72

Wrayan Lichtvinger en Kalan Havikzwaard bleven de hele nacht bezig met Starros, maar toen de dag boven Krakandar aanbrak, wist Wrayan nog steeds niet zeker of ze hem wel konden redden. De jongeman was er ernstiger aan toe dan Wrayan ooit had gezien, en het verbaasde hem dat Starros nog steeds ademde.

      Niet voor het eerst betreurde Wrayan het dat zijn magische vermogens niet wat meer genezing omvatten. Hij kon het een beetje. De Harshini hadden hem een paar dingen laten zien in de jaren dat hij bij hen had gewoond, maar weten hoe je iets kon herstellen en de macht hebben om het te laten gebeuren, waren twee totaal verschillende dingen. Vermoedelijk leefde Starros nog doordat Wrayan het beetje macht dat hij had, daartoe had aangewend. Om hem volledig te genezen was er echter iemand nodig met de formidabele kracht van Brak of de actieve medewerking van de goden, en die stap wilde Wrayan pas nemen als het echt niet meer anders kon.

      De vorige keer dat Wrayan een god om hulp had gesmeekt, had hem dat zijn ziel gekost.

      Achter hem ging de deur open. Kalan kwam de schemerige kamer in met een beker dampende thee. Ze deed de deur dicht, gaf de beker aan Wrayan en keek met een frons neer op Starros’ bewusteloze gedaante.

      ‘Hoe is het met hem?’

      ‘Onveranderd,’ liet Wrayan haar weten, en hij nipte waarderend van de thee. ‘Nog bericht hoe lang het nog duurt voordat Rorin er is?’

      ‘Nee.’

      Hij wierp een blik uit het stoffige venster en zag dat het buiten al lichter werd. Hij was de hele nacht op geweest, wakend bij Starros. Bijna al die tijd was Kalan bij hem gebleven, en het verbaasde hem hoe hij genoot van haar gezelschap terwijl ze met de vaardigheden die ze hadden – Kalans behoorlijk uitgebreide medische kennis (ze moeten ons toch íéts leren op het Collectief) en Wrayans beperkte Harshinivermogens – Starros in leven probeerden te houden.

      Wrayan had altijd al een zwak voor Kalan gehad, en tussen het verzorgen van hun gewonde vriend door, hadden ze veel bijgepraat. Ze had hem verteld over haar leven in Groenhaven en haar tijd op het Tovenaarscollectief – een instituut dat heel anders en veel gestructureerder leek dan de ongeregelde organisatie die Wrayan zich herinnerde.

      Hij stond er versteld van hoe volwassen Kalan overkwam, hoe rijp en zelfverzekerd ze was. Eigenlijk was dat nergens voor nodig. De jongste dochter van prinses Marla was nu tweeëntwintig en was altijd de slimste van het hele stel geweest. Meer dan Damin en Narvell leek ze op haar moeder – zeer geschoold, een beetje cynisch en gewend aan de slangenkuil van de Groenhavense politiek. Kalan Havikzwaard was heel anders dan het kind dat Wrayan zich herinnerde.

      Hij strekte zijn schouders even om ze minder stijf te maken, boog zich voorover om de kaarsstomp bij het bed uit te knijpen en keek haar aan. Ze zag er opmerkelijk fris en alert uit voor iemand die bijna de hele nacht op was geweest. Ze had zelfs de gelegenheid gehad om haar lange blonde haar uit te borstelen en in een losse vlecht op haar rug te doen. Alleen aan haar verkreukelde groenzijden japon was te zien dat ze niet zo uit het paleis kwam.

      ‘Moet je niet terug naar huis?’

      ‘Pas als ik weet dat het goed met hem komt,’ zei ze, bezorgd naar Starros kijkend. Hij haalde oppervlakkig en zwoegend adem, maar wel regelmatiger dan toen Kalan hem gisteravond naar de bedelaarswijk had gebracht. ‘Wilde jij nog wat slapen? Ik blijf wel even bij hem zitten.’

      Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik hoef niet zo vaak te slapen als...’

      ‘Wij arme mensen?’ maakte ze zijn zin glimlachend af. ‘Dat zegt Rorin ook altijd.’

      Wrayan keek naar haar op. ‘Zo had ik het niet precies willen zeggen, maar ja, één voordeel van een beetje Harshinibloed in je aderen is toch dat je geruime tijd zonder slaap kunt. En jij?’

      ‘Ik heb een paar uur gehad. Fyora had een stromatros voor me opgemaakt in de andere kamer.’

      De schuilplaats waar ze Starros hadden ondergebracht, lag een paar straten verwijderd van het Zakkenrollerstehuis. Wrayan maakte er soms gebruik van als hij alleen wilde zijn of als hij iets had te regelen waar de gasten van het Zakkenrollerstehuis niets mee te maken hadden. Alleen Fyora, Luc Noord en een paar andere betrouwbare medewerkers wisten ervan, en die zouden Starros en de ligging van het huis nooit verraden.

      Kalan ging op de rand van het bed zitten, nam Starros’ gezwollen hand in de hare en streelde zachtjes over het gespalkte verband. Twee van zijn vingers waren gebroken, evenals een flink aantal handbeentjes, alsof Mahkas met opzet zijn hand neergelegd en erop geslagen had met zijn ijzeren staaf. ‘Hij knapt niet echt op, hè?’

      Wrayan haalde zijn schouders op, niet in staat haar vraag te beantwoorden. ‘Moeilijk te zeggen. Ik denk wel dat hij het haalt. Tenzij hij inwendige bloedingen heeft. Dat zal Rorin beter kunnen vertellen dan ik.’

      ‘En dan?’

      ‘Hoe bedoel je?’

      ‘Kijk hem nou, Wrayan. We hebben hem in leven weten te houden, maar zelfs met Rorins hulp zullen sommige verwondingen nooit meer goed helen. Hij zal op zijn minst kreupel zijn.’ Kalan viel stil, maar Wrayan had de indruk dat ze nog meer wilde zeggen.

      ‘En...?’

      ‘Ik vroeg me alleen af... is er niet iets anders wat jij en Rorin kunnen doen?’

      ‘Iets magisch, bedoel je?’

      Ze knikte.

      ‘Ik heb al gedaan wat ik kon, Kalan. Rorin moet tot meer in staat zijn. Zijn macht heeft meer met genezing te maken dan de mijne.’

      ‘Maar hij is niet zo sterk als jij.’

      ‘Maar hij is onderwezen door de Harshini,’ bracht Wrayan haar in herinnering. ‘Shananara heeft hem de kennis gegeven die hij nodig heeft om zijn macht te gebruiken. Daar zit ook wat genezing bij. Ik weet alleen niet hoeveel.’

      ‘Ik weet nog dat we een keer, toen we nog maar net in Groenhaven waren, stiekem het Tovenaarscollectief uit waren gegaan tijdens het Festival van Jashia, om naar het vuurwerk te kijken. Ik viel van de muur en verzwikte mijn enkel. Rorin heeft die toen hersteld zonder ook maar te weten hoe hij het had gedaan.’ Ze glimlachte toen ze eraan terugdacht. ‘Nog weken nadien werd hij er gek van omdat hij zich niet kon herinneren wat hij had gedaan. Hij zei dat hij gewoon wist wat hij moest doen maar daarna niet kon zeggen wat dat was.’

      ‘Laten we dan maar hopen dat hij Starros kan helpen als hij komt, want anders zit er niets anders op dan de goden om hulp vragen.’

      Kalan keek hem verbaasd aan. ‘Kan je dat dan?’

      Hij schudde schoorvoetend het hoofd. ‘Verwacht er maar niet te veel van, Kal. Het geeft een zeer hoge prijs om de goden te verzoeken rechtstreeks in te grijpen.’

      ‘Wat voor een prijs?’

      ‘Meestal je ziel.’

      Ze lachte erom, dacht duidelijk dat hij haar plaagde. ‘Wou je me vertellen dat jij je ziel hebt verkocht aan een god, Wrayan Lichtvinger?’

      ‘Tot en met de laatste kruimel. Om je moeder te redden, namelijk.’

      Kalans glimlach verdween. ‘Meen je dat nou?’

      Wrayan knikte. ‘Dat is nu een hele tijd geleden. Nog voordat je moeder ging trouwen met Laran Krakenschild. Ik had per ongeluk een bezwering over haar uitgeroepen en moest een god aanroepen om die op te heffen.’

      ‘De god van de dieven,’ raadde Kalan. ‘Dacendaran.’

      Hij glimlachte. ‘Ik moest hem beloven de beste dief van heel Hythria te worden.’

      ‘En ben je dat?’ vroeg ze.

      ‘Ik denk graag van wel,’ antwoordde hij zelfingenomen.

      Ze glimlachte. ‘En als je opnieuw een beroep op Dacendaran doet?’

      ‘Dan zal Starros een nieuwe carrière moeten overwegen, denk ik.’

      Kalan haalde haar schouders op en keek naar haar pleegbroer. ‘Dat hoeft niet eens zoveel uit te maken, hoor. Op Paleis Krakandar heeft hij toch vrijwel zeker geen toekomst meer.’

      ‘Toch is het nogal iets om van iemand te verlangen. Mijn vader was zakkenroller. Ik ben opgegroeid met het vereren van de god van de dieven. Toen ik mijn akkoordje sloot met Dacendaran, was ik me er ten volle van bewust wat dat betekende. Starros heeft die luxe niet, en ik weet niet of ik het, in zijn plaats, wel leuk zou vinden om wakker te worden en te horen te krijgen dat mijn ziel namens mij is verkocht zonder dat mij er iets over is gevraagd.’

      ‘Laten we dan eerst maar eens zien wat Rorin kan doen,’ stemde ze in, ‘voordat we gaan vragen om goddelijke interventie.’ Kalan wierp een blik op de fluks helder wordende dag en fronste haar voorhoofd. ‘Over Rorin gesproken, ik wou dat ik wist wat er vannacht allemaal op het paleis is gebeurd. Damin keek knap kwaad toen ik wegging.’

      ‘Nou, je kunt er vrij zeker van zijn dat zowel je oom als je broer nog leeft.’

      ‘Hoezo?’

      ‘Geen klokken,’ zei hij. ‘Als er iets afschuwelijks met ofwel de regent ofwel de prins van Krakandar zou zijn gebeurd, zouden die overal in de stad worden geluid.’

      ‘Dat is echt een hele geruststelling, Wrayan.’

      Hij grijnsde vermoeid naar haar. ‘Ik doe ook echt mijn uiterste best om te helpen.’

      Het geluid van de voordeur die openging maakte een einde aan verdere speculatie over het lot van haar oom of haar broer. Wrayan zette de thee neer bij de rokende kaarsstomp en samen haastten ze zich naar de zitkamer, waar Fyora zorgvuldig de deur achter zich sloot. Rorin was bij haar, in gewone kleren in plaats van zijn zwarte tovenaarsgewaad – een wijze zet als je niet wilde opvallen in de bedelaarswijk.

      ‘Waar bleef je nou?’ wilde Kalan van Rorin weten zodra ze hem zag.

      ‘Ik ben gegaan zo gauw als ik kon,’ antwoordde Rorin. ‘Hoe is het met Starros?’

      ‘Moeizaam,’ bracht Wrayan hem op de hoogte. ‘Het wordt tijd om erachter te komen hoeveel genezingskennis Shananara bij je heeft achtergelaten.’

      De jongeman knikte. ‘Ik zal doen wat ik kan. Hebben jullie Damin gezien?’

      ‘Nee,’ antwoordde Kalan. ‘Hoezo?’

      Rorin leek meer dan een beetje bezorgd. ‘Ik dacht dat hij gisteravond misschien hierheen was gegaan, nadat hij...’ Zijn stem stierf weg en hij keek Kalan aan alsof hij de woorden niet wist om haar te vertellen wat hij moest vertellen.

      Wrayan keek hem een tijdlang aan en pikte Rorins ongemak gewoon op uit de manier waarop hij stond, de hele wijze waarop hij sprak, in plaats van zijn gedachten te lezen. Welk nieuws de jongeman ook kwam brengen, het was niet veel goeds.

      ‘Fie, kan jij het bericht rondstrooien dat Damin ergens in de stad kan zijn? Kijken of iemand hem heeft gezien?’

      Geërgerd door het besef te worden weggestuurd, gaf Fyora blijk van haar schoorvoetende instemming met een hoofdknik en liet zichzelf het kleine huis uit, mopperend over ondankbare honden die haar hulp niet verdienden.

      Kalan wachtte tot ze Fyora’s schaduw langs het venster aan de smalle straat zag komen voordat ze een verklaring eiste. ‘Nadat Damin wát?’ vroeg ze argwanend.

      Rorin wendde ongemakkelijk zijn blik af. ‘Damin en Mahkas hebben wat onénigheid gehad, zou je het kunnen noemen.’

      ‘Wat betekent dat dan in het echt?’ vroeg Wrayan weifelend.

      ‘Hij heeft hem verdomme bijna vermoord.’

      ‘Mahkas heeft Damin bijna vermoord?’ hijgde Kalan.

      ‘Damin heeft Mahkas bijna vermoord,’ verbeterde de jonge tovenaar. ‘Ik heb nog nooit van mijn hele leven iemand zo kwaad gezien, Kal. Echt waar, als Tejay Leeuwenklauw hem niet tot enige rede had gebracht, zou Damin je oom zowaar met zijn blote handen hebben vermoord.’

      ‘Verbaast me niets,’ zei Wrayan. ‘Damin en Starros waren altijd de beste vrienden. Hij zou dit nooit zomaar ongestraft voorbij hebben laten gaan.’

      Rorin schudde zijn hoofd. ‘Het ging niet om Starros...’ Hij aarzelde, zichtbaar niet wetend hoe hij verder moest gaan. ‘Er zal wel geen zachte manier zijn om het te brengen. Het spijt me ontzettend, Kalan. Kort nadat Mahkas haar heeft verteld dat Starros dood was, heeft Leila zelfmoord gepleegd.’

      Met een woordloze wanhoopskreet zakte Kalan ineen tegen Wrayan door de schok van Rorins tijding. Hij ving haar op en hielp haar op de smalle houten bank bij de haard, waar ze haar hoofd in haar handen liet zakken, snikkend om haar nicht, mompelend dat het haar schuld was. Bij haar neerhurkend, met zijn arm om haar schouders, keek hij naar Rorin. ‘En jullie weten niet waar Damin nu is?’

      ‘Niemand heeft hem meer gezien sinds hij gisteravond Mahkas bloedend op de vloer van zijn werkkamer heeft achtergelaten met een kapotte luchtpijp.’

      ‘Haalt hij het?’ Wrayan maakte zich niet echt zorgen om Mahkas Damaran, maar hij wist wel heel goed wat het zou betekenen als de regent van Krakandar hieraan overleed.

      ‘Hij haalt het,’ bevestigde Rorin. ‘Ik heb hem zo goed als ik kon genezen, maar praten zal hij alleen nog maar fluisterend kunnen doen. Damin heeft hem in de keel geraakt.’

      ‘Dat moet pijn doen,’ zei Wrayan met een grimas.

      Rorin knikte grimmig. ‘Lijkt mij ook, aangezien Damin een strijdhandschoen met stekels aanhad.’

      ‘Au,’ zei Wrayan, denkend aan de pijn en de schade die daarmee kon worden aangericht bij zoiets teers als de menselijke keel. ‘En jullie kunnen Damin niet meer vinden?’

      ‘Alsof hij compleet is verdwenen.’

      ‘Hij zal er niet vandoor zijn,’ zei Wrayan overtuigd. ‘Als je naar Starros hebt gekeken, zal ik eens zien of ik hem ergens kan voelen. Als ik lang genoeg heb, moet ik hem wel kunnen opsporen. En anders heeft Fie misschien geluk. Damin Wolfsblad zal niet ver komen in Krakandar zonder dat iemand hem herkent.’

      ‘Ik dacht dat jij een afgeschermde geest niet kon vinden?’

      ‘Als ik me goed herinner, heb ik gezegd dat er vrijwel geen kans is om één afgeschermde geest te vinden in de uitgestrektheid van de Zuid-Medalonische vlakte,’ hield hij de jonge tovenaar voor. ‘Zoeken naar iemand binnen de muren van de stad is een heel andere kwestie. Vanwege het schild kan ik natuurlijk niet rechtstreeks tot Damins geest spreken, maar als ik goed genoeg mijn best doe, moet ik wel alle afgeschermde geesten binnen de stadsmuren kunnen vinden. Zoveel zijn dat er niet.’ Hij keek weer naar Kalan, die nog steeds ontroostbaar zat te snikken. ‘Kom nou, Kal,’ zei hij vriendelijk. ‘Het is jouw schuld niet.’

      Ze keerde zich om en drukte haar hoofd tegen zijn schouder. ‘Het is mijn schuld wél, Wrayan,’ snikte ze, haar stem gedempt door zijn jas. ‘Ik heb Leila laten geloven dat Starros dood was. Ze heeft zelfmoord gepleegd omdat ze dacht dat hij er niet meer was. Dat weet ik zeker. Daarom was ze zo kalm, zo sereen, toen ik bij haar wegging. Ze had het toen al besloten... O, goden, was ik maar bij haar gebleven...’

      ‘Kalm maar, Kalan,’ prevelde Wrayan, als een moeder tegen een klein kind. Hij hield haar tegen zich aan en liet haar huilen. Misschien had Kalan nog gelijk ook. Leila adoreerde Starros. Die was het enige lichtpuntje in haar leven, de man die gewoon van haar hield om hoe ze was. ‘Maak het je niet te zwaar. Leila heeft die beslissing zelf genomen. En anders is het eerder nog de schuld van ons allemaal,’ zei hij, haar vasthoudend. ‘Niet alleen van jou.’

      Kalan keek op en staarde hem verward aan, luid sniffend. ‘Hoe bedoel je?’

      ‘Iedereen die van hen wist, iedereen die het aanmoedigde, iedereen die een oogje toekneep... het is de schuld van ons allemaal. Het bestond gewoon niet dat dit ooit gelukkig af zou lopen.’

      ‘Toch had ik iets moeten doen,’ hield Kalan vol, verse tranen wegvegend. ‘Ik had tegen Mahkas moeten zeggen dat hij kon doodvallen toen hij me liet beloven zijn leugen te bevestigen.’

      ‘En dan was Leila misschien evengoed dood geweest,’ zei Rorin. ‘Mahkas wilde óf zijn zin, of een begrafenis. Daar kun je jezelf de schuld niet van geven.’

      ‘Ik wou dat Damin hem écht had vermoord,’ verkondigde ze fel.

      ‘Nee, dat wou je niet,’ zei Rorin. ‘Dan zouden de problemen helemaal niet meer te overzien zijn. Onder de omstandigheden had hij helemaal niet zoveel kunnen doen. Net zomin als jij.’

      Ze keek hem woest aan. ‘Wedje maken?’

      Wrayan schudde bezorgd zijn hoofd. ‘Kalan, Rorin heeft gelijk. Ga hier niet in mee. Damin heeft al genoeg wraak genomen voor jullie allemaal, en nu is het verder afgelopen. Zo niet voor je tante Bylinda, dan toch vanwege Starros.’

      ‘Ik kan niet terug naar het paleis,’ waarschuwde ze met gevaarlijk fonkelende ogen. ‘Als ik Mahkas nu zou zien, zoals ik me nu voel, dan is een mep op de keel met een pantserhandschoen maar een peulenschil.’

      ‘Je kunt hier blijven,’ bood Wrayan aan. ‘Volgens mij missen ze jou voorlopig nog niet op het paleis.’ Hij wierp een blik op Rorin. ‘Klaar om een beetje magie uit te proberen op onze vriend?’

      Rorin knikte. ‘Ik zal zien wat ik kan doen,’ beloofde hij. ‘Maar verwacht er niet te veel van.’

      ‘Doe wat je kunt,’ zei Wrayan met een knikje in de richting van de andere kamer op de begane grond, waar Starros lag. Rorin haalde diep adem en ging naar de slaapkamer, Wrayan alleen achterlatend met Kalan.

      Ze snikte nog steeds, gekweld door de gedachte dat ze mogelijk had bijgedragen aan Leila’s zelfmoord. Hij ging naast haar op het bankje zitten, nam haar in zijn armen en liet haar tegen zich aan huilen, troostende onzinwoordjes fluisterend die niets anders deden dat voorkomen dat ze volledig werd overmand door de stilte en haar verdriet.