Buurt-Polen
Bij mij in de buurt zijn ze altijd aan het bouwen. Je zou zeggen: zo’n buurt is een keer af, maar nee dus. Soms is het een week rustig, maar daarna klinkt altijd wel weer ergens gezaag, getimmer of geboor. Het is om gek van te worden, hoewel er ook wel nijverheid en geloof in de toekomst in al die herrie doorklinkt – en daar klamp ik me dan maar aan vast.
Een ander wonderlijk fenomeen is dat al dat verbouwen en klussen iets besmettelijks heeft: het blijft nooit bij één huis, er volgt altijd een tweede pand, en al snel een derde. Het komt in golven, lijkt het wel. Je zou daaruit kunnen concluderen dat de omloopsnelheid van woningen in mijn buurt enorm hoog is, maar dat is ook weer niet zo: ik zie voortdurend dezelfde buren. We houden hier gewoon heel erg van verbouwen.
Er is één ding dat ik mis, of laat ik het zo zeggen: ik mis het helemaal niet, maar het valt me op dat het ontbreekt: de radio. Een beetje bouwvakker heeft een enorme radio bij zich die de hele dag op een verkeerde zender staat, zoals bekend. Zulke bouwvakkers heb ik hier ook wel meegemaakt, sommigen zongen nog mee ook, veel Koos Alberts en Hazes, die dood is, maar de laatste tijd is het stil – afgezien natuurlijk van al dat timmeren, boren en zagen.
De verklaring voor de ontbrekende radio is eenvoudig: de Nederlandse bouwvakker is vervangen door een Poolse, ja, ik zeg het maar eerlijk: het wemelt in mijn buurtje van de Polen. Het is een begrip zelfs: ‘Hebben jullie ook Polen?’ Werksters komen uit Polen, bouwvakkers uit Polen, in mijn buurtje.
De eerste keer dat ik Polen zag, was jaren geleden, tijdens een zondagochtendwandeling met de hond. Ergens op een straathoek trof ik een gele Ford Transit-bus met Poolse nummerplaten. De deuren stonden open. Binnen waren ongeveer tien zitplaatsen. Hier en daar lag iemand te slapen.
De vloer was bezaaid met bagage en etensresten. Verderop, in het zonnetje, stonden de mannen die al wakker waren, en de mannen die straks in het busje terug zouden keren naar Polen. Zowel de komende als de gaande Polen zagen er moe uit, en ze hadden iets verlegens ook, zoals ze om de man heen stonden die de reis en het werk had geregeld en die nu het hoogste woord had.
Tsja.
Op dit moment is er weer sprake van een bouwgolf in mijn buurt. Maar de Polen worden niet meer met busjes aangevoerd; de straten staan nu vol oude BMW’s met Poolse nummerborden. De mannen hebben hun eigen vervoer, de eerste stap naar eigen rijkdom, en de achterbanken zijn bezaaid met McDonald’s-dozen, de tweede stap.
Ik zie ze wel eens pauzeren tijdens al dat timmeren en boren en zagen, en de timide, verlegen blik van toen heeft plaatsgemaakt voor de glinstering van ambitie. Van werkvee zijn ze veranderd in mannen met een missie. Ze hebben geen muziek nodig om al werkend de zinnen te verzetten. Ze hebben zin. Ze werken.