2
Frank Frølich had de hele morgen een akelig voorgevoel gehad en besloot naar de rechtbank te gaan om de uitspraak te horen. Toen hij echter op een draf de trappen tussen het gerechtsgebouw en Gabler afliep, begon hij al bedenkingen te krijgen. Daarom besloot hij te wachten en hij bleef staan op het trottoir in de Kristian Augusts gate. Al snel verzamelde zich een groepje mensen voor de ingang van het gerechtsgebouw. Even later ging de deur open. Elisabeth kwam naar buiten. Hij volgde haar met zijn ogen. Ze liep alleen weg, met kleine, vlugge passen, zonder om zich heen te kijken. Hij bleef haar smalle rug volgen tot ze om de hoek uit het zicht verdween.
Zogauw Gunnarstranda door de brede deuren naar buiten kwam, maakte Frølich zijn aanwezigheid kenbaar door de tramrails op te stappen en de straat over te steken. Gunnarstranda maakte zich los van het groepje op de trap, liep snel de treden af naar het trottoir om ook de tramrails over te steken. Frølich sloot zich bij hem aan.
Gunnarstranda liep verder over het trottoir, zwijgend, met haastige stappen.
Frølich schraapte zijn keel: “Hoe ging het?”
“Hoe ging wat?”
“Het gerechtelijk vooronderzoek.”
“Kloten.”
“Wat wil dat zeggen?”
Gunnarstranda bleef staan, liet zijn bril over zijn neus naar beneden glijden en keek venijnig over de rand heen. “Vraag je je af of haar broer in voorlopige hechtenis zit? Of ze allemaal in voorlopige hechtenis zitten? Of ben je nieuwsgierig naar je eigen vooruitzichten?”
“Vertel nu maar hoe het ging.”
“Elvis has left the building.”
“Wat?”
“Jonny Faremo stak zijn vinger naar mij op en wandelde als een vrij man naar buiten. Omdat zijn zus, die juffrouw op wie jij zo verliefd bent, beweert dat zij en hij samen met die anderen in hun appartement waren op het tijdstip waarop Arnfinn Haga werd vermoord.” Het laatste woord schreeuwde hij bijna om het geluid van het verkeer dat langs denderde te overstemmen.
Frølich wachtte tot het lawaai wat minder werd. “Ze zegt dat ze samen met haar broer en die twee anderen in hun appartement was, nadat ze bij mij was geweest?”
“Ja.”
“Ze sluipt mijn flat uit als ik lig te slapen, wandelt midden in de nacht naar haar eigen huis, waar haar broer en Rognstad en die Ballo zijn, en dan blijven ze tot ’s morgens vroeg gezellig bij elkaar zitten?”
“Praten jullie niet met elkaar, Frølich?”
Frank Frølich wist niet wat hij moest zeggen.
Gunnarstranda vervolgde: “Jonny Faremo, Jim Rognstad en Vidar Ballo en jouw ... geliefde ... hebben in hun appartement zitten pokeren. Ze heeft jou ook genoemd.”
Frank Frølichs gezicht verstarde. “Mij?”
“Ze vertelde in pikante details hoe ze de avond samen met jou had doorgebracht, vóórdat het pokerspel begon.”
Frank Frølich hoorde in zijn hoofd nog steeds de echo van het zielige ‘mij?’.
De stilte duurde voort. Mensen liepen aan alle kanten voorbij. Een taxi passeerde langzaam. De chauffeur keek hen vragend aan.
Frank Frølich zei: “Je gelooft dat verhaal over dat pokeren toch niet, hè”
“Natuurlijk niet.”
“Waarom ben ik niet als getuige opgeroepen?”
“Kun jij zeggen hoe laat ze ’s nachts is vertrokken?” Gunnarstranda’s toon klonk honend.
“Luister eens”, zei Frank Frølich geïrriteerd. “Dit bevalt mij net zomin als jou.”
“Dat kan ik nauwelijks geloven.”
“Maar ik kan me niet voorstellen dat de rechter haar verklaring heeft geaccepteerd. Het klinkt toch hoogst onwaarschijnlijk.”
“Zou jij die verklaring kunnen tegenspreken?”
“Nee.”
“Waarom had ik jou dan als getuige moeten oproepen? Ik heb geen idee of de rechter haar geloofde. Het punt is dat haar verklaring de eis tot voorlopige hechtenis op grond van verdenking ondergraaft. En dus wordt de vrijspraak een duidelijke opdracht aan mijn adres: verzamel meer bewijzen tegen de bende van Faremo en ondermijn Elisabeth Faremo’s verklaring vóór de volgende rechtszaak.”
“Om welke tijdstippen die nacht gaat het?”
Gunnarstranda haalde diep adem.
“Wat is er?”
“Kom nou, Frølich.”
“Hè?”
“Jíj hebt een verhouding met die vrouw! Jíj bent met haar naar bed geweest. En dan vraag je als de eerste de beste ezel mij naar tijdstippen? Ik ken je niet terug. Neem even rust. Neem vakantie, neem vrije dagen op. Je hebt, excusez le mot , geneukt met de zus van een cynische schoft. Hoe lang? Weken? Het kan best echte liefde zijn, maar je bent verdomme politieman. Het kan ook een set-up zijn geweest. En als jij het niet wilt zien, dan is het nog altijd mijn taak om die mogelijkheid in ogenschouw te nemen. Straks is het hele politiekorps op de hoogte. En dan word je geschorst. En de reden van die schorsing kun je zelf wel bedenken, hè? Met zo’n schorsing is niemand gediend, jij niet, ik niet en het korps niet. Daarom moet je zorgen dat je weg bent, voor de kudde olifanten de hoek om komt denderen. Als je niet weg bent, word je onder de voet gelopen. En je bent sowieso wel aan vakantie toe. Je lijkt verdorie wel een schaduw van jezelf!”
Frank Frølich keek de ander recht in de ogen. “Waar heb je het over? Een set-up?”
“Die tante moet vanaf het eerste moment volgens plan te werk zijn gegaan.”
“Hoezo?”
“Je hebt tegen mij gezegd dat jij zorgde dat ze buiten schot bleef, in die winkel van Badir, toen de politie tot actie overging.”
“Niemand wist iets van die actie. Dat ze die winkel binnenging, was een vergissing. Toeval.”
“Nou ja, laten we zeggen dat ze toevallig die winkel binnenging. Maar dan, terwijl er schoten vallen en die idioten gearresteerd worden, begint zij haar rugzak vol sigaretten te stoppen? Dat moet ze hebben gedaan om jouw aandacht te trekken.”
“Ik heb geen idee waarom ze dat deed.”
“Denk eens na: ze is nog nooit ergens voor gepakt. Maar als de kogels haar om de oren vliegen en ze in een winkel op de vloer ligt met een politieman bovenop zich, gaat ze ineens iets jatten. Vind je dat niet vreemd?”
Frank Frølich kreeg het warm. “Misschien wel een beetje vreemd, ik weet het eigenlijk niet.”
“Maar denk toch eens na. Je zit er tot aan je nek in!”
“Als dit dan allemaal vooropgezet en gepland is, dan begrijp ik niet waarom! Is ze echt maandenlang bezig om zichzelf te verkopen en maakt ze de wildste plannen om mij te versieren, alleen om haar broer een alibi te geven voor de moord op een nachtwaker op de kade? Arnfinn Haga? Een student van 22 die naast zijn studie een baantje heeft als nachtwaker. Jij ziet toch ook wel in dat een dergelijke complottheorie volkomen uit de lucht is gegrepen!”
“Jij denkt dus dat ze verliefd op je is, en dat die toestand met haar broer gewoon een toevalligheid is?”
“Ja, eigenlijk wel.”
“Frølich. Hoe lang werken wij nu al samen?”
“Veel te lang.”
“Ja, zeker, maar we hebben ons door heel wat zaken weten te manoeuvreren. En hoewel geen enkele zaak op een andere lijkt, stinkt deze toch echt aan alle kanten.”
“Oké!” zei Frølich bits. “Maar het is wél mogelijk!”
“Wat is mogelijk?”
“Het is best mogelijk dat ze eerlijke bedoelingen had!”
“Frølich! Wees toch niet zo naïef! Er is iets met die juffrouw aan de hand. Hoe je de dingen in deze zaak ook wendt of keert, de enige conclusie is dat je in de luren bent gelegd.”
Gunnarstranda kwam in beweging. Hij liep met snelle passen over het trottoir. Frølich volgde hem en zei: “Oké, laten we zeggen dat jij gelijk hebt. Ze had een plan in gedachten. Als jij zo zeker van je zaak bent, vertel me dan maar eens wat ze van zins was. Wat voor plan heeft ze daar op de vloer van die winkel verzonnen? Als het niets te maken heeft met de moord op die nachtwaker, wat dan wel? Was het de bedoeling om mij te pakken te nemen? Dan moet er toch iets beters te verzinnen zijn, dan hoef je geen mensen te vermoorden. Dat moet je toegeven. Het enige wat ze heeft bereikt is dat ze mij in verlegenheid heeft weten te brengen tegenover een aantal collega’s op het werk die nu twijfelen aan mijn beoordelingsvermogen, en wat is daar de zin van? Nou? Kun jij me dat vertellen?”
“Nee.”
“Waarover loop je dan te zeuren?”
Gunnarstranda bleef weer staan. Hij keek de ander met een ijskoude blik aan. “Ik loop niet te zeuren. Dat doe ik nooit. Jij bent degene die mij achterna loopt. Jij loopt te vragen en te zeuren. We weten allebei dat de hoofdverdachte uit voorlopige hechtenis is ontslagen en dat jouw naam werd gebruikt in het proces dat tot die uitspraak heeft geleid. Dat betekent, als ik het je dan met de paplepel moet ingeven, dat jij niet door kunt gaan met dit onderzoek. De moord op Arnfinn Haga wordt van nu af aan door mij gerechercheerd, zonder jouw hulp. Als ik jou was, zou ik twee dingen doen: ik zou eerst een week vakantie nemen, om te voorkomen dat er maatregelen worden getroffen die je carrière geen goed doen. Daarna zou ik een praatje gaan maken met dat meisje. Dat ben je aan jezelf en je toekomst verschuldigd, en niet in het minst aan haar, als zij inderdaad alleen eerlijke bedoelingen had. En nu moet je mij verontschuldigen. Ik heb werk te doen.”
Frank Frølich bleef hem staan nakijken. De open jas bolde als een cape in Gunnarstranda’s kielzog.
Vakantie? Schorsing? De woorden klonken na in zijn hoofd. Het suisde in zijn oren. Hij pakte zijn mobiele telefoon uit zijn zak.
Hij toetste het nummer van Elisabeth Faremo. Geen antwoord.
Hij bleef naar zijn telefoon staan kijken. Dood. Omdat ze niet opnam. Dat was nog nooit gebeurd. Hij probeerde het nog een keer. Weer geen antwoord. Hij probeerde het voor de derde keer. Toen was de telefoon uitgezet.