Hangouderen

 

 

 

 

 

 

Er is een schrijnend gebrek aan hangplekken voor ouderen in ons land. Tussen de zeventig- en negentigduizend meest mannelijke senioren van ouderwets Hollandse komaf willen elke dag lekker rondhangen bij een bouwput, met daarin een puffende heimachine. Rond zo’n put zijn echter niet voldoende voorzieningen om veilig en gezond te kunnen hangen. Een ander probleem is dat er steeds minder muurtjes zijn waarop een oude man lekker kan zitten. De muurtjes van tegenwoordig hebben of een scheef aflopende bovenkant, of ze zijn voorzien van in beton gestoken glasscherven.

Daarnaast is het aantal beschikbare banken in de openbare ruimte op zijn retour; steeds vaker komt het voor dat er jongelui op zo’n bank zitten of een dakloze er ligt te slapen. Ook dit werkt het tekort aan hangplekken sterk in de hand – met alle gevolgen van dien, want nu zit de oudere hangman maar binnen, waar hij moeder de vrouw lastigvalt, of dom en ellendig de hele dag naar verkeerde televisieprogramma’s kijkt.

Ik weet waarover ik het heb.

Zelf houd ik namelijk ook erg van hangen, al ben ik nog niet oud genoeg om als senior mee te tellen in het onderzoek dat de krant citeert. Mijn buurman daarentegen is bijna negentig, en als ik met hem op stap ga om ergens te gaan hangen en we tellen onze leeftijden bij elkaar op en delen het resultaat vervolgens weer door twee, ja, dan wordt hij ineens een stuk jonger, en ik een krasse senior, die ook recht heeft op een fatsoenlijke plek in de openluchtsociëteit die onze samenleving is.

Buurman en ik hangen graag bij de papierbakken drie straten verderop. De enige voorziening die de gemeente Amsterdam voor ons heeft getroffen, is een boom, en omdat buurman de oudste is, mag hij ertegenaan leunen. Ik ga gewoon met mijn handen in mijn zakken naast hem staan en dan zijn we dus bezig met hangen. Je zou het niet zeggen, maar zo eenvoudig is het.

Er gebeurt ontzettend veel bij een paar van die papierbakken; het is er werkelijk een komen en gaan van mensen die van hun oude kranten af willen. Je hoort wel eens dat het slecht gaat in het krantenvak, maar als je ziet wat de mensen in de papierbak doen, nou, dan weet je wel beter.

Terwijl we dat alles zo gadeslaan, bespreken buurman en ik het leven, want dat is wat mannen doen op een hangplek, ze praten over het leven, meer in het bijzonder over het weer, de stijgende kosten van het levensonderhoud, het dreigende rookverbod, nog een keer het weer, Ajax, de euro en de almaar assertiever wordende moderne vrouw. Dat laatste thema is het stokpaardje van buurman; hij komt iedere dag wel een dame tegen die hem een grote mond geeft. Zelf heb ik daar geen last van, maar omdat het hem zo hoog zit, laat ik hem altijd maar even goed stoom afblazen.

Enfin.

Als we een uur wat gehangen hebben, komt het einde in zicht. Buurman begint dan moe te worden en van elders zijn andere oude mannen gekomen die graag van onze boom gebruik willen maken. Ja, in de openbare ruimte is het een kwestie van geven en nemen, inschikken en compromissen sluiten. Dus daar gaan we weer, buurman en ik – hangouderen. We zijn ons er terdege van bewust dat we een almaar groter wordend maatschappelijk probleem vormen. Maar het is ook een fijn gevoel dat er aan ons wordt gedacht; dat onze mening wordt gepeild, dat van regeringswege wordt gezocht naar een plekje voor ons. Tegen de tijd dat we geen probleem meer zijn, zal overal wel een samenscholingsverbod gelden.