14

Las Vegas

Nadat Stokes de code in het paneel had getoetst, schoven de mechanische grendels weg. Hij deed de deurknop naar beneden, duwde, en de deur gleed zachtjes open. Hij snoof de smerige geur van ontlasting op. ‘Allemachtig,’ bracht hij kokhalzend uit. Gauw zette hij het luchtverversingssysteem op de hoogste stand. Vervolgens trok hij een zakdoek uit zijn broekzak, hield die voor zijn neus en mond en stapte aarzelend de kluis in.

      Midden in het vertrek lag Roselli met zijn armen en benen gespreid op zijn rug op de grond. Zijn gezicht zag blauw, zijn open ogen stonden met een glazige blik gericht op het plafond. Wat hij voor het ontbijt en het middageten had gegeten of gedronken zat nu in zijn broek. Stokes had op het slagveld al vaak meegemaakt dat na het intreden van de dood alles eruit liep.

      ‘O Frank, waarom kon je je hoofd er niet bij houden zoals vroeger?’ zei hij terwijl hij knielde en de zakken van het lijk doorzocht totdat hij de sleutelring en de BlackBerry had gevonden. ‘Oké, jongens,’ riep hij achterom. ‘Kom maar.’

      Een breedgeschouderde man kwam met een zuur gezicht de kluis in. Hij werd gevolgd door een kleinere man die een afvalcontainer voortduwde. Beide mannen hadden een blauwe honkbalpet op en overalls met het logo erop van een fictief bedrijf dat zogenaamd aan archiefvernietiging deed. Op de vrachtwagen die bij de dienstingang stond geparkeerd, stond hetzelfde logo, plus de slagzin: UW VEILIGHEID IS ONZE SPECIALITEIT.

      Stokes kwam overeind en stapte opzij. ‘Het is geen aangenaam gezicht. Jullie krijgen iets extra voor de moeite.’

      ‘Hoe wilt u het hebben?’ vroeg de grote man zakelijk.

      ‘Een hartaanval achter het stuur.’ Stokes gooide de man de autosleuteltjes toe.

      ‘Tegen een telefoonpaal aan? Zoiets?’

      ‘Prima. Maar niet te overdreven,’ drukte Stokes hun op het hart. Een poos geleden hadden deze mannen een soortgelijke opdracht gekregen, toen een vervelende senator te veel interesse had getoond in de financiële zaken van het project. Dit duo had het lijk zo toegetakeld dat de lijkschouwer achterdochtig was geworden, en er was een onderzoek gestart, dat gelukkig nergens toe had geleid.

      ‘En geen getuigen. Begrepen?’ merkte Stokes waarschuwend op. Hij stopte Roselli’s BlackBerry in zijn borstzak.

      ‘Geen getuigen,’ herhaalde de grootste van de twee mannen.

      ‘Goed zo. Haal hem hier nu maar weg.’

      De kleine man duwde de container dichter naar het lijk toe.

      Nadat de twee mannen ieder aan een kant van het lijk waren gaan staan, telden ze tot drie en tilden het lijk aan de oksels en knieholten op om het vervolgens met een plof in de container te kieperen. De lange man boog de verstijfde benen, en zijn partner nam weer plaats achter de greep.

      Stokes keek naar de vieze bruinige plek die op het kleed was achtergebleven. Als hij de huishoudelijke dienst belde, zou dat tot nare vragen kunnen leiden. Dus moest hij de knoeiboel maar zelf opruimen.

      Toen hij uit de kluis liep, hoorde hij een ringtone vanuit zijn borstzak komen. In verwarring gebracht bleef hij staan en haalde toen Roselli’s BlackBerry tevoorschijn. Op het scherm stond te lezen: 2 BERICHTEN VERZONDEN.

      Nu de BlackBerry zich niet meer tussen de dikke muren van de kluis bevond, had hij meteen contact gemaakt.

      ‘Geweldig,’ mompelde Stokes.

      Hij scrolde door het menu, op zoek naar een kopie van Roselli’s bericht. Maar hij kon die niet vinden. Bijna meteen kwamen er foutmeldingen van degenen naar wie het bericht ook was verstuurd. Tot Stokes’ opluchting bleken de adressen van wetenschappers te zijn die hadden meegewerkt aan de opgraving in 2003. Het bericht begon met een waarschuwing over Stokes’ kwalijke bedoelingen. Vervolgens werden de ontvangers opgeroepen contact op te nemen met het gezag, en informatie te geven over de tijd die ze in Irak hadden doorgebracht. In de e-mail waren ook hyperlinks naar geheime documenten die te maken hadden met het ware doel van de missie. Maar waar Roselli niet op verdacht was geweest, was dat Stokes’ contact bij de National Security Agency deze accounts al had opgeheven en alle e-mails had gewist. Dat was de eerste stap geweest, en het geheel zou pas compleet zijn als bij elke naam in deze e-mail een overlijdensadvertentie paste. Daar was Stokes al hard mee bezig.

      ‘Leuk geprobeerd, Frank, maar zoals altijd ben ik je een stapje voor.’

      Hij kreeg plakkerige vingers van het smerige toetsenbord van de BlackBerry. Er zat een wit poeder op dat alleen afkomstig kon zijn van de donuts die Roselli naar binnen had gewerkt. Vol walging veegde Stokes zijn handen af aan zijn zakdoek, en ging vervolgens op zoek naar het andere stiekeme mailtje.

      Hij scrolde door alles wat was verstuurd of gewist, maar kon het tweede mailtje niet vinden. Als Roselli het tweede mailtje na het versturen automatisch had laten wissen, was er waarschijnlijk geen manier om nog achter de inhoud te komen, of uit te vinden wie de beoogde ontvanger was.

      Wat had Roselli allemaal nog meer voor stiekems gedaan, vroeg hij zich af.

      Met een stevige vloek gooide hij de BlackBerry in zijn bureaula.

      Uit een bezemkast naast de lift haalde hij schoonmaakmiddelen, en stapte vervolgens de kluis weer in. Eerst spoot hij luchtverfrisser in het rond. Toen trok hij zijn blazer uit en bespoot op zijn knieën de smeerboel met tapijtreiniger. Vervolgens leefde hij zich met een schuurspons uit op de vlek. De schuimende, vieze bende depte hij op met keukenpapier. Dit moest hij een aantal keer doen. Het deed hem denken aan vroeger in het leger, wanneer hij de latrines moest schoonmaken. Niets was vergelijkbaar met de stank van kerosine en menselijke uitwerpselen wanneer alles in de fik stond. Een ware nachtmerrie.

      Uiteindelijk kon Stokes de schoonmaakmiddelen weer opruimen, en hij vulde een hele vuilniszak met troep.