58

Las Vegas

Brooke Thompson en Thomas Flaherty slenterden door het middenpad van de kerk, en hun blik dwaalde alle kanten op omdat er in het ambitieuze gebouw zo ontzettend veel te zien was.

      Door de welhaast zwevend lijkende koepel vielen stralen zonlicht naar binnen die zich in de enorme gebedsruimte vervlochten. De wanden waren bekleed in afwisselend gepolijst en ruw kalksteen uit Jeruzalem. Tegen de achterwand domineerde het altaar. Het leek een beetje op een toneel in een schouwburg, met enorme beeldschermen, geluidsboxen en schijnwerpers.

      Brooke was vooral onder de indruk van een schitterend bronzen baldakijn boven het altaar. Erop was Jezus afgebeeld, als een popster met fladderend haar en wapperende kledij, zijn armen gespreid in een zegenend gebaar. Hij leek te surfen op een wolk. Verder waren er geen religieuze afbeeldingen; geen Maagd Maria, geen apostelen of heiligen, geen duif of een kruis. Alleen maar de Verlosser.

      Duizenden zitplaatsen waren in een halve kring in oplopende rijen geplaatst, maar het balkon was nog slechts een kaal stuk gebogen beton.

      ‘Kennelijk verdient dit soort dingen behoorlijk,’ merkte Flaherty op.

      ‘Daar ziet het er wel naar uit.’ Brooke was het helemaal met hem eens.

      ‘Welkom,’ klonk een opgewekte stem ergens voorin.

      Flaherty zag als eerste wie hen had begroet. ‘Daar,’ zei hij, en hij wees naar het midden van het podium, waar een stel arbeiders noest bezig was een kolossaal orgel in elkaar te zetten. Links van hen stond een magere man met een sneeuwwitte kuif naar hen te zwaaien. Vervolgens liep de man het trappetje af om hen te kunnen verwelkomen.

      Als een speer snelde de man over het middenpad, zijn armen gespreid, precies zoals de Verlosser op het baldakijn. ‘Welkom, vrienden!’ Op armlengte kwam hij tot stilstand en bood Brooke zijn hand aan. ‘Dominee Edward Shaeffer, tot uw dienst.’

      ‘Dag. Ik ben eh... Anna,’ zei ze terwijl ze zijn zachte hand met de keurig verzorgde nagels schudde.

      ‘Moge de liefde van de Heer op je schijnen, Anna,’ zei hij als een echte toneelspeler. Hij legde zijn andere hand over de hare.

      Omdat ze graag haar hand terug wilde, stelde ze Flaherty voor. ‘En dit is mijn verloofde, Thomas.’

      ‘Ach, je verloofde! Wat opwindend. Een vreugdevolle periode. Gefeliciteerd.’

      ‘Dank u,’ reageerde Brooke. Het viel haar op dat toen de dominee haar eenvoudige ring had gezien, zijn enthousiasme danig taande.

      Shaeffer liet haar hand los en schudde die van Flaherty. ‘Thomas,’ zei hij. ‘Een naam uit het Evangelie. Al ben je vast geen ongelovige thomas.’

      ‘Ik geloof iets pas als ik het zie,’ zei Flaherty. ‘Maar ik ben best flexibel.’ Hij lachte erbij.

      ‘Prima.’ Tegen Brooke fluisterde de dominee heel hard: ‘Hij zal een goede echtgenoot zijn, dat weet ik wel zeker.’

      ‘We zijn hier net komen wonen,’ vertelde Flaherty. ‘En we hoopten dat we hier konden trouwen.’

      ‘Dat zal wel lukken, al is de kerk pas over een maand of drie, vier klaar.’

      ‘We dachten aan een datum in oktober,’ zei Brooke.

      ‘Nou, komt dat even goed uit?’

      ‘Nu we toch hier zijn, zouden we misschien dominee Stokes kunnen spreken?’ vroeg Flaherty.

      Met die vraag overviel hij Shaeffer. ‘O, ik vrees dat hij momenteel niet beschikbaar is.’ Eigenlijk had Shaeffer geen idee waarom Stokes zich al de hele dag in zijn werkkamer had opgesloten. Stokes was juist een groot voorstander van een opendeurbeleid. Maar al twee keer was Shaeffer weggestuurd door Stokes’ assistent, ook toen hij had aangegeven dat de firma die het orgel had afgeleverd belangrijke vragen over de installatie had. ‘Het is een drukke dag.’

      Vast, dacht Flaherty. ‘Maar hij is wel aanwezig?’ vroeg hij.

      ‘Hij is inderdaad aanwezig,’ antwoordde Shaeffer met groeiend ongeloof. ‘Maar voor afspraken over de bruiloft kunt u beter terecht bij Maureen Rites, die gaat over dergelijke plechtigheden. Ze komt echter pas volgende week woensdag terug van vakantie. Ik zal u haar kaartje geven en nog een brochure...’

      ‘Dat is niet nodig, Edward,’ klonk opeens een warme stem.

      Een lange gestalte verscheen uit het donker onder het baldakijn.

      Meteen herkende Brooke Randall Stokes van de foto in de map van Flaherty.

      ‘O, dan was ik zeker abuis.’ Shaeffers blozende wangen toonden aan dat hij oprecht verrast was.

      ‘Hoorde ik iets over een bruiloft?’ vroeg Stokes met een geoefende lach. Hij liep over het middenpad naar hen toe, slechts een beetje mank vanwege de beenprothese.

      Onmiddellijk begreep Brooke waarom Stokes zo beroemd was geworden. Hij had charisma; een lange, knappe man, goed gekleed. Maar het viel haar ook op dat hij bleek zag, en dat zijn ogen er rood en vermoeid uitzagen.

      ‘Ik zou u graag de hand schudden, maar ik voel me vandaag niet helemaal goed,’ verontschuldigde Stokes zich. ‘Edward, ik neem het gesprek met Anna en Thomas wel over, dan kun jij verdergaan met waar je mee bezig was.’

      Even leek Shaeffer in verwarring gebracht, maar hij wist dat hij Stokes niet moest tegenspreken. ‘Prima. Dat is een goede oplossing. Het was leuk je te leren kennen, Anna. Welkom. We verheugen ons er al op je zondag weer te zien.’ Hij legde zijn hand op de hartstreek, maakte een lichte buiging en liep vervolgens terug in de richting van het altaar.

      ‘Willen jullie zo goed zijn me te volgen?’ vroeg Stokes terwijl hij van de een naar de ander keek. ‘We hebben veel te bepraten. Dat kunnen we goed in mijn werkkamer doen.’

 

‘Ik wilde jullie graag moeite besparen,’ zei Stokes terwijl hij aan het einde van een lange gang vanuit de lobby op de liftknop drukte. ‘Jullie hebben vast heel veel te vragen.’

      Omdat Brooke en Flaherty niet goed wisten hoe ze dat moesten opvatten, deden ze er maar het zwijgen toe.

      ‘Maar om heel eerlijk te zijn,’ ging Stokes verder, ‘vind ik dat u uw eigen naam moet gebruiken, mevrouw Thompson.’ Hij keek haar met een doordringende blik aan. ‘Mevrouw Brooke Thompson, als ik het wel heb.’

      Niet op haar gemak keek Brooke Flaherty even aan.

      Flaherty rechtte zijn rug. ‘Zeg, Stokes...’

      ‘Ik moet toegeven dat ik niet weet wie u bent. En dat vind ik onplezierig.’

      ‘Smith. John Smith,’ reageerde Flaherty kortaf.

      Er verscheen een gespannen grijns op Stokes’ gezicht. ‘Zoals u wilt, meneer Smith.’

      Het belletje van de lift klonk en de deuren schoven open. ‘Gaat u voor,’ zei Stokes met een uitnodigend gebaar.

      ‘We nemen liever de trap,’ zei Flaherty.

      ‘Zoals u wilt, maar het is op de zevende verdieping.’ Stokes stapte de lift in en hield zijn hand voor de deur om die open te houden.

      Tegen hun zin stapten Brooke en Flaherty toch maar in.

      ‘Goede keus.’ Stokes drukte op de bovenste knop. De deuren schoven dicht en haast onmerkbaar begon de lift aan de tocht naar boven terwijl uit speakers gospels klonken.

      ‘Hoe was de vlucht van Boston naar hier?’ vroeg Stokes.

      ‘Vlotjes,’ antwoordde Flaherty. Het viel hem op dat Stokes een piepende ademhaling had. En in het felle licht van de plafondlamp was duidelijk te zien dat er zweet op Stokes’ gezicht parelde.

      CIA of FBI?’ vroeg Stokes.

      ‘Geen van beide,’ antwoordde Flaherty naar waarheid.

      Onderzoekend keek Stokes hem aan. ‘Dat verbaast me niets. Meestal trekken die lui met z’n tweeën op en zwaaien ze met hun pasjes. Dan voelen ze zich bijzonder. Jij lijkt me niet zo’n cowboy. Dus laat eens zien... Je spreekt met een Bostons accent.’ Hij dacht hardop. ‘En lui uit Boston hebben hechte banden met hun stad.’ Er bleef maar één conclusie over: deze man werkte samen met de contractanten die de grot hadden ontdekt. ‘Ik vermoed dat je in dienst bent van Global Security Corporation.’

      ‘Goed geraden,’ reageerde Flaherty. ‘Thomas Flaherty.’

      ‘Goed, Flaherty, zo komen we ergens.’

      De lift kwam tot stilstand en de deuren schoven vrijwel geluidloos open. Ze stapten uit en bevonden zich in een knusse receptie vol kersenhouten en met leer bekleed meubilair, en een balie die onbemand was.

      Stokes ging hun voor door een dubbele deur die toegang gaf tot zijn werkkamer.

      ‘Neem alsjeblieft plaats,’ zei hij met een uitnodigend gebaar naar de twee fauteuils voor zijn bureau. ‘Willen jullie iets drinken? Bronwater, koffie, thee? Ik heb ook iets alcoholisch, mochten jullie dat willen.’

      ‘Dank u, maar nee,’ zei Flaherty.

      ‘Mevrouw Thompson?’

      ‘Nee, dank u.’ Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat deze charismatische tv-dominee een huurmoordenaar op haar af had gestuurd.

      Stokes ging achter zijn bureau zitten en sloeg zijn armen over elkaar.

      ‘Eigenlijk zijn jullie best een leuk stel,’ zei hij. ‘Maar vertel nu eens waarom jullie in werkelijkheid hier zijn.’

      Flaherty kwam meteen ter zake. ‘We hebben informatie gekregen dat u in de afgelopen vierentwintig uur contact hebt gehad met kolonel Bryce Crawford van de mariniers. Hij heeft versleutelde telefoongesprekken gehad met een nummer in dit gebouw. Misschien via die telefoon?’ Hij wees naar het toestel op het bureau.

      ‘Misschien,’ antwoordde Stokes.

      ‘U bent er dus van op de hoogte dat Crawfords peloton helpt bij een project in de bergen van Irak?’

      ‘Inderdaad.’

      Het verraste Brooke dat Stokes daar zo eerlijk voor uitkwam.

      ‘Dan weet u waarschijnlijk ook dat Frank Roselli vandaag bij een bizar auto-ongeluk is omgekomen? Dat gebeurde trouwens niet ver hiervandaan.’

      Het duurde even voordat Stokes reageerde. ‘Verschrikkelijk...’

      ‘Verrassend genoeg denkt de lijkschouwer aan een vuil zaakje omdat Roselli is gestorven aan verstikking voordat hij tegen de telefoonpaal knalde.’

      ‘Was het dan geen hartaanval?’ vroeg Stokes.

      ‘Nee. Al begrijp ik dat u dat had gehoopt,’ zei Flaherty. ‘U lijkt niet erg gebroken door het plotselinge verlies van een zeer goede vriend.’

      ‘Ik heb heel veel mensen zien sterven, Flaherty. Na een poos raak je daaraan gewend.’

      ‘Blijkbaar hebt u er zelf ook een aantal gedood.’

      Stokes hield zijn gezicht in de plooi. ‘Ik heb slechteriken gedood opdat jullie gewoon bij McDonald’s kunnen eten, kunnen rondrijden in een SUV en 3,2 kinderen kunnen krijgen. Er hangt een prijskaartje aan vrijheid. Het enige waaraan ik schuldig ben, is dat ik een overtuigd patriot ben.’

      ‘Maar waarom wilde u míj dan laten vermoorden?’ vroeg Brooke.

      Stokes wilde niet al zijn kaarten uitspelen, dus glimlachte hij alleen maar.

      ‘Wacht even, Brooke,’ zei Flaherty. ‘Weet je, Stokes, ongeveer op het moment dat Frank Roselli werd gedood, probeerde een huurmoordenaar mevrouw Thompson in Boston om zeep te helpen. Hij is bij die poging omgekomen.’ Het viel hem op dat Stokes zijn kaken op elkaar klemde. ‘Ons bureau had het moeilijk met alle valse identiteiten van de man. Uiteraard waren er geen vingerafdrukken of gebitsgegevens te vinden. Maar op zijn arm had hij een tatoeage. Van de mariniers. Veel van de mariniers van het 5e regiment van de 1e divisie hebben die tatoeage laten zetten. Dus hebben we zijn vingerafdrukken opgestuurd naar de CIA. En zie, we zijn erachter gekomen dat korporaal Lawrence Massey is opgeleid in Camp Pendleton. En nog iets: hij heeft gediend onder Bryce Crawford.’

      ‘Ga door,’ zei Stokes, geïntrigeerd door het goede zoekwerk van Flaherty. Hij steunde zijn hoofd op zijn samengevouwen handen.

      Het verbaasde Flaherty dat Stokes zo rustig kon blijven terwijl het net zich samentrok. ‘In 2003 werd mevrouw Thompson ingehuurd door kolonel Frank Roselli om te helpen bij een geheime opgraving in de bergen van Irak, een project waar het ministerie van Defensie niets van weet. In die bergen bevindt zich de grot die Crawford koste wat kost geheim wil houden. Iedereen die heeft meegewerkt aan die opgraving is de afgelopen vierentwintig uur dood aangetroffen, uitgezonderd mevrouw Thompson.’ Hij knikte haar toe. ‘En dan zijn er nog de botmonsters die Roselli had meegenomen uit Irak en die hij in Fort Detrick heeft onderzocht. Al die kiezen. Er loopt een rode draad door het hele verhaal. En die rode draad is niet de grot.’ Flaherty stond op en beende naar de muur waar alle foto’s hingen. Hij wees naar de ingelijste foto met Stokes, Roselli en Crawford erop. ‘Je bent slim, Stokes. Je weet vast wel welke kant dit opgaat.’

      Plotseling kreeg Stokes een geweldige hoestbui. Hij griste de zakdoek uit zijn borstzakje en hield die voor zijn mond. Zodra het hoesten was afgelopen keek hij met grote ogen naar het bloed op het linnen. Nadat hij op adem was gekomen, schudde hij glimlachend zijn hoofd.

      ‘Gaat het?’ vroeg Flaherty, die zijn best deed niet naar de met bloed besmeurde zakdoek te kijken.

      ‘Nee, het gaat helemaal niet, Flaherty,’ antwoordde Stokes. Hij wreef zijn kin af en gooide de vieze zakdoek vervolgens in de prullenbak onder zijn bureau. ‘En daar bof je bij.’

      ‘Hoezo?’ vroeg Flaherty.

      ‘Nou, ik ben niet alleen maar slim. Morgen ben ik dood. En dat betekent dat ik niets meer geheim hoef te houden. Dus zal ik antwoord geven op alle vragen. Echt op allemaal. Jullie zullen dingen horen die jullie liever niet willen horen. Maar eerst moet ik jullie een paar dingen laten zien om jullie te helpen met die rode draad.’ Hij stond op, liep om het bureau heen en aarzelde toen. ‘Jullie hebben wat betreft één ding ongelijk.’

      ‘Wat dan?’

      ‘De grot. Die is wel degelijk de rode draad.’