40

Las Vegas

Als verdwaasd staarde Stokes naar het computerscherm. Er was iets hoogst onvoorspelbaars gebeurd. Door de explosie waren twee camera’s in de tunnel offline gegaan. Omdat er zoveel stof in de lucht hing, was het vrijwel onmogelijk iets te zien in de gang die Al-Zahrani in was gevlucht. Waardoor kon de explosie zijn veroorzaakt? Zelfs een granaat kon niet dergelijke schade toebrengen. En hij kon zich niet herinneren dat een van de Arabieren een granaat bij zich had gehad.

      ‘Shit.’ Stokes masseerde zijn gespannen nekspieren. Plotseling werd hij heel kalm. Als Al-Zahrani bij de explosie was omgekomen... Dat zou erg jammer zijn. Kon iemand een dergelijke explosie in een kleine ruimte überhaupt overleven?

      ‘Kom op, ik wil weten waar je zit,’ mompelde Stokes. Hij greep de monitor met beide handen beet en schudde eraan. ‘Kom op, klootzak, laat je zien!’

      Plotseling ging de telefoon.

      Door de intercom klonk voorzichtig: ‘Randall? Is alles daar in orde?’

      Stokes staarde naar de telefoon. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. ‘Ja, alles in orde, Vanessa. Tiptop in orde.’

      ‘Oké. Zeg, je vrouw heeft weer gebeld, ze wil graag weten hoe laat...’

      Hij drukte op de knop om de verbinding te verbreken. Zijn gezwollen handen voelden alsof ze boven een vuurtje waren gehouden. Hij wreef ermee over zijn broek, en doordat zijn handen zo rauw waren, ontstonden er bloederige strepen op de stof. Heel even werd alles wazig; hij zag sterretjes en voelde zich ontzettend misselijk. Gauw verborg hij zijn gezicht in zijn handen en wachtte totdat het voorbij zou zijn.

      Wat heb ik toch, dacht hij.

      En toen zag hij alles ineens weer scherp.

      Zonder verder na te denken over de aanval van duizeligheid keek hij weer naar de monitor. Hij zag iets bewegen, en zijn hart sloeg over. Door al het stof was het moeilijk te zien, maar er bewoog iets duisters vrij snel door de gang. Net zo snel als het was gekomen, was het weer weg. Uiterst gespannen bekeek Stokes het ene beeld na het andere, op zoek naar wat had bewogen. ‘Kom op... Kom op...’

      Na een paar tellen verscheen de gestalte weer. Het was een van de Arabieren, maar welke viel moeilijk te zeggen. Bijna buiten beeld bleef de man staan en drukte zich hijgend met de rug tegen de wand. Nog steeds kon Stokes niet zien wie het was, want de man hield een gedeelte van zijn hoofdbedekking voor zijn neus en mond om al dat stof niet te hoeven inademen. Maar omdat de lucht hier een stuk schoner was, liet hij de lap stof los. Helaas dook hij meteen daarna in elkaar en richtte zijn blik op de grond.

      ‘Kijk nou op!’ grauwde Stokes. ‘Kijk op, klootzak!’

      Vervolgens wierp de Arabier zich op zijn knieën en drukte zijn handen tegen de grond.

      ‘Wat doe je?’

      Op dat moment begon de Arabier aan een vertrouwd ritueel. Meteen zette Stokes het volume hoger.

      Het kwam luid en duidelijk door: ‘Allahoe akbar...’

      Was de man aan het bidden? ‘Kom op, zeg,’ mopperde Stokes.

      Er was maar één manier om snel duidelijkheid te verkrijgen. Stokes klikte op het venster en rekte dat uit, om daarna helemaal naar beneden te gaan. Vervolgens hield hij de muis boven een knop met het icoontje van een lamp.

      ‘Lachen!’ beval hij. Hij klikte op de knop.

      Het duurde even, want het signaal moest via de satelliet worden verzonden. Zodra dat allemaal was gebeurd, ging op een heel ander werelddeel het licht van de camera aan en verlichtte de biddende Arabier op de grond.

      Het had een hoogst amusant effect. De verwonderde Arabier slaakte een schreeuw van schrik. Hij leek te denken dat het Allahs stralende gelaat was dat voor al dat licht zorgde. Met een ruk hief hij zijn hoofd en tuurde in het verblindende licht.

      Het gezicht van de Arabier was goed zichtbaar, en op Stokes gezicht verscheen een glimlach.