4

Het was een ijskoude morgen. Een smalle wolkenband met de kleur van rode lava kondigde boven de heuvelrug de komst van een nieuwe dag aan. Frank Frølich reed in noordelijke richting over de E 6 , tegen het spitsverkeer in. De zon kwam op in het oosten. Toen de auto na Karihaugen en Nedre Romerike over de top van de heuvel suisde, openbaarde het akkerland zich als een enorme lappendeken in winterkleed. Hij pakte zijn zonnebril uit het dashboardkastje. Drie rijbanen, 120 kilometer per uur en alleen maar tegenliggers. Het deed een beetje Amerikaans aan. Hij schoof een cd van Dylan in de speler, Slow train coming , en zocht de titelsong op, een lang, meeslepend nummer met gitaarmuziek die paste bij het decor. Het refrein over de rijdende trein had iets noodlottigs maar klonk tegelijk ook krachtig. Toen het nummer afgelopen was, speelde hij het nog een keer, tot hij bij de hoge muren van de Ullersmo gevangenis tot stilstand kwam.

Nadat hij de sluis in de binnenste gevangenismuur was gepasseerd, werd hij ontvangen door een jonge man met een grote bos blond, krullend haar, die vroeg: “U bent de bezoeker voor Ilijaz?”

Frank Frølich knikte.

“Freddy Ramnes, ik ben hier arts.”

Zijn handdruk was stevig en hij keek Frølich recht aan. Hij zei: “Kent u Ilijaz Zupac van vroeger?”

Frank Frølich trok zijn wenkbrauwen op, dacht even na en besloot uit de doeken te doen hoe het zat: “Ik heb Zupac in de herfst van 1998 gearresteerd, diezelfde dag heb ik een van de sporadische verhoren met hem gevoerd. Daarna was ik getuige tijdens de rechtszaak. Dat zijn de enige keren dat ik de man heb gezien.”

Ramnes aarzelde. “Bent u als politieman hierheen gekomen?”

“Ik heb op dit moment vakantie.”

“Mag ik vragen waarom u bent gekomen?”

“Om persoonlijke redenen.”

Ze bleven zwijgend naar elkaar staan kijken.

Frank Frølich wachtte op de vraag: welke persoonlijke redenen? Maar de vraag kwam niet.

Uiteindelijk zei Frank Frølich: “Zijn er problemen? Wil hij niet met mij praten?”

De dokter nam de tijd om te antwoorden. “Dat is het niet”, zei hij ten slotte en hij stopte zijn handen in zijn zakken, alsof hij daar de woorden waar hij naar zocht, zou vinden. “Maar de situatie is als volgt: Ilijaz is ziek. Hij moet eigenlijk psychiatrische behandeling krijgen, maar dat kunnen wij niet bieden.” Hij zweeg, alsof hij nog steeds naar woorden zocht.

“Ja?’’ antwoordde Frank Frølich vragend.

“We hebben het hier over een man die dringend verzorging nodig heeft. Ik wil u alleen maar voorbereiden.”

Eindelijk zei Ramnes: “Zullen we gaan?”

De echo van hun voetstappen weerkaatste tegen de betonnen muren.

Dit is vreemd. De dokter gaat mee op visite. Maar hij is nog jong, idealistisch misschien?

Ze kwamen in een van de ruimtes voor bezoek zonder toezicht, waar gedetineerden hun vrouw kunnen ontvangen en waar condooms in de kast liggen. Voor de rest straalde de kamer niets uit. Er stonden een goedkope bank, een tafel en een leunstoel. Kale muren. Voor de radiator, tussen de muur en de leunstoel, zat een man op de vloer. Frank Frølich herkende hem niet. De vroeger zo gebronsde huid was grijs. Zijn haar, vol grote, vette klitten, deed denken aan een enorm zwaluwnest, zijn rug triest gebogen in een T-shirt vol gaten. Hij zat op zijn hurken, als een mediterende hindoe aan de oever van de Ganges, en verborg zijn hoofd in zijn handen.

Frank Frølich en Freddy Ramnes keken elkaar aan.

“Ilijaz”, zei Freddy Ramnes.

Geen reactie.

“Ilijaz!”

De gedaante bewoog. Een hand, smerig, met smalle vingers en ongewoon lange nagels, draaide aan een pluk haar.

“Ilijaz, wil je cola?”

Het was een idiote situatie. Frank keek naar de dokter met zijn ernstige, empathische gezicht.

“Ilijaz, je hebt bezoek.”

Een blik, gejaagd, als een bange kat. Daarna het hoofd weer verborgen.

“Ilijaz, wil je Frank komen begroeten?”

Het hoofd bewoog niet.

Frank Frølich schraapte zijn keel. “Ilijaz, kun je je mij nog herinneren?”

Geen reactie.

“Ik heb je zes jaar geleden gearresteerd, bij het benzinestation. Ik ben de politieman die daarna met je heeft gesproken.”

Geen reactie.

“Je had een relatie met een Noors meisje dat Elisabeth heette”, zei Frank Frølich. “Ik wilde even met je praten over …” Hij zweeg toen de gedaante op de vloer zich bewoog. Het in elkaar gedoken lichaam draaide zich helemaal weg, de hoek in.

Frank Frølich en de dokter keken elkaar even aan. Frank Frølich zei: “Elisabeth Faremo, Jonny Faremo, Vidar Ballo, Jim Rognstad …” Hij zweeg. Geen reactie te bespeuren. Hij schraapte zijn keel en vervolgde: “Ik heb een foto van Elisabeth Faremo, wil je die zien?”

Geen reactie.

Frank Frølich en de arts keken elkaar nog eens aan. De dokter stond met zijn handen in zijn zakken, afwachtend.

“Dit is misschien geen goed idee”, zei Frank Frølich.

Freddy Ramnes schudde het hoofd. Hij haalde een plastic flesje met een halve liter cola uit de zak van zijn ruimzittende jas en zette het op tafel. “Tot ziens, Ilijaz”, zei hij en hij liep naar de deur.

Ze liepen zwijgend door dezelfde gang terug. “Als ik tijdens mijn werk hier doodga”, zei Freddy Ramnes met een van woede trillende stem, “moet er op mijn grafsteen komen te staan dat ik ben vermoord door de Noorse gevangenispolitiek. De mensen die politiek verantwoordelijk zijn, hebben míj met het dilemma opgezadeld om de arme stakker vast te binden of elke avond zodanig te drogeren dat hij zelf geen eind aan zijn leven kan maken.”

“Was hij nu gedrogeerd?”

“Natuurlijk.”

“Is het daarom moeilijk voor hem om namen te herinneren?”

“Nee. Daarom is hij rustig, maar ook onverschillig voor wat u of ik zal zeggen. Het is te vergelijken met lobotomie, zeggen de mensen die er verstand van hebben.”

“Waaraan lijdt hij?”

Freddy Ramnes liep een paar meter zwijgend verder, het leek alsof de man zijn woede had gelucht en zich nu weer vermande, zijn waardigheid die even geleden in stukken was gebarsten weer bij elkaar sprokkelde. “Als ik gespecialiseerd was in psychiatrie had ik het u misschien kunnen vertellen. Ik probeer hem in een inrichting te laten opnemen, meer kan ik niet doen, maar dat wordt geweigerd. Hij zit immers al in een inrichting?” Ramnes grijnsde met een harde trek op zijn gezicht.

Frank Frølich had geen idee wat hij moest zeggen.

“Tja, ik weet niet wat hij mankeert”, vervolgde Ramnes iets milder. “Het zijn alleen maar etiketten: psychotische persoonlijkheidsstoornis, schizofrenie, you name it . Cynici zouden het ook een gevangenispsychose kunnen noemen.”

“Zoals gezegd heb ik zes jaar geleden een paar keer contact gehad met Ilijaz en toen was hij een heel andere persoon.”

Ramnes haalde diep adem. “Ik weet alleen dat de ziekte en de symptomen hier tot ontwikkeling zijn gekomen, tijdens het uitzitten van zijn straf. En het was al begonnen toen ik hier kwam. Enorme angst, terugtrekken, paranoia. Het is alleen maar erger geworden.”

“Krijgt hij wel eens bezoek?”

Ramnes bleef staan en keek hem sceptisch aan.

“U lijkt me een geschikte kerel, Frølich. Maar nu komen we op een gebied dat onder mijn zwijgplicht valt en u zult zich dus tot iemand anders moeten wenden.”

De vierde overvaller
titlepage.xhtml
De_vierde_overvaller_split_0.xhtml
De_vierde_overvaller_split_1.xhtml
De_vierde_overvaller_split_2.xhtml
De_vierde_overvaller_split_3.xhtml
De_vierde_overvaller_split_4.xhtml
De_vierde_overvaller_split_5.xhtml
De_vierde_overvaller_split_6.xhtml
De_vierde_overvaller_split_7.xhtml
De_vierde_overvaller_split_8.xhtml
De_vierde_overvaller_split_9.xhtml
De_vierde_overvaller_split_10.xhtml
De_vierde_overvaller_split_11.xhtml
De_vierde_overvaller_split_12.xhtml
De_vierde_overvaller_split_13.xhtml
De_vierde_overvaller_split_14.xhtml
De_vierde_overvaller_split_15.xhtml
De_vierde_overvaller_split_16.xhtml
De_vierde_overvaller_split_17.xhtml
De_vierde_overvaller_split_18.xhtml
De_vierde_overvaller_split_19.xhtml
De_vierde_overvaller_split_20.xhtml
De_vierde_overvaller_split_21.xhtml
De_vierde_overvaller_split_22.xhtml
De_vierde_overvaller_split_23.xhtml
De_vierde_overvaller_split_24.xhtml
De_vierde_overvaller_split_25.xhtml
De_vierde_overvaller_split_26.xhtml
De_vierde_overvaller_split_27.xhtml
De_vierde_overvaller_split_28.xhtml
De_vierde_overvaller_split_29.xhtml
De_vierde_overvaller_split_30.xhtml
De_vierde_overvaller_split_31.xhtml
De_vierde_overvaller_split_32.xhtml
De_vierde_overvaller_split_33.xhtml
De_vierde_overvaller_split_34.xhtml
De_vierde_overvaller_split_35.xhtml
De_vierde_overvaller_split_36.xhtml
De_vierde_overvaller_split_37.xhtml
De_vierde_overvaller_split_38.xhtml
De_vierde_overvaller_split_39.xhtml
De_vierde_overvaller_split_40.xhtml
De_vierde_overvaller_split_41.xhtml
De_vierde_overvaller_split_42.xhtml
De_vierde_overvaller_split_43.xhtml
De_vierde_overvaller_split_44.xhtml
De_vierde_overvaller_split_45.xhtml
De_vierde_overvaller_split_46.xhtml
De_vierde_overvaller_split_47.xhtml
De_vierde_overvaller_split_48.xhtml
De_vierde_overvaller_split_49.xhtml
De_vierde_overvaller_split_50.xhtml
De_vierde_overvaller_split_51.xhtml