefde het. Wat die winkelbediende ook gezegd mocht hebben, dit was niet hetzelfde. Er was een subtiel verschil, en het was geen verbetering. De essentie van Chocorange was de soepele romigheid ervan geweest, maar de smaak van dit nieuwe snoepje had iets ruws, een heel lichte ondertoon van bitterheid.

Hij voelde een diepe teleurstelling. Hij zou er wel aan gewend raken, hield hij zichzelf voor. Het verschil was te subtiel om veel invloed op hem te kunnen hebben. Maar de rest van de middag maakte die verandering hem wel boos, en wat hem zelfs nog bozer maakte, was dat iets zo stupides, banaals en onbenulligs hem zo uit zijn evenwicht kon brengen. Een vrouw die in een Bentley met chauffeur was gekomen, en die zeker Priscilla Harts Study in Precious Metals zou hebben gekocht, werd door zijn bruuske gedrag afgeschrikt en verliet de galerie zonder iets aan te schaffen. Terwijl hij naar huis liep, probeerde hij het hele gedoe uit zijn hoofd te zetten, maar hoewel hij zijn best deed, kwam er telkens weer een bittere woede in hem op. Hoe konden ze hem dit aandoen? Hoe konden ze hem zo in de problemen brengen dat zijn broodwinning gevaar liep? Hoe konden ze een vrijwel volmaakte smaak zo bederven?

Maar hoe dacht ik hier een maand of zes geleden over, vroeg hij zich af, voordat ik hierin verzeild raakte? Als ik eraan terugdenk, was ik toen vrij, en die vrijheid heb ik vrijwillig opgegeven voor een smaakje, voor iets om in mijn mond te stoppen. En terwijl hij dat allemaal liep te denken, zoog hij op een Oranchoco, want hij was niet bereid om een kostelijke Chocorange te verspillen aan zoiets alledaags als de wandeling naar huis.

Terwijl hij het laatste stukje fijnkauwde, beviel de smaak hem al net zomin als vier uur geleden, toen hij die voor het eerst had geproefd.

Ella riep hem toe toen hij de voordeur opendeed. ‘Ben jij dat, schat? Wat ben je lekker vroeg.’

Zijn zakken zaten volgepropt met zuurtjes. Hij hing zijn jas op, en liet het snoep in zijn jaszakken zitten. Ze schonk hem een glas droge sherry in, en ook een voor zichzelf, en liep ermee naar de studeerkamer. Het warme gevoel dat zo vaak bij hem opkwam als ze elkaar weer ontmoetten na elkaar korte tijd niet gezien te hebben, zelfs als het om niet meer dan enkele uren ging, deed hem glimlachen. Ze was zo lief, zo aardig, en ze zag er precies zo uit als hij wilde dat een vrouw eruitzag, meer aantrekkelijk dan beeldschoon, niet mager maar ook niet echt mollig; een aantrekkelijke, vriendelijke vrouw, en nog heerlijk intelligent ook.

‘Wat loop je nou te denken?’

‘Dat ik van geluk mag spreken dat ik jou heb.’

Ze glimlachte, nam een slokje sherry, en hield hem een schaaltje olijven voor. ‘Er is iets wat ik je wil vragen, maar dat kan wel wachten tot na het eten.’

‘Dat is erg,’ zei hij lachend. ‘Nou krijg ik het gevoel dat je je vraag hebt uitgesteld, wat die ook mag zijn, omdat als je die nu stelt, ik straks geen zin meer heb in het eten.’

‘O nee, zoiets is het niet. Het is heel onbenullig eigenlijk. Laten we het er maar op houden dat het erom gaat wie we straks als huisarts nemen, als we eenmaal getrouwd zijn. Ik bedoel, ik blijf gewoon bij Malina, bij mij in de groepspraktijk, maar jij denkt misschien dat je bij dokter Irving weg kunt gaan, en dat ik dan wel jouw huisarts word. Maar dat lijkt me eigenlijk niet zo’n goed idee. Natuurlijk ben ik nog steeds huisarts, en ik zal het je zeker laten weten als ik denk dat je even naar dokter Irving moet gaan. Of maak ik het nu allemaal te ingewikkeld?’

‘Helemaal niet, schat. Zoals gewoonlijk heb je volkomen gelijk.’ Om onduidelijke redenen voelde hij zich opgelucht. ‘Was dat nou de vraag die niet kon wachten tot na het eten? Wat eten we trouwens?’

‘Het is erg, dat weet ik, maar ik heb iets besteld bij de Thai. Het wordt zo gebracht.’

En inderdaad stond de jongen die het eten kwam brengen kort daarna voor de deur. Toen Ella hem na het eten de fruitmand aangaf, nam hij niet meer dan een klein trosje druiven, en hij merkte dat hij eigenlijk snakte naar een Chocorange, of zelfs een Oranchoco. Terwijl hij Ella hielp met afruimen – waarmee hij liet zien dat hij op zijn minst voor een deel de huisman was die alle vrouwen tegenwoordig leken te willen – begon hij te denken aan redenen om even tien minuten de deur uit te gaan, of zelfs maar even in zijn eentje boven te gaan zitten. Of liever gezegd: hij probeerde zo’n reden te verzinnen, maar slaagde daar niet in. Ooit had hij even naar buiten kunnen gaan om een brief te posten, maar niemand stuurde tegenwoordig nog brieven. De reacties op de uitnodiging voor hun huwelijk waren de eerste post, en ook de laatste (afgezien van allerlei foldertjes en dergelijke) die Ella en hij in maanden hadden gekregen. Het was gaan regenen, een miezerige motregen, die een waas achterliet op de ruiten.

Met een droge mond en een zure smaak op zijn tong liep hij de woonkamer binnen en zette een cd op. Het was een harpsuite van Scarlatti, en terwijl hij zat te luisteren werd het hevige verlangen naar een Chocorange een stuk minder, zoveel minder zelfs dat hij zich begon af te vragen of hij door voortdurend dit soort fraaie barokmuziek te draaien misschien geleidelijk aan van zijn verslaving verlost zou kunnen raken. Hij zat rustig te luisteren en ontspande zich, maar toen Ella de kamer binnenkwam, voelde hij hoe alle spieren in zijn hele lijf zich aanspanden. En onmiddellijk begon hij weer te denken: ik moet stoppen. Dit is het moment, nu de smaak is veranderd, nu die toch niet meer precies is wat ik wil, nu ik ga trouwen; en als ik nu toegeef aan dit hevige verlangen, kan ik niet anders verwachten dan een leven vol stiekem gedoe en zelfs leugens.

Hij keek op en zag wat ze in haar handen had. Door het glazige, doorschijnende materiaal van een van die plastic zakken die na opening weer gesloten kunnen worden, zag hij de bruin-oranje belettering van een stuk of zes pakjes Chocorange. Het gevoel dat hij nu kreeg, was het gevoel dat de meeste mensen krijgen als ze plotseling bedreigd worden met geweld. Zijn hart begon als een razende te kloppen, en zijn mond werd kurkdroog.

‘Schat,’ zei ze glimlachend, ‘heb je nog meer van die dingen hier rondslingeren? Ik heb er tweeëntwintig gevonden, maar ik weet zeker dat ik niet overal heb gekeken.’

Hij kon zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst had gebloosd. Misschien sinds zijn kindertijd niet meer. Hij kreeg het plotseling heel warm en voelde met zijn hand aan zijn gloeiende wang.

‘Je moet je er niet voor schamen, en je moet het vooral niet als een verslaving beschouwen. Dat is het niet. Neem dat maar van mij aan, dat weet ik. Het is een gewoonte, en daar kun je heel snel van afkomen. Ik heb ooit een patiënte gehad die net zo was, alleen ging het bij haar om mintsnoepjes. Ze at er elke dag wel twintig, maar toen ze mij er eindelijk over vertelde, was ze er in een mum van tijd vanaf.’ Ze zette de plastic tas voor hem op tafel en ging naast hem op de armleuning van de bank zitten. ‘Ik moet zeggen dat je ze heel goed verstopt had. Ik heb wekenlang gedacht dat Carli degene was die maar geen genoeg van dat spul kon krijgen. Ik had zelfs in mijn wildste dromen niet gedacht dat jij het zou kunnen zijn.’

Eugene zei nog steeds niets. Ze leunde over hem heen en legde haar wang tegen de zijne. ‘Je bent toch niet erg van streek, hoop ik? Ik zal je er niet van proberen te weerhouden om die dingen te eten. Ik heb ze geproefd en ik vond ze nogal lekker. Ik zei dat zo’n gewoonte als deze iets is waar je heel snel overheen kunt komen, maar dat hoeft niet per se. Natuurlijk weet ik niet hoeveel je er eet, maar als het er te veel zijn, tien per dag of zo, dan zou het wel verstandig kunnen zijn om te minderen. Per slot van rekening zijn die dingen “suikervrij” en dat wil zeggen dat er aspartaam of een andere kunstmatige zoetstof in zit, en het is niet verstandig om daar al te veel van binnen te krijgen.’ Ze stond op en deed een stap naar achteren. ‘Gene? Gaat het wel goed met je?’

‘Ja, natuurlijk,’ zei hij, maar zijn stem klonk hees en diep geschokt. Hij probeerde zijn keel te schrapen. ‘Ik denk dat ik maar een eindje ga lopen.’

‘Gene, kijk me aan! Wat is er mis? Komt het door wat ik net heb gezegd?’

‘Ik ga gewoon een eindje lopen.’

‘Maar het giet van de regen!’

Ze deed weer een stapje naar hem toe. Ze keek ontzet, en ook heel ongerust. ‘Je kunt nu niet weg. We moeten praten. We kunnen het hier niet bij laten. Toen ik erover begon had ik geen idee dat je het zo zou opnemen.’

‘Ik heb het helemaal niet zó opgenomen,’ zei hij. ‘Ik ben moe en ik heb frisse lucht nodig.’

‘Nou, als je terug bent, gaan we erover praten hoe je in deze situatie verzeild bent geraakt en hoe je dat gaat aanpakken. Het zal een stuk gemakkelijker voor je zijn nu ik er weet van heb. En denk eraan: het gaat hier niet om crack, zelfs niet om sigaretten. Je bent er in een week vanaf.’

Een stuk gemakkelijker nu ze ervan wist... Dat was zo strijdig met wat er nu werkelijk aan de hand was, dat hij er bijna om had kunnen lachen. Behalve dan dat hij het gevoel had dat het lachen hem voor altijd vergaan was. Zonder verder nog iets tegen haar te zeggen liep hij de gang in en trok zijn jas aan. De zakken daarvan zaten zo vol met pakjes Chocorange en Oranchoco dat ze zwaar aanvoelden, en voor het eerst van zijn leven voelde Eugene die combinatie van afkeer en verlangen die over het algemeen een haat-liefdeverhouding wordt genoemd. Hij trok alle pakjes op één na uit zijn zakken en smeet ze op de vloer van de kast. Het maakte niet meer uit of ze die zag of niet. Het was te laat.

Maar toch wachtte hij tot hij buiten stond voordat hij het pakje opentrok. Met een Chocorange in zijn mond, waarvan de smaak beslist niet minder aangenaam werd door wat zich zojuist in de zitkamer had afgespeeld, stak hij zijn paraplu op en liep door Chepstow Villas naar de kruising met Pembridge Villas. Het snoepje was al snel op, en onmiddellijk voelde hij een hevig verlangen naar het volgende.

Wat moest hij nu beginnen? Hij kon niet terug naar huis. Hij draaide zich om en ging terug in de richting waaruit hij gekomen was, waarbij hij met afgewend hoofd zijn eigen huis voorbijliep, en daarna door naar Portobello Road. De regen ging over in motregen en hield toen op. Hij deed zijn paraplu dicht. Portobello Road was net zoals anders, alleen drukker, met overal licht en muziek, gelach en geroep. Hij stapte de Earl of Lonsdale binnen en bestelde een glas witte wijn. Een Chocorange-substituut. Hij was niet zo’n kroegloper, en sinds hij Ella had leren kennen, was hij maar één keer in een pub geweest. De wijn was zuur en scherp van smaak en er was nergens een tafeltje vrij, maar toch bleef hij aan de bar staan en dronk zijn glas leeg. Zo voelde het dus als een zorgvuldig bewaard geheim werd ontdekt. Het was al net zo geweest met de drank, toen een vriend hem in het herentoilet had betrapt terwijl hij in het geniep een slok nam uit een heupflacon. Hetzelfde? Nee, dit was héél veel erger.

Naar huis gaan was nu onmogelijk. Hij dacht erover om een hotel te zoeken. Maar inwoners van Londen weten niets van de hotels in hun eigen stad, en bovendien had hij geen schone kleren bij zich. Hij stopte nog een Chocorange in zijn mond en zwierf doelloos door de dichte menigte totdat hij bij de Electric Cinema kwam. Hij liep naar de kassa om een kaartje te kopen, en zei tegen de stomverbaasde receptioniste die hem vroeg welke film hij wilde zien, dat het hem niet uitmaakte en dat zij maar moest kiezen.

Het maakte hem werkelijk niet uit. Zodra hij zich in een van de rode leren fauteuils had laten zakken, die de oude stoeltjes vervangen hadden, viel hij in slaap. Hij schrok wakker doordat iemand verderop in de rij zich langs zijn knieën heen wrong toen het licht weer aanging. Het was bijna middernacht, en toch was het nog steeds druk op straat. Maar in Denbigh Road niet meer. Ik ben dakloos nu, dacht hij, ik zal op straat moeten slapen, ik heb geen andere keuze, en toen kwam het in hem op hoe Ella gereageerd zou hebben als ze had geweten wat hij nu dacht. Ze zou hem een standje hebben gegeven vanwege zijn harteloze ongevoeligheid, want hij was rijk en gezond en succesvol, en hij had een huis in een van de meest geliefde wijken van alle steden ter wereld. Stommeling, zei hij tegen zichzelf, en toen liep hij eindelijk terug naar zijn stille en donkere huis.