Ukelele

 

 

 

 

 

 

De ingang van de Edah-supermarkt bevindt zich aan een klein pleintje met een paar speeltoestellen, een voetbalkooi en wat bankjes. Boven de ingang hangen twee vlaggen, slap en nat. De lucht is grijs. Zojuist heeft het geregend, en straks gaat het opnieuw regenen. Toch leeft de zomer nog. De temperatuur is aangenaam. Een paar graden erbij en het is warm.

De ingang ligt verscholen tussen een schoolgebouw en een huizenblok. Een smalle tunnel voert naar de eigenlijke winkel, gevestigd in een loods die achter de huizen de binnentuin vult. In de tunnel hangen wat posters van producten die in de aanbieding zijn – mandarijnen, speklappen zonder zwoerd – en er staat een rij boodschappenwagentjes.

Het is stil op het pleintje.

Op een van de bankjes zit een oude man. Hij draagt een grijze broek, een donkerblauwe trui en oude, afgetrapte pantoffels aan zijn voeten. Hij rookt een sigaret en kijkt voor zich uit. Hij heeft een doorgroefd gezicht, een hoekig, groot hoofd, grijs haar. Met iedere trek die hij van de sigaret neemt, vallen zijn wangen in en stroomt de rook van de vorige trek uit zijn wijde neusgaten. Het ziet er ritmisch uit.

Dan: muziek.

Een groot woord, eigenlijk. Wat klinkt, zijn een paar trage, getokkelde noten. Ze komen uit de ingang van de supermarkt, en het is zo stil op het pleintje dat ze wel zichtbaar lijken, als muziek in een stripverhaal, een handjevol elegant dansende noten in een kleurig plaatje, en de toevallige passant op het pleintje houdt even halt om de verwondering de kans te geven wortel in hem te schieten. Schoonheid bestaat, en het hoeft niets voor te stellen.

In de ingang van de supermarkt zit een zwarte man gehurkt tegen de muur over een ukelele gebogen. Aan zijn voeten staan een bakje voor geld – leeg – en een halve liter bier van het huismerk. De man is gekleed in de gebruikelijke lompen waarin zwervers en daklozen zich vertonen. Hij heeft lange dreadlocks die als een gordijn voor zijn gezicht hangen. Zijn grote handen beroeren voorzichtig de snaren van de ukelele. Wat hij aan muziek voortbrengt, is extra fragiel omdat hij zelf zo groot is, maar hoe aarzelend en langzaam hij ook tokkelt, er klinkt toch een soort verrukking in door. Alsof hij het instrument nog niet zo lang kent en de mogelijkheden hem verrassen. Iets kinderlijks heeft het. Het kan ook zijn dat hij in trance is, of stoned.

In de diepte van de tunnel gaan nu de deuren van de winkel open, en een vrouw met een volle boodschappenwagen komt de kant van de muziek op. De wieltjes van de kar maken een knarsend geluid, en de neger plukt hard en slordig aan de snaren van de ukelele. Hij schudt met zijn hoofd om zijn dreadlocks te verplaatsen en kijkt met rode ogen naar de passerende vrouw, die een zwarte legging om haar aanzienlijke dijen en kuiten draagt. Ze versnelt haar pas als ze op dezelfde hoogte is als hij. Dan is ze buiten, en kort daarop ook de hoek om, met de kar.

De stilte keert terug op het pleintje. De oude man is uitgerookt en schiet de peuk tussen duim en wijsvinger in de voetbalkooi. Uit de ingang van de supermarkt klinkt nog steeds de minimale muziek van de ukelele. De zon breekt even door.