6
Luke
Opstaan was die ochtend pijnlijk geweest, en toen hij zijn arm omhoogbracht om de nek en schoft van Paard te poetsen, voelde hij zijn rug luid protesteren. De ibuprofen had de ergste pijn weggenomen, maar het kostte hem nog steeds moeite om zijn linkerarm boven zijn schouder te brengen. Toen hij bij zonsopgang het vee had geïnspecteerd, had het zelfs pijn gedaan om van links naar rechts te kijken, en hij was blij dat José er was om te helpen.
Nadat hij de borstel had opgehangen, deed hij wat haver in een zak voor Paard en liep toen naar de oude boerderij. Het zou een dag of twee duren voordat hij hersteld was. Pijntjes hoorden bij dit soort ritten en hij had beslist wel eens erger meegemaakt. De vraag was niet óf een stierrijder gewond raakte, maar wanneer en hoe erg. Door de jaren heen had hij twee keer gebroken ribben en een klaplong opgelopen, en hij had in zijn ene knie zijn voorste en in zijn andere knie zijn achterste kruisband gescheurd. In 2005 was zijn linkerpols verbrijzeld en zijn beide schouders waren ontwricht geweest. Vier jaar geleden had hij met een gebroken enkel meegedaan aan het PBR-wereldkampioenschap – voor professionele stierrijders – en hij had een speciale, voorgevormde cowboylaars gedragen om de gebroken botten op hun plek te houden. En hij had natuurlijk talloze keren een hersenschudding opgelopen wanneer hij weer eens van de stier was geworpen. En toch had hij het grootste deel van zijn leven niets anders gewild dan rijden.
Misschien was hij gek, zoals Sophia zei.
Hij tuurde door het raam boven de gootsteen en zag zijn moeder haastig langslopen. Hij vroeg zich af of alles weer goed zou komen tussen hen. De afgelopen weken had ze haar ontbijt al bijna op als hij de keuken binnenkwam, om maar niet met hem te hoeven praten. Ze gebruikte zijn aanwezigheid om te laten merken dat ze nog steeds boos was; ze wilde dat hij haar stilzwijgen als een last op zijn schouders voelde wanneer ze haar bord pakte en hem alleen aan tafel liet zitten. Maar ze wilde vooral dat hij zich schuldig voelde.
Hij zou natuurlijk net zo goed thuis kunnen ontbijten. Hij had een huisje aan de andere kant van het groepje bomen gebouwd, maar hij wist uit ervaring dat hij het alleen maar erger maakte als hij haar deze momenten ontnam. Ze zou wel bijdraaien. Uiteindelijk, in elk geval.
Hij stapte het gebarsten, betonnen terras op en wierp een snelle blik op het huis. Het dak zag er nog goed uit, dat had hij een paar jaar geleden vervangen, maar het huis moest binnenkort wel geschilderd worden. Dat betekende helaas dat hij alle houtwerk eerst plank voor plank moest schuren, waardoor het eindeloos veel tijd zou kosten, tijd die hij niet had. De boerderij was aan het eind van de negentiende eeuw gebouwd en door de jaren heen was ze zo vaak geschilderd en overgeschilderd, dat de laag verf waarschijnlijk dikker was dan het hout zelf. De verf bladderde nu bijna overal en rotte weg onder de boeiboorden. Die moest hij binnenkort ook maar eens repareren.
Hij liep de kleine, met gaas afgeschermde bijkeuken binnen en veegde zijn voeten. De deur ging met het gebruikelijke gekraak open en hij werd verrast door de vertrouwde lucht van versgebakken spek en gebakken aardappelen. Zijn moeder stond bij het fornuis in een pan met roerei te roeren. Het fornuis was nieuw, dat had hij haar afgelopen jaar met Kerstmis gegeven, maar de kastjes waren nog origineel en het aanrecht zat er al in zolang hij zich kon herinneren. Net als de linoleumvloer. De eikenhouten tafel die zijn opa nog had gemaakt was door de jaren heen dof geworden; in de andere hoek stond een oude houtkachel die warmte uitstraalde. Hij bedacht dat hij nog hout moest hakken. Nu het kouder werd, moest hij de voorraad eigenlijk aanvullen. De houtkachel verwarmde niet alleen de keuken maar het hele huis. Dat ging hij na het ontbijt doen, besloot hij, voordat Sophia kwam.
Terwijl hij zijn hoed ophing, viel hem op dat zijn moeder er moe uitzag. Geen wonder, toen hij Paard had gezadeld en was weggereden, was zijn moeder de stallen al aan het uitmesten geweest.
‘Goeiemorgen, mama,’ zei hij op neutrale toon, terwijl hij naar de gootsteen liep. Hij begon zijn handen te boenen. ‘Heb je nog hulp nodig?’
‘Het is bijna klaar,’ zei ze zonder opkijken. ‘Maar je mag wel wat brood roosteren. Het ligt op het aanrecht achter je.’
Hij liet een paar boterhammen in het broodrooster zakken en schonk toen een kop koffie voor zichzelf in. Zijn moeder hield haar rug naar hem toegekeerd en ze straalde nog altijd hetzelfde gevoel uit als de afgelopen weken. Voel je schuldig, slechte zoon. Ik ben je moeder. Kan het je dan niet schelen hoe ik me voel?
Ja, natuurlijk kan me dat schelen, dacht hij. Daarom doe ik dit ook. Maar hij zei niets. Na bijna vijfentwintig jaar samen op de ranch waren ze meesters geworden in de kunst van het zwijgend communiceren.
Hij nam nog een slok koffie en luisterde naar het geluid van de spatel in de pan.
‘Geen problemen, vanmorgen,’ zei hij. ‘Ik heb de hechtingen gecontroleerd bij het kalf dat in het prikkeldraad vastzat en die zien er goed uit.’
‘Mooi.’ Ze legde de spatel weg en haalde een paar borden uit het keukenkastje boven haar hoofd. ‘Zullen we hier opscheppen?’
Hij zette zijn koffiekop op tafel en pakte de jam en de boter uit de koelkast. Tegen de tijd dat hij had opgeschept, zat zijn moeder al aan tafel. Hij pakte wat geroosterd brood, gaf haar een stuk en zette toen de koffiepot op tafel.
‘We moeten deze week de pompoenen klaarmaken,’ zei ze, terwijl ze de pot pakte. Geen oogcontact, geen ochtendzoen… Niet dat hij dat had verwacht. ‘En we moeten de doolhof ook voorbereiden. Het hooi wordt dinsdag bezorgd. En je moet nog een heleboel pompoenen uitsnijden.’
De helft van de pompoenoogst was al verkocht aan de First Baptist Church in King, maar ze stelden de ranch in de weekenden open voor het publiek om de andere helft te verkopen. Een van de hoogtepunten voor de kinderen, en dus een attractie voor de ouders, was een doolhof van hooibalen. Zijn vader was met het idee gekomen toen Luke klein was, en door de jaren heen was de doolhof steeds uitgebreider geworden. Erdoorheen lopen was een plaatselijke traditie geworden.
‘Dat ga ik regelen,’ zei hij. ‘Ligt de tekening nog in de la?’
‘Als je hem daar vorig jaar hebt neergelegd wel.’
Luke besmeerde zijn geroosterde boterham met boter en jam. Ze spraken geen van beiden.
Na een tijdje slaakte zijn moeder een zucht. ‘Je was laat gisteravond,’ zei ze. Ze pakte de boter en jam toen hij er klaar mee was.
‘Was je nog wakker? Ik heb geen licht zien branden.’
‘Ik sliep al. Maar ik werd wakker toen je het erf op reed.’
Hij betwijfelde of dat de hele waarheid was. De ramen in haar slaapkamer keken niet uit op de oprit, wat betekende dat ze waarschijnlijk in de woonkamer had gezeten. Wat ook betekende dat ze op hem had gewacht en zich zorgen om hem had gemaakt.
‘Een paar vrienden haalden me over om nog wat langer te blijven.’
Ze bleef naar haar bord kijken. ‘Dat dacht ik al.’
‘Heb je mijn sms’je gehad?’
‘Ja,’ zei ze, zonder er iets aan toe te voegen. Ze vroeg niet hoe het was gegaan, vroeg niet hoe hij zich voelde, toonde geen bezorgdheid om de pijn waarvan ze wist dat hij die had. In plaats daarvan vulden haar emoties de ruimte. Verdriet en boosheid dropen van het plafond, sijpelden langs de muren. Hij moest toegeven dat ze behoorlijk goed was in het hem bezorgen van een schuldgevoel.
‘Wil je erover praten?’ vroeg hij uiteindelijk.
Voor het eerst keek ze hem over tafel aan. ‘Niet echt.’
Ook goed, dacht hij. Maar ook al was ze boos, hij miste zijn gesprekken met haar. ‘Mag ik je dan een vraag stellen?’
Hij kon bijna horen hoe de raderen begonnen te werken en zij zich klaarmaakte voor een gevecht. Zich klaarmaakte om hem alleen te laten terwijl zij verder at op de veranda.
‘Wat voor schoenmaat heb je?’ vroeg hij.
Haar vork bleef in de lucht hangen. ‘Wat voor schoenmaat?’
‘Er komt straks misschien iemand langs,’ zei hij. Hij schoof wat roerei op zijn vork. ‘En misschien wil ze een paar laarzen lenen. Als we gaan paardrijden.’
Voor het eerst in weken kon ze haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. ‘Heb je het over een meisje?’
Hij knikte en at verder. ‘Ze heet Sophia. Ik heb haar gisteravond ontmoet. Ze zei dat ze de schuur wilde bekijken.’
Zijn moeder knipperde met haar ogen. ‘Waarom wil ze de schuur bekijken?’
‘Ik weet het niet. Het was haar voorstel.’
‘Wie is ze?’
Luke zag een spoortje nieuwsgierigheid in zijn moeders gezicht. ‘Ze is derdejaarsstudent aan Wake Forest. Ze komt uit New Jersey. En als we gaan paardrijden, heeft ze laarzen nodig. Vandaar dat ik je schoenmaat wil weten.’
Haar verwarring zei hem dat ze voor het eerst in heel lange tijd aan iets anders dacht dan de ranch. Of stierrijden. Of de waslijst met klussen die ze voor zonsondergang af wilde hebben. Het effect was maar tijdelijk en ze richtte zich weer op haar bord. Op haar eigen manier was ze net zo koppig als hij.
‘Negenendertig. Ik heb nog een paar oude laarzen in mijn kast staan die ze gerust mag gebruiken. Als ze passen.’
‘Dank je wel,’ zei hij. ‘Ik wil nog wat hout hakken voordat ze komt, tenzij je nog iets anders voor me te doen hebt.’
‘Alleen het sproeien. De tweede wei heeft water nodig.’
‘Ik heb het systeem vanmorgen al aangezet. Maar ik zal het uitzetten voordat ze komt.’
Ze schoof een bergje roerei over haar bord heen en weer. ‘Ik heb komend weekend wel je hulp nodig met de klanten.’
Door de manier waarop ze het zei, besefte hij dat ze het hier al de hele tijd over had willen hebben en dat dat de reden was dat ze aan tafel was blijven zitten. ‘Je weet dat ik zaterdag niet thuis ben,’ zei hij doelbewust. ‘Dan ben ik in Knoxville.’
‘Om weer te rijden.’
‘Het is het laatste evenement van het jaar.’
‘Waarom ga je dan? De punten doen er toch niet toe.’ Haar stem kreeg een bittere klank.
‘Het gaat niet om de punten. Ik wil het komende seizoen niet onvoorbereid beginnen.’ Opnieuw bloedde het gesprek dood en was alleen het geluid van vorken op borden te horen. ‘Ik heb gisteravond gewonnen,’ merkte hij op.
‘Goed van je.’
‘Ik zal het geld maandag op je rekening storten.’
‘Hou maar,’ snauwde ze. ‘Ik hoef het niet.’
‘En de ranch?’
Toen ze hem aankeek, zag hij minder boosheid dan hij had verwacht. In plaats daarvan zag hij gelatenheid, misschien zelfs verdriet, onderstreept door een vermoeidheid waardoor ze ouder leek dan ze was. ‘De ranch interesseert me niet,’ zei ze. ‘Het gaat me om jou.’
Luke hakte anderhalf uur lang hout en vulde de stapel tegen het huis van zijn moeder aan. Na het ontbijt had ze hem weer ontlopen en ook al vond hij dat vervelend, hij voelde zich beter door simpelweg met de bijl te zwaaien. Hij maakte er zijn spieren mee los en het gaf hem tijd om aan Sophia te denken.
Ze had hem nu al in haar greep. Hij kon zich niet herinneren wanneer zoiets voor het laatst was gebeurd. Niet sinds Angie in elk geval, maar zelfs dat was niet hetzelfde geweest. Hij had om Angie gegeven, maar kon zich niet herinneren dat hij in gedachten zo vaak bij haar was geweest als bij Sophia. Tot gisteravond had hij het zich niet eens kunnen voorstellen. Nadat zijn vader was overleden, had het hem al moeite gekost om zich te concentreren op het rijden. Toen het verdriet uiteindelijk zo veel minder was geworden dat hij een dag of twee niet aan zijn vader hoefde te denken, had hij zich op het plan gestort om de beste rijder te worden. In de jaren dat hij aan de tour had meegedaan, had hij alleen daaraan kunnen denken en na elk succes had hij de lat hoger gelegd, vastbesloten om alles te winnen.
Die mate van betrokkenheid liet niet veel ruimte over voor relaties, behalve heel korte die niet veel te betekenen hadden. De afgelopen anderhalf jaar was daar verandering in gekomen. Hij had niet meer gereisd, niet meer getraind, en ook al was er op de ranch altijd wel iets te doen, daar was hij aan gewend. Als succesvol rancher was je goed in prioriteiten stellen, en zijn moeder en hij hadden het aardig goed voor elkaar. Daardoor had hij tijd gehad om over dingen na te denken, tijd om over de toekomst na te denken, en voor het eerst van zijn leven verlangde hij er aan het eind van de dag wel eens naar om tijdens het eten met iemand anders dan zijn moeder te kunnen praten.
Hoewel het zijn gedachten niet beheerste, kon hij niet ontkennen dat hij behoefte had om iemand te leren kennen. Het enige probleem was dat hij geen idee had hoe hij zoiets moest aanpakken… En nu hij weer was begonnen met rijden, had hij het druk en was hij afgeleid.
En opeens, op een moment dat hij het absoluut niet verwachtte, was hij Sophia tegengekomen. Hoewel hij het grootste deel van de ochtend aan haar had gedacht en zich had afgevraagd hoe het zou zijn om zijn handen door haar haar te halen, had hij het idee dat ze geen blijvertje was. Ze hadden niets gemeen. Zij studeerde – kunstgeschiedenis, nota bene – en als ze was afgestudeerd ging ze in een museum in een stad ver weg werken. Op papier maakten ze geen enkele kans, maar het beeld van haar onder een sterrenhemel in de laadbak van zijn truck bleef maar door zijn hoofd spoken, en hij vroeg zich af of er, heel misschien, een kans was dat ze er iets van zouden kunnen maken.
Hij hield zich voor dat ze elkaar amper kenden en dat hij er waarschijnlijk te veel van verwachtte. Toch moest hij toegeven dat het vooruitzicht van haar bezoek hem zenuwachtig maakte.
Toen hij het brandhout had gehakt, ruimde hij rond het huis wat op, reed met de terreinwagen naar de sproei-installatie en zette die uit, waarna hij snel naar de supermarkt reed. Hij wist niet of ze binnen wilde komen, maar hij wilde in elk geval voorbereid zijn.
Zelfs toen hij onder de douche sprong, merkte hij dat hij steeds weer aan haar moest denken. Hij liet de straal water over zijn gezicht stromen en vroeg zich af wat er met hem aan de hand was.
Om kwart over een zat Luke in een schommelstoel op de veranda voor het huis toen hij een auto langzaam over het lange zandpad hoorde rijden en het stof boven de bomen uit zag komen. Hond lag aan zijn voeten naast de cowboylaarzen die Luke in de kast van zijn moeder had gevonden. Het beest kwam overeind, hield zijn kop schuin en keek toen naar Luke.
‘Ga maar,’ zei hij, en Hond trippelde direct weg. Luke pakte de laarzen, stapte de veranda af en liep verder over het gras. Hij zwaaide met zijn hoed toen ze de oprit naderde en hoopte dat ze hem tussen de struiken door zou zien. Als ze rechtdoor ging, kwam ze bij de boerderij uit; om bij zijn huis te komen moest ze afslaan en tussen wat bomen door rijden over een uitgesleten pad. Dat was niet gemakkelijk te zien als je niet wist dat het er was, en het zou wel eens verhard mogen worden, maar dat was het zoveelste punt op de eindeloze klussenlijst. Hij had het nooit zo belangrijk gevonden, maar nu Sophia dichterbij kwam en zijn hart sneller sloeg dan anders, wenste hij dat hij het had gedaan.
Gelukkig wist Hond wat hem te doen stond. Hij was vooruitgerend en stond als een schildwacht op de oprit totdat Sophia voor hem tot stilstand kwam, waarna hij gebiedend blafte en weer naar Luke drentelde. Luke zwaaide nog een keer met zijn hoed en wist uiteindelijk Sophia’s aandacht te trekken, waarop ze afsloeg. Even later parkeerde ze de auto onder een enorme magnoliaboom.
Ze stapte uit en hij zag dat ze een strakke, vale spijkerbroek droeg die op de knieën gescheurd was. Ze zag er zomers fris uit. Met bijna katachtige ogen en een nauwelijks waarneembare Slavische botstructuur zag ze er in het zonlicht nog aantrekkelijker uit dan de vorige avond, en hij kon alleen maar naar haar staren. Hij had het merkwaardige gevoel dat hij dit beeld voor altijd voor ogen zou hebben wanneer hij in de toekomst aan haar dacht. Ze was te mooi, te verfijnd en te exotisch voor dit landelijke tafereel, maar toen die brede, vriendelijke glimlach op haar gezicht doorbrak, voelde hij vanbinnen iets optrekken, alsof de zon door de mist heen kwam.
‘Sorry dat ik zo laat ben,’ riep ze, terwijl ze het portier dichtsloeg. Ze klonk lang niet zo nerveus als hij was.
‘Geeft niets,’ zei hij, terwijl hij zijn hoed weer opzette en zijn handen in zijn zakken duwde.
‘Ik had de verkeerde afslag genomen en moest een stuk terug. Maar daardoor ben ik wel door King gekomen.’
Hij schoof met zijn voet over de grond. ‘En?’
‘Je had gelijk. Het stelt niet veel voor, maar de mensen zijn er aardig. Een oude man op een bankje heeft me de goede kant op gestuurd,’ zei ze. ‘Hoe is het?’
‘Goed,’ zei hij, en hij keek eindelijk op.
Hij wist niet of ze zag hoe zenuwachtig hij was, maar ze liet niets merken.
‘Heb je alles af kunnen krijgen wat je van plan was?’
‘Ik heb het vee geïnspecteerd, hout gehakt en boodschappen gedaan.’
‘Klinkt spannend,’ zei ze. Ze hield een hand boven haar ogen, draaide langzaam in het rond en bekeek haar omgeving. Hond was op haar afgekomen om zich voor te stellen en drentelde nu rond haar benen. ‘En dit is Hond, neem ik aan?’
‘De enige echte.’
Ze ging op haar hurken zitten en kriebelde hem achter zijn oren. Zijn staart zwiepte van blijdschap. ‘Je hebt een vreselijke naam, Hond,’ fluisterde ze, terwijl ze hem met aandacht overspoelde. Zijn staart ging nog harder zwiepen. ‘Wat is het hier mooi. Is dit allemaal van jou?’
‘Van mijn moeder. Maar… ja, het hoort allemaal bij de ranch.’
‘Hoe groot is het?’
‘Zo’n driehonderdvijfentwintig hectare.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat zegt me niets, hoor. Ik kom uit New Jersey. Ik ben een stadsmeisje, weet je nog?’
De manier waarop ze het zei kon hij wel waarderen. ‘Als ik het nou zo zeg…’ begon hij. ‘Het terrein begint bij de weg waar je bent afgeslagen en loopt dan tweeënhalve kilometer die kant op tot aan de rivier. Het land heeft een soort waaiervorm, smaller bij de weg en breder in de richting van de rivier, waar het meer dan drie kilometer breed is.’
‘Dat helpt,’ zei ze.
‘Echt?’
‘Nee. Hoeveel stadsstraten is dat?’
Hij was even van zijn stuk gebracht door haar vraag en ze schoot in de lach toen ze zijn gezicht zag.
‘Ik maak maar een grapje,’ zei ze, en ze kwam overeind. ‘Maar het is wel indrukwekkend. Ik ben nog nooit op een ranch geweest.’ Ze gebaarde naar het huis achter zich. ‘En dit is jouw huis?’
Hij draaide zich om en volgde haar blik. ‘Ik heb het een paar jaar geleden gebouwd.’
‘En als je zegt dat je het gebouwd hebt, dan…’
‘Ik heb het meeste werk zelf gedaan, ik heb alleen water en elektra niet zelf aangelegd. Daar heb ik de papieren niet voor. Maar het ontwerp en de bouw zijn van mijn hand.’
‘Natuurlijk heb je dat zelf gedaan,’ zei ze. ‘En als mijn auto het niet meer doet, kun je die vast ook repareren.’
Hij keek door samengeknepen ogen naar haar auto. ‘Waarschijnlijk wel.’
‘Je bent eigenlijk best… ouderwets. Een echte man. Veel jongens die ik ken kunnen dat soort dingen niet meer.’
Hij wist niet of ze nou onder de indruk was of dat ze hem plaagde, maar hij merkte dat hij het plezierig vond dat ze hem een beetje uit balans bracht. Op de een of andere manier leek ze daardoor ouder dan de meeste meisjes die hij kende.
‘Ik ben blij dat je er bent,’ zei hij.
Even leek het alsof ze niet goed wist wat ze daarvan moest denken. ‘Ik ben ook blij dat ik er ben. Bedankt voor de uitnodiging.’
Hij schraapte zijn keel terwijl hij nadacht. ‘Het leek me wel leuk om je het terrein te laten zien.’
‘Te paard?’
‘Er is een mooi plekje bij de rivier,’ zei hij, wat geen antwoord was op de vraag.
‘Is het romantisch?’
Luke wist ook niet goed wat hij daarop moest zeggen. ‘Ik vind het er mooi,’ zei hij haperend.
‘Dat is goed genoeg,’ zei ze lachend. Ze wees naar de laarzen in zijn hand. ‘En die zijn zeker voor mij?’
‘Ze zijn van mijn moeder. Ik weet niet of ze je passen, maar ze helpen wel met de stijgbeugels. Ik heb er een paar sokken in gestopt. Die zijn van mij en waarschijnlijk te groot, maar ze zijn schoon.’
‘Ik geloof je,’ zei ze. ‘Als je auto’s kunt repareren en huizen kunt bouwen, weet je vast ook wel hoe een wasmachine werkt. Mag ik ze passen?’
Hij gaf ze aan haar en deed zijn best om zich niet te vergapen aan de pasvorm van haar spijkerbroek toen ze naar de veranda liep. Hond volgde haar kwispelend en met zijn tong uit zijn bek alsof hij een nieuwe beste vriend had gevonden. Zodra Sophia ging zitten, duwde Hond zijn snuit weer tegen haar hand, wat Luke zag als een goed teken. Hond was meestal niet zo toeschietelijk. Vanuit de schaduw keek hij hoe Sophia haar platte schoenen uittrok. Met vloeiende, sierlijke bewegingen trok ze de sokken aan en liet ze haar voeten soepel in de laarzen glijden. Ze stond op en zette een paar aarzelende stappen.
‘Ik heb nog nooit cowboylaarzen gedragen,’ zei ze, en ze staarde naar haar voeten. ‘Hoe zie ik eruit?’
‘Alsof je laarzen draagt.’
Ze schoot in de lach, liep over de veranda heen en weer en staarde naar de laarzen aan haar voeten. ‘Tja, dat is ook zo.’ Ze draaide zich om en keek hem aan. ‘Zie ik eruit als een cowgirl?’
‘Daar heb je een hoed voor nodig.’
‘Mag ik die van jou proberen?’ vroeg ze, en ze stak haar hand uit.
Luke liep naar haar toe en deed zijn hoed af. Hij voelde zich minder zeker dan gisteravond op de stieren. Hij gaf haar zijn hoed en zij zette hem achter op haar hoofd. ‘Wat dacht je hiervan?’
Perfect, dacht hij, mooier dan hij ooit had gezien. Hij glimlachte ondanks zijn kurkdroge keel, en dacht: o jee, dit kan nog wat worden. ‘Nu zie je eruit als een cowgirl.’
Ze grijnsde voldaan. ‘Ik denk dat ik deze vandaag ophoud. Als je het goedvindt.’
‘Ik heb er genoeg,’ zei hij, zo zacht dat hij zichzelf nauwelijks verstond. Hij schuifelde weer heen en weer, deed zijn best om zijn balans te vinden. ‘Hoe is het gisteravond verdergegaan?’ vroeg hij. ‘Ik vroeg me af of je nog moeilijkheden hebt gehad.’
Ze kwam de veranda af. ‘Het ging prima. Toen ik naar binnen ging, zag ik Marcia direct.’
‘Heeft Brian je nog lastiggevallen?’
‘Nee,’ antwoordde ze. ‘Ik denk dat hij bang was dat jij nog in de buurt zou zijn. We zijn ook niet lang meer gebleven. Nog een half uurtje, of zo. Ik was moe.’ Ze stond inmiddels dicht bij hem. ‘De laarzen en de hoed zitten goed. Comfortabel. Ik moet je moeder maar even bedanken. Is ze in de buurt?’
‘Nee. Ze is thuis, op de boerderij. Maar ik zal het aan haar doorgeven.’
‘Wat? Wil je niet dat ik je moeder ontmoet?’
‘Dat is het niet. Ze was vanmorgen een beetje boos op me.’
‘Waarom?’
‘Dat is een lang verhaal.’
Sophia hield haar hoofd schuin en keek hem aan. ‘Dat zei je gisteravond ook al, toen ik vroeg waarom je op stieren rijdt,’ merkte ze op. ‘Volgens mij zeg je “een lang verhaal”, maar bedoel je eigenlijk “ik wil het er niet over hebben”. Klopt dat?’
‘Ik wil het er niet over hebben.’
Ze lachte, blozend van de pret. ‘Wat gaan we doen?’
‘We kunnen wel naar de schuur,’ zei hij. ‘Je zei dat je die wilde zien.’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Je weet toch wel dat ik hier niet echt ben om de schuur te bekijken, hè?’