32
Sophia
Het was de dag van de veiling en Sophia had net haar oorbellen ingedaan, toen ze Lukes truck voor het huis zag stoppen. Hoewel ze hem eerder had geplaagd met het feit dat hij maar één kostuum had, moest ze toegeven dat ze zelf maar twee pakjes had, allebei met een middellange rok en een bijpassend jasje. En die had ze alleen maar gekocht omdat ze iets stijlvols en professioneels nodig had voor sollicitatiegesprekken. Destijds was ze nog bang geweest dat twee niet genoeg zou zijn voor alle sollicitatiegesprekken die ze ongetwijfeld zou hebben. Ze moest denken aan een oude uitdrukking… Hoe ging die ook alweer? De mens wikt, God beschikt, of zoiets?
Ze had ze allebei één keer gedragen. Omdat ze wist dat Lukes pak donker was, koos ze het lichtere van de twee. Ondanks haar eerdere enthousiasme had ze nu gemengde gevoelens over de veiling. De ontdekking dat het om Ira’s collectie ging maakte het op de een of andere manier persoonlijker, en ze was bang dat ze bij elk schilderij zou moeten denken aan hem in het ziekenhuis toen ze de brief had voorgelezen. Maar niet gaan leek ook niet netjes, omdat de collectie overduidelijk zo veel had betekend voor hem en zijn vrouw. Met dit tegenstrijdige gevoel liep ze de kamer uit en ging ze naar beneden.
Luke kwam net de gang binnen.
‘Ben je er klaar voor?’
‘Min of meer,’ zei ze met een slag om de arm. ‘Het voelt nu wel anders.’
‘Ik weet het. Ik heb de hele nacht aan Ira moeten denken.’
‘Ik ook.’
Hij dwong zichzelf te glimlachen, al had hij er niet veel energie voor. ‘Je ziet er trouwens fantastisch uit. Heel volwassen.’
‘Jij ook,’ zei ze, en ze meende het. Maar toch…
‘Waarom heb ik het gevoel dat we naar een uitvaart gaan?’ vroeg ze hem.
‘Omdat dat in zekere zin ook zo is,’ zei hij.
Om elf uur liepen ze een van de enorme exhibitieruimtes van het congrescentrum binnen. Het zag er niet uit zoals ze had verwacht. Helemaal achterin was een podium met aan drie kanten gordijnen; rechts stonden twee lange tafels op verhogingen, elk met tien telefoons; aan de andere kant bevond zich de verhoging die ongetwijfeld voor de veilingmeester was bedoeld. Een groot scherm vormde de achtergrond van het podium en vooraan stond een lege ezel. Ongeveer driehonderd stoelen waren trapsgewijs voor het podium opgesteld zodat de bieders alles ongehinderd konden zien.
Hoewel het druk was in de ruimte, waren maar een paar stoelen bezet. De meeste mensen slenterden wat en bekeken foto’s van enkele van de kostbaarste kunstwerken. De foto’s stonden op ezels tegen de muur samen met informatie over de kunstenaar, behaalde prijzen van werken bij andere veilingen en de taxatiewaarde. Sommige bezoekers dromden rond de vier tafels aan weerszijden van de ingang, waarop stapels catalogi lagen waarin de gehele collectie werd beschreven.
Sophia liep samen met Luke door de zaal en was enigszins verbijsterd. Niet alleen omdat dit allemaal van Ira was geweest, maar ook vanwege de collectie zelf. Werken van Picasso en Warhol, Johns en Pollock, Rauschenberg en De Kooning werden naast elkaar getoond. Over sommige stukken had ze nog nooit iets gelezen, ze had zelfs nog nooit van ze gehoord. De geruchten over de waarde van de schilderijen waren ook niet overdreven geweest; ze hapte naar adem bij het zien van sommige taxatiebedragen, om vervolgens te ontdekken dat de volgende reeks schilderijen nog meer waard was. En voortdurend probeerde ze die bedragen te rijmen met Ira, die lieve oude man die over niets anders had geschreven dan de liefde die hij nog altijd voor zijn vrouw voelde.
Lukes gedachten leken die van haar te weerspiegelen want hij pakte haar hand vast en mompelde: ‘Hier stond niets over in zijn brief.’
‘Misschien was dit allemaal niet belangrijk voor hem,’ zei ze verbijsterd. ‘Maar hoe is dat nou mogelijk?’ Toen Luke geen antwoord gaf, gaf ze hem een kneepje in zijn hand. ‘Ik wou dat we hem beter hadden kunnen helpen.’
‘Ik weet niet wat we nog meer hadden kunnen doen.’
‘Maar toch…’
Zijn blauwe ogen keken onderzoekend in die van haar. ‘Je hebt die brief voorgelezen,’ zei hij. ‘Dat is wat hij wilde. En ik denk dat jij en ik hem daarom moesten vinden. Wie zou er anders zijn blijven wachten?’
Toen iedereen werd verzocht om te gaan zitten, vonden Luke en Sophia twee lege stoelen op de achterste rij. Vandaar was het bijna onmogelijk om de ezel te zien, wat een beetje jammer was, dacht Sophia. Het zou geweldig zijn geweest als ze de schilderijen van dichtbij had kunnen zien, maar ze wist dat die stoelen voor potentiële kopers bedoeld waren en ze wilde absoluut niet daar gaan zitten en vervolgens halverwege de veiling een tikje op de schouder krijgen en verzocht worden om op te staan.
Een paar minuten later namen mannen en vrouwen in pak hun plek in achter de telefoons op de verhoogde tafels, het licht werd gedimd en er ging een reeks spotjes aan die het podium verlichtten.
Sophia bekeek de menigte en zag haar twee hoogleraren kunstgeschiedenis zitten. Toen het bijna een uur was, werd het langzaam stil in de zaal, en het gedempte geroezemoes hield helemaal op toen een keurige, grijsharige man in een prachtig maatkostuum het podium op wandelde. Hij had een map in zijn handen die hij openlegde, waarna hij uit zijn borstzakje een leesbril haalde. Hij zette hem op en schoof wat met zijn papieren.
‘Dames en heren, hartelijk dank voor uw komst naar de veiling van de buitengewone collectie van Ira en Ruth Levinson. Zoals u weet, is het niet gebruikelijk dat ons bedrijf een gebeurtenis als deze organiseert op andere locaties dan de onze, maar in dit geval gaf meneer Levinson ons niet veel keus. Ook is het nogal ongewoon dat de details van de veiling van vandaag tot nu toe erg vaag zijn geweest. Om te beginnen wil ik u de regels voor deze veiling uitleggen. Onder elke stoel zit een bordje met een nummer en…’
Hij beschreef het proces van het bieden, maar Sophia luisterde niet en was in gedachten weer bij Ira. Heel in de verte hoorde ze de lijst van mensen die bij de veiling aanwezig waren: curators van het Whitney en het MoMA, van de Tate Gallery en talloze andere belangstellenden uit steden over de hele wereld. Ze vermoedde dat de meeste mensen privéverzamelaars of galeries vertegenwoordigden en hoopten iets heel bijzonders aan te kopen.
Toen de regels waren samengevat en bepaalde mensen en instituten waren bedankt, richtte de grijsharige man zijn aandacht weer op het publiek. ‘Dan wil ik u nu graag voorstellen aan Howie Sanders. Meneer Sanders is vele jaren Ira Levinsons notaris geweest, en er zijn enkele zaken die hij met u wil delen.’
Op dat moment kwam Sanders naar voren, een gebogen, oudere man in een donker, wollen pak dat om zijn magere lijf hing. Langzaam liep hij naar de verhoging. Daar schraapte hij zijn keel, voordat hij begon aan een speech die opvallend krachtig en helder was.
‘We zijn hier vandaag bijeen om deel te nemen aan een buitengewone gebeurtenis. Het is per slot van rekening zeer ongebruikelijk dat een collectie van dit formaat en deze betekenis zo veel jaar onopgemerkt blijft. Ik denk dat tot zes jaar geleden zeer weinig mensen hier in de zaal van het bestaan van deze collectie wisten. Dat was het moment waarop in een tijdschriftartikel werd geschreven over de totstandkoming ervan, maar zelfs ik, de man die de afgelopen veertig jaar Ira’s notaris is geweest, moet toegeven dat het culturele belang en de waarde van deze collectie verbluffend zijn.’
Hij zweeg en keek even naar het publiek. ‘Maar dat is niet de reden dat ik hier ben. Ik ben hier omdat Ira zeer duidelijke instructies had wat betreft deze veiling, en hij heeft mij gevraagd om hier enkele woorden te spreken. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik liever had gehad dat hij me dat niet had gevraagd. Hoewel ik vol zelfvertrouwen in een rechtszaal sta of in mijn kantoor zit, sta ik zelden voor een publiek van deze omvang, met mensen die de verantwoordelijkheid hebben om een bepaald kunstwerk te verkrijgen voor een cliënt of een instituut tegen een prijs die zelfs voor mij bijna niet te bevatten is. Maar omdat mijn vriend Ira me dat heeft gevraagd, sta ik nu hier op deze niet benijdenswaardige plek.’
Hier en daar werd wat goedmoedig gelachen.
‘Wat kan ik u over Ira vertellen? Dat hij een goede man was? Een eerlijke, plichtsgetrouwe man? Dat hij een man was die dol was op zijn vrouw? Of moet ik u vertellen over zijn winkel, of de stille wijsheid die hij uitstraalde als we bij elkaar waren? Ik heb mezelf al die vragen gesteld in een poging te bedenken wat Ira werkelijk gewild zou hebben. Wat zou hij zelf gezegd hebben als hij en niet ik hier had gestaan. Ira zou denk ik het volgende tegen u hebben gezegd: Ik wil dat jullie het begrijpen.’
Hij liet deze opmerking hangen om er zeker van te zijn dat hij de aandacht van iedereen had.
‘Ik kwam een prachtig citaat tegen,’ ging hij verder. ‘Het wordt toegeschreven aan Pablo Picasso, en zoals de meeste mensen hier wel weten, is hij de enige niet-Amerikaanse kunstenaar wiens werk vandaag in de veiling is vertegenwoordigd. Jaren geleden schijnt Picasso gezegd te hebben: “Wij weten allemaal dat kunst geen waarheid is. Kunst is een leugen die ons de waarheid doet beseffen, althans de waarheid die ons gegeven is te begrijpen.”’
Hij keek het publiek weer aan en zijn blik verzachtte.
‘Kunst is een leugen die ons de waarheid doet beseffen, althans de waarheid die ons gegeven is te begrijpen,’ herhaalde hij. ‘Daar moet u eens over nadenken.’ Hij keek door de zaal, tuurde naar de gezichten van het verstomde publiek. ‘Voor mij is die uitspraak om verschillende redenen zeer diepzinnig. Natuurlijk wijst hij naar de manier waarop u hier vandaag de kunst zult bekijken. Maar toen ik er langer over nadacht, begon ik me af te vragen of Picasso het alleen over kunst had, of dat hij wilde dat wij ons eigen leven ook op die manier bekijken. Wat stelde Picasso voor? Naar mijn idee zei hij dat onze realiteit wordt gevormd door onze waarnemingen. Dat iets goed of slecht is, is alleen omdat wij, u en ik, denken dat het zo is, gebaseerd op onze eigen ervaringen. En toch zegt Picasso ook dat dat een leugen is. Met andere woorden, onze meningen en onze gedachten en gevoelens, alles wat wij ervaren, hoeven ons niet voor altijd te bepalen. Ik besef dat sommigen onder u denken dat ik ben afgedwaald en het nu over moreel relativisme heb, terwijl de rest van u denkt dat ik maar een oude man ben die compleet van het pad af is…’
Opnieuw werd er gelachen.
‘Maar ik kan u zeggen dat Ira blij zou zijn met mijn keus van dit citaat. Ira geloofde in recht en onrecht, goed en fout, liefde en haat. Hij groeide op in een wereld, in een tijd waarin vernietiging en haat wereldwijd aanwezig waren. En toch liet Ira zich hier nooit door kenmerken en bleef hij er dagelijks naar streven om de man te worden die hij wilde zijn. Ik wil dat u deze veiling ziet als een soort herdenking van alles wat hij belangrijk vond. Maar boven alles hoop ik dat u het begrijpt.’
Sophia wist niet goed waar Sanders met zijn toespraak heen wilde, en toen ze om zich heen keek, zag ze dat iedereen zich dat afvroeg. Sommigen zaten te sms’en, anderen bladerden door de catalogus.
Er volgde een korte pauze toen de grijze man overlegde met Sanders voordat de veilingmeester de verhoging weer betrad. Opnieuw zette hij zijn leesbril op en schraapte hij zijn keel.
‘Zoals de meesten van u weten, is dit een veiling in fasen, waarvan de eerste vandaag plaatsvindt. Vooralsnog is niet vastgesteld hoeveel fasen zullen plaatsvinden en wanneer, aangezien die ongetwijfeld zullen worden beïnvloed door het verloop van vandaag. En dan nu over de parameters van de veiling zelf, waar velen van u benieuwd naar zijn.’
Bijna als één man leunde iedereen naar voren.
‘Nogmaals, de parameters zijn bepaald door de cliënt. De veilingovereenkomst was zeer specifiek wat betreft enkele… ongebruikelijke details… inclusief de volgorde waarin de stukken vandaag zullen worden aangeboden. Overeenkomstig de instructies die u allen van tevoren hebt ontvangen, zullen we u nu een half uur in de gelegenheid stellen met uw cliënten te overleggen. Ik kan u zeggen dat de schilderijen die vandaag worden aangeboden op bladzijden vierendertig tot en met zesennegentig van de catalogus staan. Zij hangen hier ook als foto’s aan de wand. Daarnaast zal de veilingvolgorde op het scherm komen te staan.’
Mensen stonden op en pakten hun telefoons; andere begonnen te overleggen. Luke leunde opzij en fluisterde in Sophia’s oor: ‘Bedoel je dat niemand hier de volgorde van de werken wist? Stel dat het schilderij dat ze willen pas aan het eind wordt geveild. Dan zitten ze hier uren.’
‘Voor zo’n buitengewone kans als deze zouden ze waarschijnlijk wachten tot het einde der tijden.’
Hij gebaarde naar de ezels tegen de wand. ‘Nou, zeg het maar, welk schilderij wil jij graag hebben? Ik heb een paar honderd dollar in mijn portemonnee en een bordje onder mijn stoel. De Picasso? De Jackson Pollock? Een van de Warhols?’
‘Dat mocht ik willen.’
‘Denk je dat de verkoopprijzen in de buurt komen van de taxatiewaarde?’
‘Ik heb geen idee, maar ik denk dat ze bij het veilinghuis wel weten wat ze doen. Het zal er vast in de buurt komen.’
‘Een paar van die schilderijen zijn meer dan twintig ranches waard.’
‘Ja, hè?’
‘Dat is gestoord.’
‘Misschien.’
Hij draaide zijn hoofd en keek om zich heen. ‘Ik vraag me af wat Ira hiervan zou vinden.’
Ze dacht aan de oude man die ze in het ziekenhuis had gezien en aan de brief, waarin helemaal niets had gestaan over de kunstwerken. ‘Ik vraag me af,’ zei ze, ‘of het hem iets zou kunnen schelen.’
Toen de pauze voorbij was en iedereen weer zat, stapte de grijsharige man de verhoging weer op. Op hetzelfde moment droegen twee mannen heel voorzichtig een afgedekt schilderij naar de ezel op het podium. Terwijl Sophia verwachtte dat de spanning tastbaar zou worden nu de veiling daadwerkelijk begon, besefte ze dat er maar weinig mensen belangstelling hadden. Opnieuw zag ze ze met hun telefoons in de weer, terwijl de spreker zijn introductie voorbereidde. Ze wist dat een van de belangrijkere werken, een De Kooning, als tweede geveild zou worden en dat de Jasper Johns als zesde op de lijst stond. Daartussen zaten kunstenaars die Sophia niet goed kende, en dit was er ongetwijfeld ook een.
‘Als eerste een schilderij dat kan worden gevonden op pagina vierendertig van de catalogus. Het is olie op canvas, zestig bij tachtig centimeter, een schilderij dat Levinson, niet de kunstenaar, Portrait of Ruth noemde. Zoals de meesten van jullie weten was Ruth de vrouw van Ira Levinson.’
Sophia en Luke schoten tegelijk overeind en keken naar de ezel toen het schilderij werd onthuld. Daarachter was het schilderij op een groot scherm zichtbaar. Zelfs met haar ongeoefende oog kon Sophia zien dat dit was geschilderd door een kind.
‘Dit is van de hand van een Amerikaan, Daniel McCallum, die leefde van 1953 tot 1986. Het exacte jaar waarin het is geschilderd is niet bekend, maar naar schatting tussen 1965 en 1967. Volgens Ira Levinsons beschrijving was Daniel een voormalige leerling van Ruth en ontving meneer Levinson het stuk als geschenk van McCallums weduwe in 2002.’
Ondertussen stond Sophia op om het schilderij beter te kunnen zien. Zelfs van een afstand wist ze dat dit het werk van een amateur was, maar na het lezen van de brief had ze zich afgevraagd hoe Ruth eruit had gezien. Ondanks de primitieve weergave was Ruth mooi en had ze een tedere blik die Sophia aan Ira deed denken.
De spreker ging verder. ‘Er is weinig informatie over de kunstenaar en voor zover bekend zijn er ook geen verdere werken van zijn hand. Voor degenen die het stuk gisteren niet hebben gezien is er gelegenheid om naar het podium te komen om het schilderij te bekijken. Het bieden zal over vijf minuten beginnen.’
Niemand kwam overeind en Sophia besefte dat niemand van plan was om naar voren te gaan. In plaats daarvan begon het geroezemoes weer, zaten mensen te kletsen en onderdrukten andere hun zenuwen voor het volgende stuk; het moment waarop de echte veiling zou beginnen.
De vijf minuten gingen langzaam voorbij. De man op het podium leek niet verrast. Hij bladerde door de papieren die voor hem lagen en leek net zo ongeïnteresseerd als de rest. Zelfs Luke leek wat afstandelijk, wat haar verbaasde, omdat ook hij Ira’s brief had gehoord.
Toen de tijd voorbij was, verzocht de spreker het publiek om stilte. ‘Portrait of Ruth van Daniel McCallum. We beginnen de bieding met duizend dollar,’ zei hij. ‘Duizend dollar. Hoor ik duizend dollar?’
Niemand verroerde zich. Op het podium toonde de grijsharige man geen reactie. ‘Hoor ik negenhonderd dollar? Vergeet niet dat dit een kans is om een stuk te bezitten uit een van de grootste privécollecties ooit.’
Niets.
‘Hoor ik achthonderd?’
En na een paar seconden: ‘Hoor ik zevenhonderd?’
‘Zeshonderd?’
Naarmate het bedrag lager werd, kwam bij Sophia diep vanbinnen een gevoel opzetten. Op de een of andere manier was dit verkeerd. Ze dacht weer aan de brief die Ira aan Ruth had geschreven, de brief waarin hij haar vertelde hoeveel ze voor hem had betekend.
‘Hoor ik vijfhonderd dollar?’
‘Vierhonderd?’
En op dat moment zag ze vanuit haar ooghoek dat Luke zijn bordje ophield. ‘Vierhonderd dollar,’ riep hij, en het geluid van zijn stem echode door de zaal. Een paar mensen in het publiek draaiden zich om, maar erg nieuwsgierig waren ze niet.
‘We hebben een bod van vierhonderd dollar. Vierhonderd dollar. Hoor ik vierhonderdvijftig?’
Opnieuw bleef het stil in de zaal. Sophia werd opeens duizelig.
‘Eenmaal, andermaal… verkocht.’
Er kwam een aantrekkelijke brunette met een clipboard op Luke af die zijn gegevens wilde hebben, waarna ze uitlegde dat het tijd was om af te rekenen. Ze vroeg om zijn bankgegevens of het formulier dat hij daarstraks had ingevuld.
‘Ik heb helemaal niets ingevuld,’ zei Luke aarzelend.
‘Hoe wilt u het betalen?’
‘Is contant goed?’
De vrouw glimlachte. ‘Dat is geen probleem, meneer. Loopt u maar even met mij mee.’
Luke vertrok met de vrouw en kwam even later terug met zijn kwitantie. Met een sluwe grijns ging hij weer naast Sophia zitten.
‘Waarom?’
‘Ik durf te wedden dat het Ira’s lievelingsschilderij was.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Het werd als eerste geveild. En trouwens, hij hield van zijn vrouw, het was een portret van haar en ik vond het een nare gedachte dat niemand het wilde hebben.’
Ze dacht hier even over na. ‘Als ik niet beter wist, zou ik nog denken dat je een romanticus wordt.’
‘Ik denk,’ zei hij langzaam, ‘dat Ira de romanticus was. Ik ben maar een uitgerangeerde stierrijder.’
‘Je bent veel meer dan dat,’ zei ze, en ze gaf hem een duwtje. ‘Waar ga je het ophangen?’
‘Doet dat ertoe? En trouwens, ik weet niet eens waar ik over een paar maanden woon.’
Voordat ze kon reageren, hoorde ze een hamer neerkomen, waarna de spreker weer naar de microfoon leunde.
‘Dames en heren, op dit moment en voordat wij verdergaan, wil ik u in overeenkomst met de parameters opnieuw voorstellen aan Howie Sanders, die een brief van Ira Levinson wil voorlezen, in Ira’s eigen woorden, over de aankoop van dit item.’
Sanders kwam achter het gordijn vandaan en schuifelde in zijn veel te grote pak naar voren met een envelop in zijn hand. De grijze man deed een stap opzij om plaats te maken bij de microfoon.
Sanders maakte de envelop met een briefopener open en haalde de brief tevoorschijn. Hij haalde diep adem en vouwde hem toen langzaam open. Hij keek de zaal door en nam een slokje water. Toen werd hij serieus, als een acteur die zich opmaakt voor een bijzonder dramatische scène, en begon eindelijk te lezen.
‘Mijn naam is Ira Levinson, en vandaag zult u mijn liefdesverhaal horen. Het is niet het verhaal dat u zich voorstelt. Het is geen verhaal met helden en schurken, het is niet het verhaal van beeldschone prinsen en prinsessen in spe. In plaats daarvan is dit het verhaal over een eenvoudige man die Ira heette die een bijzondere vrouw ontmoette die Ruth heette. Wij ontmoetten elkaar toen we nog jong waren en we werden verliefd; na een tijd trouwden we en bouwden we samen een leven op. Een verhaal als vele andere, alleen had in ons geval Ruth een oog voor kunst en had ik alleen oog voor haar, en op de een of andere manier was dat genoeg om een collectie op te bouwen die voor ons beiden van onschatbare waarde was. Voor Ruth betekende kunst schoonheid en talent; voor mij was de kunst simpelweg een weerspiegeling van Ruth, en op die manier vulden we ons huis en leefden we lang en gelukkig. Al te snel was het voorbij en stond ik alleen in een wereld waar ik niets meer van begreep.’
Sanders zweeg en veegde zijn tranen weg, en tot Sophia’s verbazing hoorde ze zijn stem overslaan. Hij schraapte zijn keel en Sophia leunde naar voren, benieuwd naar wat hij ging zeggen.
‘Dat was niet eerlijk. Zonder Ruth had ik geen reden om verder te gaan. En toen gebeurde er iets wonderbaarlijks. Ik kreeg een portret van mijn vrouw, een onverwachts geschenk, en toen ik het aan de muur hing, had ik het merkwaardige gevoel dat Ruth weer over me waakte. Dat ze me hielp. Me leidde. En beetje bij beetje kwamen de herinneringen aan mijn leven samen met haar terug, herinneringen die met elk werk in onze collectie waren verbonden. Voor mij zijn de herinneringen altijd veel kostbaarder geweest dan de kunst. Die herinneringen kan ik niet wegdoen, en toch… als de kunst van haar was en de herinneringen van mij, wat moest ik dan met de verzameling? Ik begreep dit dilemma, maar de wet begreep het niet, en heel lang wist ik niet wat ik moest doen. Want zonder Ruth was ik niets. Ik hield van haar vanaf het moment dat ik haar ontmoette, en ook al leef ik nu niet meer, u moet weten dat ik tot mijn laatste ademtocht van haar heb gehouden. Maar boven alles wil ik dat u deze eenvoudige waarheid begrijpt: hoewel de kunst prachtig en mateloos kostbaar is, zou ik het allemaal hebben verruild voor nog één dag met de vrouw die ik altijd heb aanbeden.’
Sanders bestudeerde het publiek. Iedereen was stil geworden.
Er was iets gaande. Iets buitengewoons. Sanders leek dit ook te beseffen, en misschien vooruitlopend hierop kreeg hij een brok in zijn keel. Hij bracht een wijsvinger naar zijn lippen voordat hij verderging.
‘Nog één dag,’ zei hij opnieuw, en hij liet de woorden even hangen.
‘Maar hoe kan ik jullie ervan overtuigen dat ik dat echt zou hebben gedaan? Hoe kan ik jullie ervan overtuigen dat de commerciële waarde van de kunst me helemaal niet interesseerde? Hoe kan ik aantonen wat Ruth werkelijk voor mij betekende? Hoe kan ik ervoor zorgen dat jullie nooit vergeten dat mijn liefde voor haar de grondslag was van elk stuk dat we ooit hebben gekocht?’
Sanders wierp een blik op het gewelfde plafond voordat hij zich weer tot het publiek richtte.
‘Wil de persoon die Portrait of Ruth heeft gekocht opstaan.’
Sophia kon amper ademhalen. Haar hart bonkte in haar keel toen Luke opstond. Ze voelde dat iedereen hem aankeek.
‘De bepalingen van mijn testament en van de veiling zijn simpel: ik heb besloten dat de persoon die Portrait of Ruth koopt de kunstcollectie in haar geheel en per direct ontvangt. En omdat de collectie vanaf dit moment niet langer van mij is, is de veiling bij dezen afgelopen.’