Alan stond bij de kiosk aan Lauren Canyon Road toen Patrick Benson naar hem toestapte om hem even te begroeten. 'Alan?'
Alan keek op van het artikel in Esquire dat hij vluchtig stond door te nemen; het ging over hem. Hij was halverwege een halfgemeend citaat van hemzelf, waarin hij had opgemerkt dat 'rijkdom en macht vergelijkbaar zijn met een hondsdolle Duitse dog die jou uitlaat'.
'Patrick?'
Patrick wist niet goed wat hij moest zeggen. Alan zag er afschuwelijk uit. Zou hij ziek zijn? 'Hoe maak je het? Afgezien dan van je monopolie op de huis, bedoel ik.'
Patrick had zijn baard laten staan. En hij was mollig geworden. Alan glimlachte en keek opzij naar de stoeprand, om zich ervan te overtuigen dat niemand aan zijn nieuwe Aston Martin zat. Hij voelde niets voor een gesprek met Patrick. Diens 'special' over kinderen van moeders die aan aids waren gestorven, was weggedrukt door een speciale aflevering van De huurling waarin de beste actiescènes uit de serie aan elkaar waren geplakt. Die enigszins obscene paradox scheen de ontmoeting voor Alan te verpesten. 'O, gewoon druk bezig met de serie. Je kent dat wel...'
Ze hadden als scenario-editors samengewerkt aan een van de stomste actieseries uit de geschiedenis van het medium, Rough Waters, waarin twee agenten rondtoerden in een boot en stompzinnige opmerkingen uitwisselden terwijl ze zich door het zonnetje lieten bruinen. Het was een pijnlijke ervaring geweest.
De producent was een paranoïde zuiplap geweest, met het haar van Al Haig en de huid van Rancho Mirage. Hij had de gewoonte gehad zijn medewerkers in 'creatieve besprekingen' te kwellen met zijn eis dat de dialogen 'leuk' moesten klinken. In akelige, late besprekingen had hij zelfs zijn toevlucht genomen tot geestigheden als 'mensen met jullie talent verdienen het niet te mogen schrijven', voordat hij weer terugsnorkelde naar zijn whisky- galmengsel en levenloos voor zich uit ging zitten te staren. Alan had kans gezien de onverbeterlijke zultkop te verdragen, omdat hij de man een zielige karikatuur van een producent vond. Patrick had zich echter altijd gekrenkt gevoeld; hij was gevoelig, op een manier die maakte dat de mensen met hem meeleefden en zich zorgen over hem maakten.
'Heb je mijn special nog gezien?'
Alan zei van wel, maar hij loog. Patrick knikte, en Alan kon niet goed bepalen of hij zich verraden en belogen voelde. Alan vroeg hem waarmee hij nu bezig was en hoe het toch kwam dat ze elkaar zo weinig zagen, de laatste tijd.
'Ik ga de branche de rug toekeren. Ik heb er geen zin meer in. Alle dingen die in mijn ogen belangrijk zijn, wil niemand doen. Mijn agenten bezorgen me niets dat maatschappelijk gezien van belang is. De grote maatschappijen zijn allemaal uit op die mythologische vijfenzeventig procent. Ik zou nooit zulke krakers kunnen schrijven als jij, Alan. Jij hebt die gave.'
Was het bewondering of minachting? Alan wist het niet, maar hij bedacht dat hij het zich misschien verbeeldde. Patrick was niet iemand die akelige opmerkingen of toespelingen maakte. Hij was aardig, tegen iedereen. Misschien was dat de reden waarom hij het niet redde.' Ach, het was gewoon een gelukkige greep, Patrick, dat weet je best. De huurling is niet bepaald een programma dat bedoeld is om stervende kindertjes te helpen. Het is gewoon een soort achtbaan. Jij was altijd op zoek naar iets dat de mensen iets te zeggen had.' Hij forceerde een grijns. 'Vooral toen we nog aan Rough Waters werkten...'
Patrick lachte. Alan probeerde aardig te zijn en hij kon het waarderen. Toch meende Alan ergens wat hij had gezegd, hoewel hij voornamelijk met Patrick te doen had. Hij keek in Patricks open ogen en zag iemand die nog altijd het juiste idee had. Alleen wilde niemand eraan.
'Marcia, ik en de kinderen gaan naar Portland verkassen en je zult dit niet willen geloven: ik ga weer toneelstukken schrijven!'
Alan had Patrick altijd benijd om zijn gezin: iedere avond kon hij terug naar een huis vol liefde en vergevingsgezindheid. 'Toneelstukken? Dat meen je niet!' Alan plaagde hem maar wat. 'Daar ben jij lang niet neerslachtig genoeg voor. Om dat te kunnen, moet je eerst je verstand verliezen.'
'Daar doe ik mijn best voor.'
'En trouwens, jij kunt in Portland niet aarden. Het enige dat daar wortelt, zijn bomen.'
Patrick lachte, maar hij hield zijn kaken op elkaar. Alan zag dat enkele vrouwen bij zijn Aston Martin waren blijven staan, jonge vrouwen die naaide mensen bij de kiosk keken om te zien wie de eigenaar was van dit chique blik-op-wielen. Hij was er een beetje verlegen mee, wilde niet dat Patrick het zou zien.
'Weet je, er zijn dingen die ik altijd al belangrijk heb gevonden en waarover ik wil schrijven... maar dat lukt me hier nooit.' Hij tuurde door een onzekere glimlach en Alan besefte opeens hoezeer hij mensen als Patrick miste. Hij kende niemand meer die zo was als hij. Iedereen was veel te succesvol om openhartig te kunnen zijn; ze hadden te veel te winnen en te veel om te verliezen. Zo zat het in elkaar. Dat was de tol die je betaalde. Een rotstreek. "Nou, ik moet er vandoor. We zijn druk bezig de boel in te pakken voor de verhuizing. Kom je ooit in Portland?'
Ze glimlachen allebei. Jazeker, hij kwam er beslist wel.
'Hé, Alan, verdomd pakkend wat jij doet met De huurling. Je hebt het helemaal gemaakt.'
Alan knikte, wist niet wat hij erop moest zeggen. Toen: 'Ach, het zijn maar kijkcijfers, Patrick. En trouwens, het kan van de ene dag op de andere over zijn.'
Patrick zei niets.
'Hé, doe de groetjes aan je vrouw en kinderen, wil je?'
'Doe ik. Marcia vroeg zich af hoe je het maakte.'
'O? Bedenk in godsnaam iets dat een goeie indruk maakt, wil je?'
Ze omhelsden elkaar vluchtig en Patrick reed weg. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij dat Alan werd aangesproken door twee jonge vrouwen.