10
Luke
Zelfs toen hij het menu had bestudeerd, wist hij niet wat hij moest kiezen. Hij wist dat hij iets veiligs kon nemen – de kip of de beef teriyaki, zoals Sophia had geopperd – maar dat wilde hij liever niet. Sommige mensen waren lyrisch over sushi en hij wist dat hij het moest proberen. Je moest per slot van rekening ervaringen opdoen in het leven, nietwaar?
Het probleem was alleen dat hij geen flauw idee had wat hij moest nemen. In zijn gedachten was rauwe vis gewoon rauwe vis, en de plaatjes hielpen ook al niet. Zijn indruk was dat hij de rode, roze of witte moest kiezen, maar hoe het zou smaken was hem een raadsel.
Hij tuurde over de rand van zijn menukaart naar Sophia. Ze had iets meer mascara en lippenstift op dan op de dag dat ze naar de ranch was gekomen, en hij moest denken aan de eerste avond dat hij haar had gezien. Onvoorstelbaar dat dat nog geen week geleden was. Hoewel hij over het algemeen een fan was van natuurlijke schoonheid, moest hij toegeven dat de make-up haar gelaatstrekken een verfijnde stijl gaf. Meerdere mannen hadden haar nagestaard toen ze naar hun tafeltje waren gelopen.
‘Wat is het verschil tussen nigiri en maki?’ vroeg hij.
Sophia zat het menu ook nog te lezen. Toen de serveerster bij hun tafeltje was gekomen, had ze voor hen allebei Sapporo besteld, een Japans bier. Hij had ook al geen idee hoe dat zou smaken.
‘Nigiri betekent dat de vis wordt geserveerd op een bolletje rijst,’ zei ze. ‘Maki betekent dat het in zeewier is gerold.’
‘Zeewier?’
Ze gaf hem een knipoog. ‘Dat is lekker. Geloof me.’
Hij perste zijn lippen op elkaar, niet in staat zijn twijfel te onderdrukken. Door het raam zag hij mensen aan tafeltjes zitten die zaten te genieten van wat ze hadden besteld, stuk voor stuk behendig met hun stokjes. Dát kon hij tenminste wel, een talent dat hij had verfijnd door al het Chinese eten uit kartonnen doosjes onderweg.
‘Bestel jij maar voor mij,’ zei hij, en hij legde het menu weg. ‘Ik vertrouw je.’
‘Dat is goed,’ stemde ze in.
‘Wat ga ik proberen?’
‘Van alles wat,’ zei ze. ‘We nemen wat anago, ahi, aji, hamachi… misschien nog wat andere dingen.’
Hij pakte zijn flesje en wilde een slok nemen. ‘Je begrijpt toch wel dat mij dat als wartaal in de oren klinkt.’
‘Anago is paling,’ verduidelijkte ze.
Het flesje bleef halverwege zijn mond hangen. ‘Paling?’
‘Dat vind je vast lekker,’ verzekerde ze hem, en ze deed geen moeite om haar pret te verbergen.
Toen de serveerster kwam, ratelde Sophia volleerd de bestelling af; daarna begonnen ze een gezellig gesprek dat pas werd onderbroken toen het eten werd gebracht. Hij vertelde haar in het kort over zijn jeugd, die ondanks alle klusjes op een ranch vrij standaard was geweest. Zijn middelbareschooltijd omvatte drie jaar competitieworstelen, vier gala’s, twee schoolbals en een handjevol gedenkwaardige feesten. Hij vertelde haar dat hij in de zomer met zijn ouders altijd een paar dagen te paard in de buurt van Boone trektochten in de bergen maakte, hun enige vakanties samen. Hij vertelde over het trainen op een mechanische stier in de schuur en hij vertelde dat zijn vader zodanig aan de stier had gesleuteld dat de bewegingen nog heftiger waren. Hij zat nog op de lagere school toen hij was begonnen met trainen, en zijn vader had dan elke beweging beoordeeld. Hij vertelde over verwondingen die hij door de jaren heen had opgelopen en beschreef hoe zenuwachtig hij was geweest toen hij aan het PBR-wereldkampioenschap had meegedaan – een keer was hij tot aan de laatste rit gekomen en was hij uiteindelijk als derde geëindigd – en al die tijd luisterde Sophia gebiologeerd en onderbrak ze hem alleen zo nu en dan om een vraag te stellen.
Hij voelde haar scherpe concentratie die op hem gericht was en die elk detail opzoog. Tegen de tijd dat de serveerster hun borden had weggehaald, vond hij alles aan haar charmant en aantrekkelijk, van haar ontspannen lach tot aan haar lichte, maar hoorbare noordelijke accent. Meer nog dan dat had hij het gevoel dat hij helemaal zichzelf kon zijn, ondanks hun verschillen. Bij haar kon hij de stress vergeten die hij voelde als hij aan de ranch dacht. Of aan zijn moeder. Of aan wat er zou gebeuren als zijn plannen niet lukten… Hij ging zo op in zijn gedachten dat hij niet direct doorhad dat ze naar hem staarde.
‘Waar denk je aan?’ vroeg ze.
‘Hoezo?’
‘Je leek bijna… verloren.’
‘Nergens aan.’
‘Zeker weten? Ik hoop dat het niet de anago was.’
‘Nee. Ik dacht aan wat ik allemaal nog moet doen voordat ik het weekend wegga.’
Ze fronste haar wenkbrauwen terwijl ze hem aankeek. ‘Oké,’ zei ze. ‘Wanneer moet je weg?’
‘Morgenmiddag,’ zei hij, blij dat ze niet doorvroeg. ‘Als ik klaar ben, rijd ik naar Knoxville en daar overnacht ik. Zaterdagavond rijd ik terug. Dan ben ik laat thuis, maar dit weekend beginnen we met de pompoenverkoop. Ik heb vandaag de meeste halloweenspullen al klaargezet – José en ik hebben een reusachtige doolhof van hooibalen gebouwd – maar er komen altijd veel mensen. Zelfs met José erbij heeft mijn moeder meer hulp nodig.’
‘Was ze daarom boos op je? Omdat jij er niet bent?’
‘Deels,’ zei hij, en hij schoof een flinterdun plakje roze gember over zijn bord heen en weer. ‘Ze is in de eerste plaats boos omdat ik rijd.’
‘Is ze daar zo langzamerhand niet aan gewend? Of komt het doordat je gewond bent geraakt op Big Ugly Critter?’
‘Mijn moeder,’ zei hij, en hij koos zijn woorden met zorg, ‘is bang dat mij iets overkomt.’
‘Maar je bent wel eens eerder gewond geraakt. Zo vaak.’
‘Ja.’
‘Is er iets wat je me niet vertelt?’
Hij gaf niet direct antwoord. ‘Wat dacht je hiervan?’ zei hij, en hij legde zijn stokjes neer. ‘Als de tijd rijp is, vertel ik je alles.’
‘Ik kan het ook aan je moeder vragen, hoor.’
‘Dat kan. Maar dan moet je haar eerst ontmoeten.’
‘Misschien ga ik zaterdag wel naar haar toe.’
‘Ga je gang. Maar als je dat doet, word je waarschijnlijk direct aan het werk gezet. Dan ben je de hele dag met pompoenen aan het sjouwen.’
‘Ik heb spieren.’
‘Heb je wel eens de hele dag met pompoenen gesleept?’
Ze leunde over tafel. ‘Heb jij wel eens een vrachtwagen vol vlees en worst uitgeladen?’ Haar blik was triomfantelijk toen hij geen antwoord gaf. ‘Zie je, hebben we toch iets gemeen. We zijn allebei harde werkers.’
‘En we kunnen nu allebei paardrijden.’
Ze glimlachte. ‘Dat ook. Hoe vond je de sushi?’
‘Lekker.’
‘Ik heb het idee dat je liever een karbonaadje had gehad.’
‘Karbonaadjes kan ik elke dag eten. Dat is een van mijn specialiteiten.’
‘Kun jij koken?’
‘Barbecueën,’ zei hij. ‘Van mijn vader geleerd.’
‘Ik zou het leuk vinden als je eens voor mij barbecuet.’
‘Dan maak ik wat je maar wilt. Zolang het maar een burger, een steak of een karbonade is.’
Ze leunde nog verder naar voren. ‘En nu? Wil je het lot tarten en naar een dispuutfeest? Er is er vast wel ergens eentje.’
‘En Brian dan?’
‘Dan gaan we naar een ander dispuuthuis. Eentje waar hij nooit komt. En we hoeven niet lang te blijven. Misschien moet je die hoed niet opdoen.’
‘Als je wilt, ga ik met je mee.’
‘Ik kan altijd gaan. Ik vroeg het voor jou.’
‘Wat zijn het voor feesten?’ vroeg hij. ‘Muziek, studenten aan de alcohol, dat idee?’
‘Min of meer.’
Hij dacht even na en schudde toen zijn hoofd. ‘Dat is niet echt mijn ding,’ zei hij eerlijk.
‘Dat dacht ik al. We kunnen een rondje over de campus maken, als je wilt.’
‘Laten we dat een andere keer doen. Dan moet je weer met me uit.’
Ze liet haar vinger over de rand van haar waterglas glijden. ‘Wat wil je dan doen?’
Hij gaf niet direct antwoord, en voor het eerst vroeg hij zich af hoe anders het had kunnen lopen als hij niet had besloten weer te gaan rijden. Zijn moeder was er niet gelukkig mee, en eerlijk gezegd vroeg zelfs hij zich af of het zo’n goed idee was, maar op de een of andere manier had het tot een afspraakje geleid met een meisje dat hij nooit zou vergeten, dat wist hij nu al.
‘Heb je zin in een ritje? Ik weet een plekje waar je vast en zeker niemand kent. Het is er ’s avonds stil maar heel erg mooi.’
Toen ze op de ranch uit de truck stapten, wierp de maan een zilveren gloed over de wereld. Hond, een schim in de duisternis, kwam van de veranda gerend en bleef bij Sophia staan alsof hij haar al had verwacht.
‘Ik hoop dat je het niet erg vindt,’ zei hij. ‘Ik wist niet waar we anders naartoe konden.’
‘Ik wist wel dat je hiernaartoe reed,’ zei Sophia, en ze bukte zich om Hond te aaien. ‘Als ik het vervelend had gevonden, had ik wel iets gezegd.’
Hij wees naar het huis. ‘We kunnen op de veranda zitten of naar een prachtig plekje bij het meer.’
‘Niet bij de rivier?’
‘Daar ben je al geweest.’
Ze keek om zich heen en wendde zich toen tot Luke. ‘Gaan we weer in stoelen achter op de truck zitten?’
‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Geloof me, je wilt daar echt niet op de grond zitten. Het is een weiland.’ Hij keek hoe Hond om haar benen draaide.
‘Mag Hond mee?’ vroeg ze.
‘Hond gaat mee of ik dat goedvind of niet.’
‘Dan wordt het het meer,’ zei ze.
‘Ik pak even wat spulletjes uit huis, goed?’
Hij liet haar alleen en kwam terug met een koelbox en wat dekens onder zijn arm, die hij achter in de truck legde. Ze stapten in en de motor kwam brullend tot leven.
‘Jouw truck klinkt als een tank,’ riep ze boven het lawaai uit. ‘Ik weet niet of je dat doorhebt.’
‘Gaaf, hè? Ik heb het uitlaatsysteem aangepast om hem zo te laten klinken. Ik heb een tweede uitlaat geplaatst en alles.’
‘Dat meen je niet! Wie doet dat nou?’
‘Ik,’ zei hij. ‘Er zijn zo veel mensen die dat doen.’
‘Mensen die op een ranch wonen zeker.’
‘Niet alleen wij. Mensen die jagen en vissen doen het ook.’
‘Buitenmensen met een wapen, dus.’
‘Bestaan er dan andere mensen?’
Ze glimlachte toen hij achteruitreed en het pad insloeg, waarna hij langs de boerderij reed.
Er brandde licht in de woonkamer en Luke vroeg zich af wat zijn moeder aan het doen was. Hij dacht aan wat hij Sophia wel en niet had verteld. Om zijn gedachten te laten verwaaien, rolde hij het raampje omlaag en legde hij zijn elleboog op de rand. De truck hobbelde verder en vanuit zijn ooghoek zag hij Sophia’s goudblonde haar in de bries wapperen. Ze staarde op haar gemak uit het raam toen ze langs de schuur reden.
Bij het weiland sprong hij uit de truck, maakte het hek open, reed verder en deed het hek weer achter hen dicht. Hij zette het groot licht aan en reed langzaam verder om de grond niet te veel te beschadigen. Bij het meer remde hij af en keerde de truck, net als hij bij de rodeo had gedaan, waarna hij de motor afzette.
‘Kijk uit waar je loopt,’ waarschuwde hij. ‘Zoals ik al zei, is dit een deel van het weiland.’
Hij deed haar raampje open, zette de radio aan en liep daarna om de truck heen. Hij hielp Sophia in de laadbak en klapte de stoelen uit. En net als nog geen week daarvoor gingen ze samen in de laadbak zitten; deze keer had zij een deken over zich heen. Hij opende de koelbox en haalde er twee flesjes bier uit. Hij maakte ze open, gaf er eentje aan Sophia en keek hoe ze een slok nam.
Het meer was net een spiegel, en de maan en sterren boven hun hoofd werden erin gereflecteerd. In de verte, aan de andere kant van het water, kwam het vee samen bij de oever, en hun witte borstkassen flitsten in het donker. Zo nu en dan loeide een van hen, en het geluid zweefde over het meer en vermengde zich met de geluiden van kikkers en krekels. Het rook naar gras en modder en de aarde zelf, een oerlucht bijna.
‘Wat is het hier mooi,’ fluisterde Sophia.
Met dezelfde woorden zou hij haar kunnen beschrijven, dacht hij, maar hij hield zijn gedachten voor zich.
‘Het is net als de open plek bij de rivier,’ voegde ze eraan toe. ‘Maar dan weidser.’
‘Ja, ongeveer,’ zei hij. ‘Maar zoals ik al zei ga ik daar naartoe als ik aan mijn vader wil denken. Dit is de plek waar ik aan andere dingen denk.’
‘Zoals?’
De lucht werd weerspiegeld in het water. ‘Van alles,’ zei hij. ‘Het leven. Werk. Relaties.’
Ze wierp even een blik opzij. ‘Ik dacht dat jij niet zo veel relaties had gehad.’
‘Daarom moet ik ook over ze nadenken.’
Ze giechelde. ‘Relaties zijn lastig. Maar goed, ik ben jong en naïef, wat weet ik daar nou van?’
‘Dus als ik jou om advies zou vragen…’
‘Dan zou ik zeggen dat er andere mensen zijn aan wie je dat beter kunt vragen. Zoals je moeder, bijvoorbeeld.’
‘Misschien,’ zei hij. ‘Ze had een aardig goede relatie met mijn vader. Vooral toen hij het rodeocircuit had opgegeven en tijd had om op de ranch te helpen. Als hij de rodeo niet had opgegeven, weet ik niet of ze het gered zouden hebben. Het was te veel werk voor haar alleen, helemaal omdat ze ook nog voor mij moest zorgen. Ik weet zeker dat ze hem dat heeft gezegd. En dus stopte hij. Vroeger zei hij altijd tegen mij, als ik ernaar vroeg, dat getrouwd zijn met mijn moeder belangrijker was dan paardrijden.’
‘Zo te horen ben je trots op haar.’
‘Ben ik ook,’ zei hij. ‘Mijn ouders waren allebei harde werkers, maar zij is degene die het bedrijf echt heeft opgebouwd. Toen ze het van mijn opa erfde, liep de ranch niet goed. Veemarkten fluctueren nogal en sommige jaren verdien je niet veel. Het was haar idee om de focus te verplaatsen naar biologisch rundvlees. Zij was degene die in de auto stapte en overal in de staat naartoe reed, folders achterliet en met restaurateurs sprak. Zonder haar zou Collins Beef niet bestaan. Jou zegt het misschien niet veel, maar voor gebruikers van eersteklas rundvlees in North Carolina betekent het iets.’
Sophia luisterde en bekeek de boerderij in de verte. ‘Ik zou haar graag ontmoeten.’
‘Ik zou je nu wel willen voorstellen, maar ik denk dat ze al slaapt. Ze gaat vrij vroeg naar bed. Maar ik ben zondag hier, als je langs wilt komen.’
‘Je wilt alleen maar dat ik help met pompoenen sjouwen.’
‘Ik bedoel eigenlijk dat je rond het avondeten langs zou kunnen komen. Zoals ik al zei is het overdag behoorlijk druk.’
‘Dat lijkt me leuk, als je denkt dat je moeder het ook goedvindt.’
‘Vast.’
‘Hoe laat?’
‘Een uur of zes?’
‘Klinkt goed,’ zei ze. ‘Waar is die doolhof trouwens, waar je het over had?’
‘Bij het pompoenveld.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Zijn we daar vorige keer geweest?’
‘Nee,’ zei hij. ‘Het ligt dichter bij de hoofdweg, bij de kerstbomen.’
‘Waarom heb ik dat dan niet gezien toen we hiernaartoe reden?’
‘Weet ik niet. Misschien omdat het donker was?’
‘Is het een eng doolhof? Met spookachtige vogelverschrikkers en spinnen en zo?’
‘Natuurlijk. Maar zo eng is het niet, hoor. Het is vooral bedoeld voor kleine kinderen. Eén keer is mijn vader een beetje te ver gegaan en moesten sommige kinderen huilen. Sindsdien houden we ons in. Maar er zijn massa’s versieringen. Spinnen, spoken, vogelverschrikkers. Vriendelijke vogelverschrikkers.’
‘Kunnen we er nu naartoe?’
‘Natuurlijk. Dat laat ik je graag zien. Maar vergeet niet dat het voor grote mensen niet hetzelfde is, omdat je over de hooibalen heen kunt kijken.’ Hij wuifde een paar muggen weg. ‘Je hebt trouwens nog geen antwoord gegeven op mijn vraag van daarstraks.’
‘Welke vraag?’
‘Over relaties,’ zei hij.
Ze trok de deken weer recht. ‘Vroeger dacht ik dat ik de basis wel begreep. Ik bedoel, mijn vader en moeder zijn al heel lang getrouwd en ik dacht dat ik wist hoe het moest. Maar ik denk dat ik het belangrijkste niet heb geleerd.’
‘En dat is?’
‘Dat het begint met een goede keus.’
‘Hoe weet je of je een goede keus maakt?’
‘Tja…’ zei ze besluiteloos. ‘Daar wordt het moeilijk. Maar als ik moest gokken, zou ik denken dat het begint met de dingen die je gemeen hebt. Normen en waarden. Zo vond ík trouw dus belangrijk en werkte Brian kennelijk met een ander waardesysteem.’
‘Je kunt er in elk geval nog grapjes over maken.’
‘Grapjes zijn gemakkelijk als het je niet meer uitmaakt. Ik zal niet zeggen dat ik me niet gekwetst voelde, want dat is niet zo. Afgelopen voorjaar, toen ik erachter kwam dat hij het met een ander meisje had gedaan, kreeg ik wekenlang geen hap door mijn keel. Ik ben toen bijna zeven kilo afgevallen.’
‘Je hebt geen zeven kilo over.’
‘Weet ik, maar wat kon ik eraan doen? Sommige mensen eten als ze gestrest zijn. Ik doe precies het omgekeerde. Toen ik afgelopen zomer thuiskwam, schrokken mijn ouders zich kapot. Om de haverklap smeekten ze me om iets te eten. Ik ben nog steeds niet helemaal op gewicht. Nu de colleges weer zijn begonnen, is het ook niet gemakkelijk om weer goed te eten.’
‘Ik ben blij dat je vanavond wel hebt gegeten.’
‘Van jou raak ik niet gestrest.’
‘Ook al hebben we niet veel gemeen?’
Zodra hij het had gezegd, was hij bang dat ze de angst in zijn stem kon horen, maar ze leek het niet te merken.
‘We hebben meer gemeen dan je denkt. In sommige opzichten lijken onze ouders wel op elkaar. Ze zijn heel lang getrouwd, werkten in een matig draaiend familiebedrijf en verwachtten dat hun kinderen een steentje zouden bijdragen. Mijn ouders wilden dat ik goed presteerde op school en jouw vader wilde dat je kampioen stierrijden zou worden, en we hebben allebei aan hun verwachtingen voldaan. We zijn allebei het product van onze opvoeding en ik denk niet dat dat ooit zal veranderen.’
Tot zijn eigen verrassing voelde hij een merkwaardige opluchting toen hij haar antwoord hoorde. ‘Ben je klaar voor de doolhof?’
‘Zullen we eerst ons bier opdrinken? Ik zit hier zo lekker dat ik nog niet weg wil.’
Terwijl ze langzaam hun bier opdronken, kletsten ze ontspannen en keken ze hoe het maanlicht een spoor over het water trok. Hoewel hij haar dolgraag wilde kussen, weerstond hij de aandrang. In plaats daarvan dacht hij na over wat ze had gezegd, over hun overeenkomsten, en hij vond dat ze gelijk had en hoopte dat het genoeg was voor haar om terug te komen naar de ranch.
Na een tijdje ging hun gesprek over in een genoeglijke stilte en hij besefte dat hij geen idee had waar ze aan dacht. Intuïtief stak hij zijn hand uit naar de deken. Het was alsof ze wist wat hij wilde en zonder iets te zeggen pakte ze zijn hand vast.
De nachtlucht werd kouder en gaf de sterren een kristalheldere zweem. Hij keek omhoog en toen naar haar, en toen haar duim zachtjes de contouren van zijn hand begon te volgen, deed hij hetzelfde. Op dat moment wist hij met zekerheid dat hij voor haar viel en dat er niets was wat dat kon tegenhouden.
Toen ze door het pompoenveld naar de doolhof slenterden, bleef Luke haar hand vasthouden. Op de een of andere manier voelde dit eenvoudige gebaar veel belangrijker en blijvender dan hun eerdere kussen. Hij kon zich voorstellen dat hij die hand over vele jaren nog zo zou vasthouden terwijl ze naast elkaar liepen, en hij schrok zelf van dat besef.
‘Waar denk je aan?’
Hij zette een paar stappen voordat hij antwoord gaf. ‘Aan van alles,’ zei hij uiteindelijk.
‘Heeft iemand jou wel eens verteld dat je de neiging hebt nogal vaag te zijn?’
‘Vind je het erg?’ vroeg hij op zijn beurt.
‘Daar ben ik nog niet over uit,’ zei ze, en ze gaf zijn hand een kneepje. ‘Dat laat ik je nog wel weten.’
‘De doolhof is hier.’ Hij wees. ‘Maar ik wilde je eerst het pompoenveld laten zien.’
‘Mag ik er een uitkiezen?’
‘Tuurlijk.’
‘Wil je me helpen met het uitsnijden voor Halloween?’
‘We kunnen hem zondag na het eten uitsnijden. Maar ik moet je waarschuwen, ik ben een expert.’
‘O ja?’
‘Ik heb er deze week al vijftien of twintig uitgesneden. Enge, vrolijke, van alles.’
Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Je bent duidelijk een man met veel talenten.’
Hij wist dat ze hem plaagde, maar hij vond het leuk. ‘Dank je wel.’
‘Ik kan niet wachten tot ik je moeder ontmoet.’
‘Je vindt haar vast aardig.’
‘Wat is ze voor iemand?’
‘Laten we zeggen dat je niet een dame met een bloemetjesjurk en een parelketting moet verwachten. Eerder… een spijkerbroek en laarzen en stro in haar haar.’
Sophia glimlachte. ‘Begrepen. Moet ik verder nog iets weten?’
‘Mijn moeder zou een geweldige pionier zijn geweest. Als er iets moet gebeuren, dan doet ze het gewoon en verwacht ze van mij hetzelfde. Geen poespas. En ze is een taaie.’
‘Dat lijkt me wel. Het leven is hier niet gemakkelijk.’
‘Ik bedoel dat ze echt taai is. Ze negeert pijn, klaagt nooit, zeurt en jammert niet. Drie jaar geleden brak ze haar pols toen ze van een paard viel. Weet je wat ze deed? Ze zei niets, werkte de rest van de dag, kookte het eten en reed daarna zelf naar het ziekenhuis. Ik wist van niets, tot ik de volgende dag het gips zag.’
Sophia stapte over wat eigenzinnig groeiende ranken en deed haar best om de pompoenen niet te beschadigen. ‘Dan zal ik mijn beste beentje maar voorzetten.’
‘Dat komt wel goed. Ze vindt je vast aardig. Jullie lijken meer op elkaar dan je zou denken.’
Toen ze een blik opzij wierp, ging hij verder. ‘Ze is slim,’ zei hij. ‘Geloof het of niet, maar ze was de beste van de klas en ze leest nog steeds veel, doet de boekhouding en zorgt ervoor dat ze het bedrijf vanbinnen en vanbuiten kent. Ze is eigenwijs, maar verwacht van zichzelf meer dan van anderen. Als ze één fout heeft, dan is het dat ze een zwak heeft voor mannen met cowboyhoeden.’
Sophia schoot in de lach. ‘Heb ik dat ook? Een zwak voor cowboys?’
‘Dat weet ik niet. Zeg jij het maar.’
Ze gaf geen antwoord. ‘Je moeder klinkt heel bijzonder.’
‘Dat is ze ook,’ zei hij. ‘En wie weet is ze in een goede bui en vertelt ze je een van haar verhalen. Mijn moeder is een goede verhalenverteller.’
‘Waarover?’
‘Over van alles, eigenlijk. Maar haar verhalen zetten mij altijd aan het denken.’
‘Vertel me er eens eentje,’ zei ze.
Hij bleef staan en ging op zijn hurken bij een bovenmaatse pompoen zitten. ‘Oké,’ zei hij, terwijl hij de pompoen van de ene kant naar de andere schoof. ‘Toen ik het nationale schoolkampioenschap rodeorijden had gewonnen…’
‘Wacht even, hoor,’ onderbrak ze hem. ‘Voordat je verdergaat… Hebben ze hier rodeo op school?’
‘Dat hebben ze overal. Hoezo?’
‘Niet in New Jersey.’
‘Natuurlijk wel. Deelnemers komen uit alle staten. Je moet alleen op de middelbare school zitten.’
‘En dat heb jij gewonnen?’
‘Ja, maar daar gaat het niet om,’ zei hij. Hij stond op en pakte haar hand weer vast. ‘Wat ik je wilde vertellen is dat toen ik had gewonnen… de eerste keer, niet de tweede keer,’ zei hij plagerig, ‘ik aan het wauwelen was over mijn doelen en wat ik wilde doen, en mijn vader vond het natuurlijk geweldig. Maar mijn moeder ruimde de tafel af en na een tijdje onderbrak ze mijn grootse fantasieën met een verhaal… en dat is me altijd bijgebleven.’
‘Hoe ging het?’
‘Een jongeman woont in een klein, vervallen hutje aan het strand en elke dag roeit hij met zijn boot de oceaan op om te vissen, niet alleen omdat hij moet eten, maar ook omdat het water hem rust geeft. Maar hij wil ook het leven van zichzelf en zijn familie verbeteren en dus werkt hij hard om meer en meer te vangen. Met het geld dat hij verdient, koopt hij uiteindelijk een grotere boot zodat hij zijn bedrijf nog winstgevender kan maken. Dat leidt tot een derde boot en daarna een vierde boot, en de jaren gaan voorbij en het bedrijf blijft groeien, maar de stress en de druk van het leiden van een goedlopend bedrijf eisen uiteindelijk hun tol. Wanneer hij met pensioen gaat, beseft hij dat hij het allerliefst in een klein hutje op een strand zou willen wonen waar hij de hele dag in een roeiboot kan zitten vissen… want hij wil dat gevoel van rust en voldoening terug dat hij had toen hij jong was.’
Ze hield haar hoofd schuin. ‘Jouw moeder is een wijze vrouw. Er zit veel waarheid in dat verhaal.’
‘Vind je?’
‘Ik denk,’ zei ze, ‘dat de moraal van het verhaal is dat mensen zelden begrijpen dat niets gaat zoals je verwacht.’
Ze waren bij de ingang van de doolhof. Luke leidde haar erdoorheen, wees naar openingen die na een aantal bochten doodliepen en naar andere die veel verder gingen. De doolhof was bijna vierduizend vierkante meter groot en hij was een grote trekpleister voor kinderen.
Toen ze bij de uitgang kwamen, slenterden ze naar de geoogste pompoenen. Er lagen er veel vooraan, sommige lagen in bakken en andere waren opgestapeld. Honderden lagen nog op het veld daarachter.
‘Dat is het,’ zei hij.
‘Wat veel. Hoe lang heb je erover gedaan om dit allemaal op te zetten?’
‘Drie dagen. Maar we hadden ook nog andere dingen te doen.’
‘Natuurlijk.’
Ze baande zich een weg tussen de pompoenen door, koos uiteindelijk een middelgrote uit en gaf die aan Luke, waarna ze samen terugliepen naar de truck en hij de pompoen in de laadbak legde.
Toen hij zich omdraaide, stond Sophia voor hem en haar dikke blonde haar leek bijna wit in het licht van de sterren. Intuïtief pakte hij eerst haar ene hand en daarna de andere, en de woorden floepten eruit voor hij er erg in had.
‘Ik heb het gevoel dat ik alles over je wil weten,’ zei hij zacht.
‘Je kent me beter dan je denkt,’ zei ze. ‘Ik heb je over mijn familie en mijn jeugd verteld, ik heb je over mijn studie verteld en wat ik wil doen met mijn leven. Veel meer is er niet.’
Maar dat was er wel. Er was nog heel veel meer en hij wilde alles weten.
‘Waarom ben je hier?’ fluisterde hij.
Ze wist niet goed wat hij bedoelde. ‘Omdat jij me hier gebracht hebt.’
‘Ik bedoel, waarom ben je hier bij mij?’
‘Omdat ik hier wil zijn.’
‘Daar ben ik blij om,’ zei hij.
‘Ja? Waarom?’
‘Omdat je slim bent. En interessant.’
Ze bracht haar hoofd schuin omhoog en had een uitnodigende blik op haar gezicht. ‘De laatste keer dat je me interessant noemde, kuste je me.’
Hij zei niets. In plaats daarvan leunde hij naar voren terwijl zij langzaam haar ogen sloot, en toen hun lippen samenkwamen, had hij een gevoel van ontdekking, als een ontdekkingsreiziger die eindelijk de afgelegen oever bereikt van een plek waar hij alleen maar van heeft gehoord. Hij kuste haar opnieuw en opnieuw, en toen hij zich terugtrok, legde hij zijn voorhoofd tegen het hare. Hij haalde diep adem en het kostte hem moeite om zijn emoties te beheersen, in de wetenschap dat hij niet alleen in het hier en nu van haar hield, maar altijd van haar zou blijven houden.