De bakfiets
Iedere dag fietst dezelfde vrouw door mijn straat. Sinds kort heeft ze een bakfiets, waarmee ze haar kroost naar school brengt. Het zijn twee van die jongetjes met identieke, blonde koppies. Hollandser kan het niet. Hetzelfde geldt voor die bakfiets: een typisch Hollandse vinding. Toch zag ik haar liever op haar gewone fiets. De jongste voorop, in een stoeltje aan het stuur, de oudste achterop in een zitje. Dat had iets intiems. Ze hoorden echt bij elkaar. Met z’n drietjes leken ze wel één lichaam. Het jongetje achterop knus tegen moeders rug, broertje voorop lekker tussen haar benen, want ze is lang en de fiets klein en het stuur smal, dus ze reed er een beetje wijdbeens op, het hoofd vaak vlak bij het koppie voor haar – kletsend in zijn oor. Maar nu heeft ze dus een bakfiets.
Ik weet het niet.
De bakfiets zou haar leven makkelijker moeten maken, en dat doet hij waarschijnlijk ook, maar toch ziet ze er zwoegend en tobbend uit, minder lichtvoetig, zal ik maar zeggen. Voor ze de bakfiets had, zal het moederschap ook zijn nare kanten hebben gehad, maar nu lijkt het wel alsof de bakfiets de last die ze torst uitvergroot tot theatrale proporties. Ze is zo verdomde aanwezig.
Gek eigenlijk.
Tegelijkertijd is er ineens ook een zekere afstand, maar die speelt zich af in haar eigen sfeer en kan gezichtsbedrog zijn. De blonde koppies in de bak zijn ver van haar weg. Het is alsof er een navelstreng is doorgesneden. Opvoeden is afscheid nemen, en dit is dus een van de vele keren dat het gebeurt. Iets anders, ook vreemd, is dat de kinderen zich dichter bij het verkeer lijken te bevinden dan zij. Ze zitten zo’n beetje op uitlaathoogte.
Op haar manier is de moeder die mij passeert in haar nopjes met het nieuwe voertuig, vermoed ik. Ze heeft de bakfiets bijvoorbeeld goed onder controle. Ze kan hem met één hand prima besturen en met de andere een paraplu vasthouden of telefoneren. Dat is winst, want ze heeft een druk leven en dat moet worden onderhouden.
Ze heeft de wind er altijd onder.
Soms straalt ze een zekere agressie uit: aan de kant, ik kom eraan, ik heb twee kinderen, tassen vol boodschappen, een drukke baan, daarom zit ik te bellen, eikel. Ik ben niet te benijden, maar ik hou me kranig, ik werk me rot. Maar die agressie, assertiviteit is een beter woord, heeft ook een kant van zelfbeklag. Waar ben ik in hemelsnaam aan begonnen? Nu zit ik op zo’n stomme bakfiets.
Stom of niet, de bakfiets is in ieder geval een heel zichtbaar vehikel. Andere, gewone fietsers, automobilisten, motorrijders, wandelaars: iedereen weet meteen wat eraan komt wanneer een bakfiets nadert: een jonge moeder met haar kinderen. Daar kun je beter voor aan de kant gaan, anders krijg je problemen. Als er in het park twee naast elkaar rijden, is het net alsof er een bulldozer op je afkomt. Op een fietspad is het niet te doen er eentje in te halen.
Er zijn natuurlijk ook wel jonge vaders die hun kinderen per bakfiets door de stad rijden, maar dat is anders, dat is leuk, gezellig, jongensachtig, papa laat zich van zijn speelse kant zien. Nee, de bakfiets is een echt vrouwending. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij het moderne moederschap glamour geeft.
Wandelen achter een kinderwagen is een timide, bijna devote activiteit. Joggen achter zo’n driewieler op grote rubberbanden straalt carrièrelust en gezondheid uit. Fietsen met een kind op een fiets in een stoeltje heeft iets kwetsbaars, fietsen met een kind op een zwalkend kinderfietsje naast je, met zo’n vlag aan de bagagedrager, is aandoenlijk, maar de bakfiets is pure powerplay. Het is een enorme buik op wielen.