5

Muziek van de Simple Minds klonk uit de stereo-installatie. De zanger zong You turned me on en even later Alive and kicking. Zogauw hij klaar was, begon de cd opnieuw, met het nummer Hypnotized .

Ze wilde graag muziek tijdens het vrijen. Ze wilde deze muziek. En daar was niets op tegen. Ze waren bij elkaar, hij was in haar en zij was in hem. Haar blik straalde geen onzekerheid uit, geen toneelspel, geen gebaren. Daarom betekende het geluid op de achtergrond niets, de muziek completeerde het beeld, zoals een zeebries onderstreept dat lucht iets is wat je inademt, zoals vochtigheid verklaart dat water een materie is waarin je kunt zwemmen. Hij hoorde niet de woorden in de muziek, hij hoorde niet de rollende drums, niet het koor, maar zijn lichaam danste met het hare, gefocust op twee lichtjes die heel dichtbij waren en tegelijk ver weg, haar blauwe ogen.

*

Toen hij uit de badkamer kwam, lag ze op bed te lezen. “Hetzelfde boek?” vroeg hij.

“Hetzelfde?”

“Ik heb het idee dat je steeds hetzelfde boek leest.”

Ze legde het boek op het nachtkastje. “Heb jij ooit iemand horen zeggen dat je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt zwemmen?”

“Griekse filosofie?”

Ze haalde haar schouders op. “Misschien. Maar ik geloof niet dat je twee keer hetzelfde boek kunt lezen.”

Ze maakte plaats voor hem onder het dekbed.

Even later vroeg ze: “Waarom ben je bij de politie gegaan?”

“Het kwam zo uit.”

“Dat geloof je zelf niet.”

Hij draaide zijn hoofd en keek in haar gezicht. Hij glimlachte in plaats van te antwoorden.

“Is dat privé?” vroeg ze. “ Keep off! Danger! Pas op voor de hond?”

“Ik heb gesolliciteerd bij de politieschool toen ik klaar was met rechten, en toen ben ik aangenomen.”

“Met rechten? Dan had je toch ook een advocatenkantoor kunnen beginnen. Je had carrière kunnen maken als jurist, je had miljoenen kunnen verdienen. En in plaats daarvan loop je in andermans zaakjes te snuffelen.”

“In andermans zaakjes te snuffelen?”

Die toon. Hij had een beetje scherp geklonken. Maar het was te laat om dat nog te veranderen. Hij keek haar even aan. Ze lag met haar hoofd op zijn borst terwijl hij met de vingers van zijn linkerhand het patroon in het behang volgde. Met zijn andere hand streek hij over haar haar en hij wist dat zij de stemming probeerde te proeven.

“Dat komt toch wel eens voor, rondneuzen?”

Hij gaf geen antwoord.

“Ben je boos?” vroeg ze.

“Nee.”

“Het is in elk geval goed dat je geen rechter bent geworden.”

“Wat is er mis met rechters?”

“Ik heb een beetje moeite met rechters, of het nu hun werk is of dat ze gewoon zo zijn – veroordelend.”

Ze bleven zwijgend liggen. Haar hoofd op zijn buik. Hij lag te spelen met een lok van haar zwarte haar.

Ze vroeg: “Waar denk je aan?”

“Dat ik eigenlijk wel rechter had kunnen worden, dat ik het wat carrière betreft misschien had moeten doen.” Hij speelde nog steeds met haar haar. Zij lag nog steeds stil. Hij zei: “Ik geloof eigenlijk dat ik mijn baan wel leuk vind.”

Ze tilde haar hoofd op. “Maar waarom dan?”

“Ik ontmoet mensen. Ik heb jou ontmoet.”

“Maar er moet toch een aanleiding zijn geweest, waarom heb je er ooit aan gedacht om smeris te worden?”

“Waarom wil je dat weten?”

“Ik hou van geheimen.”

“Dat heb ik begrepen.”

Ze legde haar hoofd weer neer.

“Er woonde een smeris bij ons in de straat”, zei hij. “De vader van een heel mooi meisje uit mijn klas, Beate. Hij reed in een Ford Cortina. Dat oude model met ronde achterlichten, jaren zestig.”

“Ik heb geen idee wat voor een auto het is”, zei ze, “maar dat maakt niet uit.”

“Een etage boven ons woonde Vivian. Ze tippelde, hoewel ze pas een jaar of achttien was.”

“Hoe oud was jij?”

“Een jaar of tien. Ik had geen idee wat een hoer was. Ik wist helemaal niets van seks. De andere jongens praatten over Vivian en lieten mij pornoblaadjes zien met vrouwen die hun geslacht lieten uitpuilen. Ik vond het vreselijke foto’s.”

“Waren het foto’s van haar, van Vivian?”

“Nee, maar de jongens wilden dat ik zou begrijpen waar zij mee bezig was, of misschien werden ze er ook wel geil van. Wie zal het zeggen, ik was er wat dat betreft niet zo vroeg bij. Toen ik tien was hield ik me alleen maar bezig met vissen en met mijn fiets en dat soort dingen. Ik herinner me Vivian als een beetje vermoeid, donkerharig meisje met een heleboel dunne, blauwe bloedvaatjes op haar benen. En die benen waren altijd heel erg bleek. Ze zat vaak op de trap te roken. Maar in elk geval: op een dag kwamen er twee mannen. De ene droeg een jas en had een vette kuif in zijn haar. De andere droeg een bril, had een pony en een kort leren jasje aan. Hij trok de hele tijd gekke bekken. Samen met de andere jongens speelde ik kastie op straat en Vivian zat in haar hotpants op de trap te roken. Toen die twee kerels kwamen, stond ze op en ging ze naar binnen, het leek net alsof ze vluchtte.”

Frank zweeg toen de telefoon ging.

Ze keek hem aan. “Zeg nu niet dat je die telefoon gaat opnemen.”

“Misschien niet”, zei hij en hij keek zonder zich te verroeren naar het toestel. Ze bleven naar het gerinkel liggen luisteren tot het ophield.

“Ga verder”, zei ze.

“Waar was ik?”

“Twee mannen en Vivian die ervandoor ging.”

“Een van de jongens uit de straat heette Yngve. Hij had een Tomahawk fiets, zo een met zo’n lang zadel. Yngve pakte een steen en smeet die naar de beide mannen. En meteen waren we er allemaal klaar voor. Net alsof die twee de vijand waren. Dus pakten wij ook een paar stenen op.”

“Twee jongens van tien?”

“We waren wel met een stuk of vijf. Yngve was de oudste, hij was veertien. Mijn vriendjes waren twaalf en dertien. Ik was de jongste en ik weet nog dat ik doodsbang was. Ik was nog nooit zo bang geweest. De bekkentrekker vloog Yngve aan, die daarna bloedend op straat bleef liggen. Hij moest later naar het ziekenhuis. Ik weet nog dat ik in paniek achter de huizen ben gevlucht, ik heb me verstopt achter de vuilnisbakken, ik moest overgeven, zo bang was ik.”

Hij keek over zijn borst en trof haar blik. Hij grijnsde.

Ze fluisterde: “Ga verder.”

“De vader van Beate heeft het allemaal geregeld. Hij had het allemaal in de hand. Hij zei geen woord. Hij speelde niet de politieagent, had geen uniform aan, maar hij kwam gewoon en zorgde ervoor dat alles weer normaal werd. Ik geloof dat daar de reden ligt. Die man werd een symbool.”

“Bruce Willis”, grijnsde ze.

“Het was niet eens een echt aardige kerel.”

“Bruce Willis?”

“De vader van Beate.”

“Wat deed hij?”

Hij haalde de schouders op. “Beate raakte aan de heroïne en is een paar jaar geleden gestorven. Toen we een reünie hadden met de klas, was zij de enige die er niet was en de meisjes vertelden hoe ze al die jaren was mishandeld en misbruikt door haar vader.” Hij rekte zich uit. “Illusies gaan in rook op”, zei hij droog.

Ze zei niets.

“Het zit al in het woord. Illusie, iets wat niet echt is.”

“Dat kun je wel zeggen”, zei ze.

*

“Waar ik van hou?” Hij dacht na. “Ik hou ervan om luchtgitaar te spelen op LA Woman van The Doors.”

“Wat ben jij saai. Kom op. Waar hou je van?”

Hij rekte zich uit onder het dekbed en zei: “Ik hou ervan om liggend uit het raam te kijken als ik ’s morgens wakker word.”

“Meer”, zei ze.

“Wat meer?”

“Waar hou je nog meer van?”

“Jij eerst.”

“Ik hou ervan om ’s zomers in het gras te liggen en te kijken wat de wolken voorstellen.”

“Meer.”

“Op een warme zomeravond bergafwaarts fietsen.”

“Meer.”

“Nu is het jouw beurt.”

“Ik hou ervan om de titels van mijn platen op te schrijven en ze op alfabetische volgorde te zetten.”

“Echt waar?”

“Ja.”

“Mooi.” Onder het dekbed kroop ze helemaal tegen hem aan.

“Het is jouw beurt”, fluisterde hij.

“Ik hou ervan om helemaal alleen te zijn op een bepaald plekje.”

“Ik ook.”

Ze tilde haar hoofd op van zijn borstkas en keek op. “Een strand”, zei ze. “Als ik daar ’s avonds zit, hoor ik op het laatst alleen nog de golven die op het land slaan, als er iemand komt en begint te praten, dan hoor je het niet.”

“Dat is het water”, zei hij. “Ik heb hetzelfde meegemaakt tijdens het vissen, bijvoorbeeld langs snelstromende rivieren en beken.”

“Dat geloof ik niet.”

Hij keek haar weer aan. Ze leek op haar teentjes getrapt. “Oké, ik geef het toe. Het is niet waar.”

“Als je dat soort dingen zegt, heb ik geen zin om nog meer te vertellen”, zei ze.

“Toe nou!” Hij draaide zijn bovenlichaam, tot ze weer oogcontact kregen. “Niet boos worden.”

“Ik ben niet boos.”

“Hoe heet dat strand van jou?”

Ze glimlachte. “Hvar.”

“Waar?”

“Het heet Hvar.”

“Maar waar ligt het?”

“Op een eiland.”

“En waar is dat eiland?”

Ze legde haar hoofd neer zonder antwoord te geven.

Hij streelde over haar haar en gaapte. Hij voelde dat hij bijna in slaap viel. Een heerlijk gevoel. “Trouwens”, mompelde hij en hij gaapte nog een keer, “ik hou ook van de geur van brandend tuinafval in het voorjaar.”

Toen hij in de loop van de nacht wakker werd, was het gewicht van haar hoofd verdwenen. Hij hoorde een zachte stem praten en sloeg zijn ogen op. Ze zat op de stoel bij het raam met haar mobiele telefoon aan haar oor. “Slaap je niet?” vroeg hij. “Hoe laat is het?”

“Ik kom eraan”, fluisterde ze. “Slaap maar lekker.”

Hij lag met gesloten ogen en voelde dat ze terug onder het dekbed kroop. Hij keek naar haar zwarte haar dat over het kussen stroomde en viel weer in slaap.

De vierde overvaller
titlepage.xhtml
De_vierde_overvaller_split_0.xhtml
De_vierde_overvaller_split_1.xhtml
De_vierde_overvaller_split_2.xhtml
De_vierde_overvaller_split_3.xhtml
De_vierde_overvaller_split_4.xhtml
De_vierde_overvaller_split_5.xhtml
De_vierde_overvaller_split_6.xhtml
De_vierde_overvaller_split_7.xhtml
De_vierde_overvaller_split_8.xhtml
De_vierde_overvaller_split_9.xhtml
De_vierde_overvaller_split_10.xhtml
De_vierde_overvaller_split_11.xhtml
De_vierde_overvaller_split_12.xhtml
De_vierde_overvaller_split_13.xhtml
De_vierde_overvaller_split_14.xhtml
De_vierde_overvaller_split_15.xhtml
De_vierde_overvaller_split_16.xhtml
De_vierde_overvaller_split_17.xhtml
De_vierde_overvaller_split_18.xhtml
De_vierde_overvaller_split_19.xhtml
De_vierde_overvaller_split_20.xhtml
De_vierde_overvaller_split_21.xhtml
De_vierde_overvaller_split_22.xhtml
De_vierde_overvaller_split_23.xhtml
De_vierde_overvaller_split_24.xhtml
De_vierde_overvaller_split_25.xhtml
De_vierde_overvaller_split_26.xhtml
De_vierde_overvaller_split_27.xhtml
De_vierde_overvaller_split_28.xhtml
De_vierde_overvaller_split_29.xhtml
De_vierde_overvaller_split_30.xhtml
De_vierde_overvaller_split_31.xhtml
De_vierde_overvaller_split_32.xhtml
De_vierde_overvaller_split_33.xhtml
De_vierde_overvaller_split_34.xhtml
De_vierde_overvaller_split_35.xhtml
De_vierde_overvaller_split_36.xhtml
De_vierde_overvaller_split_37.xhtml
De_vierde_overvaller_split_38.xhtml
De_vierde_overvaller_split_39.xhtml
De_vierde_overvaller_split_40.xhtml
De_vierde_overvaller_split_41.xhtml
De_vierde_overvaller_split_42.xhtml
De_vierde_overvaller_split_43.xhtml
De_vierde_overvaller_split_44.xhtml
De_vierde_overvaller_split_45.xhtml
De_vierde_overvaller_split_46.xhtml
De_vierde_overvaller_split_47.xhtml
De_vierde_overvaller_split_48.xhtml
De_vierde_overvaller_split_49.xhtml
De_vierde_overvaller_split_50.xhtml
De_vierde_overvaller_split_51.xhtml