Raadsel
Er gebeurt iets bij de buren. Altijd gevaarlijk. Voor je het weet, verhuizen ze en krijg je er griezels voor terug die om te beginnen hun pas verworven pand maar eens volgens de regels van Bouw- en Woningtoezicht gaan onderheien. Nog erger is dat jij dan ook moet onderheien. Het kan ook eenvoudiger: je krijgt voor je aardige buren vervelende buren terug.
Dit is iets anders.
Het begon op een ochtend, een maand of wat geleden. Ik hoorde vanuit bed een zacht getok, alsof iemand met een hamer steen voor steen een muurtje aan het slechten was. Het was geen hinderlijk geluid, maar het duidde erop dat er iets ging gebeuren bij de buren, sterker nog: dat iets was al begonnen.
Maar waar ging het toe leiden?
Al maanden is de oude heer die de bovenste verdiepingen bewoonde, vertrokken naar een verzorgingstehuis, waar hij nu zit te mokken. Alleen een dame met lang rood haar woont nog in het huis, een koppige huurder die naar verluidt al twintig jaar weigert het pand te verlaten. Het staat in zijn geheel te koop.
Na een week of wat waren we gewend aan het kloppende, regelmatige geluid naast ons. Het moest een man met een onverstoorbaar karakter zijn die het werk verrichtte. Op een avond zag ik hem de deur afsluiten. Het was een kleine, al wat oudere man met verward haar. Hij leek op een trol en hij keek om zich heen alsof hij iets deed wat niet deugde. Daarna haastte hij zich weg, gebogen als had hij een bochel, een plastic zakje in de hand.
Goed.
Nu we wisten wie er naast ons bezig was, veranderde de zaak een beetje. Zeker als je bedenkt dat de muur waar hij mee bezig was, zich ter hoogte van het hoofdeinde van ons bed bevindt. We werden er een beetje stiller van, maar ongeveer op hetzelfde moment viel de man ook stil; kennelijk was de muur geslecht. Wat zou er met het puin gebeuren? Waar was hij überhaupt mee bezig?
Daar zijn we nog steeds niet achter. Wie een muur sloopt, komt met rommel te zitten, en die rommel moet weg. Maar er staat geen container voor de deur, en ik ben ook nog nooit ’s nachts wakker geworden van bouwactiviteiten.
Er volgde een lange periode van stilte. Af en toe zag ik de buurvrouw voorbij schichten. Zij gaat bijna geheel schuil in lang rood haar en het schijnt dat ze in de branche der wonderlijke genezingen actief is. Niemand in de straat weet er het fijne van, noch heeft ooit iemand langer dan een paar minuten met haar gesproken. Kinderen vinden haar griezelig.
Vanochtend hoorde ik de kleine man weer bezig met zijn muur. Tok, tok, tok. Hij moet er zelf ook van genieten. Steen voor steen. Ik stel me zo voor dat hij ze op mooie stapels legt, zodat ze straks makkelijk weggedragen kunnen worden. Een paar keer hoorde ik hem ook timmeren; mooie, lange slagen van iemand die precies weet bij welke type spijker welk type kracht hoort. Dit waren ferme jongens die een dikke balk in werden gedreven. Ik luisterde vol bewondering. Misschien moest ik de buurvrouw toch eens vragen wat er nu gebeurde.
Later op de dag kwam de man tevoorschijn. Hij heeft werkelijk de uitstraling van iemand die uit een soort schemerende onderwereld komt, een voorgeborchte of een oude mijn, reeds lang gesloten. Alleen hij weet er de weg.
Gebogen verdween hij uit de straat. Het plastic zakje van andere keren had hij niet bij zich.