29
Sophia
Terwijl de rest van de campus die zaterdagavond weekend vierde en Sophia in de bibliotheek een paper zat te schrijven, begon haar telefoon te zoemen. Hoewel het gebruik van telefoons alleen op bepaalde plaatsen toegestaan was, zag Sophia dat er niemand anders in de zaal zat, en dus pakte ze haar telefoon en fronste toen ze het sms’je en de afzender zag.
Bel me, had Marcia geschreven. Het is dringend.
Het was niet veel, maar het was meer dan ze sinds hun ruzie met elkaar hadden gecommuniceerd, en Sophia vroeg zich af wat ze moest doen. Terug sms’en? Vragen wat er aan de hand was? Of doen wat Marcia haar had gevraagd en haar bellen?
Sophia wist het niet. Eerlijk gezegd had ze helemaal geen zin om met Marcia te praten. Net als de rest van haar dispuut was ze waarschijnlijk op een feest of in een kroeg. Ze was vast aan het drinken en dus bestond de kans dat ze ruzie had gekregen met Brian, en het laatste wat Sophia wilde was betrokken raken bij zoiets. Ze had geen zin om te luisteren naar Marcia die jammerde wat een klootzak hij was, en ze had ook geen behoefte om haar te troosten, zeker niet na de ijverige manier waarop Marcia haar had ontlopen.
En dan wilde ze nu opeens dat Sophia haar belde… Want wat het ook was, het was dringend.
Dat woord kon van alles betekenen. Ze dacht een paar seconden na, nam toen een besluit, sloeg haar werk op en klapte haar laptop dicht. Ze liet hem in de rugzak glijden, trok haar jas aan en liep in de richting van de uitgang. Op het moment dat ze de deur openduwde, werd ze onverwachts begroet door een ijskoude windvlaag en een groeiende laag sneeuw op de grond. De afgelopen paar uur was de temperatuur zeker zes graden gedaald. Dat werd koukleumen.
Maar nu nog niet. Tegen beter weten in pakte ze haar telefoon en dook de hal weer in. Marcia nam direct op. Op de achtergrond hoorde ze muziek schallen en de kakofonie van honderd gesprekken.
‘Sophia? O god, wat ben ik blij dat je belt!’
Sophia haalde gespannen adem. ‘Wat is er zo dringend?’
Ze hoorde het lawaai op de achtergrond vervagen. Marcia was kennelijk op zoek naar een rustiger plekje. Er werd een deur dichtgeslagen en ze kon Marcia’s stem nu duidelijker horen.
‘Je moet meteen naar huis komen,’ zei Marcia, met een paniekerige toon in haar stem.
‘Waarom?’
‘Luke is er. Hij zit in zijn auto voor het huis. Daar zit hij al twintig minuten. Je moet nu komen.’
Sophia slikte. ‘We zijn uit elkaar, Marcia. Ik wil hem niet zien.’
‘O,’ zei Marcia, en ze deed geen moeite haar verwarring te verbergen. ‘Wat akelig. Ik weet dat je heel gek op hem was…’
‘Is dat het?’ vroeg Sophia. ‘Ik moet ophangen…’
‘Nee, wacht!’ riep Marcia. ‘Ik weet dat je boos op me bent en ik weet dat ik het verdien, maar daar bel ik niet om. Brian weet dat Luke hier is, Mary-Kate heeft het hem net verteld. Brian is al uren aan het drinken en hij is behoorlijk opgefokt. Hij is wat andere jongens aan het verzamelen om Luke te pakken. Ik heb geprobeerd het hem uit zijn hoofd te praten, maar je weet hoe hij is. En Luke heeft geen idee wat er gebeurt. Jullie zijn misschien uit elkaar, maar ik denk niet dat je wilt dat hij gewond raakt…’
Sophia luisterde al niet meer, omdat de ijzige wind Marcia overstemde toen ze naar huis rende.
De campus lag er ogenschijnlijk verlaten bij terwijl ze de kortste route nam die ze kon bedenken in een poging om op tijd thuis te zijn. Al rennende had ze Luke herhaaldelijk gebeld, maar om wat voor reden dan ook nam hij niet op. Ze slaagde erin hem een sms’je te sturen, maar ook daar reageerde hij niet op.
Het was niet ver, maar de februariwind was ijskoud, beet in haar wangen en oren, en ze gleed voortdurend uit in de verse sneeuw. Ze had geen laarzen aan en de smeltende sneeuw sijpelde door haar schoenen tot haar tenen nat waren. De dikke vlokken natte sneeuw bleven vallen, sneeuw die aan de grond direct ijzig werd en de wegen gevaarlijk glad maakte.
Ze begon nu te sprinten en belde Luke. Ze was de campus inmiddels af en rende door de straten vol studentenhuizen. Overal zag ze studenten dicht bij elkaar achter felverlichte ramen. Een paar mensen haastten zich over straat, gingen van het ene feest naar het andere, het zaterdagavondritueel van ongeremdheid en overdaad. Haar huis lag aan het einde van de straat en toen ze door de besneeuwde duisternis tuurde, zag ze in de verte de contouren van Lukes truck.
Net op dat moment ving ze een glimp op van een groep jongens die een studentenhuis drie deuren verderop aan de overkant van de straat verliet. Een stuk of vijf, zes, aangevoerd door iemand die heel lang was. Brian. Even later volgde er nog iemand, en hoewel ze maar heel even in het licht was toen ze de treden van de veranda af liep, herkende Sophia haar kamergenote onmiddellijk. Gedempt door het winterse weer hoorde ze Marcia naar Brian roepen dat hij moest ophouden.
Sophia’s rugzak bonkte ongemakkelijk tegen haar rug en haar voeten glibberden in de sneeuw, waardoor ze zich vreselijk onhandig voelde. Ze kwam wel dichterbij, maar het ging niet snel genoeg. Brian en zijn vrienden stonden nu rond de truck. Ze was nog vier huizen verder, ze kon niet zien of Luke überhaupt in de donkere truck zat. Marcia’s kreten sneden door de lucht, boos deze keer. ‘Dit is belachelijk, Brian! Vergeet hem toch!’
Nog drie huizen. Brian en een vriend rukten het portier open en doken naar binnen. Er ontstond een handgemeen en ze gilde toen Luke uit de truck werd gesleept.
‘Laat hem met rust!’ schreeuwde Sophia.
‘Hou op, Brian!’ viel Marcia haar bij.
Brian – te opgefokt of te dronken – negeerde hen allebei. Luke kwam struikelend in de armen van Jason en Rick terecht, de twee die ook met Brian bij de rodeo in McLeansville waren geweest. Vier anderen kwamen erbij staan en sloten Luke in.
In paniek rende Sophia de weg op, net toen Brian uithaalde en Luke zo hard sloeg dat zijn hoofd naar achteren vloog. Doodsbang zag Sophia die video weer voor zich…
Toen Luke zijn evenwicht verloor, lieten Rick en Jason hem los, en hij viel op de besneeuwde straat. Eindelijk was ze er, en doodsbang keek ze of ze hem zag bewegen, maar nee…
‘Sta op!’ schreeuwde Brian tegen hem. ‘Ik zei toch dat jij en ik nog niet klaar waren!’
Sophia zag dat Marcia voor Brian sprong.
‘Hou nou op!’ riep ze tegen hem, en ze probeerde hem tegen te houden. ‘Je moet ophouden!’
Brian negeerde haar, terwijl Sophia zag dat Luke eindelijk op handen en voeten overeind probeerde te komen.
‘Sta op!’ schreeuwde Brian nog een keer. Sophia slaagde erin door de kring heen te komen, duwde twee studenten opzij en ging naast Marcia tussen Brian en Luke staan.
‘Het is afgelopen, Brian,’ gilde ze. ‘Kappen nou!’
‘Het is nog helemaal niet afgelopen!’
‘O jawel!’ was Sophia’s weerwoord.
‘Toe nou, Brian,’ zei Marcia smekend, en ze wilde Brians handen pakken. ‘Laten we nou gaan. Het is hier hartstikke koud. Ik sta te vernikkelen.’
Luke stond inmiddels rechtop en had een flinke bloeduitstorting op zijn wang. Brian hijgde en verraste Sophia door Marcia opzij te duwen. Het ging niet hard, maar Marcia zag het niet aankomen en ze struikelde en viel op de grond. Brian leek het niet eens te zien. Hij deed dreigend een stap naar voren, wilde Sophia ook opzijduwen. Maar Sophia deed zelf een stap opzij en haalde haar telefoon uit haar jaszak. Tegen de tijd dat Brian Luke had vastgepakt, had Sophia op wat toetsjes gedrukt en bracht ze haar telefoon omhoog.
‘Ga je gang! Ik neem het allemaal op! Voor mijn part ga je de cel in! Word je uit het team gezet! Voor mijn part worden jullie allemaal uit het team gezet!’
Ze liep naar achteren, bleef opnemen en zorgde ervoor dat iedereen in beeld kwam. Ze wilde net inzoomen op hun geschokte en bezorgde blikken toen Brian op haar af dook, de telefoon uit haar hand rukte en hem op de grond smeet.
‘Jij neemt helemaal niets op!’
‘Zij misschien niet,’ zei Marcia, aan de andere kant van de kring. ‘Maar ik wel.’
‘Dat had ik zeker wel verdiend,’ zei Luke. ‘Na wat ik hem had aangedaan, bedoel ik.’
Ze zaten in de truck, Luke achter het stuur, Sophia naast hem. De dreigementen hadden gewerkt. Jason en Rick hadden Brian uiteindelijk weten te overtuigen om terug te gaan naar zijn dispuuthuis, waar Brian ongetwijfeld de klap waarmee hij Luke tegen de grond had geslagen opnieuw beleefde. Marcia was niet met hem meegegaan; in plaats daarvan was ze naar huis gegaan en had Sophia het licht op hun kamer zien aangaan.
‘Dat verdiende je niet,’ zei ze. ‘Voor zover ik me kan herinneren heb jij Brian nooit geslagen. Je hebt hem alleen min of meer… tegen de grond geduwd.’
‘In de modder. Met zijn gezicht.’
‘Dat wel, ja,’ gaf ze toe.
‘Lief dat je tussenbeide kwam, trouwens. Met je telefoon. Ik ga een nieuwe voor je kopen.’
‘Dat hoeft niet. Het was toch al een oud ding. Waarom nam je niet op?’
‘De mijne was leeg en ik was de autolader vergeten. Ik had alleen de gewone lader bij me. Ik dacht dat het niet zo’n probleem zou zijn.’
‘Heb je je moeder nog wel gesms’t?’
‘Ja,’ zei hij. Misschien vroeg hij zich af hoe ze wist dat hij dat altijd deed, maar hij vroeg het niet.
Sophia legde haar handen in haar schoot. ‘Je begrijpt wel wat ik nu wil weten, of niet?’
Luke keek haar door samengeknepen ogen aan. ‘Wat ik hier doe?’
‘Je had niet moeten komen. Dat wil ik niet. Zeker niet als je net terugkomt van een wedstrijd. Want…’
‘Jij kunt dat niet aan.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Ik trek dat niet.’
‘Dat weet ik.’ Hij slaakte een zucht, voordat hij zich half omdraaide in zijn stoel en haar aankeek. ‘Ik ben hier om je te zeggen dat ik het ook niet trek. Met ingang van vanavond stop ik ermee. Voorgoed, deze keer.’
‘Je gaat stoppen?’ vroeg ze ongelovig.
‘Ik ben gestopt.’
Ze wist niet hoe ze moest reageren. Moest ze hem feliciteren? Medelijden met hem hebben? Laten merken hoe opgelucht ze was?
‘En ik wil je vragen of je dit weekend iets te doen hebt. En of je maandag druk bent. Misschien heb je tentamens of papers die af moeten.’
‘Ik moet donderdag een paper inleveren, maar verder heb ik alleen een paar colleges. Waar zit je aan te denken?’
‘Even een paar dagen ertussenuit om alles op een rijtje te zetten. Voordat mijn telefoon leeg was, heb ik met mijn moeder overlegd en zij vindt het een goed idee.’ Hij slaakte een diepe zucht. ‘Ik dacht erover om naar de hut te rijden en misschien heb je zin om mee te gaan.’
Het kostte haar nog steeds moeite om tot zich te laten doordringen wat hij had gezegd en om te bedenken of ze het kon geloven. Vertelde hij haar de waarheid? Had hij het stierrijden echt opgegeven?
Terwijl hij haar aanstaarde, fluisterde ze: ‘Oké.’
Boven op hun kamer trof ze Marcia, die een weekendtas aan het inpakken was.
‘Wat ga je doen?’
‘Ik ga naar huis. Ik wil vanavond gewoon in mijn eigen bed slapen, weet je? Ik ben zo weg.’
‘Dat is wel goed,’ zei Sophia. ‘Het is ook jouw kamer.’
Marcia knikte en gooide meer spullen in haar tas. Sophia wipte van de ene voet op de andere. ‘Bedankt voor dat sms’je. En voor wat je met je telefoon deed.’
‘Ja, nou ja, hij verdiende het. Hij gedroeg zich… idioot.’
‘Het was meer,’ zei Sophia.
Marcia keek voor het eerst op. ‘Graag gedaan.’
‘Hij zal het zich morgen wel niet meer kunnen herinneren.’
‘Dat maakt niet uit.’
‘Wel als je hem leuk vindt.’
Marcia dacht even na en schudde toen haar hoofd.
Sophia kreeg de indruk dat Marcia een conclusie had getrokken, al wist ze niet goed wat die was.
‘Is Luke al weg?’
‘Hij is even tanken en boodschappen doen. Hij komt zo terug.’
‘Serieus? Ik hoop dat hij deze keer de auto goed afsluit.’ Ze ritste haar tas dicht en keek toen weer naar Sophia. ‘Wacht… hij komt terug? Ik dacht dat je zei dat het uit was.’
‘Dat is ook zo.’
‘Maar?’
‘Zullen we het er volgende week over hebben, als je terug bent? Want op dit moment weet ik gewoon niet precies hoe het tussen ons zit.’
Marcia accepteerde dat, liep naar de deur en bleef toen staan. ‘Ik heb zitten denken,’ zei ze, ‘en ik heb zo’n gevoel dat het wel goed komt tussen jullie. En als je het mij vraagt, is dat iets moois.’
In de bergen had het flink gesneeuwd en de wegen waren hier en daar glad, wat betekende dat ze pas om vier uur ’s nachts bij de hut aankwamen. Het gebied leek wel een verlaten pionierskamp. Ondanks het feit dat het pikkedonker was, reed Luke zonder problemen de truck tot voor de hut waar ze de vorige keer ook hadden geslapen. De sleutel hing al aan de deurknop.
Binnen was het ijskoud en de dunne houten muren deden weinig om de kou buiten te houden. Luke had gezegd dat ze een muts en wanten moest meenemen, en die droeg ze nu, net als haar jas, terwijl Luke de haard en de houtkachel aanstak. Door de glibberige rit was ze de hele nacht gespannen geweest en nu ze er waren, sloeg de uitputting toe.
Ze gingen met hun kleren aan, inclusief jas en muts, naar bed en vielen binnen een paar minuten in slaap. Toen Sophia uren later wakker werd, was het huis een stuk warmer, maar nog altijd niet warm genoeg om zonder verschillende lagen kleding rond te lopen. Een goedkoop motel was waarschijnlijk aangenamer geweest, maar toen ze naar buiten keek, werd ze opnieuw getroffen door de schoonheid van de omgeving. IJspegels hingen aan de takken en schitterden in het zonlicht. Luke was al in de keuken, en de geur van eieren met spek hing in de lucht.
‘Je bent eindelijk wakker,’ constateerde hij.
‘Hoe laat is het?’
‘Bijna twaalf uur.’
‘Ik was zeker moe. Hoe lang ben jij al op?’
‘Een paar uurtjes. Het is niet zo gemakkelijk als je denkt om het hier warm en leefbaar te houden.’
Daar twijfelde ze niet aan. Haar blik werd weer naar het raam getrokken. ‘Ben je hier wel eens eerder in de winter geweest?’
‘Eén keer. Maar toen was ik nog klein. Toen heb ik de hele dag sneeuwpoppen gemaakt en geroosterde marshmallows gegeten.’
Ze glimlachte bij het idee van hem als klein jongetje. Toen werd ze serieus. ‘Ben je er al aan toe om te praten? Over wat er is gebeurd waardoor je van gedachten bent veranderd?’
Hij prikte een stuk spek aan een vork en haalde het uit de pan. ‘Niets, eigenlijk. Ik denk dat ik uiteindelijk mijn gezond verstand heb gebruikt.’
‘Dat is het?’
Hij legde de vork neer. ‘Ik had voor de laatste ronde Big Ugly Critter getrokken. En toen het zover was en ik moest rijden…’ Hij schudde zijn hoofd, maakte de gedachte niet af. ‘Maar goed, daarna wist ik dat het tijd was om mijn sporen aan de wilgen te hangen. Ik besefte dat ik er klaar mee was. Ik maakte er beetje bij beetje mijn moeder mee kapot.’
En mij, wilde ze zeggen. Maar dat deed ze niet.
Hij wierp een blik over zijn schouder alsof hij haar onuitgesproken woorden hoorde. ‘Ik besefte ook dat ik jou miste.’
‘En de ranch?’ vroeg ze.
Hij verdeelde het roerei over twee borden.
‘Die raken we kwijt, denk ik. En dan beginnen we opnieuw. Mijn moeder heeft een goede naam. Ik hoop dat ze het redt. Zij heeft natuurlijk al gezegd dat ik me daar geen zorgen over moet maken. Dat ik me bezig moet houden met wat ik zelf ga doen.’
‘En wat ga je doen?’
‘Dat weet ik nog niet.’ Hij draaide zich om en bracht de twee borden naar de tafel, waar ook al bestek lag en een pot koffie stond. ‘Ik hoop dat ik daar dit weekend uit kom.’
‘En jij denkt dat we onze relatie zomaar kunnen oppakken?’
‘Helemaal niet,’ zei hij. Hij zette de borden op tafel en trok een stoel voor haar bij. ‘Ik had eigenlijk gehoopt dat we misschien opnieuw kunnen beginnen.’
De rest van de middag maakten ze een sneeuwpop, net als hij eens als kind had gedaan. Terwijl ze sneeuwballen rolden die in de plaksneeuw steeds groter werden, vertelden ze elkaar wat er de afgelopen tijd was gebeurd. Luke beschreef de wedstrijden in Macon en South Carolina en vertelde hoe het op de ranch was. Sophia legde uit dat ze vanwege de toestand met Marcia veel in de bibliotheek had gezeten en zo ver voorlag met haar leeswerk dat ze de komende paar weken nauwelijks hoefde te studeren.
‘Dat is een van de voordelen als je je kamergenote probeert te ontlopen,’ merkte ze op. ‘Het verbetert je studiegewoonten.’
‘Ze verraste mij gisteravond,’ zei Luke. ‘Ik had niet gedacht dat ze zoiets zou doen. Gezien de omstandigheden, bedoel ik.’
‘Ik was niet verrast,’ zei Sophia.
‘Nee?’
Ze dacht erover na en vroeg zich af hoe het met Marcia ging. ‘Nou ja. Misschien was ik een beetje verrast.’
Toen ze die avond knus naast elkaar onder een deken op de bank zaten en de haard brandde, vroeg Sophia: ‘Ga je het rijden missen?’
‘Vast wel een beetje,’ zei hij. ‘Maar niet genoeg om het weer te gaan doen.’
‘Je klinkt zeker van je zaak.’
‘Dat ben ik ook.’
Sophia draaide zich om en keek hem aan, betoverd door de weerspiegeling van het haardvuur in zijn ogen. ‘Ik vind het wel naar voor je moeder,’ zei ze. ‘Ik weet dat het een opluchting voor haar is dat je bent gestopt, maar…’
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik vind het ook naar. Maar ik ga het op de een of andere manier goedmaken.’
‘Het enige wat ze wil is dat jij er bent.’
‘Dat hou ik mezelf ook voor,’ zei hij. ‘Maar nu heb ik een vraag voor jou. En ik wil dat je goed nadenkt voordat je antwoord geeft. Het is belangrijk.’
‘Zeg het maar.’
‘Heb je komend weekend wat te doen? Want als je vrij bent, wil ik je graag mee uit eten nemen.’
‘Een officieel afspraakje?’
‘Een nieuw begin. Zo doe je dat toch? Iemand mee uit vragen?’
Ze leunde opzij en gaf hem voor het eerst die dag een zoen. ‘We hoeven niet helemaal opnieuw te beginnen, of wel?’
‘Is dat een ja of een nee?’
‘Ik hou van je, Luke.’
‘Ik hou ook van jou, Sophia.’
Die avond vreeën ze en maandagochtend opnieuw toen ze hadden uitgeslapen. Ze lunchten op hun gemak, en nadat ze een wandeling hadden gemaakt, keek Sophia met een kop koffie in haar hand vanuit de warmte van de hut toe terwijl Luke de truck inlaadde. Ze waren niet meer dezelfde personen als eerst. Sophia bedacht dat hun relatie in de paar maanden dat ze elkaar kenden was uitgegroeid tot iets diepers, iets wat ze niet had verwacht.
Een paar minuten later reden ze de berg af. De zon weerkaatste op de sneeuw en veroorzaakte zo’n schittering dat Sophia haar blik afwendde en met haar hoofd tegen het raampje leunde. Ze wierp een blik op Luke achter het stuur. Ze wist nog steeds niet wat er na haar afstuderen in mei zou gebeuren, maar voor het eerst begon ze zich af te vragen of Luke haar misschien zou willen volgen. Ze had die gedachte nog niet eerder geuit, maar vroeg zich af of haar plannen een rol hadden gespeeld in zijn besluit om zijn carrière achter zich te laten.
Ze zat in een warme, vredige nevel te mijmeren over deze vragen toen Lukes stem de stilte doorbrak.
‘Zag je dat?’
Ze deed haar ogen open en merkte dat Luke gas terugnam.
‘Ik zag niets,’ zei ze.
Tot haar verbazing trapte Luke op de rem, bracht de auto langs de kant van de weg tot stilstand en bleef in zijn achteruitkijkspiegel staren. ‘Ik dacht dat ik iets zag,’ zei hij. Hij zette de motor af en deed zijn alarmlichten aan. ‘Ik ben zo terug, oké?’
‘Wat is er?’
‘Weet ik niet zeker. Ik ga even kijken.’
Hij griste zijn jas van de achterbank, sprong uit de truck en trok al lopende zijn jas aan. Over haar schouder zag ze dat ze net uit een bocht waren gekomen. Luke keek naar links en naar rechts en holde naar de overkant van de weg in de richting van de vangrail. Pas toen zag ze dat die kapot was.
Luke tuurde langs het talud omlaag en keek haar toen snel aan. Zelfs op een afstand zag ze aan zijn blik en lichaamstaal dat er iets aan de hand was. Snel sprong ze uit de truck.
‘Pak mijn telefoon en bel het alarmnummer!’ riep hij. ‘Er is een auto van de weg geraakt en volgens mij zit er nog iemand in!’
En hij stapte door het gat in de vangrail en verdween uit het zicht.