7
Sophia
Oeps, dacht ze zodra de woorden haar mond uit waren. Dat was misschien een beetje te veel van het goede.
Ze gaf Marcia de schuld. Als Marcia haar gisteravond en vanmorgen niet had overstelpt met vragen over wat er gisteravond was gebeurd en het feit dat ze vandaag naar de ranch ging… Als ze de twee outfits niet had afgekeurd die Sophia had uitgekozen en niet tien keer had gezegd ‘Niet te geloven dat je uit rijden gaat met dat lekkere ding!’, dan was Sophia nu niet zo zenuwachtig geweest. Lekker ding. Spetter. Marcia was die woorden maar blijven gebruiken in plaats van zijn naam: ‘Zo, dus meneer de spetter heeft je gered, hè?’ En simpelweg: ‘Het is zo’n lekker ding!’ Geen wonder dat Sophia de afslag na de snelweg had gemist; tegen de tijd dat ze de weg naar zijn huis was ingeslagen, voelde ze een druppeltje zweet over haar ribbenkast omlaag rollen. Ze was niet echt bang, maar wel gespannen, en als dat gebeurde, kreeg ze de neiging om te gaan kletsen en dan deed ze wat Marcia en Mary-Kate ook deden. Maar soms werd ze dan overvallen door haar eigen ik en flapte ze er iets uit wat ze beter niet had kunnen zeggen. Zoals vandaag. En zoals gisteravond toen ze had gezegd dat ze graag wilde paardrijden.
Luke had ook niet geholpen. Hij was aan komen lopen in dat zachte shirt en die spijkerbroek, terwijl zijn bruine krullen van onder zijn hoed probeerden te ontsnappen. Toen hij haar nauwelijks had aangekeken met zijn blauwe ogen met die lange wimpers en haar had verrast met zijn verlegenheid, had haar hart een sprongetje gemaakt. Ze vond hem leuk… écht leuk. Maar meer nog, ze vertrouwde hem om wat voor reden dan ook. Ze kreeg de indruk dat zijn wereld werd geordend door een sterk gevoel van goed en fout, dat hij integer was. Hij hoefde zich niet zo nodig voor te doen als iemand die hij niet was, en zijn gezicht was een open boek. Als hij ergens door verrast was, zag ze het direct; als ze hem plaagde, had hij er geen probleem mee om om zichzelf te lachen. Tegen de tijd dat hij eindelijk over de schuur was begonnen… nou ja, ze had gewoon haar mond niet kunnen houden.
Ze meende op zijn wangen iets te zien wat op een blos leek, maar hij liet snel zijn hoofd zakken en ging naar binnen om een andere hoed te pakken. Toen hij terugkwam, gingen ze ontspannen naast elkaar op pad. Hond liep voor hen uit en kwam toen teruggerend, waarna hij weer een andere kant op stoof, één brok energie. Beetje bij beetje voelde Sophia de spanning wegebben. Ze liepen langs het groepje bomen rond zijn huis in de richting van het pad. Toen het uitzicht weidser werd, nam ze de boerderij in zich op met de grote veranda en zwarte luiken tegen een achtergrond van hoge bomen. Daarachter stond de oude schuur en lag welig grasland te midden van glooiende heuvels. Aan de oever van een meertje in de verte stonden runderen, en nevelige bergtoppen aan de horizon omlijstten het landschap als een ansichtkaart. Aan de andere kant van het pad stond een kerstbomenbos met alle bomen keurig in rijen geplant. Een briesje ging door het bos en creëerde een zacht fluitend geluid dat aan muziek deed denken.
‘Niet te geloven dat je hier bent opgegroeid,’ zei ze zacht, en ze nam het allemaal in zich op. Ze gebaarde naar het huis. ‘Woont je moeder daar?’
‘Ik ben zelfs in die boerderij geboren.’
‘Wat? Waren er geen paarden snel genoeg om het ziekenhuis te bereiken?’
Hij lachte. Sinds ze zijn huis hadden verlaten, leek hij meer ontspannen. ‘De buurvrouw van de ranch hiernaast is vroedvrouw geweest. Ze is een goede vriendin van mijn moeder en het bespaarde geld. Zo is ze… mijn moeder, bedoel ik. Ze is behoorlijk op de centen.’
‘Zelfs bij een bevalling?’
‘Volgens mij was ze niet erg onder de indruk van de bevalling. Op een boerderij maak je natuurlijk veel bevallingen mee. En trouwens, zij is hier ook geboren, dus waarschijnlijk dacht ze: het stelt niet veel voor.’
Sophia voelde de steentjes onder haar laarzen knerpen. ‘Hoe lang heeft je familie deze ranch al?’ vroeg ze.
‘Al heel lang. Mijn overgrootvader heeft het grootste deel in de jaren twintig van de vorige eeuw gekocht en tijdens de Depressie was hij in de gelegenheid om uit te breiden. Hij was een behoorlijk goede zakenman. Daarna ging de ranch naar mijn opa en toen naar mijn moeder. Zij nam de boel over toen ze tweeëntwintig was.’
Terwijl hij praatte, keek ze om zich heen en verwonderde zich over het feit dat het zo afgelegen voelde, ook al lag de ranch dicht bij de snelweg. Ze liepen langs de boerderij, en aan de andere kant stonden kleinere, verweerde gebouwtjes met hekken rondom. Toen de windrichting veranderde, rook Sophia naaldbomen en eiken. De ranch was een verfrissende afwisseling van de campus, waar ze het grootste deel van haar tijd doorbracht. Net als Luke, dacht ze, maar ze deed haar best hier niet te lang bij stil te blijven staan. ‘Wat zijn dat voor gebouwtjes?’ vroeg ze, wijzend.
‘Het dichtstbijzijnde is het kippenhok. En daarachter zitten de varkens. Niet veel, hoor, steeds maar drie of vier. Zoals ik gisteravond al zei, hebben we hier voornamelijk rundvee.’
‘Hoeveel runderen hebben jullie?’
‘Meer dan tweehonderd paar,’ zei hij. ‘En negen stieren.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Paar?’
‘Een volwassen koe en haar kalf.’
‘Waarom zeg je dan niet gewoon vierhonderd?’
‘Tja, zo worden ze geteld. Dan weet je dus hoe groot de kudde is die je dat jaar kunt verkopen. De kalveren verkopen we niet. Anderen doen dat wel, voor het vlees, maar wij staan bekend om ons biologische rundvlees. We leveren voornamelijk aan chique restaurants.’
Ze volgden de afrastering tot aan een oude eikenboom vol grillige takken. Toen ze onder het bladerdek door liepen, werden ze begroet door een schrille verzameling vogelroepen die als waarschuwingen klonken. Sophia keek omhoog naar de schuur toen ze dichterbij kwamen en besefte dat Luke geen grapje had gemaakt. Hij zag er verlaten uit, het hele gebouw helde wat voorover en werd bijeengehouden met rottende planken. De zijkant was begroeid met klimop en kudzu, en een deel van het dak had zo te zien geen spanen meer.
Hij knikte ernaar. ‘Wat vind je ervan?’
‘Zou je hem niet liever met de grond gelijk willen maken, uit zijn lijden verlossen?’
‘Hij is steviger dan hij lijkt. We laten hem zo voor het effect.’
‘Misschien,’ zei ze met een sceptische blik. ‘Of je bent er nooit aan toegekomen om hem op te knappen.’
‘Waar heb je het over? Je had hem moeten zien voordat hij was gerepareerd.’
Ze glimlachte. Hij vond zichzelf erg grappig. ‘Staan de paarden daar?’
‘Ben jij gek! Levensgevaarlijk.’
Onwillekeurig moest ze lachen. ‘Waar gebruik je de schuur dan voor?’
‘Voor opslag, voornamelijk. De mechanische stier staat er ook, die gebruik ik voor mijn training, maar verder staan er voornamelijk spullen die kapot zijn. Een paar kapotte trucks, een tractor uit de jaren vijftig, gebruikte waterpompen, defecte warmtepompen, gedemonteerde motoren. Grotendeels rotzooi, maar zoals ik al zei is mijn moeder nogal op de centen. Soms vind ik hier een onderdeel om iets anders mee te repareren.’
‘Gebeurt dat vaak? Dat je iets vindt?’
‘Nee, niet echt. Maar ik mag geen onderdeel bestellen voordat ik gekeken heb. Dat is een van mijn moeders regels.’
Achter de schuur stond een kleine stal die aan een kant open was en grensde aan een middelgrote veekraal. Drie grote paarden stonden naar hen te kijken toen ze dichterbij kwamen. Sophia keek hoe Luke de staldeur opentrok en drie appels uit de zak haalde die hij bij zich had.
‘Paard! Kom hier!’ riep hij, en op zijn commando kwam een kastanjebruin paard zijn kant op gedraafd. Het werd gevolgd door twee donkerder gekleurde paarden. ‘Paard is van mij,’ vertelde hij. ‘De twee anderen heten Friendly en Demon.’
Ze aarzelde, fronste bezorgd met haar wenkbrauwen. ‘Dan zal ik Friendly maar nemen, of niet?’ zei ze.
‘Zou ik niet doen,’ zei Luke. ‘Die bijt en werpt je af. Hij is alleen aardig voor mijn moeder. Demon daarentegen is een schatje.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Wat hebben jullie toch met dierennamen?’ Tegen de tijd dat ze zich omdraaide en weer naar de weide keek, was Paard naar haar toe gelopen en torende hij boven haar uit. Snel deed ze een stap naar achteren, ook al leek Paard – die alleen aandacht had voor Luke en de appels – haar niet eens te zien.
‘Mag ik hem aaien?’
‘Natuurlijk,’ zei Luke, en hij stak een appel uit. ‘Hij vindt het lekker als je hem over zijn neus wrijft. En hem achter zijn oren kriebelt.’
Ze voelde er nog niets voor om over zijn neus te wrijven, maar aaide voorzichtig met haar vingers achter zijn oren, die scheef gingen staan van genot, ook al bleef hij stug op de appel kauwen.
Luke bracht Paard naar een stal, en Sophia keek toe terwijl hij hem klaarmaakte voor de rit: hoofdstel, onderlegger en uiteindelijk het zadel, elke beweging geoefend en zonder nadenken. Ondertussen spande zijn spijkerbroek zich rond zijn lijf op het moment dat hij bukte, en Sophia voelde haar wangen warm worden. Luke was de meest sexy man die ze ooit had gezien. Snel keek ze de andere kant op en deed ze alsof ze de dakbalken bekeek, terwijl hij Demon zadelde.
‘Zo,’ zei hij, en hij stelde de lengte van de stijgbeugels bij. ‘Ben je er klaar voor?’
‘Niet echt,’ gaf ze toe. ‘Maar ik waag het erop. Weet je zeker dat hij een schatje is?’
‘Hij is mak als een lammetje,’ verzekerde Luke haar. ‘Pak met je hand de zadelknop vast en zet je linkervoet in de stijgbeugel. Daarna zwaai je je been er gewoon over.’
Ze deed wat hij zei en klom met kloppend hart op het paard. Toen ze goed ging zitten, zag ze dat het paard onder haar een enorme spierbonk was die klaarstond om zich in te spannen.
‘Eh… dit is hoger dan ik dacht.’
‘Het gaat goed,’ zei hij, en hij gaf haar de teugels. Voordat ze bezwaar kon maken, zat hij al helemaal op zijn gemak op Paard.
‘Demon heeft niet veel nodig. Je hoeft maar heel lichtjes aan de teugels te trekken en hij draait al, kijk, zo. En als je hem wilt laten lopen, tik je met je hakken tegen zijn flanken. Wil je dat hij stopt, dan trek je de teugels wat naar je toe.’ Hij liet het een paar keer zien om ervoor te zorgen dat ze het begreep.
‘Je weet toch wel dat dit mijn eerste keer is, hè?’ vroeg ze.
‘Dat heb je me verteld.’
‘En even voor de duidelijkheid, ik heb niet de behoefte om gekke dingen te doen. Ik wil er niet af vallen. Een van mijn dispuutgenootjes heeft een keer haar arm gebroken op een van deze beesten en ik wil niet in het gips essays moeten schrijven.’
Luke wreef over zijn wang en wachtte rustig af. ‘Klaar?’ vroeg hij.
‘Ik wil alleen maar even zeggen hoe ik erover denk.’
Luke slaakte een zucht en schudde geamuseerd zijn hoofd. ‘Stadsmeisjes,’ zei hij. Hij maakte een lichte polsbeweging, waarop Paard zich omdraaide en wegliep. Even later leunde hij opzij en tilde hij de klink van het hek op zodat het openzwaaide. Hij liep door en verdween achter de stal. ‘Het is de bedoeling dat je me volgt,’ riep hij.
Haar hart ging nog altijd tekeer en haar mond was zo droog als zaagsel. Ze haalde diep adem. Er was geen enkele reden om te denken dat ze dit niet zou kunnen. Ze kon fietsen, en dat was toch niet heel anders? Mensen reden elke dag paard. Kleine kinderen konden paardrijden, dus hoe moeilijk kon het zijn? En al was het moeilijk, nou en? Engelse literatuur van professor Aldair was ook moeilijk. Op zaterdag veertien uur achter elkaar in de delicatessenwinkel werken terwijl al haar vrienden de stad in gingen was moeilijk. Het feit dat Brian zo naar tegen haar was geweest… dat was pas moeilijk. Ze zette zich schrap, gaf een rukje aan de teugels en tikte tegen Demons flanken.
Niets.
Ze gaf nog een tikje.
Zijn oor bewoog even, maar verder bleef hij stokstijf staan.
Goed, niet zo gemakkelijk dus, dacht ze. Demon wilde thuisblijven.
Luke en Paard kwamen terug. Luke tilde de rand van zijn hoed op. ‘Kom je nog?’ vroeg hij.
‘Hij wil niet,’ legde Sophia uit.
‘Geef hem een tikje en zeg wat je van hem wilt. Gebruik de teugels. Hij moet voelen dat je weet wat je doet.’
Ja, hallo, dacht ze. Ik heb geen idee wat ik doe. Ze gaf nog een tikje, en nog steeds niets.
Luke wees naar het paard als een schoolmeester die een kind een standje geeft. ‘Nou geen gedonder, Demon,’ blafte hij. ‘Je maakt haar bang. Kom hier.’
Wonder boven wonder waren zijn woorden genoeg om het paard in beweging te krijgen zonder dat Sophia iets hoefde te doen. Maar omdat ze er niet op bedacht was, schoot ze naar achteren in het zadel en leunde intuïtief naar voren om in evenwicht te blijven. Demons oor bewoog weer alsof hij zich afvroeg of hij soms in de zeik werd genomen.
Sophia hield de teugels met beide handen vast, klaar om hem te laten keren, maar Demon had haar niet nodig. Hij liep door het hek, snoof tegen Paard en bleef toen staan, terwijl Luke het hek achter haar dichtdeed en weer naast haar kwam staan.
Hij liet Paard langzaam lopen en Demon vond het prima om hem te volgen zonder dat Sophia iets hoefde te doen. Ze staken de weg naar het huis over en namen een pad langs de laatste rij kerstbomen.
De geur van naaldbomen was hier sterker en deed haar denken aan de feestdagen. Gaandeweg begon ze te wennen aan de ritmische gang van het paard, voelde ze een last van haar schouders vallen en werd haar ademhaling weer normaal.
Na de naaldbomen kwam een smalle strook bos van ongeveer een footballveld breed. De paarden liepen bijna op de automatische piloot over een overwoekerd pad, heuvel op, heuvel af, steeds verder een ongetemde wereld in. Achter hen verdween de ranch langzaam uit het zicht en ze kreeg het gevoel dat ze in een land ver weg was.
Luke had er geen moeite mee om haar alleen te laten met haar gedachten toen ze dieper het bos in gingen. Hond rende voorop met zijn neus aan de grond. Hij stoof voortdurend de bosjes in en uit. Sophia dook weg onder een laaghangende tak en zag vanuit haar ooghoek dat Luke hetzelfde deed. De grond werd rotsachtiger en was dichtbegroeid. Een ondergroei van bramen en hulst omhelsde de bemoste stammen van eikenbomen. Eekhoorns schoten over de takken van hickorybomen en lieten waarschuwingskreten horen, terwijl zonlicht door het bladerdek filterde en de omgeving een dromerige sfeer gaf.
‘Wat is het hier prachtig,’ zei Sophia, en haar stem klonk haar vreemd in de oren.
Luke draaide zich om in zijn zadel. ‘Ik hoopte al dat je het mooi zou vinden.’
‘Is dit ook jullie grond?’
‘Deels. We delen het met de aangrenzende ranch. Het terrein fungeert als windscherm en grens.’
‘Rijd je hier vaak?’
‘Vroeger wel, maar de laatste tijd kom ik hier alleen als er een hek kapot is. Het vee komt hier wel eens.’
‘En ik maar denken dat je dit met alle meisjes doet.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb hier nog nooit een meisje mee naartoe genomen.’
‘Waarom niet?’
‘Nooit in me opgekomen, geloof ik.’
Hij leek net zo verrast als zij bij deze gedachte. Hond drentelde naar hen toe om te zien of alles nog goed was en liep toen weer weg. ‘Vertel me eens over je ex-vriendin. Angie, toch?’
Hij verschoof iets, ongetwijfeld verrast dat ze dat nog wist. ‘Er valt niet veel te vertellen. Wat ik al zei, het was een middelbareschoolfase.’
‘Waarom ging het uit?’
Hier leek hij een tijdje over na te denken. ‘Een week na mijn eindexamen sloot ik me aan bij de tour,’ zei hij. ‘In die tijd kon ik het me niet veroorloven om overal naartoe te vliegen en dus was ik heel veel in de auto onderweg. Dan vertrok ik op donderdag en kwam ik pas op maandag of dinsdag weer thuis. Soms kwam ik weken helemaal niet thuis, en ik neem het haar niet kwalijk dat ze iets anders wilde. Zeker omdat het er niet naar uitzag dat er verandering in zou komen.’
Ze nam het allemaal in zich op. ‘Hoe werkt dat dan?’ vroeg ze, en ze verschoof in haar zadel. ‘Als je stierrijder wilt worden, bedoel ik. Wat moet je allemaal doen om mee te kunnen doen?’
‘Niet zo veel, eigenlijk,’ was zijn antwoord. ‘Je koopt je kaart bij de PBR …’
‘PBR?’ onderbrak ze hem.
‘Professional Bull Riders,’ zei hij. ‘Die organiseren de wedstrijden. Waar het op neerkomt is dat je je aanmeldt en entreegeld betaalt. Kom je bij het evenement, dan trek je een stier en mag je erop rijden.’
‘Dus iedereen kan meedoen? Als ik een broer had en hij zou morgen willen beginnen, dan kan dat?’
‘Min of meer.’
‘Dat slaat nergens op. Als je nou helemaal geen ervaring hebt?’
‘Dan raak je waarschijnlijk gewond.’
‘Zou je denken?’
Hij grijnsde en krabde even onder de rand van zijn hoed. ‘Zo is het altijd geweest. Bij de rodeo is het grootste deel van het prijzengeld afkomstig van de rijders zelf. Wat betekent dat de goeien het prima vinden als andere rijders niet zo goed zijn. Dan hebben ze meer kans om aan het eind van een evenement met geld op zak naar huis te gaan.’
‘Dat klinkt nogal harteloos.’
‘Hoe zou jij het doen? Je kunt oefenen zo veel je wilt, maar er is maar één manier om erachter te komen of je kunt rijden, en dat is door het daadwerkelijk te proberen.’
Ze dacht aan de vorige avond en vroeg zich af hoeveel rijders het voor het eerst hadden gedaan. ‘Oké, stel: iemand schrijft zich in voor een wedstrijd en hij is net zo goed als jij en hij wint. Wat dan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Stierrijden is iets anders dan de traditionele rodeo. Stierrijders hebben tegenwoordig hun eigen tour, die in feite bestaat uit twee tours. De grote, die ook heel vaak op tv is, en een kleine tour, een divisie lager, als het ware. Als je genoeg punten hebt verdiend in de lage divisie, word je gepromoveerd naar de hoge divisie. En dat is waar in deze sport het grote geld te halen is.’
‘En gisteravond?’
‘Gisteravond was een wedstrijd in de kleine tour.’
‘Heb je wel eens in de grote tour gereden?’
Hij leunde naar voren en gaf Paard een klopje in zijn hals. ‘Ik heb er vijf jaar in meegereden.’
‘Was je goed?’
‘Gaat wel.’
Ze beoordeelde zijn antwoord, bedacht dat hij de vorige avond hetzelfde had gezegd… toen hij had gewonnen. ‘Waarom krijg ik het gevoel dat je veel beter bent dan jij doet voorkomen?’
‘Dat weet ik niet.’
Ze bekeek hem kritisch. ‘Je kunt me net zo goed vertellen hoe goed je was. Ik kan je zo googelen, hoor.’
Hij ging wat rechter zitten. ‘Ik heb me vier jaar achter elkaar weten te kwalificeren voor het PBR-wereldkampioenschap. Daarvoor moet je de top 35 halen.’
‘Met andere woorden, je bent een van de besten.’
‘Was. Nu niet meer. Ik begin eigenlijk weer bij nul.’
Ze waren inmiddels bij een open plek bij de rivier en lieten de paarden stoppen bij de hoge oever. De rivier was niet breed, maar Sophia kreeg de indruk dat het traag stromende water dieper was dan het leek. Libellen scheerden over het oppervlak, doorboorden het en zonden rimpeltjes naar de oever. Hond ging hijgend en met zijn tong uit zijn bek op de grond liggen. Achter hem, in de schaduw van een knoestige eikenboom, zag ze iets wat leek op de restanten van een kampeerplek, met een vervallen picknicktafel en een barbecueplaats.
‘Wat is dit voor plek?’ vroeg ze, en ze verschoof haar hoed.
‘Mijn vader en ik kwamen hier vroeger vissen. Er ligt daar een omgevallen boom onder water en het is een geweldige plek om baars te vangen. Het was ons plekje, van ons twee. Mijn moeder heeft een hekel aan vislucht, dus als we vissen vingen, dan maakten we ze hier schoon, legden ze op de barbecue en namen ze daarna mee naar huis. Mijn vader nam me hier ook wel eens mee naartoe na de training en dan keken we naar de sterren. Mijn vader had de middelbare school nooit afgemaakt, maar hij kende elk sterrenbeeld aan de hemel. De mooiste momenten van mijn leven liggen voor een deel hier.’
Ze streelde Demons manen. ‘Je mist hem.’
‘Altijd,’ zei hij. ‘Als ik hier ben, word ik weer aan hem herinnerd. Zoals hij herinnerd moet worden.’
Ze hoorde het verdriet in zijn stem, zag de spanning in zijn houding. ‘Hoe is hij overleden?’ vroeg ze zachtjes.
‘We waren naar een wedstrijd in Greenville in South Carolina geweest en reden naar huis. Het was al laat en hij was moe en er stak opeens een hert de snelweg over. Hij had niet eens tijd om een ruk aan het stuur te geven en het hert ging dwars door de voorruit. De truck sloeg drie keer over de kop, maar zelfs daarvóór was het al te laat. Door de klap had hij zijn nek gebroken.’
‘Was jij bij hem?’
‘Ik heb hem uit het wrak gesleept,’ zei hij. ‘Ik weet nog dat ik hem vasthield en hem in paniek probeerde wakker te houden tot de ambulance kwam.’
Ze trok wit weg. ‘Ik kan het me niet voorstellen.’
‘Dat kon ik ook niet,’ zei hij. ‘Het ene moment hadden we het over mijn ritten, en het volgende was hij er niet meer. Het leek zo onwezenlijk. Nog steeds. Want hij was niet alleen mijn vader. Hij was ook mijn coach en partner en vriend. En…’ Zijn stem stierf weg, hij ging op in zijn gedachten en schudde toen langzaam zijn hoofd. ‘En ik weet niet waarom ik jou dit vertel.’
‘Het geeft niet,’ zei ze zacht. ‘Ik ben blij dat je het me hebt verteld.’
Met een dankbaar knikje reageerde hij op haar woorden. ‘Hoe zijn jouw ouders?’ vroeg hij.
‘Ze zijn… hartstochtelijk,’ zei ze uiteindelijk. ‘In álles.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Om dat begrijpen zou je bij ons moeten wonen. Ze kunnen het ene moment gek op elkaar zijn en even later staan ze tegen elkaar te schreeuwen, ze hebben over alles een uitgesproken mening, van politiek tot het milieu tot hoeveel koekjes we na het eten mochten hebben toen we klein waren, en zelfs over welke taal er die dag werd gesproken…’
‘Welke taal?’ onderbrak hij haar vragend.
‘Mijn ouders wilden dat we meertalig zouden opgroeien, dus op maandag spraken we Frans, op dinsdag Slowaaks, op woensdag Tsjechisch. Mijn zussen en ik werden er gestoord van, vooral als we vriendinnen op bezoek hadden, want dan begrepen zij totaal niet wat er werd gezegd. En ze waren perfectionisten als het om cijfers ging. We moesten ons huiswerk in de keuken doen, en mijn moeder overhoorde ons voor elk proefwerk. En ik kan je wel vertellen dat het huis te klein was als ik niet met een tien thuiskwam. Dan keek mijn moeder me handenwringend aan en vertelde mijn vader hoe teleurgesteld hij was. Daardoor voelde ik me zo schuldig dat ik opnieuw ging leren voor een proefwerk dat ik al had gemaakt. Ik begrijp best dat ze het deden omdat ze niet wilden dat ons leven zo zwaar zou worden als dat van hen, maar soms was het wel erg benauwend. Daarbij kwam dat we ook in de delicatessenwinkel moesten werken, wat betekende dat we eigenlijk altijd op elkaars lip zaten… Laten we zeggen dat ik er heel erg naar uitkeek om mijn eigen beslissingen te nemen tegen de tijd dat ik ging studeren.’
Luke trok een wenkbrauw op. ‘En toen koos je Brian.’
‘Nu klink je net als mijn ouders,’ zei ze. ‘Zij mochten Brian direct al niet. In sommige opzichten zijn ze gek, maar ze zijn ook erg slim. Ik had naar ze moeten luisteren.’
‘We maken allemaal fouten,’ zei hij. ‘Hoeveel talen spreek je?’
‘Vier,’ antwoordde ze, en ze duwde de rand van de hoed omhoog op de manier waarop hij dat ook deed. ‘Maar dat is inclusief Engels.’
‘Ik spreek er één, inclusief Engels.’
Ze glimlachte, vond het een leuke opmerking, vond hem leuk. ‘Ik weet niet wat ik er in de toekomst aan heb. Tenzij ik in een museum in Europa ga werken.’
‘Zou je dat willen?’
‘Misschien. Ik weet het niet. Op dit moment zou ik bereid zijn overal te werken.’
Hij was stil toen ze was uitgesproken en liet haar woorden tot zich doordringen. ‘Als ik zo naar jou luister, zou ik willen dat ik wat beter mijn best had gedaan op school. Ik was niet slecht, maar ook niet briljant. Ik werkte er niet hard genoeg voor. Nu denk ik dat ik had moeten gaan studeren.’
‘Het lijkt me een stuk veiliger dan stierrijden.’
Ze zei het als grapje, maar hij glimlachte niet. ‘Daar heb je helemaal gelijk in.’
Toen ze de open plek bij de rivier hadden verlaten, liet Luke haar in een rustig tempo de rest van de ranch zien. Onderweg hadden ze het over van alles en nog wat, en steeds was Hond in de buurt. Ze reden tussen de kerstbomen door, langs de bijenkorven, en hij nam haar mee over glooiende weiden waar het vee graasde. Het ene onderwerp na het andere kwam ter sprake; ze spraken over de muziek waar ze van hielden, hun lievelingsfilms en Sophia’s indrukken van North Carolina. Zij vertelde hem over haar zussen en hoe het was om in een stad op te groeien en ook over het beschermde leven op de campus van Wake. Omdat hun werelden totaal niet op elkaar leken, verbaasde het haar dat hij haar leven net zo fascinerend vond als zij het zijne.
Toen ze wat zelfverzekerder in het zadel zat, liet ze Demon draven en daarna zelfs galopperen. Luke reed de hele tijd naast haar, klaar om haar vast te pakken als ze zou vallen, om aan te geven wanneer ze te ver naar voren of naar achteren leunde of haar te zeggen dat ze de teugels niet te strak moest vasthouden. De draf vond ze niet fijn, en toen het paard galoppeerde vond ze het gemakkelijker om aan de regelmatige, golvende beweging te wennen. Ze reden van het ene hek naar het andere en weer terug, vier of vijf keer, steeds een stukje sneller. Met haar nieuwe zelfvertrouwen tikte Sophia Demon tegen de flanken om hem nog sneller te laten gaan. Luke had het niet direct in de gaten en het kostte hem een paar seconden om haar in te halen. Toen ze naast elkaar verder galoppeerden, genoot ze van de wind in haar gezicht. De hele ervaring was doodeng en opwindend. Op de terugweg spoorde ze Demon nog verder aan en toen ze de paarden een paar minuten later eindelijk tot stilstand brachten, moest ze lachen door de golf van adrenaline en angst die loskwam.
Toen haar spontane lachsalvo voorbij was, liepen ze langzaam terug naar de stal. De paarden hijgden en zweetten, en toen Luke de zadels had losgemaakt, hielp ze hem de dieren te borstelen. Ze gaf Demon een appel en begon de eerste pijnprikkels al in haar benen te voelen, maar dat maakte haar niet uit. Ze had paardgereden – echt gereden! – en vol trots en genoegen stak ze haar arm door die van Luke toen ze terug naar het huis slenterden.
Ze hadden geen haast, hadden geen behoefte om te praten. Sophia dacht aan alles wat er vandaag was gebeurd, blij dat ze was gekomen. Ze had het idee dat Luke haar gevoel van rust en voldoening deelde.
Toen ze bijna bij het huis waren, rende Hond voor hen uit naar de waterbak op de veranda; hijgend stond hij daar te slobberen, waarna hij zich op zijn buik liet ploffen.
‘Hij is moe,’ zei ze, en ze schrok van haar eigen stemgeluid.
‘Die trekt wel bij. Hij rent elke ochtend met me mee.’ Luke zette zijn hoed af en veegde het zweet van zijn voorhoofd. ‘Wil je iets drinken?’ vroeg hij. ‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik lust wel een biertje.’
‘Klinkt goed.’
‘Ik ben zo terug,’ beloofde hij, en hij liep het huis binnen.
Ze keek hem na, probeerde zijn onmiskenbare aantrekkingskracht te vatten. Wie kon dit allemaal uitleggen? Ze was nog steeds aan het nadenken toen hij naar buiten kwam met een paar ijskoude biertjes.
Hij draaide de dop eraf en gaf haar een flesje. Hun vingers raakten elkaar lichtjes. Luke gebaarde naar de schommelstoelen.
Ze ging zitten en leunde met een zucht achterover, waardoor haar hoed naar voren werd geduwd. Ze was bijna vergeten dat ze die nog ophad. Ze zette hem af, legde hem op haar schoot en nam een slok. Het bier was koud en verfrissend.
‘Je hebt goed gereden,’ zei hij.
‘Voor een beginner, bedoel je. Ik ben nog niet toe aan de rodeo, maar het was wel leuk.’
‘Je hebt van nature een goed gevoel voor evenwicht,’ merkte hij op.
Maar Sophia luisterde niet meer. In plaats daarvan staarde ze langs hem heen naar het kalfje dat om de hoek van het huis was gekomen. Het beest leek buitengewoon in hen geïnteresseerd. ‘Volgens mij is een van je runderen ontsnapt.’ Ze wees. ‘Een kleintje.’
Hij volgde haar blik en zijn gezichtsuitdrukking werd zachter toen hij zag wat ze bedoelde. ‘Dat is Mudbath. Ik weet niet hoe ze het doet, maar een paar keer per week weet ze de weg hiernaartoe te vinden. Ergens moet een gat in het hek zitten, maar ik heb het nog niet kunnen vinden.’
‘Ze vindt je leuk.’
‘Ze is gék op me,’ zei hij. ‘Afgelopen maart was het een tijdlang nat en koud en kwam ze vast te zitten in de modder. Ik ben uren bezig geweest haar te bevrijden en ik moest haar daarna een paar dagen met de fles voeden. Sindsdien komt ze geregeld langs.’
‘Wat lief,’ zei ze, en ze deed haar best om niet naar hem te staren, maar merkte dat het haar moeite kostte. ‘Je hebt een interessant leven hier.’
Hij zette zijn hoed af, haalde zijn vingers door zijn haar en nam nog een slok. Toen hij sprak, had zijn stem niet langer de terughoudendheid waaraan ze gewend was geraakt. ‘Mag ik je iets vertellen?’ Het bleef lang stil voor hij verderging. ‘En je moet het niet verkeerd opvatten.’
‘Wat dan?’
‘Door jou lijkt het een stuk interessanter dan het in werkelijkheid is.’
‘Waar heb je het over?’
Hij begon aan het etiket op zijn flesje te pulken, trok het papier met zijn duim weg, en ze kreeg de indruk dat hij niet zozeer op zoek was naar een antwoord, maar wachtte tot het simpelweg in hem opkwam voordat hij haar aankeek. ‘Ik vind je zo ongeveer het interessantste meisje dat ik ooit heb ontmoet.’
Ze wilde iets zeggen, wat dan ook, maar ze had het gevoel dat ze in die blauwe ogen verdronk en haar woorden leken te zijn opgedroogd. In plaats daarvan keek ze naar hem terwijl hij naar voren leunde, even aarzelde. Hij hield zijn hoofd schuin en voor ze het wist, deed zij hetzelfde en kwamen hun gezichten dichter bij elkaar.
Het duurde niet lang, het was niet hartstochtelijk, maar zodra hun lippen bijeenkwamen, wist ze met onverwachte zekerheid dat niets ooit zo ontspannen en goed had gevoeld. Het volmaakte einde van een onvoorstelbaar volmaakte middag.