Breuk

Alan leunde achterover in zijn stoel en staarde uit over New York City. De skyline twinkelde wezenloos tegen een zwarte hemel en Erica, angstig, nam zijn hand.

'Hoe voel je je?' Ze was nota bene zelf degene die starts afschuwelijk vond.

'Best.' Alan was een roerloos silhouet, in gedachten nog bezig met het te­lefoontje. Dat zakelijke toontje van Jordan. Dat grapje van hem over een over­eenkomst die Eisner en Katzenburg zo graag met Alan wilden, voor het creeren van de 'gewelddadigste' komische serie. Iets over een vuurwapen en een lolbroek. Hij had er geen belangstelling voor. Iedereen had hem verze­kerd dat werken voor Disney een nachtmerrie was. Te veel bemoeienis. De mensen hadden zo'n hekel aan die tent dat ze er de naam Mouschwitz voor waren gaan gebruiken.

Totdat Jordan hem had gevraagd of hij het had gehoord.

'Waar heb je het over, Jordan?'

Jordan vertelde hem dat Frank in zijn kantoor met open haard en Harley was gevonden, bewusteloos na een overdosis. Hij was per ambulance naar het Cedar-ziekenhuis gefaxt en was er slecht aan toe, reageerde nergens op. Coma.

'Maar hij loopt nog stationair...' luidde Jordans geruststellende post scriptum.

Toch was het nieuws over Eisner belangrijker. Daarom had hij dat eerst gespuid. Jordan begon altijd met het belangrijkste, de verdomde mensen­vriend.

Erica zat Alan op te nemen. 'Hé...'

Hij keek door het duikbrilraampje, niet bereid zich om te draaien, starend naar de glinsterende wanhoop beneden hen. Erica probeerde het hem ge­makkelijk te maken. Ze reikte hem een extra kussentje aan, en een van die belachelijke papierdunne wiegedekentjes. Ze greep iedere aanleiding aan om intimiteit te creëren, een kans te hebben. Alan keek naar haar, maar zijn blik weerde haar af en ze voelde het. Er was iets mis, daar was ze zeker van. Het was meer dan alleen Frank. Meer dan de uitputting van de eindeloze promo­tie-activiteiten in New York. Het was al weken geleden begonnen. Alan leek anders. Hij zag er ziek uit en maakte geen grapjes met haar. De flirtende blik­ken, de vertrouwelijke terzijdes — ze hadden plaatsgemaakt voor nors stil­zwijgen. Als hij naar haar keek, schenen zijn zintuigen op slot te gaan.

De passagiers merkten hem op en zijn roem zweefde als een lokstof door het straalvliegtuig. De stewardess kwam met boekjes lucifers en servetten aanzetten, hem vragend om wat handtekeningen. Alan knikte en honoreerde het verzoek. Daarna staarde hij weer voor zich uit en probeerde wat rust te vinden. Hij wilde afstand nemen van het vierentwintigkaraats schisma waar­in zijn leven was veranderd. Alles was zo complex en weerbarstig gewor­den, vlijmscherpe confetti.

'Heb je al over de Kerst nagedacht?'

Alan staarde haar aan.

'Wil je er niet even uit? Vail, misschien? St.-John?'

Hij reageerde niet.

'Of misschien moeten we gewoon in Los Angeles blijven. In een of ander smoezelig motel. Handspiegeltjes mee, zodat we ons in onszelf kunnen ver­lustigen.'

Hij lachte niet. 'Erica...'

Ze trok een verbaasd gezicht. 'Nee maar... het spréékt!'

'Ik wil nergens heen. Ik wil geen plannen maken. Van welke aard dan ook.' Na een laatste blik op haar gezicht wendde hij zich af.

Ze bladerde door het dikke zomernummer van Mirabella. Zwijgend. Toen: 'Gaan we uit elkaar?'

Hij zei niet nee. Ze wilde weten waarom. Hij trok zich terug in de duis­tere hoekjes van zijn jeugdjaren, zich herinnerend hoe complex en trauma­tisch alles was geweest. Dubbele beelden van dysfunctie in het gezin, waar­uit hij zich ijlings terugtrok. Dingen die aanvoelden als langdurig verbor­gen geheimen. Ontoelaatbare handelwijzen. Plotseling was hij woest op ie­dereen. De verraders. De indringers... Hij keek om zich heen naar de rijen slapende passagiers en de gedachte drong zich aan hem op dat ze allemaal dood waren. Hij zag zichzelf in de rol van A.E. Barek in de pilot door het gezonken lijntoestel zwemmen, tientallen meters onder de oppervlakte van de oceaan, langs al die verdronken gezichten; lijken, op hun plaats gehou­den door hun gordels. Hij probeerde aan het beeld te ontsnappen, maar was er niet toe in staat.

'Ik weet het niet,' was alles wat hij zei. 'Ik dacht dat we geen druk op el­kaar zouden uitoefenen.' Hij sloot zijn ogen, proberend de verzonken mor- gue in zijn geest niet te zien. Het spreken kostte hem moeite. 'In Hawaï had­den we immers afgesproken...' In zijn verbeelding zag hij Camille voor zich. De verborgen sensualiteit die hem aantrok. Op een manier die voor Erica niet was weggelegd.

Ze sprak zacht, een en al kwetsbaarheid. 'Ik wil kinderen met je, Alan. Ik wil een gezin, samen met jou.' Een verwondbaar geheim. 'Jij bent de eer­ste man voor wie ik iets voel. Ik ben mijn leven lang zelfzuchtig geweest... dat weet je. Die drie huwelijken... het waren vluchtwegen.' Ze nam zijn hand. 'Jij maakt dat ik óns op de eerste plaats wil zetten, in plaats van me­zelf.'

Hij staarde naar hun verstrengelde vingers, wilde van haar weg. Hij wilde zichzelf afsluiten. Zijn energie sparen, zichzelf en de serie beschermen, Ba­rek in bescherming nemen. Dat was de enige prioriteit die ertoe deed.

Ze nam zijn hand in de schemerige cabine, omklemde hem. Ze wist dat ze bezig was hem te verliezen en dat ze niet in staat was het te verhinderen. 'Alan... Ik hou van je. Ik heb je nodig.'

Alan staarde naar buiten, denkend aan zijn jongste script voor De huur­ling. Hij nam zijn Toshiba-laptop en begon aan de nieuwe aflevering te werken. Er kwam een non uit San Salvador in voor die door linkse guer­rilla's op het enorme houten kruis van een plattelandskerk werd gekruisigd. Alan kon nauwelijks wachten met het schrijven van de scène.

Erica fluisterde geëmotioneerd. 'Verdomme, schoft, hoe kun je ons dit aandoen? Ik voel iets. Eindelijk vóel ik iets!'

Ze begon te huilen en hij keek opzij, beschenen door de kleurrijke gloed van het lcd-seherm. Zelf voelde hij vrijwel niets. Het enige dat hij diep in zichzelf bespeurde was iets dat méér van hem verlangde. Zijn energie, zijn concentratie. Misschien was het zijn eigen ambitie.

Voornamelijk echter was het A.E. Barek.

Die steeds zwaardere eisen stelde.