16
Zondag 11 mei, 08.15 uur
Er heerste een haast uitgelaten stemming onder de aanwezigen de ochtend van zondag 11 mei. Lundin en Fredriksson die oproepbaar waren, waren op komen dagen. Dat Lindell aanwezig was namen ze allemaal als vanzelfsprekend aan. Ottosson vroeg zich af waar ze Erik had geparkeerd. Hij snapte nooit hoe ze erin slaagde haar werk te combineren met het toezicht op haar zoon. Hij zat op de crèche, dat wist hij natuurlijk, maar er was nog zoveel meer tijd die ze op het bureau doorbracht. Hij wilde het niet vragen, bang om Ann een slecht geweten aan te praten door te suggereren dat ze de jongen verwaarloosde.
‘Oké, operatie Marcus’, begon hij ongewoon vrijmoedig.
Sammy en Haver keken verbaasd naar hun chef. Als het om de ontknoping van moordzaken ging was Ottosson meestal niet zo opgeruimd. Nu was het niet zeker dat Marcus Ålander de schuldige was, maar er was veel wat tegen hem pleitte, zeker na de huiszoeking die vroeg in de morgen was uitgevoerd. Bovendien was Ottosson altijd terughoudend als het ging om een vrijheidsberoving, zeker van jongelui. Hoewel het zijn werk was om erop toe te zien dat zijn mensen misdadigers opspoorden en voor het gerecht brachten werd hij, zo gauw de ontknoping nabij was, dermate somber dat het zijn omgeving verbaasde. Dat kon worden geïnterpreteerd als zwakte, aarzeling om eraan mee te werken iemand te veroordelen. Ottosson was altijd voorzichtig met het woord ‘misdadigers’ als anderen verheugd constateerden dat er door hun noeste arbeid weer een herrieschopper achter de tralies zat. Waar anderen een triomf zagen, werd Ottosson terneergeslagen. Terwijl anderen spraken over ‘een grote schoonmaak onder de onruststokers’ had Ottosson het over ‘het verdrietige van het leven.’
Maar nu was hij haast uitgelaten. Hij verzocht om stilte en complimenteerde hen. Hij keek naar Lundin, die als een besluiteloze en opgelaten gast altijd vlak bij de deur zat, en knikte. Hij glimlachte naar Lindell en stak zijn duim omhoog.
‘We hebben Marcus Ålander en hij is behoorlijk nerveus. Heel goed dat jullie hem gisteren al hebben opgehaald, dat hoef ik niet te benadrukken. Sammy en Bea zijn erin geslaagd een stel jongelui op te trommelen voor een confrontatie, hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen mag Joost weten, en daar gaat onze getuige van Västra Ågatan vandaag naar kijken. Die jongelui komen om tien uur. Als de getuige Ålander kan aanwijzen dan hebben we een link met de vermoorde.’
‘Misschien is hij té nerveus,’ zei Beatrice, ‘dat hij te veel afwijkt.’
‘We moeten tegen allemaal zeggen dat ze er zenuwachtig moeten uitzien’, zei Sammy. ‘Doodsimpel.’
‘Hoe hebben jullie die lui opgetrommeld?’ vroeg een aspirant, wiens naam niemand behalve Ottosson zich kon herinneren.
‘Het zijn rekruten van het regiment’, zei Sammy.
‘Rekruten?’
‘Een soort dienstplichtigen’, bulderde Ryde, die net kwam binnenlopen. ‘Hebben jullie geen Zweeds op de politieacademie?’
‘Krajovic kent bijna overal woorden voor,’ zei Ottosson grinnikend, ‘misschien zelfs voor woorden waarvan jij geen idee hebt wat ze betekenen, Eskil. Hoeveel talen spreek je?’
‘Vier’, zei de aspirant mokkend.
‘Wat zegt Ulrika, die vriendin?’ vroeg Lindell.
‘Ze is wat onsamenhangend, uiteraard,’ zei Beatrice, ‘maar ze gelooft geen moment dat Marcus Sebastian kan hebben vermoord.’
‘Geen eerdere geweldsdelicten?’
Beatrice Andersson schudde haar hoofd.
‘We hebben niets over hem en Ulrika Blomberg zegt dat Marcus een vreedzame figuur is.’
‘Heeft hij familie in de stad?’
Lindell voelde de behoefte om haar collega’s in te halen.
‘Zijn ouders zijn gescheiden, de moeder woont in een of ander gehucht in het noorden en de vader werkt in Saudi-Arabië, hij is ingenieur’, zei Sammy. ‘Die jongen studeert, lijkt een beetje een linkse rakker als je kijkt naar wat we bij hem thuis hebben gevonden.’
‘En dan hebben we dat jack, dat heb jij nog niet gehoord’, onderbrak Ottosson en hij wendde zich tot Lindell. ‘We hebben een vlekkerig jack en een smerige broek bij Marcus thuis gevonden. Kristiansson, die de kleren vanochtend snel heeft getest, meende dat het bloedvlekken waren, maar dat kunnen we nog niet met zekerheid zeggen.’
‘Wat zegt Marcus daarvan?’
‘Hij weet niet dat we bij hem thuis zijn geweest’, zei Sammy.
Ann Lindell knikte. Het was wel eens slechter gegaan. Sebastian was vermoord in de nacht van vrijdag op zaterdag en vandaag, zondagmorgen, hadden ze misschien al een moordenaar. Dat zou een nieuw districtsrecord betekenen. Ze begreep dat de relatief uitbundige stemming gedeeltelijk daardoor werd veroorzaakt, maar misschien ook doordat de vermoedelijke dader Zweeds was.
‘Wat zegt Fritte?’
‘Hij wacht de confrontatie af. Als die positief is, wordt Ålander aangehouden’, zei Ottosson.
Acht jongemannen werden de zaal binnengeleid. Lindell vond ze allemaal verbluffend veel op elkaar lijken. Sommigen waren gekleed in een spijkerbroek, anderen in een kaki broek en weer anderen in een donkere, goedgeperste broek. Op het bovenlichaam domineerden T-shirts en shirts met rechte snit met eenvoudige vrijetijdsjacks eroverheen. Lindell keek naar hun voeten. Bij een confrontatie een paar jaar terug had de verdachte nog de sandalen van het huis van bewaring aangehad, maar deze keer droegen ze allemaal gewone schoenen. Ze probeerde vanuit zijn gezichtsuitdrukking en houding te raden wie Marcus was, maar Sammy’s instructies dat ze er allemaal wat angstig uit moesten zien, was blijkbaar overgekomen. Alle acht keken bangelijk om zich heen, een paar lachten nerveus toen ze hun plaatsen innamen.
Kristiansson van de technische recherche regelde de parade en zorgde ervoor dat ze allemaal naar de spiegel toe stonden, met een nummer in hun rechterhand. Door de verlichting zagen ze er bleek uit. Lindell keek hen aan. Ze hadden zich allemaal waarschijnlijk wel schuldig gemaakt aan een of andere vorm van criminaliteit, maar in de meeste gevallen ging het vermoedelijk om onbeduidende overtredingen.
De confrontatie vond plaats in het foto-atelier van de technici. Lampen en schermen waren aan de kant gezet en er was een gordijn uitgetrokken om een rustige achtergrond te creëren. De getuige werd beziggehouden door een van de fotografen, maar zo gauw ze allemaal op hun plaats stonden werd hij naar een kleine ruimte gebracht die aan het atelier grensde. Hij keek zenuwachtig om zich heen, begroette Lindell en officier van justitie Fritzén met een onhandige handdruk en herhaalde dat hij er niet zeker van was, het was immers zo donker geweest. Sammy zei dat hij zich niet bezwaard hoefde te voelen, de confrontatie was slechts een controle. Ottosson kwam binnen, het werd vol in het kamertje. De afdelingschef hoestte. Fritzén keek nerveus en geïrriteerd om zich heen. De spanning tussen Ottosson en hem was niet verminderd na hun ruzie tijdens het onderzoek van de moord op Little John.
Sammy zette de getuige voor de spiegelwand, gaf hem een paar instructies, alle met de boodschap dat hij de parade rustig moest bestuderen. Het gordijn werd weggetrokken en de getuige deinsde haast achteruit toen hij de acht mannen naast elkaar zag staan, zo dichtbij maar toch ook zo ver weg.
Hij keek van de een naar de ander. Lindell probeerde nogmaals te raden wie Marcus Ålander was, maar gaf het op en begon in plaats daarvan de getuige te bestuderen, die langzaam zijn hoofd heen en weer bewoog en de jongemannen allemaal nauwkeurig observeerde. Hij maakte aanstalten om iets te zeggen, maar werd door Sammy tegengehouden.
‘Nog niets zeggen’, zei hij.
Na een halve minuut instrueerde Kristiansson de acht om zich een kwartslag te draaien, daarna moesten ze in de minimale ruimte rondlopen. Lindell kreeg een associatie met een spelletje op de crèche.
‘Het is nummer zes’, zei de getuige.
‘Zeker weten?’
‘Ja’, zei hij. ‘Is hij een moordenaar?’
‘U identificeert een man die betrokken was bij een vechtpartij, verder niets’, zei de officier.
‘Het is nummer zes’, herhaalde de getuige.
‘Hou er rekening mee dat het donker was’, zei Ottosson. ‘Misschien waren er veel mensen in beweging.’
De getuige knikte. Lindell keek naar nummer zes. Hij zag er misschien bleker uit dan de anderen, maar verder was er niets in zijn verschijning wat afweek van de rest.
Niemand zei iets. De getuige slikte hoorbaar. Hij streek met zijn hand over zijn gezicht.
‘Nummer zes’, zei hij.
‘U weet dat u de persoon in kwestie in een riskante positie kunt brengen?’ vroeg de officier.
De getuige knikte en slikte nogmaals.
‘Hij is het.’
Ze kwamen weer bij elkaar. Ryde zat wat bij zichzelf te pruttelen. Lindell las een achtergrondbeschrijving van Sebastian Holmberg. Die was dun. Hij was nog te jong om veel aantekeningen in allerlei registers te hebben. Hij had nog nooit belasting betaald, had geen eigen vermogen, had nooit problemen gehad met justitie of deurwaarders, was wel gekeurd, maar was niet in dienst geweest, had in 1992 een paspoort aangevraagd, was dat verloren en had in 1999 een nieuw gekregen. Hij had geen rijbewijs. Ann Lindell sloeg de map dicht.
‘Wie was dat?’ vroeg ze Ryde, die zojuist zijn telefoongesprek had beëindigd.
‘Dat was het forensisch lab. Ik heb gezegd dat we dat jack morgen met een koerier zullen sturen, maar het duurt toch minstens een week. Als we geluk hebben krijgen we de uitslag de maandag daarna. Geluk! Ze zitten nu te prikken in een hondendrol die een bejaarde in een park heeft gevonden, terwijl het jack van een moordenaar onder op de stapel wordt gelegd.’
Lindell grijnsde. Ze wist wel beter, en Ryde ook, maar elke keer dat ze met het gerechtelijk laboratorium van doen hadden, werden ze weer éven gefrustreerd, en wie kregen de shit over zich heen: de technici. Hoe vaak gebeurde het niet dat onderzoekers belden en bij de technici om een of andere uitslag zeurden?
‘Wat doet Lundin hier eigenlijk?’ vroeg Ryde opeens.
‘Hij was oproepbaar’, zei Lindell.
‘Hij komt toch nooit vrijwillig?’
‘Nee, maar hij is misschien geïnteresseerd.’
‘Heeft Ottosson hem opgeroepen?’
‘Dat geloof ik niet’, zei Lindell.
‘Wat is er verdomme met hem gebeurd? Hij wast zijn handen ook niet meer zo vaak.’
‘Ik weet het niet’, zei Lindell.
Ze wist dat Lundin in therapie ging. Zijn ziekelijke fixatie op reinheid had de tolerantiegrens van zijn collega’s bereikt en Ottosson had hem gedwongen hulp te zoeken. Misschien dat die gesprekken met de psycholoog hielpen, want ook Lindell had Lundins metamorfose opgemerkt. Hij was toegankelijker en was langere periodes fysiek aanwezig. Hij was ook opener. Laatst had hij zelfs een mop verteld. Iedereen had hartelijk gelachen, niet zozeer om de clou, maar meer om Lundins kinderlijke blijdschap toen hij aan de geïnteresseerde gezichten van zijn collega’s zag dat hij kón en mócht uitspreken.
‘Hij doet in elk geval heel vreemd’, zei Ryde.
Lindell begon te lachen. Ryde keek op, eerst keek hij grimmig, maar later verscheen er een glimlach op zijn gezicht.
Ola Haver en Ann Lindell kwamen de verhoorkamer binnen, beiden met de doelstelling om Marcus Ålander te laten bekennen, nu hij door een getuige was geïdentificeerd. Het hing in de lucht. Marcus had volgens de arrestantenwacht slecht geslapen en een minimaal ontbijt genuttigd: een halve boterham en een glas melk.
Hij zat over de tafel geleund. Het ongekamde haar glom van het vet. Op zijn kin was een gemeen rood puistje opgekomen, dat als een vuurtoren oplichtte in zijn bleke gezicht.
De politiemensen gingen zitten zonder wat te zeggen. Haver bediende de cassetterecorder en sprak zachtjes de verhoorgegevens in. Hij vroeg of Marcus nog steeds geen advocaat wilde. De verdachte schudde zijn hoofd.
Lindell bladerde in haar blok. Toen sloeg ze het dicht en keek Marcus aan.
‘Kende je Sebastian Holmberg?’
‘Ja.’
‘Hoe?’
‘We kwamen elkaar soms tegen.’
‘Waar?’
‘We deden vroeger allebei aan midgetgolf en dan zagen we elkaar wel eens.’
‘Ja, Marcus’, zei Ola Haver. ‘We weten dat dit vervelend is, maar we zullen proberen het zo snel mogelijk te doen. Heb je wat gegeten?’
De jongeman knikte en gluurde naar Lindell.
‘Je kende Seb dus’, zei Haver en hij keek Marcus recht aan. ‘Waar hadden jullie het over toen jullie elkaar eergisteravond zagen?’
‘Wie heeft gezegd dat we elkaar hebben gezien?’
‘Dat weten we’, zei Lindell kortaf en ongeduldig.
‘Jullie kwamen elkaar tegen en jullie hebben met elkaar gesproken’, zei Haver. ‘Waar hadden jullie het over? Midgetgolf, of dat jullie een biertje zouden gaan drinken?’
Marcus Ålander zat zwijgend naar het tafelblad te kijken.
‘Hadden jullie het over Ulrika?’
Marcus keek meteen op.
‘Ulrika’, was het enige wat hij zei.
‘Ze had het uitgemaakt, je liep door de stad te dwalen en kwam Sebastian tegen, toch? Jullie kregen ruzie, je hebt hem geslagen en hij is weggerend.’
Ola Haver klonk bedrukt toen hij het scenario van vrijdagavond recapituleerde.
‘We kwamen elkaar tegen, oké, hebben jullie nu je zin?’
‘Nee’, zei Lindell. ‘Ik wil weten waarom je hem sloeg.’
Marcus leek met zichzelf te overleggen. Dat beeldden Lindell en Haver zich in elk geval in.
‘Ik heb hem niet geslagen,’ zei hij uiteindelijk, ‘hij liep gewoon weg.’
‘Gelul’, zei Lindell spottend.
‘Was dat omdat Sebastian had verteld over Ulrika, dat ze verliefd op elkaar waren?’
Marcus keek Lindell aan. Ze ontmoette zijn blik. Knulletje, dacht ze.
‘Het is niet leuk om door je vriendin te worden gedumpt,’ zei Haver, ‘dat begrijp ik best. Ik kan zelfs begrijpen dat je iemand een mep geeft.’
‘Ik heb hem niet geslagen.’
‘Hoe verklaar je die vlekken op je jack? We zijn ervan overtuigd dat bloed is en we zullen gauw weten of het Sebastians bloed is,’ zei Lindell, ‘dus voor de draad ermee.’
‘Wat voor jack?’
‘We hebben een jack gevonden bij jou thuis’, zei Ola Haver. ‘We moeten de vlekken analyseren, DNA, je weet wel, dat is honderd procent zeker.’
‘Hebben jullie bij mij thuis rondgesnuffeld?’
‘Je hoeft je niet zo op te winden, je begrijpt best waarom’, zei Lindell.
Marcus pulkte aan zijn puistje.
‘Oké, ik heb hem geslagen, maar één keer, toen is hij weggelopen.’
‘En wat deed jij?’
‘Ik ben blijven staan. Ik had meteen spijt.’
‘En toen?’
Ik heb wat rondgelopen, ik was van plan terug te gaan naar Ulrika, maar het liep anders.’
‘Wilde je haar ook een aframmeling geven?’ vroeg Lindell.
Marcus zei niets, maar de blik waarmee hij haar aankeek sprak voor zich.
‘We hebben gegevens dat je Sebastian achterna bent gegaan’, vervolgde Lindell en ze bladerde tegelijkertijd in haar blok.
‘Dat is gelogen!’
‘Aha’, zei Lindell droog. ‘Dus je bent hem niet achterna gerend naar Drottninggatan? Je was kwaad, hij had jouw meisje ingepikt. Dat moet heel naar zijn geweest. Je bent immers gek op Ulrika.’
‘Hou op, verdomme’, schreeuwde Marcus. ‘Ik ben nooit bij die boekhandel binnen geweest.’
‘Hoe weet je dat het een boekhandel was?’
‘Dat heb ik gezien’, zei Marcus zachtjes.
‘Wat dan, heb je Sebastian in de boekhandel gezien?’
Marcus schudde zijn hoofd.
‘Vertel’, zei Haver.
‘Ik ben daar ’s morgens wezen kijken.’
Met horten en stoten kwam het verhaal eruit: hoe hij was opgepikt door de taxichauffeur en hoe ze samen naar de stad waren gereden.
‘Hoe heet die taxichauffeur?’
‘Martin nog wat.’
‘Was je nieuwsgierig?’ vroeg Lindell.
‘Ik wilde eigenlijk niet, maar ik voelde me zo alleen. Ik wilde wat gezelschap.’
‘Wat deed je op de brug, op Islandsbron?’
‘Niets.’
Marcus’ blik getuigde van de verdwaasdheid en de verwarring die van zijn hele gestalte kon worden afgelezen. Hij leek te krimpen voor de politie, in te zakken, te verschrompelen.
‘Wilde je in de rivier springen?’
Lindell stelde de vraag op licht ironische toon. Marcus antwoordde niet maar gaf haar een oogopslag die als smekend kon worden geïnterpreteerd.
‘Je was verdrietig, kwaad en nadat je vriend doodgeslagen had wilde je zelf alleen nog maar dood, was het zo?’
Haver gluurde naar Lindell terwijl ze sprak. Ze zat achterovergeleund en haar pen stak omhoog tussen haar handen, die ze op haar buik gevouwen had.
Marcus schudde zijn hoofd. Wanneer stort hij in? vroeg Haver zich af.
‘Het was niet voldoende om Sebastians gezicht kapot te slaan tot een bloederig geheel, je hebt ook zijn portefeuille, horloge en mobiele telefoon meegenomen. Waar zijn die spullen?’ gooide Lindell nog wat olie op het vuur.
Haver hoestte.
‘Dat is roofmoord en dat is weerzinwekkend’, zei Lindell nadrukkelijk.
Ze gooide haar pen op tafel.
‘Denk maar na over je situatie, dan gaan wij koffiedrinken’, zei ze en ze stond op. ‘Jij blijft hier samen met een collega. Als we terugkomen, willen we een volledige verklaring voor wat je gisternacht hebt gedaan. Geen gelul, gewoon de feiten.’
Haver keek naar Lindell en maakte aanstalten om de cassetterecorder uit te zetten, maar hij trok zijn hand terug.
‘Ik blijf hier’, zei hij en hij keek Lindell kalm aan. ‘Ik heb niet zo’n behoefte aan koffie, neem straks maar een kopje mee. En een muffin. Wil jij iets hebben, Marcus?’
Marcus schudde zijn hoofd. Lindell verliet de ruimte. Haver en Marcus zaten zwijgend bij elkaar. Haver leunde voorover, pakte Lindells pen en draaide hem rond in zijn hand.
‘Vertel nu maar, laat haar maar even, vertel het maar aan mij. Het voelt daarna veel beter, dat beloof ik je. Ik geloof niet dat je zijn portefeuille hebt gejat. Mijn collega heeft de pest aan roofmoord en daarom werd ze zo kwaad. Je weet dat de straat kort en klein is geslagen. Er is vast iemand anders geweest die zich zijn spullen heeft toegeëigend.’
‘Ik heb het niet gedaan’, fluisterde Marcus. ‘Ik heb hem één keer geslagen en toen is hij weggerend. Er moet iemand geweest zijn die Jat heeft gezien. Hebben jullie dat gecheckt? Er stonden mensen voor Filmstaden. Hij rende weg. Ik ben blijven staan. Dat zweer ik!’
Haver zat Marcus zwijgend te observeren.
‘Vertel eens wat over Ulrika’, zei Haver na een tijdje. ‘Hoe lang waren jullie samen? Het lijkt me een aardige meid.’
Haver keek op zijn horloge en constateerde dat het exact een uur in beslag had genomen, hij verklaarde het verhoor voor beëindigd en zette de cassetterecorder uit.
Lindell was niet teruggekomen. Hij dacht na over haar optreden. Dat was niet echt gezellig geweest en het was maar de vraag of het effectief was. Ze hadden van tevoren niet doorgesproken hoe ze het eerste, belangrijke, verhoor zouden afnemen, maar nu had hij automatisch de rol van de aardige gekregen, terwijl Lindell te boek stond als de felle, de gevoelsarme.
Hij wist niet wat hij ervan moest denken, maar Lindell had onmiskenbaar een nieuwe kant laten zien. Was er iets bij de verdachte wat haar had geërgerd?
Hij keek naar zijn losse aantekeningen. Marcus had terneergeslagen langs de rivier gelopen, was Sebastian tegengekomen en had verteld dat zijn meisje het net uit had gemaakt. ‘Voor mij is het precies andersom,’ had Sebastian verklaard, ‘ik ben op weg naar een meisje dat ik een paar maanden geleden heb leren kennen, Ulrika.’ Haver kon Sebastian voor zich zien: tot over zijn oren verliefd en niet in staat zijn vreugde te beteugelen. Marcus had gevraagd waar ze woonde, Sebastian had het aangewezen en Marcus had hem direct daarop een klap verkocht.
‘Er ging iets stuk in me’, verklaarde Marcus tegenover Haver. ‘Ik mepte zonder erbij na te denken.’
Haver nam het bandje uit de recorder en bracht Marcus terug naar zijn cel. Op weg naar zijn kamer kwam hij een paar collega’s van Opsporing tegen die hem feliciteerden. Haver zei dat wat voorbarig was. De jongens van Opsporing beschouwden het geheel als afgerond. ‘Gelegenheid, motief en middel’, had een van hen gezegd. Haver had verder niets gezegd, hij wilde het liefst de band nogmaals afluisteren. Duidelijk was dat Marcus zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar het was nog maar de vraag of ze konden bewijzen dat hij die moord op zijn geweten had.
Hij zag Lindell nergens. Misschien was ze gaan lunchen of zat ze op haar kamer te broeden. Net op dat moment kwam Ann Lindell door de gang aanlopen. Ze had gehuild, dat zag hij meteen.
‘Ik heb het afgerond’, zei Haver.
‘Dat heb ik begrepen’, zei Lindell kort.
‘Ik heb de band voor het geval je wilt luisteren.’
‘Wat zei hij?’
‘Hij bekent dat hij Sebastian heeft geslagen, maar verder niets.’
‘Oké’, was het enige wat Lindell zei.
Ze stonden tegenover elkaar. Aan het plafond zoemde de armatuur. Een deur sloeg dicht.
‘Hoe gaat het?’
‘Oké’, zei Lindell.
‘We hebben toch geen getuigen die hebben gezien dat Marcus Sebastian achterna is gerend?’
Lindell schudde haar hoofd.
‘Het was een gok’, zei ze. ‘Misschien niet zo geslaagd, maar toch…’
‘Je mag Marcus niet, hè?’
‘Ach, mogen, mogen. Hij is mij te verdrietig.’
Het is toch niet zo gek dat hij wat neerslachtig wordt als hij opgesloten zit…’
Lindell maakte een ongeduldige beweging met haar hand.
‘…en zijn meisje het uit heeft gemaakt?’ voegde Haver eraan toe’.
‘Dat zal het wel zijn’, zei Lindell en Haver begreep opeens waar haar zwaarmoedigheid vandaan kwam.
‘Zeg, ik doe die band straks, Ola. Ik moet eerst een paar andere dingen doen’, zei Lindell voordat ze in haar kamer verdween.