Overvloeier

Een spiegel op een kastdeur, terugstarende ogen. Scheve lampekappen, fel brandende lampen. Hij omklemt het scheermes steviger.

De hoer beweegt zich, blauwe plekken glanzen. Hij kijkt nijdig om, draait zich weer naar de spiegel. En begint in zichzelf te snijden, dwars over het borstbeen, dan schuins omlaag naar de navel, twee zijden van een bloede­rige driehoek. Hij besluit geen briefje achter te laten. Zijn lijk zal welspre­kend genoeg zijn. Opengereten; zo graag wil hij uitstappen. Omdat het hem nooit heeft meegezeten. Ze begint te grienen. Hij snauwt haar toe dat ze ver­domme haar bek moet houden. Ze houdt niet op. Zo gaat het nou altijd. Niets van wat hij zegt, doet er iets toe. Hij wordt razend. Kijkt toe hoe het bloed stroomt, hoe de huid wit wegtrekt. Jaren van oefening, jaren van verwach­ting. En nu alleen nog woede. Hij voelt hoe hij wegglijdt in het niets.

Ze doet de deur open. Ze vlucht. Hij laat haar gaan.

De motelkamer is morsig. Precies goed. Hij mist de flat in Tampa niet. Zijn vrouw. Workshops, verhandelingen. De doodse nachten van Neil Simon, de gerechtigheid van het graf. Bijzondere vaardigheden: paardrijden, akido, hypnose. Hij laat zich op het bed zakken en staart via de spiegel bo­ven het bureautje naar het omlaagdruipende bloed.

De telefoon rinkelt. Zij. Wil weten hoe het errnee staat. Hoe de gesprek­ken lopen. Je moet die en die terugbellen. Hij laat het ding rinkelen. Hij ver­afschuwt haar. Ze is een infectie. Haar liefde is pressie, hebzucht. De sne­den beginnen te gloeien. De airconditioning ratelt. Hollywood Boulevard pist wanhopig rioolwater langs zijn raam. Hij zet de televisie aan, staart naar een soap-aflevering. Geforceerd gedoe, dat alles. Plastic poppen.

Ogen dicht. Kilte. Boze zwarte stemmen hiernaast. Woede slingert be­schuldigingen over en weer. De airconditioning ratelt. Lachende toeristen duiken in het kleine zwembad, happen naar giftige lucht, de bleekscheten.

Het bloed glibbert over zijn ribben en druipt op de lakens. Hij staart naar de schaduwen aan het plafond; afvoerlekken. Moeheid. Claxons vervagen nu. De warmte wordt ijler. De schallende zwembadstemmen zwijgen. Slaap.

Een klop. Nogmaals. Twee keer. Voetstappen; ze sterven weg. Ogen ope­nen. Luisteren naar de bloeding, de zachte zuiging van de lakens. Naar de deur kruipen. Luisteren. Arm omhoog naar de deurknop, open op een kier. Een bruine enveloppe. Per koerier. Een studio. Het kantoor van Alan White. Openritsen.

Het scenario voor de pilot. Met een briefje onder de paperclip. 'Lees dit en bel me.' A. White.