Bewustwording

'Alan...?' Zijn ogen waren dicht Door de medicamenten. 'Sliep je?' De man droeg een blauwe spijkerbroek, een bijpassend jasje en moccasins van herte­leer. Zijn witte ongekamde haar was lang. Bijna zeventig was hij, een oer­oude Paul McCartney met hangsnor. Hij zou niet hebben misstaan achter een drumstel. Alans oogleden gingen omhoog. De zon baadde hem in gou­den licht en zijn huid ontspande zich. De man liep om de rolstoel heen, hurk­te neer, nam Alans bevende hand. De warme huid voelde aan als een woes­tijn. De glimlach was verzadigd van vitaminen en sporenelementen. 'Ik ben Seth Lawrence. Je secretaresse, Lauren, heeft me gebeld... zei me dat je wilde praten.'

Alan liet de zon langs zijn benen omhoogkruipen tot onder zijn kamerjas. Zijn hoofd was zwaar. 'Het boek dat je schreef...' fluisterde hij. 'Een vrouw zei me dat wij elkaar zouden ontmoeten.' Alan probeerde zich haar naam te herinneren. 'Een helderziende.'

Langzaam duwde Seth de rolstoel over het terrein van het Academisch Ziekenhuis van de Universiteit van Californië in Los Angeles en vertelde hem dat Mimi een jaar geleden was gestorven. Een verkeersongeval. Alan legde hem het uit van al die doden, '...vermoord.'

Seth vroeg het langs zijn neus weg. 'En wie vermoordt ze?' Een proef­ballon.

Tets dat het op mij heeft voorzien. Op alles dat belangrijk voor me is. Het komt... door de serie.' Zijn stem werd ijler. 'Die heeft iets op gang gebracht.'

Seth stopte de rolstoel bij een sculptuur en samen observeerden ze water, kruipend over staal. Alan probeerde het zich te herinneren, trachtte Corea weer voor zich te zien. Een smerige kroeg, blauw van de rook. Iemand die krijste. De grijns van een monster.

'De man die ik heb aangenomen om de hoofdfiguur te spelen... hij is ver­anderd... hij is niet meer dezelfde.'

'Dat is interessant. En... wie is hij dan wèl?'

Daar had Alan nog geen antwoord op. Hij zag hem nu voor zich, de man in de kroeg. Bonkig lichaam, afzichtelijke grijns. 'Lijnen... Hij had geen lij­nen in zijn handpalmen...'

Seth knikte, interpreteerde zwijgend. Er verstreken minuten. Alan staarde in de verte, wist niets te zeggen. Seth rekte zich uit en vroeg met een opge­wekte lach: 'Wil je een verhaal horen? Heel origineel.'

Alan nam een slok uit de veldfles op zijn schoot. Een ongeïnteresseerde gedachte. 'Wat voor verhaal?'

'Een avontuur. Van begin tot eind.' Hij rekte zich nog wat uit, zijn gedach­ten ordenend. Praatte snel nu. 'Goed... het ging zo. Afgelopen zomer was ik met een stel vrienden in Recife, Brazilië, om research te plegen voor een nieuw boek waarmee ik bezig was, over geestchirurgie. Je kent dat wel, zo iemand als Arïgo, die je opent met zijn blote handen, zonder instrumenten of verdoving.' Alan kende het wel. 'Juist. Nou, onderweg naar de flat van die man wilden we eens iets anders zien, dus bracht de taxichauffeur ons naar een getto. Een soort dancing voor de armen, in de openlucht. Overal in het rond militaire maniakken in mitrailleursnesten, om te verhinderen dat er iemand gek werd. Ze streelden hoopvol hun wapens... je kent het wel.' Hij deed een oog dicht, richtte en deed alsof hij een trekker overhaalde. 'Pafff!'

Alan schrok van het harde geluid en Seth begon te grijnzen. 'Excuus,' zei hij. 'Hoe het ook zij, we hadden tijd over, dus betaalden we een paar dollar om erin te mogen... en het eindigde ermee dat we met de inboorlingen mee­dansten. Tot er een gigantisch onweer losbarstte... in een mum van tijd had­den we geen droge draad meer aan ons lijf. Ik hoor nog die regen op de mod­der roffelen, en het zompen van blote voeten.'

Hij wachtte totdat Alan het beeld op zijn netvlies had. Zijn ogen vielen dicht. Seth observeerde hem aandachtig.

'We bespeelden primitieve instrumenten, sloegen met stokken op lege blikken. Wat je noemt Emerald Forest. We dronken het plaatselijke gif, dat cashaca wordt genoemd. Honderd procent alcohol. En we sloegen wartaal uit.'

Hij knipoogde en sloot toen zelf zijn ogen om elk detail terug te halen. De gesloten ogen sidderden — hij hoorde weer het bonkende ritme, het verdo­vende koor van bruinhuidige stemmen. Zijn stem werd dieper.

'Een paar van de sloppenbewoners draaiden door... je kent dat. De cashasta, het ritme... Ze begonnen te schreeuwen.' Seths gezicht verstarde nu. 'Een van die boeren... een amokmaker, probeerde een vrouw te verkrachten. We hoorden iets klikken. Mitrailleurs. We keken op en zagen een paar militai­ren grijnzen, hun schokkende wapen aan de schouder. Hij werd zeker twintig keer geraakt. Een en al bloed... hij ligt nog op haar en ze gilt het uit, door­drenkt van zijn bloed. De spilscène, zogezegd, in dubbel opzicht. Het lijk wordt weggehaald, weggesleept door de modder.' Seth rolde een sigaret. 'Iedereen danste gewoon door...'

'Het bevalt me niet, dit verhaal.'

'Wacht totdat je het goeie gedeelte hebt gehoord. Dus iedereen danst ge­woon door, nietwaar? Totale vergetelheid. Eindelijk wordt het tijd voor onze afspraak en ik rij een paar blokken verder, naar het appartement van die geestchirurg. Hij zet me op een stoel en verwijdert met zijn blote hand een goedaardig gezwel. Geen verdoving, geen centje pijn.'

Rook in, rook uit. Seth wees met zijn sigaret. 'Een uurtje later ging ik te­rug naar die openluchtdancing en zie een bliksemstraal omlaag vorken. Plot­seling zie ik de man die een paar uur eerder is doorzeefd in de regen dan­sen, grijnzend van oor tot oor, maar met dode ogen. Zijn kleren onder het bloed. Kogelgaten overal in zijn gezicht. Hersenweefsels, botsplinters. Gru­welijk.' Seth ging met gekruiste benen op de fonteinrand zitten. 'En toch danste hij daar. Probeer dat maar eens te verklaren, Jack.'

Alan haalde zijn schouders op.

'We weten met zekerheid wat hij was, op dat moment. Ik bedoel, hij was morsdood. Toch was hij in leven.' Moraal: "Als je genoeg plaatsen bezoekt, zie je dingen die onbestaanbaar lijken".'

'En wat is er van je gezwel geworden?' Het klonk effen, niet onder de in­druk.

'Dat had ik nog toen ik terugkwam in Los Angeles. Ik ben bang dat ze me hebben bestolen.'

'Dat denk ik ook.' Alan vouwde zijn handen, zag hoe ruim de huid om de botten rimpelde. Herinnerde zich weer dat hij stervende was. 'Wat wil je me eigenlijk zeggen? Ik heb hier niet veel aan.'

'Omdat je niet echt luistert.' Alan keek hem aan en Seth knikte. 'Ik pro­beer je duidelijk te maken dat krankzinnige dingen toch mogelijk zijn.' Hij dompelde een hand in fonteinwater, werd intiem, een vertrouwde vriend. 'Luister, je secretaresse heeft me verteld wat er gaande is. De dingen die je haar hebt verteld. Deze maniak die je hebt bezig gezien. En weet je wat ik denk? Dat je volkomen gelijk hebt.' Een blik van Alan. 'Misschien is dit... wezen dat je in die kroeg hebt gesproken inderdaad niet jouw acteur. Geen lijnen in zijn handpalmen. Dat is behoorlijk griezelig.'

'Maar... wie is hij dan wel?' Alan kon niet verder doordenken.

'Misschien heb je je het verbeeld.'

'Néé! Ik heb het me niet verbeeld.' Alan was ten prooi aan verwarring, vermengd met boosheid. 'Ik... ik weet het niet meer.'

'Hoor eens, je bent schrijver en denkt dus als een schrijver. Als jij een ver­haal wilt vertellen over een man die een ontmoeting heeft met wat hij als een monster beschouwt... wie zou dat monster dan zijn? Het volmaakte mon­ster? Borduur daar eens op door — het rotidee bevalt me.'

Nu waande Alan zich in een synopsisbespreking. Uitweidend, snoeiend, met onzichtbare nagels trommelend op een onzichtbare ondergrond. Hij staarde in de verte en probeerde zich in de motiveringen van de personages te verplaatsen. Het was zijn probleem niet langer, niet meer dan een interes­sante fictie. Een abstracte speelbal. 'Da's niet zo moeilijk. Een monster dat de man nodig heeft.'

'Voor welk doel?' Alan dacht na, woog de mogelijkheden tegen elkaar af.

Seth drong aan: 'Kies iets uit.'

'Misschien is hij woest van binnen.'

'Nogal wiedes. Iedereen is woest van binnen.'

Alan wachtte. 'Misschien weet de man geen manier om die woede te luch­ten.'

'Cliché. Wie weet dat wel?'

Nijdig opkijken. 'Die bruut in de kroeg anders wel.'

Ze staarden elkaar aan. 'Zijn we klaar met dit spelletje?' Alans geduld was op.

'Het is geen spel. Zeg me eens, waarom ben jij de spil in dit zaakje? Wat is jouw rol in dit "verhaal"?'

Alan gebaarde; een aanwaaiende gedachte. ' Wie het weet, mag het zeg­gen, verdomme. Misschien is dit ding een soort huurmoordenaar voor mij geworden, met de opdracht alle kloothommels in Hollywood die ik niet kan uitstaan af te maken?' Op zijn gunstigst was het een gewaagde gissing —hij probeerde niet het te verdoezelen.

Seth luisterde goed en dacht na. Haalde zijn schouders op. Hield zich op de vlakte. Ontstemd schudde Alan het hoofd en liet er minachtend op vol­gen: 'Simplistisch. Afgezaagd. Geen hond zou ernaar kijken. Iedereen zou gaan zappen.' Toen dacht hij na over het grote aantal van degenen die hem hadden gekrenkt. De gluiperds. De pijn die ze hem hadden bezorgd. De ma­nier waarop hij de greinen bloed in kartetsen vol grimmigheid en onwrik­bare woede had geperst, als radioactieve stoffen. Al die pijn. Al die leugens. Al die wreedheden. De verdomde gluiperds waren alomtegenwoordig.

'Daar heb je gelijk in,' beaamde Seth. 'Het is inderdaad te simplistisch.' Hij vermoordde zijn peuk onder een laars, een gloeiend slachtoffer. 'Vol­gens mij ben je mesjogge.' 'Dat denk je niet...'

Seth moest lachen. 'Weet je wat volgens mij interessant is? Dat dit "mon­ster" bijna als twee druppels water lijkt op de ster van een door jou bedachte serie.' Seth zei niets meer. Hij wachtte op Alans reactie. Die kon niets be­denken—hij voelde zich verloren, geestelijk uitgeput.

Toen bedacht hij toch nog iets. 'Bedoel je dat de hoofdfiguur en dat mon­ster identiek zijn?'

'Nee. Maar je begint warm te worden.'

'Je wéét het, maar je wilt het mij niet zeggen?'

'Wat denk je zelf?'

'Dat ik mijn bekomst heb van raadseltjes. Waarom ben je gekomen?'

'Omdat je het hebt gevraagd.'

'Luister, je kunt me nu niet in het duister laten tasten. Ik ben doodziek en doodsbang. Er sterven mensen. Ik heb het gevoel dat ik zelf ook stervende ben. Als je iets weet, moet je me dat vertellen. Je moet me helpen!'

'Ik zeg je alles wat er op dit moment te zeggen valt, Alan. Ik zweer het je. Als er nog iets anders was, zouden we het allebei weten. Maar als ik je een suggestie mag doen... Stel dat je de hoofdfiguur een beetje veranderde? Door hem aardiger te maken? Misschien door zijn woede terug te draaien? Je weet het maar nooit. Herschrijf hem!'

Alan werd nijdig, kon zelf niet geloven dat ze verdomde kolder uitwissel­den over zombies en boosaardige creaturen, of over het veranderen van de oervorm van een verdomde fantasiefiguur in een televisieserie die hem uit de pen was gevloeid. 'Vergeet het maar. Dit is geklooi, lariekoek. Ik kan het weten, ik heb er mijn beroep van gemaakt die rommel te verkopen.' Jaren van vaardigheid in het bedenken van verhalen namen beleefd plaats in zijn geest. 'Gewoon een van de vele verhaaltjes.'

'Ja. Je hebt er duizenden van in je mouw, wed ik.'

'Ik ben nog geen steek opgeschoten...'

Seth was het niet met hem eens. Alleen kon hij niet alles zeggen. Te vroeg nog. 'Nou ja, neem het voor wat het waard is, die suggestie van mij... Als ik jou was, zou ik proberen het karakter van de man wat te herzien. Zoek naar een nieuwe invalshoek. Maak hem beschaafder. Je moet tenslotte ergens be­ginnen. En als er werkelijk verband bestaat tussen dit monster en de serie...'

Alan loosde een zucht, het geluid van een gekooide. Een snierende grijns. 'Luister eens, waar praten we verdomme over?'

'Jij bent degene die praat. Ik rook alleen maar een saffie.'

Alan sloot zijn ogen en zag — via een boven hemzelf opgehangen camera — zichzelf in een doodkist onder koesterend-schaduwrijke bomen, omringd door hurkende gedaanten in het zwart. Hij keek op uit zijn dodenbed en zag het creatuur vanaf een tak grijnzend op hem neer kijken. Het nam een dolk­mes en nam het handvat tussen duim en wijsvinger, zodat het loodrecht om­laag wees. Toen liet hij het los, en terwijl Alan machteloos omhoog keek, begroef het lange lemmet zich in zijn keel en kwam er aan de achterkant weer uit, hem vastnagelend aan het kussentje.

Toen hij zijn ogen opende, zat Seth met gekruiste benen tegenover hem, in bedaarde afwachting. 'Dit is voorlopig het beste wat ik voor je kan doen, Alan. Het spijt me.'

'En trouwens, wie ben jij eigenlijk? Je hebt een paar boeken geschreven. Het kan best allemaal theoretisch geleuter zijn. Waar haal je je wijsheid van­daan? Zeg me eerst eens waarom ik naar jou zou moeten luisteren.'

'Dat heb je tot nu toe nog niet gedaan. Ik was psychoanalist. Totdat ik meer wilde weten over de menselijke geest... Ik ben over de wereld gaan zwerven, proberend alle hallucinogene substanties die in de natuur voorko­men in kaart te brengen. Om te zien of er remedies tegen geestesziekten tus­sen zaten.' Seth wees naar de bomen en planten om hen heen. 'Farmaco­logie. Het eindigde ermee dat ik begon te experimenteren met iedere natuur­lijke psychotrope substantie die je maar kunt bedenken, als de desbetreffen­de plant maar in het wild groeide. Tijdens rituele ervaringen met in de jungle levende stammen begon ik dingen te zien die ik onmogelijk kon verklaren. Ik wist echter dat ze reëel bestonden.' Zijn vinger beschreef een halve cir­kel. 'En vandaar ben ik hier gekomen.'

Alan kwam tot bedaren en dacht na. 'Goed. Luister, ik wil weten of er werkelijk iets in mij huist. Werk je met hypnose, of...'

'Te gecompliceerd. We zouden ons er allebei groen en geel aan ergeren. Ik heb een beter idee: we geven jou een pen, jij sluit je ogen en je begint te schrijven. Wat er uitkomt, zal ons helpen in jouw binnenste te kijken. Ziel­knijpers passen het toe om hun patiënten te helpen voeling te krijgen met het kind-in-hun-innerlijk. Wij gebruiken je recessieve hand. In de regel om­zeilen we op die manier het bewustzijn. We moeten wel: gedachten bezitten onvoorstelbaar veel macht, vergeet dat niet. Dat is de sleutel tot alles.'

Ze vonden een bank en gingen tegenover elkaar zitten. Seth ontspande hem met een lichte hypnose en haalde een bloknoot te voorschijn. Alan liet de pen een minuut of tien boven het papier zweven, maar er gebeurde niets. Tot hij licht begon te transpireren en er een inktkrasje op het papier verscheen.

Toen, onverwachts, kwam de hand in beweging, met nijdige schaatsbewegingen, de pen omklemmend als een mes, alsof er iets in boombast moest worden gekerfd.

Hij drukte zo hard op het papier dat de pen brak en de woorden onthulde die hij met woeste hanenpoten had neergeschreven. Ze staarden hem woest aan vanaf het papier, als treiterkoppen vol leedvermaak:

JIJ STERFT