11

Zaterdag 10 mei, 21.10 uur

Het gesprek was een van de vele, maar Allan Franzén hoorde onmiddellijk dat dit gesprek volkomen anders was. Tot nu toe had hij de gebruikelijke oogst aan tips en meningen in ontvangst genomen. Opvallend veel mensen waren agressief geweest en hadden gescholden op ‘die zwarten’ die ‘ons land’ kapot hadden gemaakt.

De ingeslagen ramen leidden tot veel verontwaardiging en dat er toen ook nog een vermoorde Zweedse jongen tussen de brokstukken gevonden was, deed de toonhoogte nog verder stijgen.

‘Is het Sebastian?’ vroeg een dun, zeer zwak stemmetje.

Allan Franzén, bij wie het gesprek binnenkwam omdat Sammy op een andere lijn in gesprek was, hoorde dat de vrouw moeite moest doen om überhaupt te kunnen praten en hij wachtte op een vervolg.

‘Beschikt u over informatie of hebt u iets waargenomen?’ vroeg hij in één moeite door, en hij vervloekte direct zijn formele toon.

Hij kon haar voor zich zien, misschien weggezakt op de bank met de tv nog steeds aan. Wat was er op de buis? Een spelprogramma, een debat of een soap? Voor de vrouw deed het er niet toe. Ze zag het niet, was zich niet bewust van wat er om haar heen gebeurde. Ze kon amper de hoorn optillen, meende Franzén.

‘Hij is het, hè?’

Franzén wachtte een paar seconden af. De politieman zou later aan Sammy Nilsson vertellen dat korte moment had gevoeld als een eeuw, hij hoorde de lippen van de vrouw langzaam uit elkaar gaan en hoorde hoe haar tong aarzelde om de geluiden om te vormen tot woorden, samengesteld uit letters die uit een schrift afkomstig waren dat niemand eigenlijk wilde lezen.

‘Ik hield van hem.’

Franzén slikte.

‘Hij hield van mij’, zei de vrouw haast onhoorbaar, fluisterend tegen de nog steeds warme lenteavond.

‘Hoe is uw naam?’ vroeg de politieman zo rustig als hij maar kon.

Zo jong, dacht hij. Zo onrechtvaardig.

‘Ulrika.’

‘En verder?’

‘Blomberg.’

‘Was Sebastian uw vriend?’

Onbewust gebruikte Allan Franzén de verleden tijd.

Een snik was hoorbaar. Op de achtergrond tv-geluiden. Zet dat ding toch uit, dacht hij.

‘Ja, hij was mijn vriend.’

‘Bent u alleen? We halen u even op, dan kunnen we verder praten.’

Sammy Nilsson gaapte. Alle inspanning, al het gepraat, alle overwegingen, alle overpeinzingen, die van hemzelf en die van anderen die sinds de ochtend op hem af waren gekomen, hadden hem meer vermoeid dan gewoonlijk. Bovendien voelde hij een verkoudheid opkomen.

Hij probeerde niet weer te gapen. De jonge vrouw voor hem deed hem denken aan een druppel die op het punt stond te vallen. Nog een duizendste millimeter en ze zou zich niet langer vast kunnen grijpen aan de rand van de afgrond.

Hij had gevraagd waarom ze had gedacht dat het Sebastian was die was vermoord. In de media hadden ze niet meer gezegd dan dat het een twintigjarige jongeman was uit een van de westelijke stadsdelen. Ze had gezegd dat ze gewoon het gevoel had dat hij het was.

Hij wilde haar steunen, dat was zijn taak, maar hij wilde ook zoveel mogelijk informatie uit haar krijgen, voor ze in zou storten.

‘Ik begrijp dat het ontzettend pijnlijk is,’ begon hij, ‘maar vertel eens iets over Sebastian en hoe u hem kende.’

Ze raakte haar donkere haar aan, streek het nog een keer achter haar rechteroor. Ze had smalle vingers en de nagellak glom bleek-roze.

‘We hebben elkaar van de winter ontmoet’, zei ze en Sammy kon horen dat ze uit de provincie Värmland kwam. ‘We volgden allebei dezelfde cursus.’

‘Wat voor cursus?’ vroeg Sammy na een tijdje.

‘Over globalisering’, zei ze en ze wierp de politieman een blik toe.

Sammy knikte aanmoedigend en ze vervolgde.

‘Je kon ontzettend leuk met hem praten. Hij had zoveel ideeën. Waarom hebben ze Sebastian vermoord?’

‘Welke “ze”?’

‘Die de straat kort en klein hebben geslagen, natuurlijk.’

‘We weten nog niet zoveel,’ zei Sammy, ‘maar vertel eens hoe lang u samen was.’

‘Nog niet’, snikte Ulrika, met een stem zo vol vertwijfeling dat Sammy moeite had te horen wat ze zei.

‘Hoe bedoelt u, nog niet?’

‘Ik ging met een ander, maar ik hield van Seb.’

‘Wanneer is het uitgeraakt?’

‘Vannacht’, zei Ulrika. ‘Seb zou naar me toe komen.’

Ulrika Blomberg stortte in. Sammy wist zich even geen raad en belde toen naar Bea; hij wist dat ze nog in het pand was. Ze was er binnen een paar minuten. Natuurlijk zou hij een poging kunnen doen om Ulrika te troosten, maar Bea was daar beter in. Zij kon haar arm om Ulrika heen slaan, zachtjes tegen haar praten met haar mond vlak tegen haar oor, zonder dat Ulrika Blomberg zich ongemakkelijk zou voelen.

Na tien minuten was ze weer zo rustig dat ze haar verhaal kon voortzetten. Ze had haar vriend, Marcus Ålander, duidelijk gemaakt dat ze het uit wilde maken. Ze waren drie jaar samen geweest en Ulrika had, sinds ze Sebastian in januari had ontmoet, het gevoel gehad dat het niet goed ging tussen Marcus en haar. Ze spraken zo weinig meer met elkaar, zoals ze in het begin hadden gedaan. Marcus had haar flat aan Ostra Ågatan verlaten en vlak daarna had ze Sebastian gebeld. Dat was na middernacht, tegen halfeen ’s nachts. Hij had beloofd dat hij naar Ulrika’s huis zou komen, maar was niet op komen dagen. Ulrika had vergeefs gewacht en was uiteindelijk in slaap gevallen.

‘Hij heeft niets meer van zich laten horen?’

Ulrika schudde haar hoofd.

‘Hebt u naar zijn mobiel gebeld?’

‘Hij nam niet op.’

‘We hebben zijn mobiel niet gevonden. U kent zijn nummer uiteraard’, zei Sammy.

Ulrika dreunde de cijfers toonloos op en Sammy toetste het nummer in op zijn telefoon. Er werd niet opgenomen.

‘Die jongen waarmee u het hebt uitgemaakt, wist hij van het bestaan van Sebastian?’ vroeg Beatrice.

‘Nee. Misschien vermoedde hij wel wat, maar ik heb nooit iets gezegd.’

‘Hij is na middernacht vertrokken, zei u. Weet u waarheen?’

‘Naar huis, denk ik.’

Ulrika tilde langzaam haar hoofd op en keek Sammy aan.

‘Nee, Marcus niet’, zei ze. ‘Marcus niet.’

‘Waar woont hij?’

‘Op Svartbäcksgatan.’

Er werd geklopt en Lundin stak zijn hoofd om de deur. Is die aan het werk? dacht Sammy verbaasd.

‘Kun je heel even komen?’ vroeg Lundin.

Sammy keek Beatrice aan, die knikte. Sammy stond op en verliet de kamer.

‘We hebben een tip’, zei Lundin.

Hij had een manier van doen die Sammy af en toe ergerde. Wat dat was, daar was hij nooit achtergekomen. Hij wilde niet geloven dat het te maken had met Lundins smetvrees.

‘Er heeft een jongen gebeld. Ze hebben hem met mij doorverbonden, want ze wisten dat jij in gesprek was.’

‘Waar gaat het om?’

‘We hebben een getuige, een jonge knul, van een vechtpartij op Västra Ågatan. Het tijdstip klopt min of meer.’

Sammy glimlachte naar Lundin, niet zozeer om hem aan te moedigen als wel omdat hij wist dat het nu loskwam. Dat moment in een onderzoek dat de dingen op hun plaats begonnen te vallen.

‘Twee die op Västra Ågatan stonden te knokken, niet ver van Kaniken. Het tijdstip is wat vaag, maar het was rond enen.’

Waar ligt Kaniken in godsnaam? dacht Sammy.

‘Da’s een gebouw vlak bij Filmstaden’, voegde Lundin eraan toe toen hij Sammy’s gezicht zag. ‘Die vechtersbazen stonden daar een tijdje te schreeuwen. Toen kreeg die ene een behoorlijke mep en hij belandde op straat. De getuige stond aan de andere kant van de straat. Hij hoorde dat er iemand was vermoord en toen koppelde hij dat aan die matpartij.’

‘Wat gebeurde er verder?’

‘Die ene smeerde hem, die klap had gekregen. Die andere stond hem na te schreeuwen.’

Lundin zweeg.

‘Dat was alles’, voegde hij eraan toe.

‘Waren het…’

‘Zweden’, zei Lundin.

Nu hebben we je, dacht Sammy en hij stompte Lundin lachend op zijn arm.

‘Yes’, zei hij triomfantelijk.

Lundin trok zich wat terug.

‘Kun je contact opnemen met die knul? Misschien kunnen we hem nu al verhoren. Trouwens, Lundin, de vriendin van Sebastian tipte over haar ex. Die was vlak na middernacht bij haar vertrokken. Ze woont een paar honderd meter van Filmstaden.’

‘En daar kwam hij Sebastian tegen, bedoel je?’

Sammy knikte. Lundin knikte. Sammy glimlachte. Het was voor het eerst sinds jaren dat ze zo lang met elkaar hadden gesproken. Sammy keek hoe laat het was.

‘De getuige is al onderweg’, zei Lundin.

‘Perfect’, zei Sammy en zijn glimlach werd nog breder. ‘Goed gedaan, Ludde.’

‘Moeten we Lindell bellen?’

‘Nee, laat maar zitten’, zei Sammy.

Lundin keek hem aan en glimlachte.

‘Die zit vast borstvoeding te geven’, zei hij.

Sammy Nilsson keerde terug naar Bea en Ulrika Blomberg. Bea wierp hem een blik toe. Hij knikte, ging zitten en keek naar Ulrika. Hij had iets waaruit je kon opmaken dat er iets belangrijks had plaatsgevonden.

‘Hebt u een foto van Marcus?’

Ulrika keek Sammy uitdrukkingsloos aan. Hem is ze straks ook kwijt, dacht Bea. Ulrika knikte.

‘Thuis’, zei ze.

‘Kunt u even blijven zitten’, vroeg hij haar. Bea en Sammy verlieten de kamer en hij vertelde wat Lundin had gezegd.

‘We laten die Marcus onmiddellijk komen,’ zei hij, ‘dan doen we een confrontatie.’

‘Misschien moeten we Ann bellen’, zei Bea.

‘Daar hebben we schijt aan’, zei Sammy.

‘We krijgen nu niet genoeg mensen bij elkaar voor een confrontatie’, bracht Bea ertegen in. ‘Het is te laat. Dat bewaren we voor morgen. We horen die getuige en vragen hem morgenochtend terug te komen. Dan halen we Marcus, ondervragen hem en dan kan hij hier vannacht een beetje zitten zweten.’

Sammy zag in dat Bea gelijk had en hij knikte.

‘Ik bel Ann’, zei Bea.

Sammy grijnsde.

‘Nee, dat doe ik’, zei hij.