16

Frank Frølich had Birgitte Bergum een keer eerder ontmoet. Het was al een paar jaar geleden, in Rechtszaal 4 . Ze had een drankzuchtige timmerman verdedigd die officier was bij de Vrijwillige Burgerwacht. De man had zich lazarus gezopen in zijn vakantiehuisje, waar hij ook zijn dienstwapen, een AG3, bewaarde. Daar was hij in de loop van de nacht mee gaan schieten. Helaas hadden twee toeristen vlak in de buurt hun tent opgezet. Ze werden doodsbang en nadat ze in een boom waren geklommen, belden ze met hun mobiele telefoon de politie. Het lokale politiebureau was buiten kantooruren echter niet bemand, daarom moesten ze de alarmcentrale bellen, die een auto uit een ander district stuurde. De politiemannen konden het niet vinden en belden terug naar de toeristen om de weg te vragen. De man met het geweer, die ondertussen helemaal door het dolle was, hoorde de telefoon van de toeristen overgaan. Hij dacht dat het de vijand was die overleg pleegde hoe ze hem te pakken konden krijgen. Daarom kroop hij in camouflagepak over de grond, terwijl hij de toeristen steeds dichter naderde – geholpen door de politiemannen die met regelmatige tussenpozen terug belden. Toen de politie eindelijk op de plaats delict arriveerde, draaide de man helemaal door. Na een schotenwisseling die eindigde met een gewonde politieagent, werd hij gearresteerd. Frank Frølich was bij de rechtszaak opgeroepen als getuige, om informatie te verstrekken over de algemene gang van zaken bij arrestaties. Birgitte Bergum had zich vanaf het eerste moment als een bloedzuiger in hem vastgebeten. Daar zat hij aan te denken terwijl hij door de doorkijkspiegel in de verhoorkamer naar haar keek. Ze was een vrouw van een jaar of vijftig, met een enorme bos haar, een grote neus en een boezem als een operazangeres. Haar gezicht vertoonde een ongeduldig en zelfverzekerd trekje. Ze zat naast Jim Rognstad, die op zijn stoel zat te balanceren als een boeddha met een pruik, slap en zwijgend, in een zwart T-shirt, met zijn handen gevouwen en zijn pasgeborstelde haar golvend over zijn schouders.

Rognstad en zijn advocaat hadden twee anonieme kijkers: Frølich zat naast Fristad, die duidelijk onder de indruk was van de situatie. De officier van justitie mompelde voor zich uit: “Allemachtig, dit bevalt me niet, nee, dat moet ik wel zeggen, deze situatie bevalt me niet, Frølich ...”

Hij zweeg toen Gunnarstranda de kamer die ze zaten te observeren, binnenkwam. Rognstad wilde opstaan, als een schoolkind wanneer de rector binnenkomt. Bergum beduidde hem te blijven zitten. Daarna wierp ze een felle blik op de doorkijkspiegel.

“Ze heeft ons ontdekt”, zei Fristad en hij zette nerveus zijn bril recht. “Bibbi is scherp.”

“Wie zit daar achter?” was het eerste dat Bergum vroeg terwijl ze naar de spiegel knikte.

Gunnarstranda gaf geen antwoord, maar Fristad en Frølich keken elkaar even aan. “Demp het geluid”, mompelde Fristad. Frølich draaide het geluid zachter zodat Bergums volgende woorden nauwelijks te verstaan waren: “Dit kan niet, Gunnarstranda. Alle verhoren gebeuren in volledige openheid.”

Frølich draaide het geluid weer iets hoger.

“Dit is geen verhoor”, zei Gunnarstranda kort. “Deze bespreking is op jullie verzoek.”

“Ik wil weten wie er achter de spiegel zitten.”

“Ook goed. Rognstad kan terug naar zijn cel en in zijn dromen verder praten. Hij heeft iets te vertellen, of anders maar niet.”

Birgitte Bergum keek Gunnarstranda boos aan.

Daarna wendde ze zich tot Rognstad en zei: “Wat vind jij?” Ze leunde naar haar cliënt toe. “Een moment.” Ze overlegden fluisterend.

Frank Frølich en Fristad keken elkaar weer aan.

“Wedden dat ze weggaan”, siste Fristad. “Bibbi is keihard.”

In de verhoorkamer gaapte Gunnarstranda en hij keek op zijn horloge. “Wat zal het worden?”

“Er lag een schilderij in de kluis”, zei Rognstad kortaf.

“Welke kluis?”

“De bankkluis.”

“Dat lag er niet, er lag alleen geld in de kluis.”

“Precies. Maar er had een schilderij moeten liggen.”

Frølich en Fristad keken naar elkaar. Fristad zette zijn bril recht, een beetje opgewonden.

“Wat voor schilderij?” vroeg Gunnarstranda.

“Een oud schilderij, duur.”

“Oké”, zei Gunnarstranda vermoeid. “We beginnen bij het begin. De kluis waar we over praten is betrekkelijk klein. Wat voor schilderij paste in die kluis en hoe is het er terechtgekomen?”

Rognstad leunde naar zijn advocaat en fluisterde weer. Birgitte Bergum nam het woord en zei: “De voorgeschiedenis is niet interessant. Maar er is geen twijfel mogelijk dat er samen met het geld een gestolen kunstwerk in de bankkluis is gelegd.”

“Je vergeet dat ik bepaal wat interessant is. Deze informatie is toch bedoeld als verzachtende omstandigheid, hè?”

“Mijn cliënt wil in deze zaak niet op de voorgeschiedenis ingaan.”

Frank Frølich grijnsde naar Fristad en fluisterde: “Dat schilderij komt vast uit Narvesens safe. Jim Rognstad was bij de inbraak betrokken, maar hij is bang dat er meer bezwarende omstandigheden worden ontdekt.”

Gunnarstranda stond op en liep naar de doorkijkspiegel. Daar bleef hij staan om zijn haar te kammen terwijl hij duidelijk mimede: “Hou je mond daarbinnen!”

“Over welk schilderij praten we?” vroeg hij met zijn rug naar de advocaat en Rognstad toe.

“Italiaanse renaissance”, zei Bergum kort. “Een gestolen schilderij: Madonna met kind, van Giovanni Bellini. Het is een klein schilderij, maar het is miljoenen waard. Mijn cliënt vertelt je dus dat het in de bankkluis lag, maar dat iemand het daar weg heeft gehaald.”

Gunnarstranda draaide zich om. “We beginnen bij het begin. Je zegt dat iemand, dus niet jouw cliënt, naar de kelder met de bankkluizen is gegaan, de kluis heeft geopend en een schilderij eruit heeft gehaald, maar het geld, een half miljoen kronen, heeft laten liggen?”

“Ja.”

“Wie?”

“We weten niet wie.”

“Maar die persoon moet een sleutel hebben gebruikt. Jouw cliënt had de sleutel.”

“Er zijn twee sleutels.”

“Hoe heeft jouw cliënt zijn sleutel in handen gekregen?”

Fristad en Frølich keken elkaar aan.

Birgitte Bergum en Rognstad fluisterden samen.

Bergum zei: “Dat heeft niets met de zaak te maken.”

“Ik heb reden om te geloven dat dat op onwettige wijze is gebeurd.”

Birgitte Bergum zei: “We hebben geen commentaar op jouw bewering. Maar we willen er wel aan herinneren dat mijn cliënt rechtmatig toegang had tot de kluis.”

Gunnarstranda richtte zich nu rechtstreeks tot Rognstad: “Er zijn twee sleutels voor de bankkluis. Er zijn vier personen die toegang hebben tot de kluis. Dat ben jij, dat is Jonny Faremo, dat zijn Ilijaz Zupac en Vidar Ballo. Jonny Faremo is dood. Zupac zit in Ullersmo. Jij zit hier en je beweert dat iemand anders dan jij dat kunstwerk uit de bankkluis heeft gegapt. Je zegt dus dat Vidar Ballo daar is geweest en het schilderij heeft meegenomen. Als hij dat heeft gedaan, waarom liet hij dan een half miljoen kronen liggen?”

“Dat is irrelevant”, onderbrak Bergum.

“Irrelevant?” Gunnarstranda begon te lachen. “Is het irrelevant als een notoire crimineel legitiem een bankkluis opent, er een schilderij uit haalt, maar een half miljoen kronen laat liggen?”

“Natuurlijk.”

“Waarom is dat natuurlijk?”

“De persoon in kwestie zou gewoon terug kunnen komen om het geld later op te halen. Het feit is, Gunnarstranda, dat zich een kunstwerk in de kluis bevond. Dat kunstwerk is verdwenen.”

“En het mannetje in de maan eet elke dag kaas”, zei Gunnarstranda kort. Hij draaide zich om en liep terug naar de tafel.

Bergum glimlachte verachtelijk. Ze had weer interesse opgevat voor de spiegel en toen ze sprak, richtte ze zich tot de glasplaat: “We praten over een van de meest gezochte kunstwerken ter wereld, Gunnarstranda. Ga terug naar je kamer, zoek de verslagen op van onopgeloste zaken, gestolen kunstwerken. Daar vind je gegarandeerd een vermelding van het schilderij van Giovanni Bellini, de grote meester van de Italiaanse renaissance. Het schilderij werd gestolen uit de kathedraal Santa Maria dell’Orto in Venetië in 1993 . Stel je voor wat het oplossen van een dergelijke zaak kan betekenen voor jou en dit politiedistrict, en dan kunnen jij en ik daarna samen met de officier van justitie bespreken wat kan worden verstaan onder verzachtende omstandigheden.” Ze stond op en liep naar de spiegel toe. Daar bleef ze staan om haar bh recht te trekken en ze vervolgde kil: “Ja toch, Fristad?”

*

Twee uur later waren Gunnarstranda en Fristad alleen. De laatstgenoemde krabde geïrriteerd op zijn hoofd. “Bellini, wie is in ’s hemelsnaam Bellini? Wat mij betreft kon het net zo goed gaan over een bergtocht in Rondane.”

“De Bellini’s waren een hele dynastie”, zei Gunnarstranda.

“Hoe weet jij dat?”

Gunnarstranda draaide zich om en liet de encyclopedie zien die hij van de boekenplank had gepakt en zei: “Hier staat dat er een vader was en twee zonen. Renaissanceschilders aan het eind van de vijftiende eeuw. Ze hadden ook nog een beroemde zwager, Andrea Mantegna.” Hij sloeg de bladzij om en las verder: “Gebroeders Bellini: Gentile en Giovanni.”

Hij schraapte zijn keel en ging verder: “Giovanni Bellini is van grote betekenis geweest voor Giorgione en Titiaan, die allebei bij hem in de leer waren. Aan het eind van zijn leven was Bellini zelf in staat te leren van deze ... bla ... bla ... in zijn productie van altaarpanelen zijn twee dominerende motieven te onderscheiden. Het ene motief verbeeldt de mooie, jonge Madonna met kind tegen de achtergrond van een sfeervol landschap. Giovanni Bellini’s schilderijen hangen in alle grote galerieën ter wereld. In de kathedralen van Venetië hangen diverse schilderijen ...” Gunnarstranda keek over zijn bril heen. “Kijk daar eens, dat heb ik gezien.” Hij liet een foto zien, een portret van een bleke man met een hoed. Met zijn bril op zijn neus bepaalde Gunnarstranda de leesafstand. “Dat dacht ik al, National Gallery in Londen. In elk geval staat er in dit boek niets over diefstal, maar aan de andere kant is deze encyclopedie al lang voor 1993 uitgegeven.” Hij zocht het jaar van uitgave voor hij het boek op de plank terugzette. “Al in 1978 . Misschien moet je een goed woordje voor ons doen, zodat we hier wat actuelere naslagwerken krijgen.”

“Tegenwoordig worden er geen bijgewerkte drukken uitgegeven. Er wordt gebruik gemaakt van internet, maar jij weet misschien niet wat dat is ...”

Op dat moment stak Lena Stigersand haar hoofd om de deur. Ze zei: “Ik heb een paar feiten van Rognstads verhaal gecontroleerd. Het klopt dat een schilderij van Giovanni Bellini met daarop een Madonna met kind is gestolen uit de kerk Santa Maria dell’Orto in Venetië in 1993 . Heel simpel. De kerk werd gerestaureerd. Iemand is onder het afdekzeil gekropen, heeft het schilderij in zijn tas gestopt en is weggewandeld.”

“Het is dus een klein schilderij”, zei Gunnarstranda.

Stigersand knikte. “Het is nooit gevonden, en het moet heel waardevol zijn. Dergelijke schilderijen worden bijna nooit verkocht. Een vergelijkbaar schilderij van een Madonna met kind van Bellini werd in 1996 voor 826 . 500 pond verkocht op een veiling in Londen.”

“Hoeveel kronen is dat?” vroeg Fristad.

“Ongeveer tien miljoen.”

“Dankjewel”, zei Gunnarstranda.

Stigersand vertrok en deed de deur achter zich dicht.

“Moderne mensen zoals ik gebruiken jongeren om moderne zaken als internet te controleren”, zei Gunnarstranda en hij voegde eraan toe: “Als zo’n schilderij in 1996 voor tien miljoen kronen is verkocht, is het vandaag de dag vast veel meer waard. De prijzen van kunstwerken schieten nog harder omhoog dan de prijzen van appartementen hier in Oslo.”

“Maar geloof jij het?” onderbrak Fristad hem. “Is het mogelijk dat dat schilderij jarenlang in een bankkluis in Askim heeft gelegen? Dat is toch belachelijk.”

“Als het bluf is, dan is het in elk geval een sterk verhaal”, antwoordde Gunnarstranda. “Er moet bewijs te vinden zijn om dit verhaal te onderbouwen. Rognstad zou er nooit mee gekomen zijn, als hij geen bewijs had, hij eist tenslotte strafvermindering. Hij moet nog iets achter de hand hebben. En dat zou bijvoorbeeld kunnen zijn waar het schilderij vandaan komt. Ik gok dat het in Narvesens safe lag, samen met het geld. De vraag waar het schilderij vandaan kwam voor het in de bankkluis lag, is het enige dat Rognstad achter de hand heeft. Maar hij wacht om die troef uit te spelen.”

“Hoe heeft Narvesen het schilderij in handen gekregen?”

“Ik heb geen idee. Ik maak me er ook niet druk over. Wat belangrijk is, is de volgorde van handelingen van de kerels die wij proberen te pakken. In 1998 breken ze bij Narvesen in en stelen een safe. In de safe liggen een kunstwerk en geld. Alleen Ilijaz Zupac wordt door de buurvrouw gezien, en zij pikt zijn foto uit het politiearchief. Als ze dat niet had gedaan, zou de diefstal van de safe waarschijnlijk nooit zijn aangegeven, omdat er een beroemd gestolen schilderij in lag. Dat er zoiets waardevols in de safe lag, kan ook verklaren waarom alleen de safe werd gestolen. Zupac wordt gepakt. Tijdens de arrestatie lost Zupac een schot, een man sterft en Ilijaz wordt veroordeeld voor moord. De safe wordt nooit gevonden. Die wordt waarschijnlijk door de andere daders geopend en de inhoud wordt in een bankkluis gelegd. Als je kijkt naar wie er allemaal een machtiging hadden voor de bankkluis, ligt het er dik bovenop dat Ilijaz’ medeplichtigen behoorden tot de bende van Faremo: Jim Rognstad, Vidar Ballo en Jonny Faremo zelf. Een tijdje geleden hebben deze kerels ingebroken in een container op Loenga in Oslo ...”

“Er waren toch vier personen betrokken bij die kraak?” onderbrak Fristad.

“We hebben een getuige die dat beweert, maar laten we ons bij de bekende feiten houden. Het drietal wordt gearresteerd na een tip van Merethe Sandmo. Alle drie worden ze uit voorlopige hechtenis ontslagen, op basis van Elisabeth Faremo’s getuigenis. Haar uitspraak wordt in twijfel getrokken door Frank Frølich die bereid is te zweren dat zij zich na één uur ’s nachts in zijn tweepersoonsbed bevond. Maar, omdat hij sliep toen zij naar huis ging, kan ze theoretisch gezien de waarheid spreken. Ze kan gekeken hebben hoe Frølich lag te slapen, voor ze naar huis ging om te pokeren met haar broer en zijn twee kameraden.”

“In elk geval moeten we voorkomen dat Frølich in deze zaak als getuige wordt opgeroepen”, zei Fristad bezwaard.

“Het is de vraag of we dat kunnen voorkomen”, bracht Gunnarstranda ertegenin. “Birgitte Bergum zal haar uiterste best doen voor Rognstad. Ze heeft genoeg kruit om een enorm vuurwerk te maken: een vakantievierende smeris die persoonlijk bij de zaak betrokken raakt doordat hij neukt met de zus van een crimineel, en een verhaal over een mysterieus en wereldberoemd kunstwerk dat ze gegarandeerd aan de pers zal verkopen – om maar iets te noemen.”

Fristad poetste zwijgend zijn bril. Hij ademde met open mond op de brillenglazen en wreef ze enthousiast op. “Ga door, Gunnarstranda.”

“Direct na de behandeling van de zaak bij de rechter-commissaris gaat Elisabeth Faremo naar huis en pakt haar koffer. Ze neemt contact op met haar vrouwelijke minnaar Reidun Vestli.”

“Arme Frank Frølich”, zuchtte Fristad, “wat een treurig verhaal.”

“Kan ik verdergaan?” vroeg Gunnarstranda beleefd.

“Natuurlijk.” Fristad zette zijn bril weer op zijn neus.

“Elisabeth Faremo verbergt zich in het vakantiehuisje van Reidun Vestli. Dan raakt alles in een stroomversnelling. Jonny Faremo verdrinkt in de Glomma. Een mogelijke theorie kan zijn dat Faremo heeft begrepen dat ze zijn gearresteerd omdat er iemand uit zijn omgeving loslippig is geweest. Nadat zijn zus hem een alibi heeft verstrekt, gaat Faremo op zoek naar de verklikker. Misschien pikt hij Merethe Sandmo eruit. Ze loopt onmiddellijk over naar Ballo, die Faremo vermoordt. Ballo heeft dan Merethe Sandmo in zijn macht. Elisabeth Faremo kan een en ander hebben vermoed, en is er daarom vandoor gegaan. Als een soort verzekering, en om zichzelf tegen de mannen te beschermen, heeft ze de sleutels van de bankkluis meegenomen. De twee overgebleven mannen, Rognstad en Ballo, zijn koortsachtig naar die sleutels op zoek.”

“Waardoor ik me één ding afvraag”, zei Fristad. “Waarom hebben ze niet aan Frølich gevraagd waar Elisabeth Faremo was?”

“Frølich was ook naar haar op zoek. Hij heeft zowel bij de buurman als bij Faremo navraag gedaan. Bovendien is hij politieman. Nee, die twee kiezen de gemakkelijkste weg, Ze weten het antwoord uit Reidun Vestli te slaan. Ten minste een van hen gaat samen met Merethe Sandmo naar het vakantiehuisje. Ze nemen de tijd om in Fagernes te gaan eten, waar Merethe samen met een man wordt gesignaleerd. Ze gaan verder naar het huisje ...”

“Dan klopt de chronologische volgorde niet helemaal”, onderbrak Fristad hem. “Ik heb in een van jouw verslagen gelezen dat de brand in het huisje plaatsvond voordat Reidun Vestli in het ziekenhuis terecht kwam.”

“Het is niet zeker hoe lang ze daar gewond heeft gelegen. Helaas hield ze daarna haar mond stijf dicht. Ze wilde niets vertellen over de overval. Daarom weten we niet wanneer ze werd overvallen. Aan de andere kant, ik zie niet hoe Ballo en Rognstad anders dan via Reidun Vestli dat huisje hadden moeten vinden.”

“En de hele tijd proberen ze alleen de sleutels te vinden van de bankkluis met het schilderij en het geld?” onderbrak Fristad hem weer.

“Ja. Ze weten dat Elisabeth Faremo weet waar de sleutels zijn. Maar zij is hen te slim af, ze heeft de sleutel bij Frølich thuis achtergelaten.”

“Waar is de andere sleutel?”

“Weten we niet. Daarom heeft Elisabeth Faremo geen sleutel als Merethe Sandmo en haar reisgenoot bij het huisje aankomen. Het loopt uit in een ruzie met brandstichting, en Elisabeth Faremo verbrandt in het huisje.”

“Waar kan de andere sleutel zijn?”

“We weten dat die werd gebruikt door iemand die zich heeft uitgegeven voor Ilijaz Zupac, dezelfde dag dat het drietal uit voorlopige hechtenis werd ontslagen. De persoon in kwestie noemde zich Ilijaz Zupac, opende de kluis, nam waarschijnlijk het schilderij mee en verdween.”

“Kan het Ballo zijn geweest, zoals Rognstad denkt?”

“Natuurlijk. Maar het probleem is dat Ballo zelf toegang had tot de kluis. Waarom moest hij zich uitgeven voor Zupac?”

Ze bleven na zitten denken. “Waarom pakte de persoon in kwestie alleen het schilderij, en niet het geld, uit de kluis?”

Gunnarstranda maakte een gebaar met zijn handen. “De eenvoudigste verklaring is dat hij het geld later wilde halen. Of hij liet het geld liggen zodat we ons juist díé vraag zouden stellen, voor het geval het verhaal van het schilderij boven water zou komen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een dief met vrije toegang tot een half miljoen het geld zou laten liggen. Want als het schilderij nooit weer tevoorschijn komt, zal degene die beweert dat er een dergelijk schilderij in de kluis lag, niet kunnen bewijzen dat het er lag, en zelfs niet waarschijnlijk kunnen maken dat het er lag. De beslissing om het geld te laten liggen, is eigenlijk verschrikkelijk slim, als we ervan uitgaan dat Rognstad de waarheid spreekt.”

“En we lijken er wel vanuit te gaan dat hij de waarheid spreekt. Dus wie heeft het schilderij meegenomen?”

“Ik weet het niet. Maar ik ga ervan uit dat het diezelfde vierde overvaller is, de man die samen met de drie anderen op Loenga werd geobserveerd toen Arnfinn Haga werd vermoord.”

“Kan hij het zelf niet zijn geweest? Ilijaz Zupac in eigen persoon?”

“De man heeft sinds zijn veroordeling vijf jaar geleden de gevangenis niet meer verlaten.”

“Tja”, zei Fristad met een diepe zucht. “Een onbekende op de plaats delict. Zou het de man kunnen zijn die Jonny Faremo heeft vermoord?”

“Dat zou best kunnen. Waarom denk je dat?”

“Ik denk dat helemaal niet”, zei Fristad. “Maar dat verhaal van die sleutels is interessant. Laten we zeggen dat die twee, Elisabeth en Jonny Faremo, elk een sleutel hadden. Elisabeth verbergt haar sleutel in Frølichs flat. De onbekende vierde man vecht met Jonny Faremo, krijgt zijn sleutel te pakken en Jonny verdrinkt. De vierde man gaat naar de bank in Askim. Hij geeft zich uit voor Zupac en neemt het schilderij mee. Maar dat weten de anderen niet. Ze weten alleen dat Jonny dood is. Ze kunnen zijn sleutel niet vinden. Daarom willen ze per se de laatste sleutel in handen krijgen, ze weten dat Elisabeth die heeft, en ze weten dat zij een relatie heeft met een vrouw die bij de universiteit werkt. Ze slaan haar in elkaar om te ontdekken waar Elisabeth Faremo zich verbergt, enzovoorts?”

“Alles is mogelijk”, zei Gunnarstranda. “We weten dat er twee sleutels zijn. Een van die sleutels lag de hele tijd bij Frølich thuis. De andere werd gebruikt door die ‘zogenaamde’ Ilijaz Zupac. We weten dat Merethe Sandmo vlak na de dood van Jonny Faremo met Vidar Ballo ging. Ik heb zelf met hen gesproken. Diezelfde Ballo is nog steeds verdwenen, en wij hebben geen betrouwbare aanwijzingen over zijn verblijfplaats. Ik neig ernaar te stellen dat Jonny Faremo werd vermoord vanwege de rel die hij veroorzaakte nadat Merethe Sandmo hen had verraden.”

“Dan ziet het er echt naar uit dat er een soort alliantie was tussen Ballo en Merethe Sandmo. Het zou kunnen dat ze samen werkten, het schilderij jatten en met de noorderzon zijn vertrokken, denk jij niet?”

“Maar waarom zou Ballo zich uitgeven voor Zupac als hij ook als zichzelf naar de kluis had kunnen gaan?”

“Om zijn identiteit te verbergen. Het schilderij wordt tenslotte over de hele wereld gezocht. Misdadigerslogica: incognito in het bezit komen van het schilderij en bovendien het geld laten liggen, zodat de anderen ongeloofwaardig overkomen met hun verhaal over een gestolen schilderij als het Openbaar Ministerie het niet weet te achterhalen.”

“Misschien heb je gelijk. Maar we zitten nog steeds met die getuige die beweert dat er vier personen op de plaats delict waren toen Arnfinn Haga werd vermoord.”

“Dat is dus een man van wie we de identiteit tot op dit moment niet kennen. Wie denk jij dat het is, de vierde overvaller?”

“Ik heb geen idee”, zei Gunnarstranda kort.

“Kan het zijn, neem me niet kwalijk, maar mijn fantasie is in dit werk vaak nuttig gebleken, dat het Frank Frølich is geweest?”

Het werd stil in de kamer. De zon scheen door de lamellen van de luxaflex en Gunnarstranda nam de tijd om een sigaret op te steken. Hij stak hem op zonder dat Fristad protesteerde.

De vierde overvaller
titlepage.xhtml
De_vierde_overvaller_split_0.xhtml
De_vierde_overvaller_split_1.xhtml
De_vierde_overvaller_split_2.xhtml
De_vierde_overvaller_split_3.xhtml
De_vierde_overvaller_split_4.xhtml
De_vierde_overvaller_split_5.xhtml
De_vierde_overvaller_split_6.xhtml
De_vierde_overvaller_split_7.xhtml
De_vierde_overvaller_split_8.xhtml
De_vierde_overvaller_split_9.xhtml
De_vierde_overvaller_split_10.xhtml
De_vierde_overvaller_split_11.xhtml
De_vierde_overvaller_split_12.xhtml
De_vierde_overvaller_split_13.xhtml
De_vierde_overvaller_split_14.xhtml
De_vierde_overvaller_split_15.xhtml
De_vierde_overvaller_split_16.xhtml
De_vierde_overvaller_split_17.xhtml
De_vierde_overvaller_split_18.xhtml
De_vierde_overvaller_split_19.xhtml
De_vierde_overvaller_split_20.xhtml
De_vierde_overvaller_split_21.xhtml
De_vierde_overvaller_split_22.xhtml
De_vierde_overvaller_split_23.xhtml
De_vierde_overvaller_split_24.xhtml
De_vierde_overvaller_split_25.xhtml
De_vierde_overvaller_split_26.xhtml
De_vierde_overvaller_split_27.xhtml
De_vierde_overvaller_split_28.xhtml
De_vierde_overvaller_split_29.xhtml
De_vierde_overvaller_split_30.xhtml
De_vierde_overvaller_split_31.xhtml
De_vierde_overvaller_split_32.xhtml
De_vierde_overvaller_split_33.xhtml
De_vierde_overvaller_split_34.xhtml
De_vierde_overvaller_split_35.xhtml
De_vierde_overvaller_split_36.xhtml
De_vierde_overvaller_split_37.xhtml
De_vierde_overvaller_split_38.xhtml
De_vierde_overvaller_split_39.xhtml
De_vierde_overvaller_split_40.xhtml
De_vierde_overvaller_split_41.xhtml
De_vierde_overvaller_split_42.xhtml
De_vierde_overvaller_split_43.xhtml
De_vierde_overvaller_split_44.xhtml
De_vierde_overvaller_split_45.xhtml
De_vierde_overvaller_split_46.xhtml
De_vierde_overvaller_split_47.xhtml
De_vierde_overvaller_split_48.xhtml
De_vierde_overvaller_split_49.xhtml
De_vierde_overvaller_split_50.xhtml
De_vierde_overvaller_split_51.xhtml