Koekjesbrug

 

 

 

 

 

 

Bij mij om de hoek is een brug die de Koekjesbrug heet. Hij loopt over de Singelgracht. Aan de overkant begint het centrum van Amsterdam. Aan mijn kant ligt Oud-West. Het is een mooie, oude brug, en de naam vind ik ook mooi, voor een brug. Iedere keer als ik eroverheen kom, mompel ik hem even.

Koekjesbrug.

Aan de overkant van de Koekjesbrug ligt een groot verzorgingstehuis, Bernardus. Voor de deur staan een paar bankjes. Zodra de zon schijnt, zitten daar bewoners te roken. Af en toe staat er een lijkwagen voor de deur. Dan is er iemand overleden in het tehuis. Maar het is vaker mooi weer dan dat de dood toeslaat.

De Koekjesbrug is ’s ochtends een brug die vooral gebruikt wordt om stadwaarts te gaan. Studenten, mensen die gaan werken. Aan het einde van de middag komt de stroom weer terug naar Oud-West. In de tussentijd gebeurt er maar weinig op de brug.

Het mooiste is het uitzicht in de richting van Oud-West: je kijkt dan de Bosboom Toussaintstraat in, waar op dit moment aan beide kanten van de straat de bomen in knop staan. Je kunt ook uitkijken over het water van de Singelgracht. Grote kans dat je een plastic zak ziet drijven, een paar meerkoeten aan het werk, een bootje.

Kan een brug iets betekenen?

Voor mij betekent de Koekjesbrug, als ik vanuit de stad kom, dat ik bijna thuis ben. Het is de laatste hobbel die ik moet nemen. Als het stoplicht op het kruispunt met de Nassaukade meezit, zeil ik op de fiets zo mijn eigen buurt in. Als het tegenzit, moet ik stoppen, maar ook dat is niet erg, ik ben toch bijna thuis.

Als ik de stad in ga, is de Koekjesbrug de plek waar ik me nog kan bedenken. Wat heb ik eigenlijk in de stad te zoeken? Waarom blijf ik niet thuis? Zet ik door, dan is de brug de plek waar ik thuis van me afschud. Vijftig meter verderop ligt de Marnixstraat, een drukke straat, met trams, bussen, taxi’s en vrachtwagens. Nog voor ik die ben overgestoken, heb ik het gevoel dat ik ver van huis ben.

Vreemd, toch wel.

De Koekjesbrug ken ik in alle jaargetijden, en onder alle weersomstandigheden, maar op zijn best is de brug op een zinderende zondagmiddag in augustus. De bomen langs de gracht hangen zwaar over het glinsterende water, de Bosboom Toussaintstraat is een diepe tunnel van schaduw, aan het einde staat de zon. Het is zo heet dat er op de bankjes voor het tehuis niemand zit. Door het water van de gracht glijdt een rondvaartboot met oververhitte toeristen. Als hij onder de brug door is, en om de hoek de Leidsegracht in vaart, valt een klamme stilte over het leven.

Het is nog lang geen augustus, maar toen ik gistermiddag over de Koekjesbrug kwam, moest ik er toch even aan denken, en aan de brug zelf, onder mijn voeten, geschiedenis, een stukje Amsterdam.

Een jonge moeder achter een wandelwagen kwam me tegemoet. Aan de kar was een leuk klein parasolletje gemonteerd om de baby uit het zonlicht te houden. Het leek me wat overdreven, maar het deed me dus aan die hete zondagmiddag denken.

De moeder schonk mij in het voorbijgaan een vermoeide glimlach, en hoewel ik nog een meter of honderd van mijn voordeur verwijderd was, voelde ik me ineens thuis – altijd een wonder.