23

Maandag 12 mei, 14.10 uur

Hoe meer hij las, des te meer drong zich het gevoel van opgeslotenheid op. Hij stond op en deed het raam open. Zou ik springen? dacht hij en hij keek naar het plaveisel tien meter lager. Grijze betonnen platen omgeven door rijen klinkers, die op zich mooier waren, maar net zo hard en dodelijk. Wat zou maken dat ik uit het raam zou stappen en als een pop door de lucht zou schieten? Zou ik ook springen als er ijzeren speren in de grond stonden met punten die als messen door je lijf zouden dringen?

Sammy Nilsson huiverde en sloot snel het raam, alsof hij bang was voor de verlokking eruit te springen. Hij bleef met zijn voorhoofd tegen het koele glas staan. Hij had een halfuur zitten lezen. Hij was van plan geweest om het materiaal mee naar huis te nemen, maar toen hij in de papierberg had zitten bladeren en een foto had gezien van een jonge vrouw die zelfbewust maar verdrietig in de camera keek, was hij gaan lezen en kon hij niet meer ophouden. De telefoon had onophoudelijk gerinkeld en uiteindelijk had hij de hoorn ernaast gelegd en zijn gsm op trillen gezet.

De vrouw, of eerder: het meisje, was misschien zestien, zeventien jaar en gekleed in een blauwwitte jurk. Aan haar rechterarm droeg ze een armband. Zo levend op de foto. Nu was ze dood, evenals diverse van haar collega’s en vrienden in Minpur. Sammy sprak de naam hardop uit. ‘Minpur.’ Dat klonk zoet, zacht en vriendelijk, maar was synoniem aan brand, dood en verderf, hard beton dat bezaaid was met dode, stervende en gewonde meisjes, een omheining met scherpe punten waarop andere jonge meisjes spartelden als vissen.

Ze waren gesprongen om aan de rook en de hitte te ontkomen. Opgesloten op de vierde verdieping, omsingeld door het vuur. Hoeveel waren er gestorven? Hij had dat vast ergens gelezen, maar hij kon het zich niet herinneren. Vijfentwintig?

Sammy Nilsson was zo woedend dat hij niet verder kon lezen. Hij verliet zijn kamer en ging naar beneden naar de koffiekamer, maar bleef in de deuropening staan toen hij de hoofdcommissaris een van zijn zeldzame visites zag maken onder het voetvolk. Er lachte iemand op de achtergrond, een andere collega was aan het dollen met de jongen achter de kassa en de hoofdcommissaris schreed rond, knikte, glimlachte en wisselde enkele woorden met zijn ondergeschikten.

Sammy had niet zoveel op zijn hoogste baas tegen, als hij zich maar niet met zijn werk ging bemoeien. Er waren er die meenden dat de commissaris te weinig betrokken was bij wat er speelde en dat hij slecht op de hoogte was van het dagelijkse politiewerk, maar dat kon Sammy Nilsson niet schelen. Nadat de benoeming van de hoofdcommissaris afgelopen winter was verlengd, ondanks protesten van de bond en de lokale politici, had er zich een zekere vermoeidheid meester gemaakt van het politiecollectief. Niemand sprak nog erg geëngageerd over de leiding. De kritiek was verstomd omdat ze geen puf meer hadden om zich er druk om te maken. Ze hadden wel wat beters te doen.

Sammy treuzelde in de deuropening. Olsson van Narcotica kwam langs en vroeg hoe het ging.

‘Druk, druk, druk’, zei Sammy. ‘En jij?’

‘Ook’, zei zijn collega en hij verdween.

Sammy keek Olsson na met een gevoel van onwerkelijkheid en ging vervolgens terug naar zijn kamer. Waar hij over wilde spreken daar kon hij niet over spreken. Hij kon niet op zijn eigen woorden vertrouwen, zijn emoties. Het beeld van dat jonge meisje uit Bangladesh achtervolgde hem. Het was alsof zijn lichaam was doorboord met een puntige ijzeren tin.

Hij begreep niet precies waarom het hem zo aangreep. Hij had al zoveel ellende gezien. Rouwenden die hij van hun geliefden had moeten wegrukken, die niet meer geholpen konden worden. Vertwijfelde mensen die op de meest pijnlijke manieren zelfmoord hadden gepleegd. Hij had slachtoffers van aanranding getroost, voor de rest van hun leven getekend. Toch kon een foto van een vreemd land hem zo sterk beïnvloeden.

Hij wist uit eigen ervaring dat overmatige betrokkenheid de blik vertroebelde en het werk bemoeilijkte, toch kon hij zijn gedachten niet losrukken van Nasrin, verbrand in het opvangcentrum van de gemeente, en haar naamloze zus, verbrand in een textielfabriek buiten Dhaka.

Hij zette het geluid van zijn mobiele telefoon weer aan en ontdekte dat hij twee gesprekken had gemist. Het ene van thuis en het andere van een onbekend nummer. Hij belde naar huis.