Inzoomen

Alan vergrendelde de portieren en omklemde het stuurwiel. Wat was de moeilijkheid? Hij had de man per ongeluk gesneden en deze gek was woest geworden, totaal door het lint, met die grote Stetson van hem. Alan schepte adem. Angstig keek hij in zijn spiegeltje; de enorme pickup-truck kleefde aan zijn bumper en knipperde nijdig met de koplampen. Een stoplicht sprong op rood, maar Alan reed door. De pickup-truck volgde en walste de krui­sing over, zich niets aantrekkend van de claxons.

Alan racete door Malibu Canyon richting strand, maar de pickup-truck gaf geen krimp en bleef zijn achteruitkijkspiegel vullen. Het monster zwenkte naar links en begon hem in te halen. Dat dikke smoelwerk keek grijnzend op hem neer, zich verheugend op wat komen ging. Hij probeerde met een ruk tegen Alans Porsche te knallen, maar Alan zwenkte mee en ontweek de manoeuvre. De grijns veranderde in een masker van woede, met ontblote tanden. Een nieuwe poging. Alan gaf plankgas en schoot naar voren, bevend van angst.

De canyontunnel begon direct na de volgende bocht en hij kon de ingang al zien toen hij de zware banden van de pickup-truck naast zijn linkeroor hoorde huilen. De pickup-truck drong op naar rechts om de Porsche in de berm te drukken, in de hoop dat hij over de kop zou slaan.

'Sodemieter toch op!' siste Alan.

Wat nu? Wilde de schoft hem dood omdat hij een foutje had gemaakt? Alan probeerde 06-911 in te toetsen om een agent te waarschuwen en in­tussen toch op de weg te letten. In gesprek. De canyon, een doodkist?

De tunnel doemde op en Alan had niets meer over: geen weg, geen berm, geen tijd. Hij trapte hard op de rem en slipte door het stof. In een wolk van stof en uitlaatgassen bleef hij zitten, een regelrechte gaskamer. Woedende voetstappen. Een bezweet gezicht naast zijn raampje.

Alan staarde voor zich uit, verroerde zich niet, trillend over zijn hele lijf. Hij kon plankgas achteruitrijden — misschien was er ruimte om in te voe­gen, misschien kon hij op die manier...'

'Eruit!' Gebonk op het raam.

De motor sloeg af, wilde niet starten. Alan schudde het hoofd. Nee! Bang. De man liep om, tuurde door de voorruit. Alan wendde zijn blik af. De man trommelde met gespeelde kalmte op het dak van de Porsche — vingertop­regen. 'Nu!'

'Donder op!' Mond gortdroog.

De man ontstak in razernij. Hij greep een grote steen, sloeg het portier­raampje stuk, stak zijn hand naar binnen en opende het portier. Met een ruk trok hij Alan naar buiten. Alan stond als verlamd tegenover hem. Hij pro­beerde zichzelf kwaad te maken, maar het lukte hem niet. Hij wilde van zich afbijten, weerstand bieden, de situatie meester zijn. Hij wilde redelijk pra­ten, zelfs op vriendschappelijke toon. Hij kon zich echter niet bewegen, bang als een kind.

'De manier waarop jij rijdt, bevalt me niet, klootzak!'

Zijn eigen stem klonk wat beverig. 'Het was een... vergissing. Het spijt me. Alstublieft, laten we dit...'

De man kwakte Alan tegen de motorkap en sleurde hem toen mee naar de pickup. Dwong hem in de cabine te kijken. 'Maak je excuses tegenover mijn vriendin, zak!' Op de kapotte zitting zat een meisje van een jaar of ne­gentien, nerveus en beschaamd. Alan zei dat het hem speet, maar zag in haar ogen hoe bang ze zelf ook was. Hoe machteloos. Hij zag in haar ogen wat zij in de zijne las, zoals hij wist. Even wekte ze de indruk alsof ze wilde pro­beren iets te zeggen waarmee ze de bruut zou kunnen tegenhouden, maar plotseling kreeg Alan een harde stomp in zijn maag en staarde hij, liggend op de grond, op naar cowboylaarzen die naderbij kwamen. Een van de laar­zen werd op zijn keel gezet en de bruut begon de druk op te voeren. Grinni­kend, genietend, omkijkend naar zijn vriendin, in de hoop op een bewon­derende blik. Ze had zich echter afgewend, vond het afschuwelijk. Alan kon geen adem meer krijgen en verloor het bewustzijn.

Alan opende zijn ogen. Zijn hele lichaam deed pijn. Hij proefde bloed en staarde naar een zwarte muur met verhoogde woordjes erop. Zijn blik werd scherper en hij zag dat het zijn voorband was. Hij rolde zich om, langzaam en pijnlijk. Auto's zoefden de tunnel in en uit, vlakbij. Claxons echoden — tieners.

Hij probeerde op te staan en zag plotseling dat de pickup-truck er nog stond. Met een ruk trok hij zich terug. Zijn ogen speurden. Wachtte de Stet­son op een geschikt moment voor een tweede aanval? Was hij zijn blaas gaan legen? Wilde hij soms terugkomen om hem over de rand te duwen?

Hem vastbinden aan zijn stuurwiel, een in benzine gedrenkte prop in zijn mond, die aansteken en daarna de auto over de rand van het ravijn duwen? Alan begon naar zijn Porsche terug te kruipen, met toenemende angst. Hij wilde er vandoor. Toen hoorde hij het. Dat zachte huilen.

Hij verstarde, totaal verbijsterd. Slikte bloed. Uit de struiken staken twee benen, naast de Porsche. De broek gescheurd, rode vloeistof die omlaagsijpelde over het borduursel op de laars. Alan kroop naar hem toe. De man was overdekt met bloed en buiten bewustzijn. Hele plukken haar waren uit zijn hoofd gerukt. Verscheidene vingers waren opgezwollen en blauw verkleurd, Gebroken. De oogleden waren gezwollen. Een van de oren hing erbij. Er wa­ren bijtsporen. Het jonge meisje zat met gekruiste benen in het stof, zijn hoofd op haar schoot.

Alan staarde verbaasd naar het tweetal, herinnerde zich niets van een knok­partij. Zou ze geprobeerd hebben hem tegen te houden, waarna hij haar had geslagen? En was ze toen teruggewankeld naar de pickup-truck om een bandelichter te grijpen en terug te slaan, waarna de stoppen bij haar waren door­geslagen? Hij kon niet goed denken. Hij herinnerde zich alleen dat alles zwart was geworden. Meer niet.

Hij probeerde iets tegen haar te zeggen, maar toen ze naar hem opkeek, begon ze tegen hem te krijsen. Ze schreeuwde dat hij op afstand moest blij­ven en gooide hem een steen naar het hoofd. Ze beweerde dat hij haar vriend bijna had vermoord. Alan begreep het niet. Totdat hij naar zijn eigen han­den keek en de knokkels zag bloeden. En hij had huid en haar onder zijn nagels.

Het was onbestaanbaar. Zijn leven lang had hij nooit gevochten.