Doktersadvies

Alan moest een dokter hebben die alles voor zich hield. De pers zou zich op hem storten en zijn hele leven uitpluizen als iemand er de lucht van kreeg dat hij niet helemaal in orde was, en hij wilde een vakman. Iemand die het niet nodig had tips aan sensatiebladen door te spelen.

Hij belde Jordan, die hem met bekwame spoed doorverbond met de agen­datempel. Jordans assistente, Traci, vertelde Alan van de dokter van wiens diensten ze allemaal gebruik maakten: een ex-hoogleraar aan de Medische Faculteit van Harvard die vanwege zijn allergie naar Los Angeles was ver­huisd.

Alan meldde zich stipt om elf uur in het Academisch Ziekenhuis van de Universiteit van Californië in Los Angeles. En terwijl de dokter zijn warme, onderzoekende vingers over Alans schouders en bovenlijf liet glijden, bab­belde hij over De huurling. 'Gedurfd, Alan. Beel... den... stor... mend.'

Het lange woord werd op gerekte toon uitgesproken, alsof het zich tastend vanuit 'dr. Stu' een weg zocht. Zijn uiterlijk hield het midden tussen Hippocrates in eigen persoon en een overjarige gigolo. Hij was een van die dok­terstypes uit een overdag uitgezonden ziekenhuisserie, rondrijdend in een Corvette die als opgefokte dildo moest fungeren.

'Risico's nemen. Daar draait het allemaal om.' Dr. Stu stond nu bij de wastafel: hij zeepte zijn poezelige vingers in met vloeibare zeep en keek be­studeerd over zijn schouder. Een regelrechte pin-up in dokterskiel. 'Zeker voor een creatieve geest.'

'Ja,' zei Alan, te vermoeid om na te denken, zodat hij niet verder kwam dan het lusteloos herkauwen van de gedachte. 'Risico's...' Hij geeuwde. Eén behoorlijke nachtrust zou de uitwerking hebben van een harttransplantatie.

'Laten we nu eens kijken wat daar binnen gaande is...' Dr. Stu nam ver­nikkelde gereedschappen uit een lade en boog zich naar voren, glurend in Alans neusgaten — Carl Sagan die de tunnels op Mars verkende. 'Ik kan je verzekeren dat ik graag mensen uit de showbusiness behandel,' zei hij, rea­gerend op niets. 'Ik ben tussen ze opgegroeid. Mijn vader was bedrijfslei­der van een bioscoop in Panorama City. Ik zie hier de interessantste geval­len.' Het liefst zou hij grote namen laten vallen. Heel zijn nauwelijks ge­maaide apegezicht verried hem. Alan slingerde een flets, enigszins nieuws­gierig lachje aan en liet het langzaam stationair draaien. 'Ja... Ik ben eens geconsulteerd voor een griepgeval van een van de Bee Gees. Welke Bee gee weet ik niet meer.'

Alan probeerde iets bij te dragen, maar dr. Stu liet het minizoeklicht in zijn linkerneusgat priemen, op zoek naar boosdoeners. 'Ach, het zijn immers broers,' opperde Alan. Dr. Stu knikte betekenisvol; twee mannen die deel­hadden aan dezelfde waarheid.

'De Gibbs. Betere zijn er niet. Ik heb ook een van die Italiaanse filmster­ren behandeld. Je weet wel wie. De hele familie acteert. Ernstig verslavings­probleem. Huwelijksproblemen. Problemen met de maîtresses. Met de kin­deren. Met de fiscus...' Er kwam geen eind aan de voorbeelden. De man be­gon Alan tot waanzin te drijven. 'Ja. Ik zou nog geen tien minuten in de schoenen willen staan van die man, maar hij is een genie. Noem je dat eer­lijk?' Hij keek Alan aan, dacht erover na. 'Mij moet je het niet vragen, ik ben geen filosoof.'

Zijn conversatie had hetzelfde effect als de man met de hamer op een wielrenner. 'Alan, laat me eerlijk tegenover je zijn. Ik laat de wijsbegeerte over aan de roddelcolumnisten.' Hij knipoogde, ging verder met zijn ver­kenning van neus-canyons en oogbal-meren. Dr. Stu's gezicht bevond zich op slechts enkele centimeters afstand van het zijne en Alan merkte op dat zijn krulhaar een pruikje was. Zijn snor maakte een vrije val onder een stel neusgaten, betrokken van een designer, en zijn prutlippen waren nog lager onder dit opmerkelijke stel ventilatiegaten gemonteerd.

Een man van glasvezel. Alan veronderstelde dat het tot dr. Stu's popula­riteit had bijgedragen. Een dokter met het uiterlijk van een soort pop. Het was een nachtmerrie. Hij verklapte Alan dat hij binnenkort ook een kliniek voor plastische chirurgie zou openen en binnen een paar maanden zijn vetzuigbrevet zou hebben behaald. 'Ik heb hard geblokt voor die multiple choice- quiz. Je moet namelijk verdomd goed uitkijken, weet je. Als je die vetcellen eenmaal in de vacuümzak hebt, kun je ze niet meer terugstoppen.'

Dr. Stu praatte maar door. Hij parkeerde zijn tonglepel in Alans mond en beval hem 'Aah' te zeggen. Alans kotsreflex gooide hem een meter achter­over en daarna naar voren. Dr. Stu zei glimlachend: 'Niet gek.'

Alan schraapte zijn gemolesteerde keel. Dr. Stu schreef iets op zijn klem­bordje en begon aan het behameren der knieën. Intussen verklapte hij Alan dat hij ook part time-acteur was, steeds wanneer een patiënt uit de branche hem nodig had. Hij zei dat hij figurant was geweest in een aflevering van 21 Jump Street, en zelfs eens twee zinnetjes had mogen zeggen als 'Clifford', Barbie Bentons ex, in een Movie of the Week over overspeligheid en borsten.

Op de set van Jump Street, legde dr. Stu uit, had hij een kort onderhoud met Johnny Depp gehad, en hij verzekerde Alan dat Johnny 'echt' was. Ook verzekerde hij hem dat Johnny een heel mooie huid had.

'Jammer dat hij te veel rookt,' voegde dr. Stu eraan toe, smijtend met al­wetendheid. ' Als-ie zo doorgaat, hoeft hij geen Harley meer te kopen. Dan hoort-ie dat geluid de hele dag.' Dr. Stu beklopte Alans bleke borst, luiste­rend naar onthullende nagalm. 'Mooi. Klinkt nog best, daarbinnen.'

Terwijl hij Alans vingernagelmaantjes op hun formaat beoordeelde, bracht dr. Stu een spreekkamerscène ter sprake die hij twee zomers terug persoon­lijk had geschreven en waarop Warner een optie had genomen. Er was niets van gekomen, legde hij uit, omdat de desbetreffende producent was over­leden. Geen wonder: de man had dertig jaar lang vijf pakjes per dag gerookt en een fors deel van het district Marlboro in zijn longen geabsorbeerd. 'Een regelrechte medische thriller,' zei dr. Stu spijtig. 'Verdomd jammer. Het zou een machtige film zijn geworden. Vergelijk het met The Hunt for Red October, alleen speelt hier alles zich af in een medische kliniek.' Hij dacht na. 'Hoewel Johnny het ook had gekund. Ik had het hem ook moeten laten le­zen.'

Alan zei schouderophalend: 'Misschien had u het voor zijn mooie huid moeten houden.'

Dr. Stu keek hem aan, had niet echt geluisterd. 'Zo is het nu eenmaal: je moet werkelijk voorzichtig zijn met roken.'

'Schieten we al op?' vroeg Alan, die wist dat ze straks in de studio op hem zouden zitten wachten.'

'Bijna gepiept.' Hij beklopte lichtjes Alans borstbeen. 'Ja. Een regelrechte nicotinekraamkamer. Wees voorzichtig met wat je erin toelaat. Wat er dan begint te groeien, zal je misschien niet aanstaan.' Hij knikte ernstig, in zijn nopjes met de botanische beeldspraak.

'Mmmm...' Alan vroeg zich af of dr. Stu soms zo iemand was als de be­minnelijke man in The Stepfather — klaar om toe te slaan tussen de onnozelen.

Dr. Stu zweeg even en nam de plastic stethoscoopvingers uit zijn oren. Hij gaf Alan een schouderklopje en zei: 'Nou, alles lijkt in orde. We zullen de uitslag van de tests afwachten, maar tot dusverre... lijk je gezond.'

'Eerlijk?'

'Verbaasd?'

'De kwestie is... een aantal mensen heeft tegen me gezegd dat ik er niet best uitzag.'

'Je bent onder het normale gewicht voor iemand van jouw lichaamsbouw en lengte. Daarom zie je er wat bleekjes uit. Dat is niet moeilijk te verhel­pen.'

Alan maakte vage gebaren. 'Eerlijk gezegd voel ik me niet best.' Hij verkeerde in verwarring. 'Hoewel ik niet echt kan beweren dat ik me ziek voel. Alleen zwak.' Hij wist dat het hypochondrisch moest klinken. 'Ge­woon overwerkt, denk ik. Zenuwen. Kom ik klaaglijk over?'

Grinnikend zei dr. Stu: 'Hoor eens, bij het merendeel van mijn patiënten brandt het kaarsje aan twee kanten tegelijk. Ik kan alleen maar tegen ze zeg­gen: als je slaap te kort komt en probeert het in te halen, lukt je dat niet. Je kunt je lichaam niet voor de gek houden. Het weet het.' Alan luisterde, wilde het graag geloven. 'Al die rem-activiteit stapelt zich op. Als je het niet "uitdroomt", drijft het je tot waanzin. Slaap je genoeg?'

'Slaap? Wat is dat?' Hij probeerde het grappig te laten klinken. Vergeefs.

'Niet voldoende, dus. Eet je goed?'

'Geïmporteerde koffie.'

'Alan, ik heb heel wat mensen uit de branche onder mijn patiënten. Ik ken het klappen van de zweep. Ik weet dat je lange dagen maakt en hoe zwaar de eisen zijn die aan je worden gesteld. Maar zorg goed voor jezelf. Je krijgt maar één jou in dit leven.'

Het klonk als een verdomde ballade. 'Dus ik mankeer eigenlijk niets?'

'Ik ga je niks wijsmaken. Je bent behoorlijk uitgeput. Maar in wezen ben je gezond. Ik zou je over twee weken terug willen zien. We zetten je eerst maar eens op een eiwitrijk dieet. En vitaminesupplementen. Een paar injec­ties met b-twaalf. En Alan... ze noemen het een pyjama. Haal dat ding zo nu en dan uit de kast.' Hij grinnikte op de befaamde manier van 'doc' Marcus Welby.

Alan begon te voelen hoe de rustige stem van dr. Stu in zijn geest bezonk en zijn uitgeputte hersenen streelde. Hij schudde dr. Stu de hand: de nieuwe beste vriend zonder wie hij niet meer wilde leven.

Zodra de resultaten van de test binnen waren, drie dagen later, belde dr. Stu hem op en voelde Alan een compleet bestek in zijn maag rammelen. Hij was in de editing room bezig met het monteren van de nieuwe aflevering. Dr. Stu zei hem dat de testresultaten zeer ongewoon waren; hij had nooit eer­der iets dergelijks gezien, behalve in gevallen van extreme ondervoeding.

Een constitutie waarop op zo grote schaal roofbouw was gepleegd. Een ern­stig gebrek aan essentiële sporenelementen. 'Ik heb je laatste algemeen on­derzoek bekeken. Acht maanden geleden mankeerde je niets. En nu...' Hij zweeg, nog niet over de schrik heen. 'Het lijkt wel alsof iemand in jouw lichaam heeft ingebroken en de helft heeft gestolen.'

Alan omklemde de telefoonhoorn. Hij voelde niets, voelde zich overrom­peld. Zag in gedachten hoe zijn ingewanden werden geroofd terwijl hij lag te slapen, zodat hij na zijn ontwaken alleen nog een leeg huis onder zijn huid aantrof. Hij reageerde met verstrooide ironie. 'Ik vraag me af of ze vinger­afdrukken achter hebben gelaten.'

Dr. Stu legde Alan uit dat hij niet wist wat er gebeurde, maar hij wilde de doses supplementen verhogen en hem terug laten komen, voor nog meer tests. Hij bond hem op het hart dat hij moest proberen er niet over in te zit­ten; het was ongetwijfeld een verklaarbaar proces dat ze zouden kunnen omkeren. En zolang Alan zich in wezen nog goed voelde, ontraadde dr. Stu hem opname in het ziekenhuis. 'We zullen stap voor stap te werk gaan...'

Alan luisterde zwijgend, omlaagkijkend naar zichzelf. Hij vroeg zich af of de inbrekers zouden terugkomen voor méér. In zijn verbeelding zag hij gezichtsloze insluipers onder zijn huid in de weer met zaklantaarns, bezig met het plunderen van weefsels. Het van de muur rukken van bloedcellen. Het aftappen van kostbare lichaamsvochten. Het doorsnuffelen van organen, op zoek naar kostbare mineralen die later konden worden gedolven. Ze bra­ken de tent af met al dat gezoek. Stukje voor stukje.