26
Sophia
‘Ik had al zo’n vermoeden dat je zou langskomen.’ Linda stond in de deuropening van de boerderij met net zo’n vermoeide en bezorgde blik op haar gezicht als Sophia.
‘Ik wist niet waar ik anders naartoe moest,’ zei Sophia. Het was zaterdagavond, en ze wisten allebei dat de man op wie ze zo dol waren vanavond in de ring zou staan en misschien wel op dit moment zijn leven op het spel zette.
Linda wuifde haar binnen en dirigeerde haar naar de keukentafel. ‘Zin in een beker warme chocolademelk?’ vroeg ze. ‘Ik wilde er net een voor mezelf maken.’
Sophia knikte, niet in staat iets te zeggen. Ze zag Linda’s mobiele telefoon op tafel liggen.
Linda zag dat Sophia ernaar keek. ‘Hij sms’t altijd als hij klaar is,’ zei ze, terwijl ze bezig was bij het fornuis. ‘Dat heeft hij altijd gedaan. Nou ja, vroeger belde hij altijd. Dan vertelde hij hoe het was gegaan, goed of slecht, en dan praatten we een tijdje met elkaar. Maar nu hij…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Hij sms’t alleen dat alles goed is. En ik kan niets anders doen dan daarop wachten. Ondertussen gaat de tijd natuurlijk tergend langzaam. Ik heb het gevoel dat ik al een week op ben. Maar zelfs als ik iets van hem hoor, kan ik niet slapen. Want dan ben ik bang dat hij wel zegt dat alles goed is, maar dat hij toch iets heeft gedaan waardoor zijn hersenen verder zijn beschadigd.’
Sophia pulkte met haar nagel aan de tafel. ‘Hij zei dat hij na het ongeluk op de ic heeft gelegen.’
‘Toen hij in het ziekenhuis aankwam, was hij klinisch dood,’ zei Linda, terwijl ze langzaam door de hete melk roerde. ‘Zelfs toen ze hem gereanimeerd hadden, verwachtte niemand dat hij het zou overleven. De achterkant van zijn schedel was gewoon… verbrijzeld. Dat wist ik op dat moment natuurlijk niet. Ik kwam pas de volgende dag aan, en toen ik hem zag, herkende ik hem niet eens. Door de klap was zijn neus gebroken, zijn oogkas en jukbeen waren verbrijzeld… Zijn gezicht was dik en… kapot. Ze konden niets doen vanwege alle andere verwondingen. Zijn hoofd was in verband gewikkeld en gefixeerd zodat hij zich niet kon bewegen.’ Linda nam de tijd met het opschenken van de melk en lepelde er toen de cacao bij. ‘Bijna een week lang deed hij zijn ogen niet open en een paar dagen later werd hij weer met spoed naar de ok gebracht. Uiteindelijk lag hij een maand op de ic.’
Sophia pakte een van de bekers van Linda aan en nam een aarzelende slok. ‘Hij zei dat hij een plaatje in zijn hoofd heeft.’
‘Dat klopt,’ zei ze. ‘Een klein plaatje. Maar volgens de dokter zullen de botten in zijn schedel nooit helemaal genezen, omdat sommige stukjes niet te redden waren. Hij vergeleek het met glas in lood, zei dat het amper bijeengehouden wordt. Het is nu vast en zeker beter dan het bijvoorbeeld vorige zomer was en hij is altijd een sterke rijder geweest, maar…’ Ze liet haar stem wegsterven, niet in staat de zin af te maken. ‘Toen hij van de ic af mocht en ze het idee hadden dat hij de reis aankon, werd hij naar Duke University Hospital overgebracht. Ik had het gevoel dat we het ergste achter de rug hadden, want ik wist dat hij het zou overleven, dat hij misschien zelfs volledig zou herstellen.’ Ze slaakte een zucht. ‘En toen begonnen de rekeningen binnen te stromen, terwijl hij nog zeker drie maanden in het ziekenhuis moest blijven, zijn lichaam had tijd nodig om te genezen, plus alle hersteloperaties aan zijn gezicht. En hij had natuurlijk revalidatie nodig…’
‘Hij heeft me verteld van de ranch,’ zei Sophia zacht.
‘Dat weet ik,’ zei ze. ‘Zo rechtvaardigt hij wat hij doet.’
‘Maar dat is geen rechtvaardiging.’
‘Nee,’ zei Linda. ‘Dat is het ook niet.’
‘Denk je dat alles goed met hem is?’
‘Ik weet het niet,’ zei ze, en ze gaf een tikje tegen de telefoon. ‘Dat weet ik pas als hij me sms’t.’
De daaropvolgende twee uur gingen als in slow motion voorbij, lange minuten die werden uitgerekt tot een eeuwigheid. Linda pakte twee stukken taart voor hen, maar ze hadden geen van beiden trek. In plaats daarvan zaten ze alleen wat in de taart te prikken en wachtten ze.
En wachtten ze.
Op de een of andere manier had Sophia gedacht dat de aanwezigheid van Linda haar gerust zou stellen, maar ze begon zich eigenlijk juist slechter te voelen. Het filmpje was al erg genoeg geweest, maar de verhalen over zijn verwondingen maakten haar bijna misselijk.
Luke ging dood.
In haar gedachten was dat een feit. Hij zou vallen, de stier zou met zijn kop de verkeerde kant op zwaaien. Of hij zou de rit uitrijden, maar de stier zou hem aanvallen op het moment dat hij de arena verliet…
Hij had geen kans als hij bleef rijden. Het was slechts een kwestie van tijd.
Ze bleef in gedachten verzonken zitten totdat Linda’s telefoon begon te trillen.
Linda dook eropaf en las het bericht. Haar schouders ontspanden zich en ze slaakte een diepe zucht. Toen ze de telefoon over tafel naar Sophia had geschoven, sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
Sophia keek naar de woorden: Alles goed, ben onderweg naar huis.