2
Frank lag weer plat op de bank naar het plafond te staren, naar een zwarte vlek naast de lamp. Het zou een vlieg kunnen zijn. De vlek bewoog niet. Het was iets anders. Minstens een miljoen keer had hij hier naar het plafond liggen staren, de vlek gezien en gedacht: misschien is het wel een vlieg. Ook deze keer had hij niet de fut om op te staan en te kijken wat het wel was.
Hij lag op zijn rug na te denken: je weet dat ze vier of vijf jaar geleden in Askim is getatoeëerd. En wat dan nog? Je weet niet wat de tekening voorstelt of waarom ze de tatoeage heeft laten zetten. De man die de tatoeage in haar huid had geprikt, had een tekening gekregen en niet geweten wat het voor moest stellen. Hij was dus niets opgeschoten. De man kon zich de tekening herinneren, niet haar gezicht.
Frank zag in dat hij in een hoekje van de puzzel zat te zoeken, waar de stukjes niet meer in elkaar pasten. Hij moest naar een andere hoek. Maar welke?
En dan had je nog de gebeurtenissen die alles in gang hadden gezet: die ene nacht. De moord op Loenga. De arrestatie die was gebaseerd op een tip.
Vraag: wie had de tip gegeven?
Antwoord: Merethe Sandmo.
Vraag: waarom?
Antwoord: geen idee. Een mysterie. Misschien omdat Merethe Sandmo eerst de vriendin was van Elisabeths broer en daarna van Vidar Ballo. Misschien was er een onbekende factor, een van binnenuit werkende kracht die achter deze beide gebeurtenissen schuilging: Merethe Sandmo die de ene man voor de andere inruilt en contact opneemt met de politie als het drietal verantwoordelijk is voor een moord. Maar als ze dan toch de politie tipt, waarom geeft ze dan maar drie namen en geen vier?
Er was er maar een die het antwoord kon geven: Merethe Sandmo.
En zij werkte als serveerster.
Frank Frølich lag op de bank, keek naar de zwarte vlek naast de lamp en voelde dat hij naar de stad wilde gaan.
Hij zocht een overhemd en een stropdas op, blies het stof van zijn pak dat hij jaren geleden al naar de stomerij had moeten brengen. Hij liet het hangen in de kast en pakte in plaats daarvan een donkere linnen broek en een bijpassend jasje. Hij ging voor de spiegel staan en bedacht dat hij er met een beetje gel in zijn haar best mee door kon.
Hij stapte in de enige taxi die bij de standplaats in Ryen stond. De chauffeur had de VG van die dag op schoot liggen en schrok op toen Frank het portier opende.
Hij vroeg de man hem naar het centrum te brengen. Hij stapte uit bij Bliss dat met grote roze neonletters op de gevel reclame maakte. Het was te vroeg voor een gewone dag. De portier stond nog niet op zijn plaats, en behalve hijzelf was er maar één klant in de zaak. De man probeerde een gesprek aan te knopen met de serveerster. Ze was overdreven solariumbruin en droeg haar haar in afrovlechten. Ze had een groen minirokje aan, rode netkousen en verder niets. Ze was eind twintig, met een sympathieke volle buik onder haar borsten.
Frølich ging aan een tafeltje in de hoek zitten. Een affiche vertelde dat de show om negen uur zou beginnen. De tekst werd geïllustreerd met de verplichte foto van een stripteasedanseres in een bevallige houding tijdens het paaldansen.
De vrouw met de netkousen kwam naar zijn tafeltje toe en vroeg wat hij wilde hebben. Haar tepels hadden de kleur van chocoladecrème. Frank Frølich wist niet waar hij zijn ogen op moest richten.
De aangeschoten man aan de bar loerde in het rond, hij was er duidelijk niet van gediend de aandacht van de vrouw met een ander te delen.
Frank besloot zich te focussen op haar ogen, die als zoeklichten straalden in de solariumhuid. Hij bestelde een halve liter bier en vroeg of hij met Merethe kon praten.
“Welke Merethe?’
“Sandmo.”
“Ze heeft ontslag genomen.”
Frank besloot de klant uit te hangen: “Ontslag?”
“Ja. Vreemd, hè? Ze verdiende hier goed geld.”
“Waar werkt ze nu dan?’
“In Griekenland, geloof ik. Een club in Athene of iets dergelijks. Een goeie baan. Ik was wel een beetje jaloers, werken in Griekenland! Daar is het nu warmer dan hier in de zomer.”
“Verdomme!” Frank ging helemaal op in zijn rol. “Had ze maar gezegd dat ze in Griekenland ging werken, dan had ik het wel begrepen, aan het werk in Griekenland ... is ze al lang weg?”
“Een week, ongeveer, wacht, dan haal ik even dat pilsje.”
Ze liep als een ballerina door de zaak, haar borsten dansten op en neer toen ze zich omdraaide om een bierglas te pakken. De man aan de bar had moeite om op zijn kruk te blijven zitten.
Hij doet me aan mezelf denken, dacht Frank mistroostig.
“Ken je Merethe goed?” vroeg de vrouw toen ze het pilsje op tafel zette.
“Nee, ik ben een vriend van Vidar, Vidar Ballo.”
“Arme Merethe, ik heb zóóó’n médelijden met haar.”
“En ik ken de zus van Jonny”, zei Frank. “Elisabeth Faremo.”
De man aan de bar brulde iets.
De vrouw draaide haar hoofd om en schreeuwde terug. Tegen Frank fluisterde ze: “Ik word zó moe van hem.”
“Tja, ik heb een tijdje wat gehad met Elisabeth, nadat het uit was met die ... hoe heet hij ook alweer ... die Iraniër of Marokkaan of waar hij ook vandaan kwam ...”
“Ilijaz?”
“Ja, Ilijaz was het.”
“Volgens mij kwam hij uit Kroatië.”
“O, ja.”
De man aan de bar brulde weer.
“Ja, ja!” De vrouw liep terug naar de bar en schonk een halve liter bier voor hem in die hij met trillende hand aanpakte.
Al gauw kwam ze terug. “Het is af en toe wel goed om nieuwe gezichten te zien”, zei ze. “Wil je de show zien?”
“Nou, nee, ik wilde eigenlijk met Merethe praten.”
“Ik moet om elf uur op. Dan zijn er wat meer mensen. Een of ander vrijgezellenfeest. Zó vreselijk. Maar je kunt wel eens komen om te kijken wat je ervan vindt.”
Frank betrapte zichzelf erop dat hij naar de harde lijnen rond haar kin zat te staren, de eerste tekenen van een boze grijns, een stalen glimp achter de zoeklichtogen.
“Weet jij wat er van Ilijaz geworden is?’ vroeg hij en hij merkte onmiddellijk dat hij in de fout was gegaan. Ze zond hem een andere, vreemde blik. Alle littekens en overwoekerde paden waar hij in haar gezicht naar had gezocht, kwamen naar voren als een herfstlandschap dat vormt krijgt als de ochtendnevel oplost. En hij was degene voor wie ze zich verschool. De stilte tussen hen voelde zwaar en merkwaardig aan. Ze liep terug naar de bar en bleef daar.
“Op welke landmijn ben ik gaan staan?” vroeg hij verbaasd en hij dronk zijn bier op.
Ze kwam niet weer naar zijn tafel toe.
Toen hij naar de kassa liep, legde hij honderd kronen op de bar en zei dat ze de rest kon houden. Ze keek een andere kant op.
*
Toen hij in de metro zat, belde hij Yttergjerde en vroeg of die een crimineel kende die naar de naam Ilijaz luisterde. Hij gaf een aantal verschillende schrijfwijzen. Yttergjerde zei dat hij het na zou gaan.
Yttergjerde belde niet terug.
Hij kwam er zelf achter.
Toen was het drie uur ’s nachts. Hij schrok wakker. Hij had over Ilijaz gedroomd.