17
Gunnarstranda en Fristad zaten in de kamer van de eerstgenoemde. Frank Frølich werd opgeroepen zonder dat hij wist waarom. Gunnarstranda en de officier van justitie hadden allebei op een stoel plaatsgenomen.
Er vielen hem twee dingen op. Gunnarstranda rookte en Fristad protesteerde niet. Hij keek van de een naar de ander.
“We willen graag de ontwikkelingen in deze zaak met je doornemen”, zei Fristad kort.
“O?”
“Vind je dat vreemd?”
“Niet vreemd, gewoon anders.”
“Tja ...” Fristad sloeg zijn ogen neer en gaf geen commentaar op het antwoord. In plaats daarvan zei hij: “Wat is volgens jou het belangrijkste dat we nu moeten doen, in dit stadium van het onderzoek?”
“Ik denk dat het verstandig is om nog een keer met Narvesen te praten”, zei Frølich.
“Nu moet je ophouden over die Narvesen”, viel Fristad hem geïrriteerd in de rede.
“Jij hebt gevraagd wat ík zou doen”, diende Frølich hem van repliek, “en ik denk dat we Narvesen moeten vragen naar dat schilderij waar Rognstad het over heeft.”
“Jij denkt dus dat Rognstad de waarheid spreekt, dat Ilijaz en de rest van de groep het schilderij in handen hebben gekregen toen ze in 1998 de safe stalen?”
“Dat zei Rognstad niet. Hij zei dat het schilderij in de bankkluis lag. Hij heeft de inbraak in 1998 bij Narvesen met geen woord genoemd. Ik geloof dat hij daar zijn mond over houdt, zodat hij in die zaak niet kan worden aangeklaagd, maar als Rognstad de waarheid spreekt over het schilderij, dan is de kans groot dat het uit Narvesens safe komt. Ik geloof dat zowel het schilderij als het geld in de safe lag toen die in 1998 werd gestolen. Ik geloof dat Jonny Faremo bij de diefstal van de safe was betrokken. Er lag dus niet slechts een half miljoen in de safe, maar veel meer miljoenen. En die inhoud stopten ze in een bankkluis.”
“Maar waarom hebben ze dat gedaan?” vroeg Fristad.
“Ze wilden wachten tot Ilijaz vrij kwam, voor ze de buit verdeelden – de gangbare musketierretoriek in het gangstermilieu: één voor allen, allen voor één, en dat soort flauwekul.”
“Een tijdje geleden werd het schilderij door een ... een onbekende persoon uit de kluis gehaald. Waarom? Het schilderij is niet te verkopen.”
“Jawel hoor. Er is een markt voor dat soort kunst. En er is wel degelijk een koper. Een man die nog geen twee weken geleden een bedrag opnam van vijf miljoen kronen.’
“Narvesen? Zou hij het schilderij terug kopen? Van wie?”
“Van Vidar Ballo en Merethe Sandmo.”
Een tijd lang zei niemand iets.
Frølich verbrak uiteindelijk de stilte. “Laten we bij het begin beginnen: na de moord op de nachtwaker op Loenga wordt het drietal uit voorarrest ontslagen. Dan wordt Jonny Faremo vermoord. Ineens is zijn vriendinnetje Merethe verliefd op Ballo, en bovendien wordt ze gesignaleerd in Fagernes op dezelfde dag dat Jonny Faremo’s zus levend in een vakantiehuisje verbrandt.”
“Je bent nog wel steeds erg gefixeerd op die Elisabeth Faremo, maar het idee dat Narvesen het schilderij terug heeft gekocht, staat me wel aan”, zei Fristad. “Aan de andere kant: vijf miljoen is geen groot bedrag, tien jaar geleden werd een vergelijkbaar schilderij voor tien miljoen verkocht.”
“Ja, maar het bedrag is waarschijnlijk het resultaat van onderhandelingen”, zei Frølich. “Na de diefstal van de safe in 1998 had de inbrekersbende Narvesen in de tang. Ze openden zijn safe en ontdekten dat Narvesen in het bezit was van een gestolen schilderij, dat over de hele wereld werd gezocht, een kunstwerk dat wordt beschouwd als een van de nationale heiligdommen van Italië. Tegelijk had Narvesen iets tegen hen: ze hadden veel geld van hem gestolen, en dat soort diefstallen wordt zwaar bestraft. Beide partijen waren er dus mee gediend om te zwijgen. Het schilderij is vandaag de dag misschien wel vijftien of twintig miljoen waard, dat is niet te zeggen. Maar het kan alleen verkocht worden aan heel speciale verzamelaars. Het groepje Faremo, Ballo en Rognstad kende geen andere verzamelaars dan Narvesen.”
“Wacht, wacht, wacht.” Fristad hief afwerend zijn handen op. “Je denkt dus dat Narvesen het schilderij inmiddels weer in zijn bezit heeft?”
“Dat denk ik wel”, zei Frølich. “Ik denk dat de reden dat hij mij is gevolgd naar Hemsedal en heeft geprobeerd brand te stichten ...”
“Wacht nu even. Geen ongegronde beschuldigingen.’
“Oké. Ik zal het anders formuleren. Dat Narvesen het schilderij nu in zijn bezit heeft, verklaart waarom hij zo geïrriteerd op mij reageert. Hij wil de aandacht afleiden van de inbraak in 1998 én van zichzelf. Omdat hij het schilderij heeft, misschien bewaart hij het wel in zijn eigen huis, komt het hem verschrikkelijk slecht uit dat ik hem opzoek, bij hem thuis kom en maar blijf graven en vragen.”
Fristad keek naar Gunnarstranda die traag en intens zat te roken. “Wat denk jij, Gunnarstranda?”
“Ik weet dat Narvesen mij heeft gebeld om te controleren of we bezig waren met een onderzoek in verband met de diefstal van de safe. Als hij het schilderij heeft is dat heel logisch. Maar zelfs als Narvesen het schilderij in handen heeft”, zei Gunnarstranda, “kunnen wij nog niets bewijzen.”
“Wie heeft het schilderij aan Narvesen terug verkocht?” vroeg Fristad.
“Ballo”, zei Frank Frølich. “Alles wijst erop dat hij en Merethe Sandmo de anderen tegen elkaar hebben uitgespeeld. We weten dat ze de dag na Jonny Faremo’s dood een stel waren. Zelfs Jim Rognstad, die hem het beste kent, verdenkt Ballo. Dat hebben we hem allebei horen zeggen.”
Fristad keek Frølich aan. “Bedankt, Frølich”, zei hij.
*
Toen Frølich was vertrokken, bleven de beide anderen naar elkaar zitten kijken.
“Wat denk je?” vroeg Fristad.
“Ik denk nooit iets.”
“Zelfs geen voorgevoel?”
“Zelfs dat niet.”
“Maar als we nu eens vergeten dat hij erbij betrokken kan zijn en dat wat hij zegt serieus nemen: als Narvesen het schilderij in handen heeft, kunnen we dan actie ondernemen om dat uit te vinden, bijvoorbeeld een huiszoeking in Narvesens woning?”
“Wij niet, maar Sørli wel. De fiscale recherche kan hem ervan beschuldigen dat de vijf miljoen kronen die hij heeft opgenomen, bedoeld zijn voor het witwassen van geld. Dan kunnen zij een huiszoeking doen bij hem thuis en op zijn kantoor.”
“Maar zullen we het schilderij vinden?”
“Twijfelachtig. Hij kan het zelfs in een bankkluis hebben gedeponeerd.” Gunnarstranda grijnsde.
“En dan komt hij met een advocaat die al onze argumenten van tafel veegt door te zeggen dat wij een of ander wild verhaal van Jim Rognstad hebben gekocht en dat Rognstad het verhaal waarschijnlijk zelf heeft verzonnen om een lagere straf te krijgen.”
“Maar als de fiscale recherche en Sørli de actie ondernemen, hoeft dat aspect niet eens in de openbaarheid te worden gebracht. Er kan gewoon een van onze mensen deelnemen aan de actie.”
“Wie?” vroeg Fristad snel. “Frank Frølich komt niet ter sprake.”
“Ik dacht aan Emil Yttergjerde”, besloot Gunnarstranda. “Ik zal een goed woordje voor hem doen bij Sørli.”
*
Fristad vertrok. Gunnarstranda was net achter zijn eigen schrijftafel gaan zitten, toen Lena Stigersand binnen kwam met een stapel papieren. “Ik heb midden in de roos geschoten”, zei ze en ze liet zich zo hard op de stoel vallen dat die minstens een meter achteruit schoof.
“Vertel.”
Lena Stigersand wuifde met de papieren. “Merethe Sandmo. Op 30 november heeft ze het vliegtuig van Oslo naar Athene genomen. Ze is met Lufthansa, via München, gereisd.”
Gunnarstranda stond op. “En Ballo?” vroeg hij.
Lena Stigersand schudde het hoofd. “Hij staat niet geregistreerd.”
“Ze reisde dus alleen?”
“Dat is niet zeker. Hij kan onder een andere naam hebben gereisd.”
“Welke datum is het huisje afgebrand?”
Lena Stigersand zocht in de papieren. “De nacht van 28 op 29 november, dus de nacht van zondag op maandag.”
“Zondags dineert Merethe Sandmo met een niet nader geïdentificeerde man in Fagernes. Dezelfde avond brandt het huisje af, en Elisabeth Faremo sterft. Het is de juiste tijd van het jaar, eind november zijn alle vakantiehuisjes verlaten. En de mensen die wel in de omgeving waren, zijn beslist op zondagavond weer naar huis, naar Oslo vertrokken. Ze slaan ’s nachts toe. Het eindigt met de moord op Elisabeth Faremo, die ze proberen te camoufleren met de brand. Maandag zijn ze terug in Oslo. Dinsdag zit Merethe Sandmo in het vliegtuig naar Athene, waarschijnlijk samen met Ballo.”
Gunnarstranda dacht even na voor hij verderging: “Heb je contact opgenomen met de Griekse politie?”
“Gewone procedure. Interpolkantoor van de landelijke recherche. Ik denk dat de foto en het signalement van Merethe Sandmo nu naar Athene zijn gefaxt. Ze had toch een baan in een stripteaseclub gevonden?”
Gunnarstranda haalde zijn schouders op. “Een bar. Dat is in elk geval de officiële verklaring voor haar vertrek, volgens Frølich. Heb je de passagierslijsten nog?” vroeg hij.
“Ja.”
“Misschien kunnen we Ballo vinden onder een schuilnaam. Controleer de naam Ilijaz Zupac eens.”
“Komt in orde.”